direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a Reeuwijkse Poort
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1901.ReeuwijksePoort-BP40

Regels

Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van gebiedsontwikkeling op de locatie Reeuwijkse Poort in Reeuwijk-Brug en is als nieuw hoofdstuk 22a opgenomen in het omgevingsplan van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk. Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1, lid 2 Besluit elektronische publicaties bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.

De in dit op www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22a van het omgevingsplan van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22a' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '22a' gelezen worden.

Hoofdstuk 1 Algemene regels

Artikel 1 Begripsbepalingen

Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I van het omgevingsplan, bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit hoofdstuk.

Artikel 2 Aanvullende begripsbepalingen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden aanvullend de volgende begripsbepalingen:

2.1 TAM-omgevingsplan

Het TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a Reeuwijkse Poort met identificatienummer NL.IMRO.1901.ReeuwijksePoort-BP40 van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk.

2.2 omgevingsplan

Het omgevingsplan van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk;

2.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

2.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

2.5 aan-huis-verbonden beroep

Het in een woning door de bewoner op beroepsmatige wijze verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermede naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het wonen leefmilieu in de directe omgeving.

2.6 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

2.7 bebouwingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

2.8 bebouwingspercentage

De verhouding tussen de oppervlakte van het te bebouwen terreingedeelte en de totale oppervlakte van het bestemmingsvlak; dit percentage wordt slechts berekend over het gedeelte van het bestemmingsvlak waarbinnen de bouwwerken mogen worden gebouwd.

2.9 bestaande situatie
  • a. bij gebruik: aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit en gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van dit plan mag worden gerealiseerd krachtens een daartoe verleende omgevingsvergunning;
  • b. bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit, en bouwwerken die op het moment van de inwerkingtreding van dit plan mogen worden gebouwd krachtens een daartoe verleende omgevingsvergunning.
2.10 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

2.11 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

2.12 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor functies uit de functieomschrijving geschikt of geschikt te maken is.

2.13 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

2.14 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

2.15 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

2.16 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

2.17 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

2.18 detailhandel in volumineuze goederen

Detailhandel waarbij het hoofdassortiment bestaat uit omvangrijke goederen waarvoor een grote uitstallingsruimte nodig is, zoals auto's, boten en caravans.

2.19 dienstverlening

Bedrijfsmatig verlenen van commerciële- en niet-commerciële diensten, waarbij het publiek rechtstreeks, al dan niet via een balie, te woord wordt gestaan en geholpen.

2.20 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

2.21 functiegrens

De grens van een functievlak.

2.22 functievlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde functie.

2.23 gestapelde woning

Een woning waarboven en/of waaronder een andere woning is gebouwd of andere woningen zijn gebouwd, dan wel waaronder voorzieningen ten behoeve van bijvoorbeeld parkeervoorzieningen en bijgebouwen ten behoeve van de woningen zijn gebouwd.

2.24 hoofdgebouw

Een gebouw, of bouwkundig en functioneel te onderscheiden gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor het verrichten van andere activiteiten dan bouwactiviteiten die op grond van het omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit op het perceel zijn toegestaan en, als meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die toegestane activiteiten het belangrijkst is.

2.25 huishouden

Eén of meer personen die een huishouding voeren, waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid. Bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

2.26 kantoor

Een verblijfsruimte die door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard zonder baliefunctie.

2.27 nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

2.28 omgevingsplanactiviteit bouwwerken

Een omgevingsplanactiviteit bestaande uit:

  • a. een activiteit bouwwerken;
  • b. het in stand houden van een bouwwerk en
  • c. het gebruiken van het te bouwen bouwwerk.
2.29 peil
  • 1. voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte terrein.
2.30 perifere detailhandel

Detailhandel in de volumineuze woongoederen zoals keukens, badkamers, vloeren, zonwering en jacuzzi's.

2.31 plangrens

De geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.

2.32 prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

2.33 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch en/of pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

2.34 sociale huurwoning

Huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de huurtoeslaggrens als genoemd in artikel 13, eerste lid, onder a van de Wet op de huurtoeslag.

2.35 steiger

Bouwwerk, geen gebouw zijnde, boven het water en eventueel aan de oever, hoofdzakelijk bedoeld voor het aanleggen van een of meerdere vaartuigen en toegang daartoe.

2.36 verbeelding

De verbeelding van het TAM-omgevingsplan 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a Reeuwijkse Poort'.

2.37 vlonder

Bouwwerk, geen gebouw zijnde, op land binnen 1 meter van de oeverlijn, hoofdzakelijk bedoeld voor toegang tot het water, zoals het aanleggen van een of meerdere vaartuigen.

2.38 voorgevel

Het voorste deel van de gevel van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw die door zijn aard, ligging aan de weg, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

2.39 wonen

Het gehuisvest zijn in een woning of wooneenheid door één afzonderlijk huishouden.

2.40 woning/wooneenheid

Een complex van ruimten, uitsluitend voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 3 Meet- en rekenbepalingen

De meet- en rekenbepalingen uit artikel 22.24 van het omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op het meten van de waarden die in dit hoofdstuk in meters (m), m² of m³ zijn uitgedrukt, voor zover hiervan niet is afgeweken van het bepaalde in 3.1 tot en met 3.7 van dit artikel.

3.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

Tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van een bouwwerk, waar de afstand het kortst is.

3.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

3.3 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

3.4 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

3.5 de lengte, breedte en diepte van een gebouw

Tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).

3.6 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

3.7 overschrijding van de bouw-, c.q. functiegrenzen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, technische installaties, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. functiegrenzen niet meer dan 0,75 meter bedraagt.

Artikel 4 Toepassingsbereik

  • a. Het besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder g, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in het derde lid, is niet van toepassing.
  • b. De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en de regels in afdeling 22.3, zijn niet van toepassing op de locatie, bedoeld in het derde lid, voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.
  • c. De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie 'Reeuwijkse Poort', waarvan de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand, TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a Reeuwijkse Poort, zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl.

Artikel 5 Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van dit omgevingsplan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk.

Artikel 6 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden zonder omgevingsvergunning een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid onder a van de Omgevingswet te verrichten voor zover het gaat om:

  • a. het bouwen van een bouwwerk; en
  • b. het te bouwen bouwwerk in stand te houden en te gebruiken.

Hoofdstuk 2 Functies en activiteiten

Artikel 7 Gemengd

7.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locatie die op de verbeelding is aangewezen als 'Gemengd'.

7.2 Functieomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen locatie heeft de volgende functies:

  • a. kantoren;
  • b. perifere detailhandel;
  • c. dienstverlening;

met de bijbehorende:

  • d. erven en terreinen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. wegen en paden;
  • g. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder duikers en bruggen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. kunstwerken.
7.3 Beoordelingsregels omgevingsplanactiviteiten bouwwerken
7.3.1 Gebouwen

De omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen voor functies zoals genoemd in 7.2 wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding met de aanduiding 'maximum bouwhoogte'.

Artikel 8 Groen

8.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locatie die op de verbeelding is aangewezen als 'Groen'.

8.2 Functieomschrijving

De voor Groen aangewezen locatie heeft de volgende functies:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. beplantingen;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. objecten van beeldende kunst;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen.
8.3 Beoordelingsregels omgevingsplanactiviteiten bouwwerken
8.3.1 Gebouwen

Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan.

8.3.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is niet meer dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten is niet meer dan 8 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is niet meer dan 3 m.

Artikel 9 Verkeer

9.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locatie die op de verbeelding is aangewezen als 'Verkeer'.

9.2 Functieomschrijving

De voor Verkeer aangewezen locatie heeft de volgende functies:

  • a. wegen, voet- en fietspaden;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende voorzieningen en werken zoals:

  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. bruggen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.3 Beoordelingsregels omgevingsplanactiviteiten bouwwerken
9.3.1 Gebouwen

Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan.

9.3.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte ten behoeve van wegen en parkeervoorzieningen is niet meer dan:
    • 1. 8 m voor lichtmasten en verwijsborden;
    • 2. 6 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  • b. de bouwhoogte ten behoeve van overige functies is niet meer dan:
    • 1. 8 m voor vlaggenmasten;
    • 2. 4 m voor publicatieborden ten dienste van overheids- en niet commerciële mededelingen;
    • 3. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 10 Water

10.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locatie die op de verbeelding is aangewezen als 'Water'.

10.2 Functieomschrijving

De voor Water aangewezen locatie heeft de volgende functies:

  • a. watergangen, sloten en andere waterpartijen met bijbehorende oevers en groenvoorzieningen;
  • b. voorzieningen ten behoeve van het bergen van water;
  • c. bij deze functie behorende waterhuishoudkundige voorzieningen zoals duikers, stuwen, dammen en bruggen.
10.3 Beoordelingsregels omgevingsplanactiviteiten bouwwerken
10.3.1 Gebouwen

Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan.

10.3.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. steigers en vlonders mogen worden gebouwd ten behoeve van de aangrenzende functie Wonen bij het functievlak van de woningen;
  • b. steigers en vlonders hebben een bouwhoogte van maximaal 1 m;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is niet meer dan 3 m.

Artikel 11 Wonen - Gestapeld

11.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locatie die op de verbeelding is aangewezen als 'Wonen - Gestapeld'.

11.2 Functieomschrijving

De voor 'Wonen - Gestapeld' aangewezen locatie heeft de volgende functies:

  • a. gestapelde woningen;
  • b. aan-huis-verbonden beroepen met inachtneming van het bepaalde in 11.4.1;
  • c. tevens commerciële voorzieningen op de begane grond ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - dienstverlening';

met de bijbehorende:

  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water;
  • g. parkeervoorzieningen en toegangswegen.
11.3 Beoordelingsregels omgevingsplanactiviteiten bouwwerken
11.3.1 Hoofdgebouwen

De omgevingsvergunning voor het bouwen van hoofdgebouwen voor functies zoals genoemd in 11.2 wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  • b. het aantal woningen per functievlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven op verbeelding met de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. de bouwhoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding met de aanduiding 'maximum bouwhoogte'.
11.3.2 Beoordelingsregel geluidgevoelige gebouwen in geluidaandachtsgebieden
  • a. een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken wordt, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een geluidgevoelig gebouw alleen verleend als de mate van geluidbelasting op het geluidgevoelige gebouw, met het oog op de bescherming van de gezondheid, aanvaardbaar is, waarbij het bevoegd gezag toetst aan de normstelling en het beoordelingskader, zoals opgenomen in § 5.1.4.2a.4 van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
  • b. Het bevoegd gezag kan hierbij maatwerkvoorschriften stellen met het oog op de bescherming van de gezondheid.
11.3.3 Beoordelingsregel geluidgevoelige gebouwen bij overschrijding grenswaarden (voorwaardelijke verplichting geluid)

Bij een geluidsbelasting hoger dan de grenswaarde van 60 dB (van rijksweg A12) en/of de maximale grenswaarde van 63 dB (van de provinciale weg) op de gevel van een woning gelden de volgende regels:

  • a. er worden maatregelen getroffen om de geluidsbelasting te reduceren;
  • b. deze gevel, of het deel van de gevel ter plaatse van de overschrijding, wordt uitgevoerd als niet-geluidgevoelige gevel/ dove gevel.
11.3.4 Beoordelingsregel geluidsluwe gevel en buitenruimte bij geluidsgevoelige gebouwen
  • a. de woningen met een geluidsbelasting boven de standaardwaarde/ voorkeurswaarde + 5 dB moeten beschikken over een geluidsluwe gevel en buitenruimte;
  • b. als de aanvraag om een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken wordt ingediend dient een rapport te worden overlegd:
    • 1. waaruit de mate van geluid op de gevel van het geluidgevoelige gebouw blijkt; en
    • 2. waarin, indien nodig in verband met een overschrijding van de standaardwaarde/ voorkeurswaarde, inzicht wordt gegeven in de maatregelen die worden genomen met het oog op de bescherming van de gezondheid. Hierbij dient in ieder geval inzicht worden gegeven in de woningen die beschikken over een geluidsluwe gevel en buitenruimte.
11.3.5 Bepalen van gezamenlijk geluid

Bij de toepassing van artikel 11.3.3 dient het gezamenlijk geluid voor blok A en B van 69 dB en voor blok C van 73 dB te worden aangehouden. Deze waarden gelden als uitgangspunt voor de geluidwering van gevels in de omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken.

11.4 Specifieke functieregels voor gebruik
11.4.1 Aan-huis-verbonden beroepen

Woningen mogen mede worden gebruikt voor aan-huis-verbonden beroepen als ondergeschikte functie met dien verstande dat:

  • a. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning en de bij de woning behorende bouwwerken mag worden gebruikt tot een maximum van 40 m²;
  • b. de activiteiten worden uitgeoefend door tenminste een bewoner van de woning;
  • c. groothandel, horeca en detailhandel zijn uitgesloten, uitgezonderd verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit die verband houdt met de beroepsactiviteiten alsmede goederen die ter plaatse in het kader van de aan-huis-gebonden activiteiten zijn vervaardigd;
  • d. er geen afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter van de woning en de buurt als gevolg van bijvoorbeeld geluids- of geuroverlast, reclame, verkeersaantrekkende werking of een onaanvaardbare parkeerdruk in de openbare ruimte waardoor extra verkeersmaatregelen waaronder parkeervoorzieningen noodzakelijk worden;
  • e. er geen activiteiten plaatsvinden waarvoor een milieuvergunning of een melding op grond van het Besluit activiteiten leefomgeving verplicht is.
11.4.2 Sociale huurwoningen
  • a. tenminste 63 woningen dienen te worden gebruikt als sociale huurwoning;
  • b. sociale huurwoningen dienen gedurende een termijn van ten minste 25 jaar na ingebruikname voor de doelgroep in stand te blijven, waarbij de huurprijs gedurende die termijn onder het bedrag bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag dient te blijven.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 12 Algemene bouwregels

12.1 Bestaande bouwwerken
  • a. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan meer respectievelijk minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid a uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats en omvang.
12.2 Overschrijding bouwgrenzen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, airco-units en warmtepompen, schoorstenen, zonnecollectoren, antennes, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 2 m bedraagt.

12.3 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende regels:

  • a. binnen het plangebied mag onder hoofdgebouwen ondergronds worden gebouwd;
  • b. de diepte van de ondergrondse bebouwing mag niet meer bedragen dan 3,5 m onder peil;
  • c. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub a ten behoeve van het ondergronds bouwen buiten de grenzen van het hoofdgebouw, mits er bovengronds geen sprake is van een visueel effect.
12.4 Klimaattoets

Een omgevingsvergunning voor bouwen van een hoofdgebouw wordt slechts verleend indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat de initiatiefnemer voldoet aan het Programma van Eisen (bijlage A.1) uit het convenant Klimaatadaptief bouwen in Zuid-Holland (2018). Dit betekent in ieder geval dat de bestaande situatie op het gebied van wateroverlast, hitte, droogte, overstroming, biodiversiteit en bodemdaling als gevolg van het bouwen niet mag verslechteren. Dit moet worden aangetoond door middel van een klimaattoets.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

13.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  • a. de aanleg of het gebruik van onbebouwde gronden als opslag, stort- of bergplaats voor onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • b. het gebruik van gronden en gebouwen voor het uitoefenen van prostitutie en de exploitatie van een seksinrichting;
  • c. het gebruik van gronden en gebouwen voor de exploitatie van een coffeeshop.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

14.1 Afwijken bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van:

  • a. het bepaalde in deze regels voor wat betreft de bouw van niet voor bewoning bestemde bouwwerken vanopenbaar nut, zoals een transformatorstation, kabelverdeelkasten e.d., met dien verstande dat de oppervlakte niet meer dan 20 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3,0 m mag bedragen;
  • b. het bepaalde in deze regels voor wat betreft de bouw van kunstobjecten (uitingen van beeldende kunst) tot eenbouwhoogte van maximaal 5,0 m;
  • c. de op de verbeelding dan wel in de regels aangegeven maten en getallen, mits:
    • 1. de afwijking niet meer dan 10% bedraagt;
    • 2. de functiegrens niet wordt overschreden;
  • d. de in de verbeelding dan wel in de regels toegestane maximale bouwhoogten, anders dan bedoeld onder c, voor lift- en trappenhuizen, centrale verwarmingsinstallaties, schoorstenen, glasbewassingsinstallaties,ventilatie-inrichtingen, vlaggenmasten, antennes en bouwwerken voor de opwekking van duurzame energie, zoals zonnepanelen en zonneboilers, mits de overschrijding niet meer dan 3,0 m bedraagt;
  • e. de plaats en richting van bouwgrenzen, voor het aanbrengen van geringe veranderingen tot niet meer dan 2,0 m;
  • f. de omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de functie gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
14.2 Afwijken overige regels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de regels ten behoeve van bouwwerken voor de stalling van fietsen, motorfietsen, scooters, scootmobielen en soortgelijke vervoersmiddelen; ook kan een persoonsgebonden vergunning worden verleend.

14.3 Vergunningvoorschriften

Het bevoegd gezag kan voorschriften bij de omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 14.2 stellen, waaronder:

  • a. de omgevingsvergunning kan voor een termijn tot ten hoogste 5 jaren worden verleend;
  • b. de omgevingsvergunning kan persoonsgebonden worden verleend.

Artikel 15 Overige regels

15.1 Voldoende parkeergelegenheid

Bij een aanvraag omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit bouwwerken kan het bevoegd gezag pas een omgevingsvergunning verlenen voor de omgevingsplanactiviteit bouwwerken en/of het gebruiken van gronden en/of de omgevingsplanactiviteit afwijken omgevingsplan als er sprake is van voldoende parkeergelegenheid en voldoende laad- en losvoorzieningen. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen, indien:

  • a. voldaan wordt aan de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels van de gemeente en diens rechtsopvolger met betrekking tot het parkeren en laden en lossen, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning;
  • b. voldaan wordt aan de verdere eisen die zijn neergelegd in de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels van de gemeente en diens rechtsopvolger met betrekking tot het parkeren en laden en lossen, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning.
15.2 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van het bepaalde in 15.1, indien dit noodzakelijk is om een goede verkeersstructuur en/of bereikbaarheid voor een bouwwerk, perceel, straat (of deel daarvan) dan wel een andere ruimtelijke functionele structuur te waarborgen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van 16.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 16.1 sub a met maximaal 10%.
  • c. 16.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het TAM-omgevingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 16.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in 16.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. 16.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.