direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bodegraven Centrum 2020
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1901.Bodegravencentrum-BP20

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan “Bodegraven Centrum 2020” bestaat uit bestemmingen en regels. De bestemming van de gronden (en wateren) is geometrisch bepaald door middel van lijnen, coderingen en arceringen. In de bestemmingen zijn regels ten aanzien van het bouwen en het gebruik opgenomen. Het plan gaat gepaard met deze toelichting. In de toelichting worden de keuzes die zijn gemaakt bij het opstellen van de geometrische plaatsbepaling en de regels verantwoord en verduidelijkt. Vervolgens wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.

1.2 Aanleiding en doel

Voorliggend bestemmingsplan van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk biedt een juridisch-planologische regeling voor het centrum van Bodegraven en de naastgelegen gronden van brouwerij De Molen (waar de bestaande, vergunde bedrijfsactiviteiten worden vastgesteld) en het terrein van Versluys. Inhoudelijk zijn de volgende aspecten van belang.

Centrumvisie: compact kernwinkelgebied

De belangrijkste aanleiding voor een nieuw bestemmingsplan voor het centrum van Bodegraven is het verankeren van de Centrumvisie in het bestemmingsplan, waarin wordt beoogd om een compacter en daarmee beter functionerend winkelgebied te creeëren.

Om dit resultaat te bereiken verandert de gemeente de bestemming van panden buiten het kernwinkelgebied met detailhandelsmogelijkheden, naar een andere passende bestemming. Zo wordt voorkomen dat nieuwe detailhandel zich buiten het winkelgebied vestigt. Het uitoefenen van de bestaande detailhandelsvestigingen buiten het kernwinkelgebied blijft, op basis van de uitsterfregeling, wel mogelijk voor de huidige detaillisten.

Voor de functie 'dienstverlening' is in het bestemmingsplan, naar aanleiding van het beleid uit de Centrumvisie, een nadere detaillering opgenomen. Er wordt nu onderscheid gemaakt in publieksgerichte dienstverlening en zakelijke dienstverlening. In het kernwinkelgebied is in beginsel alleen maar publieksgerichte dienstverlening toegestaan.

Verder zal de gemeente alle initiatieven, die passen binnen het beleid uit de Centrumvisie, positief beoordelen en via een buitenplanse procedure van een toereikende juridisch-planologische grondslag voorzien. Het gaat op dit moment te ver om specifieke zaken al te regelen in het bestemmingsplan.

Bestemmingsplan met verbrede reikwijdte

De gemeente Bodegraven-Reeuwijk vindt het belangrijk om alvast zoveel mogelijk te handelen conform het gedachtegoed van de Omgevingswet. Voorliggend bestemmingsplan is daarom eind januari 2019 aangemeld als project op basis van de Crisis- en Herstelwet (Chw). Op basis daarvan kan de raad het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte vaststellen. De Chw was aanvankelijk vooral bedoeld om tijdens de economische crisis ruimtelijke investeringsprojecten te vereenvoudigen en versnellen, o.a. door kortere procedures en minder strenge eisen aan onderzoeksrapporten. De laatste jaren is de Chw echter steeds meer een proeftuin geworden waarbij, via een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte, kan worden geëxperimenteerd met de mogelijkheden die de Omgevingswet in de nabije toekomst gaat bieden.

Voor gebieden waar grootschalige transformatie plaatsvindt (vaak van bedrijvigheid naar wonen) biedt een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte de meeste mogelijkheden. Maar ook in het gebied als het centrum van Bodegraven zijn er mogelijkheden. Voor transformatiegebieden, herontwikkelingslocaties en afwijkingsregels kan namelijk het uitvoeren van de benodigde onderzoeken (b.v. geluid, bodem) worden doorgeschoven naar het moment dat er voor een concreet plan een aanvraag wordt ingediend. In het huidige systeem is het zo dat alle onderzoeken bij de vaststelling van het bestemmingsplan moeten zijn uitgevoerd. Op dat moment is vaak nog niet duidelijk hoe een concreet plan er uit komt te zien.

Ook hoeft er niet meer strikt gekeken te worden of onderwerpen 'ruimtelijk relevant zijn', voldoende is als er een relatie is met de fysieke leefomgeving. We onderzoeken of voor het plangebied voor de onderwerpen die raken aan de fysieke leefomgeving de betreffende regeling in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) kan worden ingetrokken. Deze onderwerpen krijgen dan een plek in het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. Als de Omgevingswet in werking treedt (naar verwachting 1 januari 2021) dienen alle bepalingen in de APV die een relatie hebben met de fysieke leefomgeving (b.v. regeling voor terrassen, uitrit) te worden opgenomen in het omgevingsplan. Alleen aspecten die de openbare orde en veiligheid betreffen, staan nog in de afzonderlijke verordeningen. Het is juridisch onmogelijk om die ook naar het bestemmingsplan over te hevelen.

Tot slot is een van de doelstellingen van een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte om de voorspelbaarheid van de besluitvorming te verbeteren. Dit bestemmingsplan draagt bij aan deze doelstelling doordat per onderwerp dat raakt aan de fysieke leefomgeving is benoemd hoe dit onderwerp is verwoord in de centrumvisie, hoe het is verwerkt in het bestemmingsplan en wat het afwegingskader is om ontwikkelingen toe te staan die het bestemmingsplan niet rechtstreeks mogelijk maakt. Vooral met de laatste wordt de voorspelbaarheid vergroot en het besluitvormingsproces transparanter. De gemeente maakt inzichtelijk wat de kaders zijn waaraan verzoeken / bouwplannen worden getoetst die het bestemmingsplan niet rechtstreeks toestaat. In het document 'Visie op het winkelgebied van Bodegraven', opgenomen als Bijlage 1, zijn deze kaders uitgebreid toegelicht.

Ontwikkellocaties

Voor het zogenaamde Versluysterrein is woningbouw denkbaar, maar hiervoor is in het bestemmingsplan nog geen concrete (juridische) regeling opgenomen.

Kamerverhuur (onzelfstandige woonruimten)

Het bestemmingsplan legt, in het verlengde van het voorgaande plan, de locaties waar kamerverhuur (onzelfstandige woonruimte) is toegestaan, strikt vast. De mogelijkheden voor het verruimen van het aantal bewoners en het toevoegen van nieuwe panden waar dit is toegestaan, zijn komen te vervallen. De begrippen omtrent dit onderwerp zijn in het bestemmingsplan aangescherpt en afgestemd op de gemeentelijke Huisvestingsverordening.

Actualisatie

Daarnaast is het van belang om het huidige bestemmingsplan, dat dateert uit 2010, te actualiseren. Kleine foutjes en ondergeschikte zaken zijn aangepast. Postzegelplannen, die de afgelopen jaren zijn vastgesteld, zijn geïntegreerd. Verder is een integrale regeling voor parkeren opgenomen en zijn verleende vergunningen verwerkt, waaronder die voor de micro-bierbrouwerij aan de Doortocht. Ook is het in 2018 vastgestelde parapluplan Cultuurhistorie in het plan verwerkt.

Duurzaamheid en klimaatadaptatie

De gemeente Bodegraven-Reeuwijk vindt het belangrijk om alvast zoveel mogelijk te handelen naar de ambitie op het gebied van duurzaamheid en klimaatadaptatie, zoals vastgelegd in de routekaart en het actieplan voor een klimaatneutraal Bodegraven-Reeuwijk in 2035. Om een bijdrage te leveren aan de gestelde doelen heeft de gemeente uitgebreid gekeken naar de mogelijkheden om duurzaamheid in het centrum van Bodegraven zoveel mogelijk te stimuleren, en nadelige niet of minder duurzame activiteiten tegengaan. Hiertoe zijn concrete regels opgenomen die het lozen van hemelwater op het riool verbieden, overstekende dakranden borgen zodat de zon niet direct in leefruimten schijnt en krijgt de het bevoegd gezag de afwijkingsmogelijkheid om, indien een gebouw een EPC=0 heeft, de initiatiefnemer aanvullende ruimte te geven op de in het plan toegestane maten, afmetingen en percentages. Zo wordt duurzame ontwikkeling gestimuleerd. De doelstellingen op het gebied van duurzaamheid en klimaatadaptatie en de doorwerking in voorliggend plan zijn uitgebreid beschreven in Hoofdstuk 3.

Samenvattend

Het voorliggende bestemmingsplan regelt:

  • een kleiner kernwinkelgebied, ondersteund door bestemmingsverruiming van publieksgerichte functies; de functie 'dienstverlening' is nader verfijnd; alle initiatieven die passen binnen de Centrumvisie worden door de gemeente positief beoordeeld en zullen buitenplans worden geregeld;
  • buiten het kernwinkelgebied de inperking van detailhandel;
  • een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte, anticiperend op de Omgevingswet, met daarbinnen specifieke regels voor terrassen, evenementen, duurzaamheid;
  • aanscherping regeling voor onzelfstandige woonruimten (kamerbewoning);
  • een actuele regeling met betrekking tot parkeren, cultuurhistorie en één dekkend plan voor het gehele centrum (inclusief verleende vergunningen);
  • doorwerking van de gemeentelijke duurzaamheidsdoelstellingen.

1.3 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied betreft het centrum van Bodegraven (afbeelding 1.1). De noord- en oostzijde van het plangebied grenzen aan de bebouwde kom van Bodegraven. De zuidzijde van het gebied wordt begrensd door de spoorlijn, met centraal het station Bodegraven. Aan de westzijde is bedrijvenpark Rijnhoek gelegen. De Oude Rijn doorkruist het plangebied in oost-westelijke richting.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.Bodegravencentrum-BP20_0001.png"

Afbeelding 1.1 Ligging plangebied in de kern Bodegraven (plangebied is rood omkaderd)

1.4 Voorgaande bestemmingsplannen

Met voorliggend bestemmingsplan worden de hierna genoemde bestemmingsplannen vervangen (in volgorde van vaststelling):

Bestemmingsplan   Vastgesteld  
Oud-Bodegraven - Dammekant   13-11-1968  
Overtocht   22-12-1994  
Kern Bodegraven (deels)   20-05-2010  
Hoek Oud-Bodegraafseweg   06-03-2013  
Voormalig Domburgterrein (deels)   06-03-2013  
Supermarkten Bodegraven   10-04-2013  
Markthof Bodegraven   29-03-2017  

De globale ligging en begrenzing van de voorgaande bestemmingsplannen ter plaatse van het plangebied zijn aangeduid in afbeelding 1.2. Bij de vaststelling van bestemmingsplan Overtocht in 1994 is aan een klein gedeelte goedkeuring onthouden. Voor dit deel vigeert het voorgaande bestemmingsplan 'Oud-Bodegraven - Dammekant'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.Bodegravencentrum-BP20_0002.png"

Afbeelding 1.2 Ligging en begrenzing voorgaande bestemmingsplannen

1.5 Leeswijzer

Deze toelichting bestaat uit de volgende hoofdstukken. Hoofdstuk 1 omvat de inleiding, waarin wordt ingegaan op de aanleiding, ligging van de planlocatie en de voorgaande bestemmingsplannen. Hoofdstuk 2 geeft de historische context van Bodegraven, een beschrijving van de bestaande situatie en de toekomstige ontwikkelingen. Hoofdstuk 3 gaat vervolgens in op de relevante beleidsuitgangspunten en regelgeving van zowel de gemeente, provincie als het rijk. In hoofdstuk 4 worden de relevante milieuaspecten doorlopen. Hoofdstuk 5 beschrijft de uitvoerbaarheid van het plan, waarna in hoofdstuk 6 en de inspraak- en overlegmethoden worden toegelicht. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 een planologisch-juridische toelichting op het plan gegeven.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Inleiding en uitgangspunten

Het plangebied bevat het centrum van Bodegraven in ruime zin. Bij de begrenzing is ook het aan- of uitloopgebied rondom het kernwinkelgebied meegenomen. Tot slot is om praktische redenen ook een klein deel van het aangrenzende bedrijventerrein opgenomen in het plangebied. Deze gronden hebben geen directe relatie met het centrum, maar hebben momenteel een gedateerd bestemmingsplan uit respectievelijk 1968 (Oud-Bodegraven - Dammekant) en 1994 (bestemmingsplan 'Overtocht') en worden met voorliggend bestemmingsplan voorzien van een actueel juridisch-planologisch kader.

De grenzen van het plangebied zijn (globaal): het station(splein), de Burg. Le Coultrestaat, Oranjelaan, Burg. Vonklaan, Vlietkade, Oud Bodegraafseweg. Rivier de Oude Rijn doorkuist het plangebied in oost-westelijke richting (afbeelding 2.1). De ontwikkelingslocatie Van Tolstraat is buiten het plangebied gelaten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.Bodegravencentrum-BP20_0003.png" Afbeelding 2.1 Ligging en begrenzing van voorgaande bestemmingsplannen binnen het globale plangebied (wit omkaderd)

2.2 Bestaande situatie

2.2.1 Ontstaan en ontwikkeling kern Bodegraven

De kern Bodegraven is ontstaan op de zuidelijke oever van de Rijn, oorspronkelijk als Romeinse versterking. Rond 900 werd een begin gemaakt met de ontginning van het veengebied ter weerszijden van de Oude Rijn, volgens een vast patroon van evenwijdige sloten, de zogenaamde cope-ontginningen. De percelen werden recht het land ingetrokken vanaf de (bochtige) rivier, waardoor waaiers van breed- en smal uitlopende kavels zijn ontstaan. Op de ruggen van de kavels werd een houtkade met een afvoersloot aangelegd. Dit heeft geresulteerd in het huidige slagenlanschap rondom de kern.

De Oude Rijn vormt sinds de 17e eeuw een belangrijke vaarweg tussen Utrecht en Leiden. De ligging op het raakvlak van rivier en polder bracht een belangrijke bron van inkomsten met zich mee: de open overslag van landbouwgoederen. De kaaspakhuizen langs de Oude Rijn herinneren hier nog aan.

Langs de Oude Rijn is (nog steeds) karakteristieke lintbebouwing aanwezig die zich uitstrekt tussen Bodegraven en Nieuwerbrug en zich ter plaatse van deze kernen verdicht. Buiten de kernen is de bebouwing minder dicht en is er veelal vrij zicht op het open polderlandschap.

Tot in de 19e eeuw bestond Bodegraven uit een tweetal nederzettingen aan weerszijden van de Oude Rijn. Door de barrièrewerking van de Oude Rijn functioneerden deze nederzettingen relatief zelfstandig. In die tijd was er al wel een verbinding tussen de beide nederzettingen, namelijk op dezelfde plek waar nu de Brugstraat ligt. De Goudseweg, evenwijdig aan de Goudse Vaart/Emmakade, vormt de oude verbindingsweg tussen Bodegraven en Gouda. Het functioneert nog steeds als een belangrijke directe route naar het centrum van Bodegraven.

Door aanleg van de spoorlijn in 1869 groeide de nederzetting ten zuiden van de Oude Rijn naar het spoor toe, waarbij het oorspronkelijke landschap de structuur van de straten bepaalde. In 1938 is de Rijksweg A12 aangelegd, die de oost-west structuur versterkt en de nadruk legt op de zuidzijde van Bodegraven.

Bodegraven is in de tweede helft van de vorige eeuw gegroeid tot een aanzienlijke vestigingsplaats voor mensen en bedrijven, met de ontwikkeling van uitbreidingswijk Weideveld en bedrijventerrein Rijnhoek. Ook vindt vanaf het begin van de 21e eeuw herstructurering plaats van diverse locaties in de bestaande kern, waarmee het ruimtegebruik wordt geïntensiveerd.

De historische bebouwingsstructuur wordt hieronder nader beschreven aan de hand van drie deelgebieden: de Oude Rijnzone, het Centrumgebied en de Molenvliet.

2.2.2 Oude Rijnzone

Bodegraven heeft haar oorsprong door en langs de Oude Rijn. Hierlangs is in de loop van de tijd aan beide zijden een lintstructuur ontstaan met (voormalige) agrarische bebouwing en arbeiderswoningen. In de kern heeft in dit lint verdere verdichting en uitbreiding plaatsgevonden, van waaruit Bodegraven is gegroeid. Met name langs de Zuidzijde is het oorspronkelijke karakter nog goed herkenbaar. Hier is sprake van (voormalige) karakteristieke agrarische bebouwing op ruime kavels. Aan de Overtocht (zijde Oude Rijn) vormt molen De Arkduif een karakteristiek element in de stedenbouwkundige en cultuurhistorische structuur. Rondom het centrum is sprake van meer aanééngesloten bebouwing, hoewel panden individueel herkenbaar zijn. Naar de randen van de kern toe wordt de bebouwingsdichtheid lager.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.Bodegravencentrum-BP20_0004.png"

Afbeelding 2.2: Deelgebied Oude Rijnzone is aangegeven in rood, voorliggend plangebied (globaal) is zwart omkaderd.

2.2.3 Centrumgebied

Het centrumgebied van Bodegraven heeft zich haaks op de Oude Rijn ontwikkeld, op de as tussen het NS-station - Raadhuisplein. Mede vanwege de fysieke scheiding door de Oude Rijn bestaat het centrum uit een noordelijk en zuidelijk deel.

Het noordelijk deel van het centrum kenmerkt zich door een over het algemeen grootschalig karakter en uniforme architectuur. Dit deel is herkenbaar door de situering van het gemeentehuis, het Raadhuisplein en de Hervormde Dorpskerk (Galluskerk). Het centrumgebied is hier rondom het Raadhuisplein, gedeeltelijk getransformeerd tot een modern winkelgebied. De bouwhoogte varieert van 2 tot maximaal 4 bouwlagen, met winkels op de begane grond en appartementen daarboven. Het Raadhuisplein heeft onder andere een functie voor de weekmarkt.

Het zuidelijk deel van het centrum is kleinschaliger en vertoont wat betreft architectuur meer verscheidenheid. De meeste bebouwing stamt uit de periode 1930 tot 1940 (Oud West), en richting het NS-station uit begin 20e eeuw. De Prins Hendrikstraat is de hoofdwinkelstraat in dit gebied, en vormt een passage van noord naar zuid. Centraal in het gebied is een openbare pleinruimte gelegen. De bebouwing bestaat hoofdzakelijk uit twee à drie bouwlagen met kap.

Oud Oost is gelegen ten oosten van de Spoorstraat en stamt voornamelijk uit de jaren '1930 tot '1940. De structuur van dit gebied volgt de onderliggende landschappelijke structuur (slotenpatroon). De straten liggen daarmee ook evenwijdig aan de Goudse Vaart. De buurt heeft een organisch gegroeid karakter, en de bebouwing is veelal individueel herkenbaar. De bebouwing staat hoofdzakelijk direct aan de straat en heeft het karakter van (voormalige) arbeidershuisvesting. De bebouwingsstructuur is kleinschalig, haaks op de straat met een hoogte van overwegend twee lagen met kap.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.Bodegravencentrum-BP20_0005.png"

Afbeelding 2.3: Deelgebied centrum is aangegeven in rood, voorliggend plangebied (globaal) is zwart omkaderd.

2.2.4 Molenvliet

Het gebied Molenvliet is gelegen aan de westzijde van de kern, tussen de Overtocht en de spoorlijn. Het gebied heeft nu een grote verscheidenheid aan functies. Door het gebied loopt de Doortocht, een weg die door het instellen van eenrichtingsverkeer in het centrum een belangrijke verbinding vormt door het gebied naar de aangrenzende woonbuurten binnen de bebouwde kom van Bodegraven.

De gemeente Bodegraven-Reeuwijk heeft het voornemen om het gebied “Molenvliet” in fasen te herontwikkelen; hiertoe is op 16 september 2004 een ontwikkelingsplan vastgesteld. Bij de beoogde transformatie wordt een accent gelegd op de versterking van de woonfunctie. De nieuwe woningen grenzen aan bestaande in de woonomgeving, passende bedrijven en voorzieningen (rood aangegeven op afbeelding 2.4). Molenvliet behoudt hierdoor een zeker gemengd karakter.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.Bodegravencentrum-BP20_0006.png"

Afbeelding 2.4 Deelgebied Molenvliet is aangegeven in rood, het plangebied (globaal) is zwart omkaderd.

2.3 Ontwikkelingen

Voorliggend plan biedt een actueel juridisch-planologisch kader voor het centrum van Bodegraven. In de eerste plaats wordt de centrumvisie verankerd in het bestemmingsplan. Daarnaast worden de vigerende bestemmingplannen herzien, met het oog op nieuwe beleidsstukken op het gebied van archeologie, standplaatsen en evenementen, parkeren en kamerverhuur. Ook enkele kleine afwijkingen, zoals bestemmingen, plangrenzen, aanduidingen en maatvoeringen worden vastgelegd conform de feitelijke situatie. Hiermee worden geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt, slechts enkele concrete, op locatie afgestemde mogelijkheden tot sloop-nieuwbouw.

In het plangebied zijn twee (potentiële) ontwikkelingslocaties gelegen: de Van Tolstraat 25-29 en het Versluys-terrein (afbeelding 2.2). Voor beide locaties zijn nog geen concrete juridische mogelijkheden voor transformatie opgenomen.

De verschillende onderdelen en doorwerking in het bestemmingsplan worden hieronder nader beschouwd.

Juridisch-planologisch kader voor de uitvoering van de centrumvisie

De belangrijkste aanleiding voor een nieuw bestemmingsplan voor het centrum van Bodegraven is het verankeren van de centrumvisie in het bestemmingsplan. De vertaling van de centrumvisie heeft de volgende weerslag op voorliggend bestemmingsplan:

  • Het kernwinkelgebied wordt ingeperkt ten opzichte van de in het vorige plan bestemde situatie. Alle andere functies die passen binnen het beleid uit de Centrumvisie, zijn in het gebied ook toegestaan. Dit wordt buiten het bestemmingsplan om getoetst (en indien gewenst vergund met omgevingsvergunningen).
  • De panden buiten het kernwinkelgebied worden omgezet naar een woonfunctie, maar behouden middels een aanduiding hun detailhandelsfunctie (huidige vestigingen blijven mogelijk onder het overgangsrecht). De gemeente biedt binnen het 'transformatiegebied' onder andere een verhuispremie en gevelsubsidie voor detaillisten die verhuizen van het transformatiegebied naar het kernwinkelgebied (afbeelding 2.2). Specifiek voor het pand aan de Willemstraat 29a is een uitsterfregeling opgenomen.
  • De begrenzing van het kernwinkelgebied is op grond van de kaart (zie afbeelding 2.2.) specifiek ingetekend. In de praktijk kan er echter toch behoefte ontstaan aan het toestaan van een specifieke detailhandelszaak buiten het kernwinkelgebied. Daarom is het wenselijk dat het gebied een zogenaamde in- en uitdeukregeling kent. Als dit aan de orde is, kan dit buiten het bestemmingsplan om (met omgevingsvergunning) worden geregeld.
  • Voor de functie 'dienstverlening' is in het bestemmingsplan, naar aanleiding van het beleid uit de Centrumvisie, een nadere detaillering opgenomen. Er wordt nu onderscheid gemaakt in publieksgerichte dienstverlening en zakelijke dienstverlening. In het kernwinkelgebied is in beginsel alleen maar publieksgerichte dienstverlening toegestaan.

Plangebied buiten het winkelgebied

Het gebied dat niet tot winkelgebied is ook onderdeel van het centrum en behoort tot het oude dorpshart van Bodegraven. De nadruk in dit deel van het plangebied ligt op de leefbaarheid en minder op de levendigheid. Dit betekent dat er weinig reden is om aanpassingen van de huidige planologische regeling. De ruimtelijke ontwikkelingen waarmee rekening wordt gehouden zijn:

De aanloop/uitloopstraten tot het centrum verkleuren steeds meer naar wonen. Dit verdraagt zich minder met functies die overlast kunnen veroorzaken, vooral kamerbewoning, restaurants en nachthoreca. Ook is er in de veel gebieden rondom een centrum sprake van een relatief hoge parkeerdruk. Gelet daarop wordt terughoudend om gegaan met het toestaan van functies die een verkeersaantrekkende werking hebben. Gelet op de relatief hoge bebouwingsdichtheid in het oude dorpshart van Bodegraven is het namelijk meestal niet haalbaar de parkeerbehoefte volledig op eigen terrein wordt opgelost. In de straten rondom het centrum blijft ruimte voor andere vormen van gebruik dan wonen, vandaar de gemengde bestemmingen. Het gaat dan om functies als dienstverlening (o.a. kapperszaken) en maatschappelijke functies.

Buiten het winkelgebied richt het beleid zich op het verplaatsen van detailhandel naar het winkelgebied of, bij beëindiging van detailhandel, langdurige leegstand voorkomen door geschikte vervolgfuncties mogelijk te maken waarbij wonen de meest passende en aantrekkelijke is.

Het gebied Molenzicht, grofweg het gebied tussen de Oud Bodegraafseweg, de Doortocht, Overtocht en Vlietkade is van oudsher een gemengd gebied dat zich de laatste jaren steeds meer ontwikkeld tot woongebied. Dit betekent dat er terughoudend wordt omgegaan met nieuwe bedrijfsfuncties die voor meer milieubelasting kunnen zorgen. Bijvoorbeeld, bij verzoeken om gebruikswijzigingen van de bedrijfspanden aan de Doortocht zal het uitgangspunt zijn dat de bedrijfsactiviteiten niet leiden tot aantasting van het woon-en leefklimaat in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.Bodegravencentrum-BP20_0007.png"

Afbeelding 2.5 Plangebied met diverse ontwikkelgebieden

Versluys-terrein en Van Tolstraat 25-29

Op de gronden ter plaatse van het Versluys-terrein en aan de Van Tolstraat 25-29, bestaat de kans dat binnen de doorlooptijd van voorliggend bestemmingsplan plannen tot herontwikkeling in procedure worden gebracht. De Van Tolstraat is buiten het plangebied gelaten. Vooralsnog is het Versluys-terrein conserverend bestemd, in lijn met de bestaande situatie. Nieuwe ontwikkelingen worden zoveel mogelijk gefaciliteerd, afhankelijk van de zekerheid die er komt over de uitvoerbaarheid van de plannen. Mochten zich voor de vaststellingsfase concrete plannen voordoen, worden deze opgenomen in het bestemmingsplan.

Anticiperen op de Omgevingswet

In 2021 zal de Omgevingswet in werking treden en de huidige Wet ruimtelijke ordening vervangen. Bestemmingsplannen worden dan van rechtswege omgevingsplannen. De gemeente Bodegraven-Reeuwijk vindt het belangrijk om alvast zoveel mogelijk te handelen conform het gedachtengoed van de nieuwe wet. Voor de onderwerpen 'standplaatsen', 'evenementen' en 'terrassen' is daarom, conform het gemeentelijke beleid dat al bestond voor deze onderwerpen, een uitgebreide regeling opgenomen in het voorliggende plan. Grofweg alle bepalingen die het fysiek domein betreffen, worden nu geregeld in het bestemmingsplan in plaats van in afzonderlijke verordeningen. Alleen aspecten die de openbare orde en veiligheid betreffen, staan nog in de afzonderlijke verordeningen. Het is juridisch onmogelijk om die ook naar het bestemmingsplan over te hevelen. In paragraaf 8.3 wordt dit nader toegelicht. Verder worden specifieke regels voor duurzaamheid opgenomen; dit wordt in Hoofdstuk 3 Duurzaamheid nader toegelicht.

Parkeren

Parkeren is een belangrijk aspect bij nieuwe ontwikkelingen in het centrum van Bodegraven. Het gemeentelijk parkeerbeleid wordt momenteel herzien. Uitgangspunt is dat het beleid nieuwe ontwikkelingen in het centrum beter faciliteert door niet alleen normen te stellen maar ook mogelijkheden biedt voor maatwerk. De Nota Parkeren maakt, via de dynamische verwijzing in de regels, onderdeel uit het bestemmingsplan. Dat betekent ook dat het parkeerbeleid in rechterlijke procedures getoetst wordt op redelijkheid.

Beeldkwaliteit 

Een aantrekkelijk centrum betekent ook aandacht voor beeldkwaliteit. Dit geldt vooral voor het winkelgebied. Veranderingen op de begane grond, de plint, hebben op diverse plekken de samenhang met de bouwlagen daarboven aangetast. Uitgangspunten voor verbetering van de beeldkwaliteit zijn:

  • Herstellen van de oorspronkelijke (voor)gevel die door onsamenhangende ingrepen in het verleden op veel plaatsen is aangetast;
  • Opknappen van panden als gevolg van achterstallig onderhoud als gevolg van van langdurige leegstand;
  • Geen medewerking verlenen aan uitbundige reclame-uitingen en rommelige uitstallingen van verkoopwaar op straat vanwege het veroorzaken van een onrustig straatbeeld.

Het bestemmingsplan kan aan deze doelstellingen een bijdrage leveren. In relevante bestemmingen, vooral (Verkeers- verblijfgebied) zullen uitstallingen voor verkoop niet rechtstreeks worden toegestaan. Tevens zullen luifels / overkappingen aan de straatzijde bij winkelpanden niet rechtstreeks mogelijk worden toegestaan. In het welstandsnota zijn criteria opgenomen voor reclame-uitingen: o.a. afstemmen op de architectuur van de gevel, één reclame vlak aangebracht tegen de gevel, lichtreclame ingetogen uitvoeren.

Overige beleidsstukken

Met voorliggend bestemmingsplan wordt de bestemmingsregeling aangepast op basis van nieuwe beleidsstukken op het gebied van archeologie, horeca en kamerverhuur. Hieronder wordt een en ander nader toegelicht.

Kamerverhuur (onzelfstandige woonruimten)

Het huidige kamerverhuurbeleid wordt momenteel herzien. Vanuit het project 'huisvesting arbeidsmigranten' is reeds de ambitie uitgesproken om kamerverhuur in het centrum te beperken. Wel is het college bereid om na de beëindigging van kamerverhuur medewerking te verlenen aan vervolgfuncties zoals zelfstandige woningen in de vorm van appartementen of studio's om eigenaren te stimuleren hun panden voor andere functies dan kamerbewoning te gebruiken. Gelet op deze ambities zijn alleen de locaties waar in het voorgaande plan reeds kamerverhuur was toegestaan in het nieuwe (voorliggende) plan opnieuw als zodanig bestemd. De mogelijkheden uit het vorige plan voor het vergroten van het aantal bewoners en het toevoegen van de betreffende aanduiding zijn echter wel komen te vervallen.

De begrippen omtrent kamerbewoning zijn duidelijker afgebakend in de regels van het bestemmingsplan, in lijn met de Huisvestingsverordening Bodegraven-Reeuwijk 2015.

Archeologie

De archeologische beleidskaart van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk is in 2012 herzien. De begrenzing van de verschillende archeologische dubbelbestemmingen wijkt daarom af van (een deel van) de voorgaande bestemmingsplannen. De archeologische waarden binnen het plangebied zijn opgenomen conform de actuele archeologische beleidskaart.

Hoofdstuk 3 Duurzaamheid

3.1 Kader

Nationaal klimaatakkoord

De afgelopen jaren heeft de nationale overheid haar duurzaamheidsdoelen en de benodigde acties in verschillende documenten en afspraken vastgelegd. In 2013 zijn er afspraken gemaakt met het bedrijfsleven over onder andere besparing en meer duurzame opwekking in het Energieakkoord. In 2015 is er tijdens een VN-klimaattop in Parijs een nieuw internationaal klimaatakkoord opgesteld. Het doel hiervan is om de opwarming van de aarde te beperken tot ruim onder de 2 graden Celsius en minimaal 1,5 graden. In 2016 heeft de overheid vervolgens in de Energie-agenda vastgelegd hoe een CO2-arme energievoorziening in 2050 gerealiseerd kan worden. In 2018 zijn deze afspraken verder uitgebreid met een nationale Klimaatwet. Deze stelt dat in 2030 een CO2-reductie van 49% ten opzichte van 1990 gerealiseerd moet zijn. In 2050 moet dit minimaal 95% zijn. In een nationaal klimaatakkoord worden afspraken gemaakt hoe deze doelen gehaald gaan worden. Op 28 juni 2019 heeft het kabinet het klimaatakkoord gepubliceerd.

Als onderdeel van het nationale klimaatakkoord is ook afgesproken om op regionaal niveau samen te werken aan de energietransitie. Daarbij gaat het specifiek over lokale duurzame opwekking, besparing en de warmtetransitie. Dit resulteert in dertig regionale energiestrategieën (de RES). De regio's krijgen ondersteuning van het Nationaal Programma RES. Via de RES kan de besluitvorming omtrent de ruimtelijke inpassing van de duurzame energieopwekking en de energie-infrastructuur worden voorbereid in goed overleg met alle maatschappelijke partners en betrokkenen binnen de regio.

Met de klimaatopgaven is in Midden-Holland een voortvarende start gemaakt door in de periode 2016 – 2017 te fungeren als één van de nationale pilots voor de ontwikkeling van een regionale energiestrategie (RES). Door de uitvoering van de pilotfase heeft de regio een flinke voorsprong op regio’s die pas in 2019 konden beginnen met een RES. De pilotfase heeft niet alleen geleid tot gezamenlijke ambities, zodat makkelijker kan worden samengewerkt in het vervolg, maar ook voor een flinke hoeveelheid data, waarmee in de vervolgfase goed kan worden verder gewerkt.

De uitkomsten van de RES zijn als opgave erkend door een groot aantal partijen in de regio met de ondertekening van het Convenant 2018-2025 Regionale Energiestrategie Midden-Holland op 5 april 2018. Binnen de regio Midden-Holland is de bestuurlijke tafel Duurzaamheid de verbindende schakel in het proces tussen de gemeenten en de verschillende bestuurlijke domeinen in de regio.

Energiezuinig bouwen

De energiezuinigheid van woningen en utiliteitsgebouwen wordt uitgedrukt in de Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). Het Bouwbesluit stelt bepaalde eisen aan de energiezuinigheid van gebouwen en daarmee de EPC-waarde van een gebouw. Voor een woning geldt een eis van 0,4 terwijl voor utiliteitsbouw een variatie aan normen wordt gehanteerd op basis van de functie. De EPC-eisen zijn in 2020 vervangen door de eisen voor Bijna EnergieNeutrale Gebouwen (BENG). Alle vergunningaanvragen vanaf 1 januari 2020 moeten voldoen aan deze BENG-norm.

Duurzame ontwikkeling onder de Omgevingswet

Een belangrijk deel van het op dit moment geldende omgevingsrecht is voortgekomen uit de behoefte het lokale milieu en de burger te beschermen tegen hinder en verontreiniging. Inmiddels spelen bovenlokale gevolgen op het gebied van klimaatverandering een grote maatschappelijke rol, en krijgen steeds meer doorwerking in het omgevingsrecht. De Omgevingswet, die naar verwachting in 2021 in werking treedt, verankert dan ook het principe dat als er ontwikkelingen plaatsvinden, deze ontwikkelingen duurzaam moeten zijn. Bestuursorganen van een gemeente, provincie, het Rijk of een Waterschap moeten hun taken en bevoegdheden op grond van deze wet uitoefenen met oog op de belangrijke doelen van deze wet, waaronder duurzame ontwikkeling. Voor burgers en bedrijven geldt een zorgplicht voor een goede leefomgeving.

De wetgever heeft daarbij in gedachten dat een kerninstrument bij het bereiken van duurzame ontwikkeling de omgevingsvisie is. De omgevingsvisie vormt een integrale visie waarin strategische hoofdkeuzen van beleid voor de fysieke leefomgeving voor de langere termijn staan verwoord. Daarbij focust de omgevingsvisie niet op één sector of één aspect, maar wordt gevormd door een integrale blik op alle onderdelen van het gebiedsgericht beleid.

Een ander instrument van de Omgevingswet betreft de omgevingswaarden, die deels centraal worden vastgelegd in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) en waarbij op onderdelen bepaalde afwegings-/afwijkingsruimte voor het lokale bestuur mogelijk is. Dit zorgt ervoor dat een integrale afweging mogelijk blijft, maar dat er ook plaats is voor innovatie. De keuzes worden naast elkaar gelegd en afgewogen, waarna ze worden neergelegd in het burgers bindende omgevingsplan of een projectbesluit.

In het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) is meer concreet de nieuwe mogelijkheid opgenomen om in een omgevingsplan maatwerkregels op te nemen met betrekking tot energieprestatie en milieuprestatie bij nieuwbouw van gebouwen en daarbij strengere grenswaarden op te nemen dan de in het Bbl geformuleerde landelijke normen. Als een dergelijke maatwerkregel in een omgevingsplan is opgenomen, is voor iedereen vooraf kenbaar dan in het betreffende gebied een strengere duurzaamheidseis geldt.

Klimaatneutraal Bodegraven-Reeuwijk 2035

In de raadsvergadering op 6 juli 2017 heeft de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk uitgesproken om een ambitie aan te houden van 25% boven de landelijke doelstelling. In navolging hierop zijn in april 2017 de “Routekaart Klimaatneutraal Bodegraven-Reeuwijk 2035” en het bijbehorende actieplan vastgesteld. Beide zijn een uitwerking van de motie “Klimaatneutrale gemeente” die in november 2014 werd aangenomen. Deze motie en de routekaart en het actieplan doorleven dat als we nu niet doen om klimaatverandering tegen te gaan, we de gevolgen op financieel en ecologisch vlak doorschuiven naar volgende generaties.

De ambitie van de Gemeente Bodegraven-Reeuwijk is om toe te werken naar klimaatneutraliteit in combinatie en samenhang met het behalen van doelstellingen op andere gebieden. Met de routekaart en het actieplan worden alle thema’s zichtbaar gemaakt waar de gemeente aan wil werken om klimaatneutraliteit te behalen en doelgerichte acties uit te voeren, afgestemd op locatie specifieke kenmerken. Dit zal gedaan worden door technologische en maatschappelijke ontwikkelingen te volgen en daarop te anticiperen. Gedurende de looptijd van het actieplan zal door middel van monitoring en evaluatie gekeken worden of en hoe op deze ontwikkelingen kan worden ingespeeld.

De gemeente zet in op de thema's energie, water, afval, transport, wonen, maatschappelijk vastgoed, economie, voedsel, leefbaarheid en recreatie. Het handelen van de mens heeft direct (CO2 uitstoot) en indirect (overige broeikasgassen) effect op de versterking van het broeikaseffect. Door te kiezen voor deze tien thema’s worden alle onderwerpen die bij zullen moeten dragen aan klimaatneutraliteit meegenomen en wordt de integraliteit in de aanpak naar klimaatneutraliteit geborgd.

3.2 Onderzoek en conclusie

Voorliggend bestemmingsplan 'Bodegraven Centrum 2020' is aangemeld als een 'bestemmingsplan met verbrede reikwijdte'. Het plan is daarmee een experimenteel plan zoals bedoeld in artikel 2.4 van de Crisis- en herstelwet (Chw). Hierdoor is het toegestaan om af te wijken van wetten en besluiten die zijn genoemd in artikel 7c van het Besluit uitvoering Chw. Het experiment heeft onder andere als doel om vooruitlopend op de komst van de Omgevingswet alvast gebruik te maken van enkele mogelijkheden die de wet gaat bieden.

De gemeente Bodegraven-Reeuwijk geeft duurzaamheidsambities een belangrijke plek in het voorliggende bestemmingsplan. Duurzaamheid is een diffuus en veelomvattend onderwerp. Een gezonde en prettige leefomgeving wordt door allerlei factoren beïnvloed. Voor ruimtelijke aspecten kan er gestuurd worden middels het bestemmingsplan. Hiervoor zijn verschillende mogelijkheden. In een bestemmingsplan kunnen in principe de volgende maatregelen worden opgenomen:

  • Positief bestemmen en belonen:
    • 1. Belemmerende regels voor duurzame ontwikkelingen opheffen (zonder dat daarbij andere kwaliteiten onder druk komen te staan)
    • 2. Duurzame ontwikkelingen mogelijk maken door ze expliciet te bestemmen
    • 3. Initiatieven belonen door extra ruimte voor ontwikkelingen te geven
  • Niet of minder duurzame activiteiten tegengaan door:
    • 1. Bepaalde activiteiten verbieden
    • 2. Het stellen van zwaardere eisen aan deze ontwikkelingen of compensatie te eisen.
  • Het opnemen van voorwaardelijke verplichtingen.

De gemeente heeft ervoor gekozen een aantal maatregelen uit te werken en op te nemen in de regels van voorliggend bestemmingsplan. Het betreft concrete regels voor klimaatadaptatie (duurzame waterhuishouding en het tegengaan van hittestress) en het belonen van duurzame ruimtelijke ontwikkelingen.

Aanvullende duurzaamheidsontwikkelingen belonen via afwijkingsregels

Met algemene afwijkingsregels kunnen burgemeester en wethouders afwijken bij het verlenen van een omgevingsvergunning. De gemeente heeft algemene afwijkingsregels opgenomen om een initiatiefnemer aanvullende ruimte te kunnen geven ('belonen'). Als een gebouw een EPC=0 heeft, dus strenger dan in het huidige Bouwbesluit wordt geëist, mogen de bij recht gegeven maten, afmetingen en percentages met maximaal 10% afwijken, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, een goede milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, de verkeersveiligheid en de sociale veiligheid. Omdat in 2020 vanzelf de BENG-regels in werking treden, geldt de bovenstaande beloningsconstructie alleen tot dat moment.

Het stedelijk gebied van Bodegraven heeft te maken met doorlopende ontwikkelingen en de transitie naar een klimaatneutrale gemeente. Door het opnemen van specifieke regels die een duurzame leefomgeving bevorderen en minder duurzame activiteiten tegengaan, kan de gemeente sturen op de beoogde duurzaamheidsdoelstellingen. Zo geeft de Routekaart Bodegraven-Reeuwijk 2035 concrete actiepunten voor het stimuleren van bestendigheid tegen hitte en neerslag en de verduurzaming van particuliere woningen, maatschappelijk vastgoed en bedrijven. Op het gebied van water heeft het stimuleren en faciliteren van het afkoppelen van hemelwater van de riolering prioriteit. Het bestemmingsplan draagt met bovengenoemde regelgeving bij aan een klimaatneutraal Bodegraven-Reeuwijk in 2035.

Hoofdstuk 4 Ruimtelijke Ordening

4.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte. De structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op Rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw Rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de structuurvisie schetst het Rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028.

Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland door een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Om dit te bereiken, brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat (burgers en bedrijven), laat het meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…') en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. De belangen zijn vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (BARRO). Het Rijk richt zich daarbij op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer (waaronder buisleidingen), energie en natuur, alsook ondergrond en ruimte voor militaire activiteiten. Ook waterveiligheid en milieukwaliteit (lucht, geluid, bodem, water en externe veiligheid) horen daarbij, evenals de bescherming van ons werelderfgoed (zoals de Waddenzee en de Nieuwe Hollandse Waterlinie). Het Barro bevat geen specifieke uitspraken met betrekking tot het voorliggende plangebied.

Buiten de nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en laat verstedelijkings- en landschapsbeleid over aan de provincies en gemeenten. De gemeente is in dat opzicht de overheid die het dichtst bij de burger staat en zorg draagt voor een veilige en leefbare woon- en werkomgeving. In het ruimtelijk domein gaat het om de ruimtelijke ontwikkeling van stad en platteland in brede zin, waarbij onder meer belangen ten aanzien van mobiliteit, milieu, natuur, water, economie en wonen worden afgewogen. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei geënt op het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Bij het beheren en ontwikkelen van natuur krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol.

Ladder voor duurzame verstedelijking 

Op 1 juli 2017 is de Nieuwe Ladder voor Duurzame Verstedelijking in werking getreden (artikel 3.1.6 lid twee en drie Bro). De nieuwe Ladder is ten opzichte van de voorgaande Ladder vereenvoudigd. De drie treden zijn komen te vervallen en er is een nieuwe bepaling toegevoegd. De Laddertoets geldt alleen voor plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken. Onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

Toetsing aan de nieuwe Ladder houdt in dat een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Indien een bestemmingsplan wijzigingsbevoegdheden of uitwerkingsplichten bevat, kan bij het moederplan worden bepaald dat de Laddertoets zich niet richt op de toelichting bij het moederplan, maar op de toelichting bij het wijzigings- of uitwerkingsplan.

Voorliggend bestemmingsplan voorziet grotendeels in een actualiserend juridisch-planologisch kader conform de feitelijke situatie. Voor deze wijzigingen is toetsing aan milieukundige aspecten niet benodigd.

In het bestemmingsplan wordt vooralsnog geen rekening gehouden met mogelijke herontwikkelingslocaties, zoals de voormalige Welkooplocatie en de panden aan de Van Tolstraat 25-29 Plannen voor herontwikkeling en sloop-nieuwbouw projecten zijn in overleg met de gemeente mogelijk. Zoals toegelicht in paragraaf 2.3 worden nieuwe initiatieven in de eerste plaats getoetst aan de kaders die de gemeente heeft opgesteld in de 'Visie op het winkelgebied' (bijlage 1). De wettelijke onderzoeksverplichtingen voor deze ontwikkelingen zijn, anticiperend op de Omgevingswet, doorgeschoven naar de vergunningfase. Voor mogelijke ontwikkelingen is in de regels behorend bij det bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen, die de laddertoets verplicht stelt bij de vergunningfase.

Afhankelijk van de zekerheid die er komt over de uitvoerbaarheid van de plannen worden de ontwikkelingen gedurende de looptijd van voorliggend plan gefaciliteerd. In dat geval zal ook de voorliggende paragraaf worden aangevuld met een laddertoets voor het beoogde programma.

4.2 Provinciaal beleid

Omgevingsbeleid Zuid-Holland

Op 20 februari 2019 heeft de provincie Zuid-Holland het nieuwe Omgevingsbeleid vastgesteld. Het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland omvat al het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving. Het bestaat uit twee kaderstellende instrumenten: de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening. Daarnaast zijn in het Omgevingsbeleid operationele doelstellingen opgenomen, die deel uit maken van verschillende uitvoeringsprogramma's en -plannen, zoals het programma Ruimte en het programma Mobiliteit. De ruimtelijke hoofdstructuur maakt met een integraal kaartbeeld inzichtelijk hoe de strategische beleidskeuzes uit de Omgevingsvisie ruimtelijk samenkomen.

Met het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Uit de provinciale opgaven worden samenhangende beleidskeuzes gemaakt, die doorwerken naar uitvoeringsprogramma's en naar regels in de verordening. De ruimtelijke hoofdstructuur maakt met een integraal kaartbeeld inzichtelijk hoe de strategische beleidskeuzes uit de Omgevingsvisie ruimtelijk samenkomen.

Omgevingsvisie Zuid-Holland

Door het samenvoegen van verschillende beleidsplannen voor de fysieke leefomgeving sorteert de provincie voor op de Omgevingswet. De Omgevingswet verplicht het Rijk, de provincies en gemeenten een omgevingsvisie te maken. De provinciale Omgevingsvisie bestaat uit de volgende onderdelen:

  • 1. Een beschrijving en kaartbeelden van de ruimtelijke hoofdstructuur;
  • 2. De ontwikkelrichting van het omgevingsbeleid: ambities en sturing;
  • 3. Een beschrijving van de omgevingskwaliteit van Zuid-Holland, waaronder de provinciale inzet voor het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  • 4. De samenhangende beleidskeuzes voor de fysieke leefomgeving.

Ad. 1 Ruimtelijke hoofdstructuur

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.Bodegravencentrum-BP20_0008.png"

Ad. 2 Omgevingsbeleid: ambities en sturing

De ambitie van de provincie is een slim, schoon en sterk Zuid-Holland. De Provincie gaat uit van zes richtinggevende ambities, waarbinnen een aantal opgaven zijn geformuleerd:

  • Naar een klimaatbestendige delta;
  • Naar een nieuwe economie: the next level;
  • Naar een levendige meerkernige metropool;
  • Energievernieuwing;
  • Best bereikbare provincie;
  • Gezonde en aantrekkelijke leefomgeving.

Ad. 3 Omgevingskwaliteit

Centraal doel van het integrale omgevingsbeleid is het verbeteren van de omgevingskwaliteit. Onder 'omgevingskwaliteit' wordt verstaan: het geheel aan kwaliteiten die de waarde van de fysieke leefomgeving bepalen. Ofwel een samenvoeging van ruimtelijke kwaliteit (belevingswaarde, gebruikswaarde en toekomstwaarde) en milieukwaliteit (gezondheid en veiligheid).

De Omgevingskwaliteit bestaat uit de unieke kwaliteiten van Zuid-Holland, het toepassen van de leefomgevingstoets (beleidscyclus en monitoring) en een nadere uitwerking van het provinciale beleid. Dit laatste gebeurt door middel van een 'kwaliteitskaart' en bijbehorende 'richtpunten ruimtelijke kwaliteit'.

Kwaliteitskaart, richtpunten en gebiedsprofielen 

De provincie geeft richting en ruimte aan een optimale wisselwerking tussen ruimtelijke ontwikkelingen en omgevingskwaliteit. In de gehele provincie, zowel in het stedelijk gebied als in het landelijk gebied, beoogt het kwaliteitsbeleid een 'ja, mits-beleid'; ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit.

Het ruimtelijk kwaliteitsbeleid bestaat uit een viertal kwaliteitskaarten (de laag van de ondergrond, de laag van de cultuur- en natuurlandschappen, de laag van de stedelijke occupatie en de laag van de beleving), samengevat in één integrale kwaliteitskaart, bijbehorende richtpunten en een aantal bepalingen in de verordening. Ontwikkelingen moeten rekening houden met deze richtpunten. De kwaliteiten zijn uitgewerkt in de gebiedsprofielen.

Gebiedsprofiel 'Gouwe Wiericke''

De gebiedsprofielen ruimtelijke kwaliteit vormen een uitwerking van de kwaliteitskaart en de richtpunten op gebiedsniveau. Zij zijn opgesteld in samenwerking met regionale partijen en bieden een gebiedsspecifieke handreiking voor het omgaan met ruimtelijke kwaliteit bij ruimtelijke ontwikkelingen.

De provincie Zuid-Holland heeft op 16 december 2014 het gebiedsprofiel 'Hollandse Plassen' opgesteld. In overleg met de regio en de gemeenten zijn de kernkwaliteiten uit de kwaliteitskaart uitgewerkt in het gebiedsprofiel. Het profiel is een gezamenlijk vertrekpunt ten aanzien van de karakteristiek, de ruimtelijke kwaliteit en de ambitie voor dit specifieke gebied. Het profiel verbeeldt en beschrijft wat wordt verstaan onder 'ruimtelijke kwaliteit', welke elementen aan die kwaliteit ten grondslag liggen in relatie tot de kwaliteitskaart en hoe sturing gegeven kan worden aan behoud en ontwikkeling van ruimtelijke kwaliteit.

Gouwe Wiericke heeft een rijk palet aan polders met ieder zijn eigen karakteristieke verkavelingspatroon. Kenmerkend voor Gouwe Wiericke is het samenspel tussen het oorspronkelijke ontginningspatroon en de vervening die onder andere tot het ontstaan van de Reeuwijkse Plassen hebben geleid. De eerste ruimtelijke ambitie voor het palet van polders is behoud van de grote maat. Gouwe Wiericke heeft een open landschap dat op zijn beurt weer deel uitmaakt van het veel grotere geheel van het Groene Hart. Juist de kwaliteit van een uitgestrekt polderlandschap ‘dat eindeloos doorgaat’ moet overeind blijven. Een tweede ruimtelijke ambitie is dat de polders de basis zijn voor nieuwe ontwikkelingen. De karakteristieke poldereenheden met hun verkavelingspatronen en de dijken als heldere randen, moeten behouden worden. Tot slot gaat het om het herkenbaar houden van de vele nuances in het polderpalet: van de waaiervormige verkavelingen tot de rationele droogmakerijen en van veenweides tot veenplassen.

De linten, waaraan de verschillende polders binnen de Gouwe Wiericke ‘hangen’, zijn de structuurdragers van het gebied. Gouwe Wiericke wordt dooraderd door boezemwater en de waterpatronen van de polders met daartussen de opstrekkende verkaveling. De planlocatie ligt in de Noordzijderpolder en de Zuidzijderpolder, van elkaar gescheiden door de Oude Rijn.

Een samenhangende visie op de droogmakerij als geheel in relatie met zijn omgeving is nodig als basis voor de opgaven die spelen. De ambities van het gebiedsprofiel richten zich onder andere op:

  • Koesteren van de heldere begrenzing van de droogmakerijen.
  • Zichtbaar houden van het hoogteverschil met omliggende veenweidegebied en het boomkwekerijgebied bij Boskoop.
  • Zo veel mogelijk concentreren van eventueel nieuwe bebouwing aan de Middelburgseweg en de Zijdeweg zodat het middengebied open blijft.
  • Toekomstige ontwikkelingen leveren een bijdrage aan een duurzame waterhuishouding.
  • Toekomstige ontwikkelingen houden rekening met de openheid en de typerende opbouw van het gebied.

Het gebiedsprofiel 'Gouw Wiericke' is voornamelijk opgesteld om bij ontwikkelingen sturing te geven op kwaliteit. Het voorliggende bestemmingsplan neemt uitsluitend de bestaande rechten over. Uitgangspunt van dit bestemmingsplan is dan ook het vastleggen van de aanwezige kwaliteiten van het gebied, hetgeen bijdraagt aan de ambitie van het gebiedsprofiel om de bestaande kwaliteiten te behouden. Het voorliggende bestemmingsplan is daarmee in lijn met het gebiedsprofiel.

Ad. 4 Beleidskeuzes

De provincie heeft 12 provinciale opgaven gedefinieerd, die elk bestaan uit samenhangende beleidskeuzes. Deze beleidskeuzes werken door naar uitvoeringsprogramma's en regels in de verordening.

Een belangrijke opgave in het kader van ruimte en verstedelijking is het zorgen voor een zorgvuldig ruimtegebruik en een compact, samenhangend en kwalitatief hoogwaardig bebouwd gebied. In lijn met de maatschappelijke behoefte zet de provincie in op het beter benutten van het bestaand stads- en dorpsgebied. Indien een gemeente een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen.

Uitgangspunt van de Ladder is dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte en in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Nieuwe verstedelijking moet daarom passen in regionale visies, de kwaliteitskaart van de Visie ruimte en mobiliteit en andere in de visie en verordening aangegeven ruimtelijke kaders. De Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in nationale wet- en regelgeving, zoals beschreven en getoetst in paragraaf 4.1. Toepassing is van provinciaal belang, daarom is in de verordening een verwijzing opgenomen naar de Rijksladder.

Omgevingsverordening Zuid-Holland

De Omgevingsverordening is vastgesteld in samenhang met de Omgevingsvisie en onderliggende programma's. verordening is vastgesteld met het oogmerk van juridische doorwerking van een deel van het ruimtelijk beleid en bevat daarom regels voor bestemmingsplannen en daarmee gelijkgestelde ruimtelijke plannen. Het document omvat regels over de fysieke leefomgeving op provinciaal niveau, die voorheen waren opgenomen in onder andere de milieuverordening, planologische verordening en ontgrondingenverordening. De verordening gaat gepaard met een 17 kaartbeelden. De relevante kaartbeelden zijn hieronder toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.Bodegravencentrum-BP20_0009.png" Afbeelding 4.1 uitsnede Kaart 15 'Cultureel erfgoed', Omgevingsverordening Zuid-Holland'

Molenbiotoop

Uit de Omgevingsverordening blijkt dat molen 'De Arkduif' is aangemerkt als cultureel erfgoed (kaart 15). De molenbiotoop van deze molen, gelegen aan de Overtocht 45, overlapt een deel van het voorliggende plangebied. Om de windvang van de molen te beschermen is in dit bestemmingsplan de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone – molenbiotoop 400 m' opgenomen. De regeling die hieraan gekoppeld is voorkomt dat binnen een afstand van 400 meter tot het middelpunt van de molen nieuwe bebouwing wordt opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/100 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek. Daarmee is de windvang van de molen in voldoende mate gewaarborgd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.Bodegravencentrum-BP20_0010.png" Afbeelding 4.2 uitsnede Kaart 3 'Regionale Waterkeringen', Omgevingsverordening Zuid-Holland'

Regionale waterkeringen

Tot slot zijn in de Omgevingsverordening diverse regionale waterkeringen aangeduid (zie afbeelding 4.2), waaronder de Overtocht, Van Tolstraat, Noordstraat en de Vlietkade. Deze waterkeringen zijn in dit bestemmingsplan voorzien van een dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterkering', waarmee de waterkerende functie primair is gesteld ten opzichte van de andere aangegeven bestemmingen.

4.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Bodegraven 2010-2020

De structuurvisie Bodegraven 2010-2020 met als titel 'Vitaliteit op een knooppunt' is op 15 juni 2011 door de gemeenteraad van Bodegraven-Reeuwijk vastgesteld. De structuurvisie vormt een integrale visie op de identiteit van de huidige gemeente Bodegraven en de ruimtelijke ontwikkelingen die in de planperiode met een doorkijk naar 2030 plaats gaan vinden. De structuurvisie geeft richting aan het gesprek met andere overheden, marktpartijen en maatschappelijke organisaties en de inwoners van Bodegraven. In de toekomst zullen op basis van de structuurvisie keuzes worden gemaakt die doorwerken naar andere beleidsvelden en in bestemmingsplannen. De ruimtelijke ontwikkelingen die in de structuurvisie zijn opgenomen, zijn regionaal afgestemd.

Op basis van een analyse van de ruimtelijke kwaliteiten van Bodegraven en de te verwachten ruimtelijke en maatschappelijke ontwikkelingen zijn zeven kernambities geformuleerd, waarvan punt 2, 3, 4 en 7 van toepassing zijn voor voorliggend plan:

  • 1. Vitaal en beleefbaar platteland
  • 2. Vitale woonkernen en woonwijken met voor elk wat wils
  • 3. Vitaliteit door een goed voorzieningenaanbod
  • 4. Vitaliteit door ruimtelijke kwaliteit
  • 5. Vitaliteit door een goede bereikbaarheid
  • 6. Vitale economie
  • 7. Vitaliteit door een duurzame ontwikkeling

Voor een goed functioneren van de Bodegraafse woningmarkt is van belang dat de woningbouwplannen goed aansluiten op de behoefte van de Bodegraafse huishoudens, in omvang en kwaliteit en dat daarmee de doorstroming op de woningmarkt wordt bevorderd. Het gaat daarom de komende jaren om het toevoegen van kwaliteit: 'de juiste woning, op de juiste plek', maar ook 'in het juiste tempo en de juiste aantallen'. Voorliggend plan houdt rekening met een aantal herontwikkelingslocaties, die in de toekomst kunnen bijdragen aan de actuele behoefte op de woningmarkt. Daarnaast heeft de centrumvisie een duidelijke doorwerking in het plan. Middels passende regelgeving wordt sturing gegeven aan de gewenste voorzieningenstructuur binnen het kernwinkelgebied. Hierdoor wordt het voorzieningenaanbod ruimtelijk en programmatisch gereguleerd, wat de vitaliteit bevordert en het centrum van Bodegraven toekomstbestendig maakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.Bodegravencentrum-BP20_0011.jpg"

Afbeelding 4.3 Uitsnede deelambitie Vitale kernen en woonwijken, Ruimteijke structuurvisiekaart Bodegraven

Op de deelambitiekaart 'Vitale kernen en woonwijken' is het plangebied aangeduid als 'oude dorpskern e.o.' met de aanduiding 'revitalisering'. De herstructureringsprojecten aan de Doortocht, de voormalige Welkooplocatie en het Versluys-terrein, zijn opgenomen in de projectenlijst. De planontwikkeling die in dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, past binnen de uitgangspunten zoals die in de Structuurvisie zijn geformuleerd.

Visie Bodegraven Centrum

In op 23 november 2016 is de visie voor het centrum van Bodegraven vastgesteld. De uitwerking hiervan in het bestemmingsplan is toegelicht in bijlage 1. Het centrum van Bodegraven heeft een belangrijke economische en maatschappelijke functie. Door de economische crisis moesten de afgelopen jaren diverse winkels de deuren sluiten en zijn woningbouwprojecten niet tot uitvoering gekomen. De grote mate aan leefstand in het centrum zorgt ervoor de de aantrekkelijkheid van het centrum is afgenomen.

Met het aantrekken van de economie ontstaan nieuwe kansen het centrum weer tot bloei te laten komen. De unieke historische bebouwing, de ligging aan de Oude Rijn en het brede aanbod aan voorzieningen maken dat het centrum van Bodegraven veel potentie heeft. De visie heeft als doelstelling om te komen tot een aantrekkelijk en toekomstbestendig centrum. De visie gaat gepaard met een dynamische uitvoeringsagenda met acties op zowel korte als middellange termijn.

De visie is opgebouwd aan de hand van drie overkoepelende thema's, die beknopt worden toegelicht:

  • 1. Winkelgebied
  • 2. Verblijfskwaliteit
  • 3. Organisatiestructuur

Winkelgebied

De gemeente heeft ervoor gekozen om te sturen op een compacter winkelgebied, zodat een aantrekkelijker en toekomstbestendig centrum kan worden gerealiseerd. Dit betekent winkels zoveel mogelijk concentreren in het winkelgebied en daarnaast het omzetten van (voormalige) winkelpanden naar woningen of andere binnen het gebied passende functies. De rol van de gemeente is het bieden van duidelijke kaders zodat ondernemers en pandeigenaren gericht tot plannen kunnen komen die bijdragen aan een aantrekkelijk en economisch vitaal centrum. Hiermee moet leegstand en verpaupering worden bestreden en in de toekomst worden voorkomen.

Om resultaat te bereiken zal de gemeente toekomstige leegstaande panden buiten het winkelgebied met een detailhandelsbestemming herbestemmen naar een andere passende functie. Zo wordt voorkomen dat nieuwe detailhandel zich buiten het winkelgebied vestigt. Per casus worden de mogelijkheden in kaart gebracht voor nieuwe functies of ontwikkelingen. Dit is maatwerk en telkens moet worden onderzocht op welke wijze de eigenaar gefaciliteerd kan worden. Belangrijk hierin is een flexibele opstelling en het bieden van reëel perspectief voor een pandeigenaar. Het gesprek aangaan met een pandeigenaar vormt hierbij de basis.

De start van een Dorps Ontwikkel Maatschappij (DOM) kan een belangrijke rol spelen bij langdurige situaties waarin geen vooruitgang wordt geboekt. Ook instrumenten als stedelijke herverkaveling kunnen mogelijk worden ingezet om het gewenste resultaat te bereiken.

Voorliggend bestemmingsplan is één van de juridische instrumenten om te sturen op de gewenste functies in het centrum. Daarnaast hout het plan rekening met mogelijkheden tot herontwikkeling.

Verblijfskwaliteit

Vanuit het rapport van De Nieuwe Winkelstraat (DNWS) is voor Bodegraven aanbevolen om het concept van Service & Shop verder gestalte te geven. Een gemakscentrum met karakter, een plek om wat langer naar toe te gaan. Het centrum dient een huiskamergevoel uit te stralen voor de eigen inwoners: veel gemak, goede bereikbaarheid, comfort (bankjes, kindvriendelijk etc.) en allerlei diensten om het verblijf zo vertrouwd, comfortabel en gemakkelijk mogelijk te maken.

Daarnaast kenmerkt het centrum zich door een aantal unieke elementen, zoals de Oude Rijn, de Rijnkadehaven, het Raadhuisplein en de Oude Markt. Deze bieden kansen en kunnen beter benut worden. Ook wat betreft parkeren en verkeer kunnen verbeteringen worden doorgevoerd.

Organisatiestructuur

Een goede samenwerking tussen gemeente, ondernemers en vastgoedeigenaren is een randvoorwaarde om gestelde doelen te verwezenlijken. Door een goede organisatiestructuur neer te zetten kunnen belangen een plek krijgen en kunnen gezamelijk acties worden uitgevoerd en continuïteit gewaarborgd.

Welstandsbeleid 

In de door de gemeenteraad op 27 september 2007 vastgestelde Welstandsnota zijn criteria vastgelegd voor gebiedsindeling, gebaseerd op de ruimtelijke kwaliteiten van Bodegraven. Het gaat hier om de volgende gebieden:

  • 1. de kernen;
  • 2. landelijk gebied;
  • 3. lintbebouwing bijzondere waarden.

Onder 'de kernen' worden de dorpskernen Bodegraven en Nieuwerbrug verstaan. In de kern Bodegraven komen verschillende functies bijeen. Uitgangspunt is het behouden van de samenhang en eenheid binnen een bouwblok, straat of wijk. Aan de in de Welstandsnota opgenomen criteria betreffende ligging in de omgeving, massa en detaillering zal worden voldaan. Bouwplannen zullen om advies worden voorgelegd aan de welstandscommissie.

Evenementenbeleid

Het evenementenbeleid voorziet in randvoorwaarden voor het organiseren van evenementen en recreatieve activiteiten. Daarnaast dient het kaders te creëren die voor organisatoren helder maken welke mogelijkheden er zijn binnen de gemeente. De doorwerking van het evenementenbeleid in voorliggend plan is nader toegelicht onder hoofdstuk 8.3.

Hoofdstuk 5 Leefomgeving

5.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan is een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. Hierbij wordt waar mogelijk geanticipeerd op de principes van de Omgevingswet (OW): minder toetsen aan landelijke sectorale regelgeving, meer afwegen van verschillende belangen in de leefomgeving, met het oog op de maatschappelijke doelen van de wet:

"Deze wet is, met het oog op duurzame ontwikkeling, de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu gericht op het in onderlinge samenhang:

  • a. bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, ook vanwege de intrinsieke waarde van de natuur, en
  • b. doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van

maatschappelijke behoeften." (Omgevingswet, Art. 1.3)

Daarom kent dit hoofdstuk van de toelichting een andere indeling dan bij een traditioneel bestemmingsplan. Er is nog steeds een paragraaf per aspect (geluid, bodem, enz.), maar deze paragrafen vallen nu onder thema's die overeenkomen met één van de hierboven genoemde maatschappelijke doelen:

  • Thema Omgevingskwaliteit – gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit
  • Thema Veiligheid - Waarborgen van de veiligheid
  • Thema Erfgoed – Beschermen en beheren van ons materieel erfgoed
  • Thema Natuur – Beschermen van de intrinsieke waarde van de natuur
  • Thema Klimaatadaptatie - met een veranderend klimaat wordt het een uitdaging om het land ook op termijn bewoonbaar te houden
  • Thema Energietransitie – een belangrijke voorwaarde voor duurzame ontwikkeling

Tenslotte is er een bespreking van procedurele aspecten van een bestemmingsplan, zoals milieueffectrapportage.

Per thema kent het hoofdstuk de volgende opbouw:

  • 1. Beschrijving huidige situatie plangebied
  • 2. Kaders en beleidsdoelen (zowel voor dit gebied als algemeen)
  • 3. Beschrijving gewenste situatie plangebied
  • 4. Verwerking in het bestemmingsplan

Deze opbouw is deels gebaseerd op het stappenplan dat ten grondslag ligt aan de staalkaarten omgevingsplan van de VNG. Deze staalkaarten zijn een handreiking hoe een omgevingsplan kan worden opgesteld. Tenslotte volgt een hoofdstuk waarin toelichting staat op de procedurele aspecten, zoals de vraag of een milieueffectrapport nodig is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.Bodegravencentrum-BP20_0012.png"

Afbeelding 5.1: Stappenplan

Omdat de OW nog niet in werking is bij de vaststelling van dit bestemmingsplan, geldt de wetgeving van vóór de OW als juridisch kader. Bij inwerkingtreding van de OW, gaat dit bestemmingsplan van rechtswege op in het omgevingsplan. Het omgevingsplan moet uiterlijk 2030 geheel voldoen aan het juridisch kader van de OW. Dit betekent dat het omgevingsplan, dus ook de regeling voor het centrum van Bodegraven, op onderdelen moet worden herzien om aan de OW te voldoen.

5.2 Gezondheid en omgevingskwaliteit

Doelen van de OW zijn een gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. Hieronder vallen aspecten als geluidhinder, luchtverontreiniging, geurhinder, trillingen en bodemverontreiniging. Deze aspecten hebben ook gevolgen voor een doelmatig beheer en gebruik van de leefomgeving, een ander doel van de OW.

5.2.1 Beschrijving huidige situatie plangebied

Verschillende bronnen zijn van invloed op de gezondheid en omgevingskwaliteit:

  • Weg en spoor (geluidhinder en luchtverontreiniging)
  • Bedrijven en andere activiteiten die op een vaste locatie gebeuren
  • Evenementen en terrassen
  • Bodemverontreiniging

Weg en spoor

Wegverkeerslawaai

Onderstaand is de gecumuleerde geluidsbelasting van alle wegen in het plangebied weergegeven. Dit geeft een eerste indruk van de geluidsbelasting in het gebied. De contouren zijn berekend op 1,5 meter hoogte, dit is maatgevend.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.Bodegravencentrum-BP20_0013.png"

Afbeelding 5.2: Gecumuleerde geluidsbelasting wegen

Spoorweglawaai

Onderstaand is de geluidsbelasting ten gevolge van de spoorlijn in het plangebied weergegeven. Dit geeft een eerste indruk van de geluidsbelasting in het gebied. De contouren zijn berekend op 1,5 meter hoogte, dit is maatgevend.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.Bodegravencentrum-BP20_0014.png"

Afbeelding 5.2: Geluidsbelasting spoorlijn

Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit samen met de AMvB "Niet in betekenende mate bijdragen" (NIBM), de ministeriele regeling NIBM, de ministeriele regeling Projectsaldering en de ministeriele regeling Beoordeling luchtkwaliteit in werking getreden.

Projecten die 'niet in betekenende mate bijdragen' aan de luchtverontreiniging, hoeven volgens de nieuwe wet niet meer afzonderlijk getoetst te worden aan de grenswaarden voor de buitenlucht. Het Besluit NIBM omschrijft het begrip nader: een project dat minder dan 3% van de grenswaarden bijdraagt is NIBM. Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor fijn stof en NO2. Voor woningbouw ligt de 3%-grens op 1.500 woningen. Het aantal woningen neemt met maximaal 28 toe ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan.

Vanuit een goede ruimtelijke ordening is het wel zinvol om inzicht te hebben in de luchtkwaliteit om te beoordelen of de toekomstige bewoners niet worden blootgesteld aan te hoge concentraties luchtvervuiling. De grenswaarden voor de jaargemiddelde concentraties van zowel NO2 als PM10 bedragen 40 µg/m3. Ook voor PM2,5 geldt 25 µg/m3 als grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie. Deze concentraties worden niet overschreden.

Derhalve kan worden geconcludeerd dat uit het oogpunt van de 'Wet luchtkwaliteit' er geen belemmeringen zijn voor de realisatie van het plan.

Bedrijven

In het centrum van Bodegraven zijn allerlei activiteiten aanwezig, die hinder kunnen veroorzaken voor de leefomgeving. Het gaat om o.a. winkels, horeca, een dansschool en een aantal bedrijven. Maar ook een kinderboerderij en een schoolplein, die naast plezier ook geluid en geurhinder kunnen veroorzaken.

Aan de rand van het plangebied, langs de Overtocht en de Doortocht, ligt een aantal bedrijfspercelen. Dit is het restant van het bedrijventerrein Doortocht/Overtocht, dat stapsgewijs wordt omgezet naar een meer gemengd gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.Bodegravencentrum-BP20_0015.png"

Afbeelding 5.4: Overzicht Doortocht en Overtocht. De cijfers staan hieronder toegelicht.

Aan de Doortocht/Overtocht zijn de volgende bedrijven gevestigd:

  • 1. Versluysterrein. Dit staat nu grotendeels leeg en wacht op herontwikkeling.
  • 2. Brouwerij De Molen. Deze ambachtelijke brouwerij is de laatste jaren een aantal keer uitgebreid. Ook is een bezoekerscentrum toegevoegd. Omdat een brouwerij niet in het huidige, verouderde bestemmingsplan past is elke uitbreiding met een aparte vergunning mogelijk gemaakt. Daarbij is de verwachte geluid- en geurbelasting berekend.
  • 3. Bedrijvenunits Doortocht. In deze eenheden zijn kleine ambachtelijke bedrijven en detailhandel gevestigd
  • 4. Rioolgemaal (buiten plangebied)

In het gebied zijn ook de volgende woningbouwontwikkelingen aanwezig:

  • 5. Welkooplocatie (buiten plangebied). Hiervoor wordt in een aparte procedure de bestemming gewijzigd naar wonen.
  • 6. Hart van Bodegraven – Hier worden nu woningen gebouwd volgens een bestemmingsplan uit 2011 en 2018.

Vanwege de ontwikkeling van het Hart van Bodegraven zijn voor een aantal bedrijven maatwerkvoorschriften vastgesteld op grond van de Wet milieubeheer. Hierdoor kunnen zij meer geluid maken op de nieuwe woningen zonder in overtreding te zijn. Deze maatwerkvoorschriften zijn gebaseerd op de beleidsregel “Geluidsbeleid bedrijven Doortocht 2018” die door B&W is vastgesteld.

Evenementen en terrassen

Voor het organiseren van evenementen in Bodegraven-Reeuwijk geldt de Algemene plaatselijke verordening. In de meeste gevallen is een vergunning nodig tenzij het om een kleinschalig evenement gaat. Bij vergunningverlening wordt getoetst aan de nota evenementenbeleid 2012. Alle evenementen worden één keer per jaar geïnventariseerd door middel van een evenementenkalender waarop evenementen worden aangemeld. Een aanmelding kan niet worden gezien als een aanvraag maar kan meespelen bij de toewijzing van locaties en werkt volgens het principe wie het eerst komt wie het eerst maalt.

Er geldt nog een bijzondere categorie evenementen zoals kermissen, circussen en braderieën. Hieraan zijn regels gesteld omtrent de frequentie in de vorm van een maximumstelsel.

In de Algemene plaatselijke verordening Bodegraven – Reeuwijk geldt een vergunningplicht voor het exploiteren van openbare inrichtingen. Terrassen worden als onderdeel daarvan gezien. Op dit moment kunnen terrassen niet zonder meer in het centrum worden ingericht, hiervoor is een exploitatievergunning nodig.

Bodemverontreiniging en ruimtelijke ontwikkelingen

Het bestemmingsplan “Bodegraven Centrum 2020” is grotendeels een conserverend bestemmingsplan zonder nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Voor de oude Welkoop locatie aan de Doortocht 1 wordt een apart bestemmingsplan opgesteld voor het woningbouwplan. Deze locatie maakt dan ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan Bodegraven Centrum 2020. Ook voor het Versluysterrein bestaan plannen voor woningbouw. Deze plannen zijn op dit moment nog in een verkennende fase waardoor voor deze locatie het bestaande gebruik, te weten bedrijventerrein, wordt gehandhaafd. Ook voor het perceel Van Tolstraat 25-29 wordt onderzocht of woningbouw mogelijk is. Op dit moment is er nog geen duidelijkheid over de (financiële) uitvoerbaarheid van het plan. Met betrekking tot de bodemkwaliteit is het daarom van belang om te bepalen of er knelpunten zijn met betrekking tot de huidige functie van het plangebied.

Uit de inventarisatie blijkt dat er geen directe vervolgactie op het gebied van de bodem dient te worden uitgevoerd ten behoeve van het bestemmingsplan.

In verband met de diffuse bodemverontreiniging in de oude lintbebouwing in het centrum (zone 1C) wordt uit voorzorg geadviseerd een moestuin op een halve meter (schone) teelaarde aan te leggen. Er is nog geen reden om deze maatregel via de planregels voor te schrijven. Voor het overige plangebied zijn geen beperkingen ten aanzien van het huidige gebruik.

5.2.2 Kaders en beleidsdoelen voor het plan

Weg en spoor

Voor omzetting naar geluidgevoelige functies zoals wonen geldt de Beleidsregel hogere waarden.

Bedrijven

Bedrijfsmatige en andere milieugevoelige activiteiten kunnen gevolgen hebben voor de gezondheid van omwonenden. Dat kan als deze activiteiten geluid- trillings- of geurhinder veroorzaken.

De overheid probeert gezondheidsschade door activiteiten te voorkomen of anders te beperken. Dat gebeurt op twee manieren:

  • 1. de gemeente bepaalt in het bestemmingsplan welke activiteiten waar zijn toegestaan;
  • 2. landelijke milieuregelgeving beperkt de milieuhinder van activiteiten die al in het bestemmingsplan zijn toegestaan.

Wanneer de Omgevingswet in werking treedt gaat de milieuregelgeving voor bedrijfsmatige activiteiten samen met het bestemmingsplan op in het Omgevingsplan. Daardoor kan de gemeente een betere afweging maken tussen het beschermen van de leefomgeving en het gebruik van de omgeving voor gewenste activiteiten. In dit bestemmingsplan wordt al zo veel mogelijk geregeld in de geest van de Omgevingswet.

De gemeente heeft de volgende relevante beleidskaders:

  • Centrumvisie (Doortocht/Overtocht valt hier buiten)
  • Ontwikkelingsplan Molenvliet 16 september 2004
  • Structuurvisie 2011
  • Geluidsbeleid bedrijven Doortocht 2018

De Omgevingsverordening van de provincie bepaalt dat een bestemmingsplan voor een bedrijventerrein de hoogst mogelijke milieucategorie toestaat gezien de bestaande en geprojecteerde gevoelige bestemmingen in de omgeving. In Bodegraven Centrum zijn geen milieubelastende bedrijven meer gevestigd. De Doortocht en omgeving transformeren naar een gemengd gebied/woongebied.

Bodemverontreiniging

Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen.

Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft (Wbb).

De gemiddelde bodemkwaliteit op onverdachte percelen binnen het plangebied is vastgelegd in de bodemkwaliteitskaart van Midden-Holland. Binnen het plangebied is sprake van vier zones:

1C: Kern Bodegraven;

4A: Oude bebouwing 1;

5: Uitbreidingen 1;

7: Recente uitbreidingen.

Voor de ligging van de zones zie afbeelding 5.5.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.Bodegravencentrum-BP20_0016.png"

Afbeelding 5.5: Ligging zones bodemkwaliteit

Voor het toepassen van grond van buiten het plangebied moet worden aangesloten bij de functie die het gebied heeft.

5.2.3 Beschrijving gewenste situatie plangebied

Weg en spoor

Er zijn voor dit aspect geen bijzonderheden.

Bedrijven

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk conserverend van aard. Voor wat betreft de binnen het plangebied gevestigde bedrijven geldt:

  • Geen grootschalige ontwikkelingen. Versluysterrein behoudt bestemming Bedrijf totdat haalbaarheid voor nieuwe functie is onderzocht.
  • Actualisatie – opnemen postzegelplannen en vergunningen, waaronder brouwerij De Molen
  • Het gebied Molenvliet, rondom Overtocht en Doortocht, transformeert door woningbouwplannen steeds meer van gemengd gebied naar woongebied. Dit houdt in dat terughoudend wordt omgegaan met het toestaan van nieuwe bedrijfsactiviteiten.

Evenementen en terrassen

Nieuwe terrassen worden toegelaten op de locatie Raadhuisplein mits de leefomgevingskwaliteit aanvaardbaar is. Voor het gebruik van een bestaand terras worden voorwaarden in de planregels opgenomen om te garanderen dat geluidhinder voor omwonenden aanvaardbaar is, o.a. openingstijden.

In de centrumvisie Bodegraven zet de gemeente in op meer levendigheid in het centrum onder voortzetting van het huidige beleid. Hiertoe worden locaties uit het evenementenbeleid in het bestemmingsplan aangewezen, te weten het Raadhuisplein, de Oude Markt, overige locaties in het centrum en evenementen in de rest van het plangebied.

5.2.4 Verwerking in het bestemmingsplan

Weg en spoor

Het plan maakt geen nieuwe woningen mogelijk.

Bedrijven

Het uitgangspunt is dat zich in 'gemengd gebied met wonen' alleen bedrijven zullen vestigen, die naar aard en invloed op de omgeving geschikt zijn voor ligging in een gebied met functiemenging inclusief wonen. Dat zijn over het algemeen kleinschalige, vaak ambachtelijke bedrijven, die hoofdzakelijk in de dagperiode (7-19u) in werking zijn. De productiewerkzaamheden geschieden hoofdzakelijk inpandig en er is in beperkte mate sprake van verkeersaantrekkende werking. Vrachtverkeer van en naar het bedrijf vindt vooral plaats in de dagperiode.

Terrassen/evenementen

Horecaterrassen zijn overal toegestaan binnen de bestemming Verkeer-verblijfsgebied. Hier gaat het dan om gevelterrassen vóór een horecabedrijf. Overige gevelterrassen zijn alleen mogelijk binnen de bestemming, bijvoorbeeld als het gaat om binnenplaatsen of achterterreinen die grenzen aan de horecagelegenheid. Eilandterrassen zijn alleen toegestaan als er een speciale aanduiding is opgenomen. Dat is alleen geregeld op het Raadhuisplein.

Terreinen waarbij evenementen zijn toegestaan zijn het Raadhuisplein, de Oude Markt, het winkelgebied en overige locaties binnen het plangebied, zoals het terrein van bierbrouwerij De Molen waar jaarlijks een bierfestival wordt georganiseerd. Bij de voorwaarden voor elke afzonderlijke locatie is rekening gehouden met de omgeving. Zo zijn de mogelijkheden voor evenementen op de Oude Markt beperkt omdat de omgeving vooral bestaat uit woningen en de leefbaarheid van de omgeving voorop staat.

5.3 Omgevingsveiligheid

Bij omgevingsveiligheid gaat het om de risico's van het gebruik en transport van gevaarlijke stoffen, de veiligheid van inrichtingen en de veiligheid van nieuwe, zich snel ontwikkelende technologieën. Hierbij moet een evenwicht worden gevonden tussen gezond en veilig leven, en ruimte voor economische groei behouden. Deze blijvende zoektocht naar een optimaal gebruik van de beperkte ruimte is het onderwerp van omgevingsveiligheid.

De regelgeving over omgevingsveiligheid verandert met de Omgevingswet. Waar relevant wordt hier alvast rekening mee gehouden.

Een uitgebreide beschrijving van de situatie in het plangebied en het wettelijke kader wordt toegevoegd als bijlage, welke bij de ontwerpfase zal worden toegevoegd aan dit bestemmingsplan. Hieronder staat dit kort weergegeven met de conclusies voor het plangebied.

5.3.1 Beschrijving huidige situatie plangebied

Inrichtingen

Binnen en nabij het plangebied zijn geen EV relevante inrichtingen gelegen (zie figuur 6). Ook van het voormalige LPG vulpunt op het Versluysterrein is inmiddels de vergunning ingetrokken.

Transport over de weg

N11

Ten westen van het plangebied, op een afstand van ongeveer 75 meter (kortste afstand), is de N11 gelegen. Over de N11 worden gevaarlijke stoffen vervoerd.

Uit de tabel 'Basisnet weg' (bijlage 1 Regeling Basisnet) blijkt dat ter hoogte van het plangebied geen sprake is van een plaatsgebonden risicocontour 10-6. Uit diezelfde tabel blijkt dat er ter hoogte van het plangebied geen sprake is van een 'plasbrandaandachtsgebied' (PAG). Ook al zou dat wel het geval zijn dan, dan ligt het plan op meer dan 30 meter afstand. Het plaatsgebonden risico en PAG leveren geen belemmeringen voor het plan.

In het 'Eindrapport Basisnet weg', okt. 2009, bijlage 7 is voor het wegvak ter hoogte van het plangebied (Z20) aangegeven dat het groepsrisico kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.

In afbeelding 5.6 is weergegeven waar de 'zeer kwetsbare gebouwen' zich in de huidige situatie bevinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.Bodegravencentrum-BP20_0017.png"

Afbeelding 5.6: Ligging plangebied t.o.v. EV relevante inrichtingen en wegen

Burgemeester Kremerweg (N258)

Ten noorden van het plangebied is de provinciale weg N458 (Burgemeester Kremerweg) gelegen. Over de provinciale weg worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Het gaat om brandbare vloeistoffen (benzine, diesel) en brandbare gassen (LPG, propaan). Gezien de afstand van het plangebied tot deze weg (meer dan 300 meter) levert dit geen beperkingen op voor het plangebied.

Transport over het spoor

Ten zuiden westen van het plangebied, is het spoor Alphen aan den Rijn – Woerden gelegen. Deze spoorlijn valt niet onder het Basisnet Spoor en is dus niet relevant wat betreft transport van gevaarlijke stoffen.

Transport per buisleiding

Ten westen van het plangebied is de hogedruk aardgasleiding A515 gelegen. Het plangebied is voor het deel binnen het invloedsgebied (brandaandachtsgebied geheten onder de Omgevingswet) gelegen (zie afbeelding 5.7).

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.Bodegravencentrum-BP20_0018.png"

Afbeelding 5.7: Ligging plangebied t.o.v. EV gasleidingen

Het plan ligt voor een deel binnen het brandaandachtsgebied van de hogedruk aardgasleiding A-515 (zie afbeelding 5.7). Binnen het brandaandachtsgebied moet rekening worden gehouden met de effecten van een fakkelbrand bij de gasleiding (oorzaak schade door derden) met enorme warmtestraling in de omgeving tot gevolg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.Bodegravencentrum-BP20_0019.png"

Afbeelding 5.8: Kwetsbare gebouwen binnen aandachtsgebieden

In afbeelding 5.8 is weergegeven dat op dit moment al een 'zeer kwetsbare gebouwen' aanwezig is in het brandaandachtsgebied. Dit is het pand Overtocht 24-32, i.v.m. aanwezigheid kinderopvang/peuterspeelzaal. Omdat het gaat om een bestaande situatie hoeven hier geen maatregelen te worden genomen.

Transport over het water

In de nabijheid van het plangebied zijn geen vaarwegen waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

Aandachtspunt veiligheidsregio

Bij de startbijeenkomst voor het bestemmingsplan centrum gaf de veiligheidsregio aan dat de bereikbaarheid voor hulpdiensten in bepaalde delen van het centrum lastig is. Vooral bij de diepe kavels langs de Oude Rijn. Dit is een aandachtspunt bij herontwikkeling.

5.3.2 Kaders en beleidsdoelen voor het plan

Landelijk

Activiteiten met gevaarlijke stoffen leveren risico's op voor de omgeving. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en het Besluit externe veiligheid transport (Bevt) vormen het wettelijk kader voor het omgaan met deze risico's. Door het stellen van eisen aan afstanden tussen de activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten (woningen, kantoren, scholen, enz.) worden de eventuele gevolgen van deze risico's zoveel mogelijk beperkt. Er zijn twee eisen:

Plaatsgebonden risico (PR)

Als “harde” afstandseis voor externe veiligheid geldt een contour voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6), die wordt aangegeven als een afstand ten opzichte van de activiteit met gevaarlijke stoffen (risicobron). Binnen deze PR 10-6 contour mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn of worden geprojecteerd.

Groepsrisico (GR)

Afhankelijk van de aard van de risicobron is er sprake van een bepaald invloedsgebied. Binnen dit invloedsgebied moet worden onderzocht hoe groot de kans per jaar is dat een groep van ten minste 10 (zich binnen dit invloedsgebied bevindende) personen overlijdt ten gevolge van een ramp of zwaar ongeval met de betreffende risicobron. Bij het vaststellen van het bestemmigsplan moet de Raad afwegen of het GR verantwoord is. Hierbij wordt rekening gehouden met de situatie in het gebied: bereikbaarheid voor hulpdiensten, zelfredzaamheid e.d..

Provincie

De provincie heeft haar beleid op het gebied van externe veiligheid verwoord in de Omgevingsvisie, met instructieregels voor gemeenten in de Omgevingsverordening.

Daarnaast hanteert GS de Beleidsregel groepsrisico en ruimtelijke ordening. Daarin staat in welke gevallen GS gebruik maakt van zijn aanwijzingsbevoegdheid ten aanzien van de groepsrisico verantwoording door gemeenten. GS geven aan dat bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen minimaal op orde moeten zijn om het groepsrisico bij ruimtelijk plannen te kunnen verantwoorden.

Gemeente

Bodegraven-Reeuwijk heeft in 2013 de 'Visie Externe Veiligheid Bodegraven-Reeuwijk 2013' opgesteld. In deze visie zijn planologische kaders opgenomen die aangeven hoe moet worden omgegaan met ruimtelijke ontwikkelingen in bepaalde gebieden nabij EV relevante risicobronnen. Hierin wordt o.a. vastgelegd dat 'zeer kwetsbare groepen' (bassischolen, BSO, kinderdagverblijven, verzorgingstehuizen, enz.) niet worden toegestaan binnen het invloedsgebied van een risicobron.

5.3.3 Beschrijving gewenste situatie plangebied, inclusief verantwoording groepsrisico

Zowel in het kader van het huidige EV beleid van de gemeente als in het kader van de Omgevingswet is het van belang om extra aandacht te hebben voor kwetsbare groepen, omdat zij niet- of verminderd zelfredzaam zijn. Voor het plangebied Bodegraven Centrum betekent dit:

  • In het bestemmingsplan worden de gebiedsaanduidingen 'veiligheidszone – weg' en 'veiligheidszone – buisleiding' opgenomen. Binnen deze zones is de vestiging van nieuwe 'zeer kwetsbare groepen' niet toegestaan.

Daarnaast zegt het EV beleid dat nieuwe gebouwen moeten worden voorzien van mechanische ventilatie die met één druk op de knop kan worden uitgeschakeld.

De gemeenteraad van Bodegraven-Reeuwijk heeft kennis genomen van de inhoud van dit hoofdstuk Externe Veiligheid en achten het groepsrisico, na het nemen van de voorgestelde maatregelen, aanvaardbaar.

5.3.4 Verwerking in het bestemmingsplan

Op de verbeelding worden in een later stadium, bij de ontwerpfase, twee gebiedsaanduidingen opgenomen:

  • 'veiligheidszone – weg'
  • 'veiligheidszone – buisleiding'

Binnen deze gebiedsaanduidingen gelden de regels dat voorzieningen voor 'zeer kwetsbare groepen' (bassischolen, BSO, kinderdagverblijven, verzorgingstehuizen, enz.) niet worden toegestaan. Voor bestaande voorzieningen voor 'zeer kwetsbare groepen' geldt het overgangsrecht.

5.4 Erfgoed

Beschermen en benutten van ons materieel erfgoed wordt ook genoemd in de Omgevingswet en in de huidige Erfgoedwet. Het gaat hier om ondergronds erfgoed (archeologie) en cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en structuren boven de grond

5.4.1 Beschrijving huidige situatie plangebied

De ruime omgeving van Bodegraven is in vele opzichten archeologisch waardevol. Op grond van onderzoek elders wordt aangenomen dat de oeverwallen van de Oude Rijn al in de prehistorie bewoond waren. De noordgrens van het Romeinse Rijk (Limes) lag op de zuidoever van de Oude Rijn. In het gebied bestaat dus een hoge tot zeer hoge kans op het aantreffen van archeologische sporen vanuit de Romeinse tijd (Limeszone).

5.4.2 Kaders en beleidsdoelen voor het plan

Erfgoedwet

In de Erfgoedwet is vastgelegd hoe met ons erfgoed wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarbij heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend. Overbodige regels zijn geschrapt en de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het cultureel erfgoed ligt waar mogelijk bij het erfgoedveld zelf. Onderdelen van de Monumentenwet die de fysieke leefomgeving betreffen, worden overgeheveld naar de Omgevingswet die in 2019 van kracht wordt. Voor deze onderdelen is een overgangsregeling in de Erfgoedwet opgenomen voor de periode 2016-2019. Het gaat daarbij om de volgende zaken:

  • Vergunningen tot wijziging, sloop of verwijdering van rijksmonumenten
  • Verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie
  • Bescherming van stads- en dorpsgezichten

De ruime omgeving van Bodegraven is in vele opzichten archeologisch waardevol. Op grond van onderzoek elders wordt aangenomen dat de oeverwallen van de Oude Rijn al in de prehistorie bewoond waren. De noordgrens van het Romeinse Rijk (Limes) lag op de zuidoever van de Oude Rijn. In het gebied bestaat dus een hoge tot zeer hoge kans op het aantreffen van archeologische sporen vanuit de Romeinse tijd (Limeszone).

Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland

De provincie Zuid-Holland hanteert het beleidsinstrument “Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS)”. In de CHS heeft de provincie bestaande en mogelijk te verwachten archeologische waarden in beeld gebracht. In het bijbehorende “Beleidskader Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland” zijn per waarderingscategorie algemene beleidsuitgangspunten geformuleerd. De waardering zoals vastgelegd in de cultuurhistorische hoofdstructuur geldt als uitgangspunt van beleid. De cultuurhistorische kaart van Zuid-Holland geeft een overzicht van cultuurhistorische kenmerken en waarden in deze provincie. Het is een overzicht op hoofdlijnen, bijvoorbeeld van waardevolle verkavelingspatronen, gebieden met een archeologische verwachtingswaarde of monumentale boerderijlinten.

Omgevingsverordening provincie

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.Bodegravencentrum-BP20_0020.png"

Afbeelding 5.2: Archeologische waardenkaart provincie Zuid Holland (uitsnede Omgevingsverordening, kaart 12)

Het plangebied wordt doorkruist door de Romeinse Limes. De Limes is de aanduiding van de noordgrens van het voormalige Romeinse rijk, die zich in Europa uitstrekt van de Balkan tot in Engeland. In Nederland vormt de Rijn de noordgrens. De kernwaarden van de Limes betreffen: verspreide, losse militaire complexen en infrastructuur (forten, wachttorens, militaire kampementen, havens, scheepswrakken en aanlegplaatsen); steden, grafvelden en (water)infrastructuur die redelijkerwijs behoren tot de militaire centra; verbindende structurerende elementen als de rivier, de Limesweg en enkele andere stukken infrastructuur. De Limes kan gebruikt worden als inspiratiebron voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen deze zone, waar mogelijk door een koppeling te leggen met (nieuwe) recreatieve routes.

De bekende en vastgestelde archeologische waarden van provinciaal belang blijven beschermd. Bij verwachtingswaarden kan bij een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling onderzoek nodig zijn. Voor de zone van de Limes, de noordgrens van het voormalige Romeinse Rijk, zijn archeologische waarden en te verwachten archeologische waarden gericht op de zogenaamde kernwaarden van het Werelderfgoed Frontiers of the Roman Empire. Deze kernwaarden zijn vertaald in het gemeentelijk beleid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.Bodegravencentrum-BP20_0021.png"

Afbeelding 5.3: Uitsnede cultuurhistorische atlas provincie Zuid Holland

Op de kaart cultureel erfgoed in de Omgevingsverordening (afbeelding 5.2) en in de Cultuurhistorische Atlas van de provincie Zuid-Holland (afbeelding 5.3) is aangegeven dat het plangebied in de molenbiotoop van de stellingmolen aan de Overtocht 45 en binnen de Romeinse Limes ligt. Voor de zone van de Limes, de noordgrens van het voormalige Romeinse Rijk, zijn archeologische waarden en te verwachten archeologische waarden gericht op de zogenaamde kernwaarden van het Werelderfgoed Frontiers of the Roman Empire. Uitgangspunt van Europees, landelijk en provinciaal beleid is behoud in situ van archeologische waarden; dat wil zeggen dat het archeologisch erfgoed in principe onverstoord behouden blijft, tenzij andere belangen prevaleren. Dan kan gekozen worden voor het opgraven van het archeologisch erfgoed, of voor behoud 'ex situ'.

Beleidsnota Cultuurhistorie (gemeente)

In januari 2018 is door de gemeenteraad van Bodegraven-Reeuwijk de “Beleidsnota Cultuurhistorie” vastgesteld. De beleidsnota richt zich op de cultuurhistorische waarden van bouwkundige objecten binnen de gemeente Bodegraven-Reeuwijk. De beleidsnota is opgesteld op basis van inventarisaties uit het verleden en empirische waarnemingen door een ervaringsdeskundige. Aan de hand hiervan zijn de objecten beschreven en gewaardeerd met de waardering ‘laag’, ‘redelijk’, ‘hoog’ en ‘hoog-plus’.

Bij elkaar zijn 400 objecten en ensembles, waaronder woonhuizen, boerderijen, kaaspakhuizen en winkelpanden geïnventariseerd. In de loop van het proces is een aantal objecten afgevallen. Ook de objecten met de waardering ‘laag’ zijn niet nader opgenomen in de beleidsnota. Het doel van de gemeente is het beschermen van deze cultuurhistorisch waardevolle objecten. De ‘hoog plus’ objecten zijn aangewezen als gemeentelijk monument en toegevoegd aan de gemeentelijke monumentenlijst.

De cultuurhistorisch waardevolle objecten binnen de gemeente Bodegraven-Reeuwijk zijn nader verankerd in een paraplubestemmingsplan (zie navolgende paragraaf) met als doel deze te beschermen en mogelijkheden te bieden voor de pandeigenaren.

Paraplubestemmingsplan cultuurhistorie

Op 29 mei 2019 is het bestemmingsplan ‘Parapluplan Cultuurhistorie Bodegraven – Reeuwijk’ vastgesteld. Het plan vervangt de voorgaande en ontbrekende regels omtrent cultuurhistorische waardevolle panden binnen alle geldende bestemmingsplannen van de gemeente Bodegraven – Reeuwijk. Op die manier heeft de gemeente een eenduidige regelgeving gerealiseerd en de cultuurhistorische waarde binnen de gemeente beschermd. Het betreft percelen en gebouwen die zijn aangeduid als cultuurhistorisch waardevolle panden binnen de gemeente, zoals vastgelegd in de Beleidsnota Cultuurhistorie.

Beleidsnota Cultuurhistorie

In de regels is bepaald dat vergroting, verandering of (gedeeltelijke) sloop van de objecten is toegestaan, mits de cultuurhistorische waarde van de objecten niet wordt aangetast. In dit verband moet voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning een advies worden ingewonnen bij de Erfgoedcommissie van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk. De Erfgoedcommissie zal o.a. aan de hand van de beschrijving en waardering in de “Beleidsnota Cultuurhistorie” een advies uitbrengen over de vraag of een vergroting, verandering of gedeeltelijke sloop geen afbreuk doet aan de cultuurhistorische waarde van het object. Als het initiatief betrekking heeft op een Rijksmonument moet advies worden ingewonnen bij de Rijkdienst voor Cultureel Erfgoed.

5.4.3 Beschrijving gewenste situatie plangebied

Conform de bovengenoemde beleidskaders is het doel om het archeologisch erfgoed in het plangebied te beschermen. Dat gebeurt net als in het vigerende bestemmingplan door middel van een dubbelbestemming Archeologie. Deze verplicht tot het doen van onderzoek bij werkzaamheden in de bodem vanaf een bepaalde oppervlakte en diepte. Deze dubbelbestemming wordt hieronder toegelicht.

5.4.4 Verwerking in het bestemmingsplan

De archeologische waarden zijn in de regels van het bestemmingsplan geborgd door middel van een dubbelbestemming en opgenomen op de verbeelding. De indeling in zones gaat uit van de archeologische beleidskaart van de gemeente (2012) met enkele wijzigingen in de naamgeving en criteria. Elk van de waarden heeft bijbehorende bestemmingsplanregels, waarbinnen vrijstellingsgrenzen zijn opgenomen. De vrijstellingsgrenzen worden getoetst aan de hand van de diepte van bodemingrepen en de grootte van het plangebied.

Het plangebied valt op grond van de archeologische waardenkaart binnen de medebestemmingen Waarde Archeologie 1, 2, en 3 (afbeelding 4.2). Het Castellum is voorzien van de hoogste archeologische waarde. Hiervoor zijn door de Provincie Zuid-Holland criteria vastgesteld om de archeologie goed te kunnen beschermen. Op deze gronden geldt dat ontwikkelingen met bodemingrepen dieper dan 30 cm onder het maaiveld onderzoeksplichtig zijn.

De voormalige zones AW2 en VAW1 uit de archeologische beleidskaart 2012 zijn samengevoegd tot Waarde Archeologie 2. De bestemmingsplan criteria van deze zones waren gelijk en worden iets scherper gesteld om in de toekomst ook aansluiting te hebben op overige zones en buurgemeenten.

Bij (graaf)werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 30 cm is het aanvragen van een omgevingsvergunning noodzakelijk en moet aangetoond worden of de archeologie wordt geschaad.

Waarde Archeologie 3 is een gebied met een middelhoge verwachting. Bij (graaf)werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 30 cm is het aanvragen van een omgevingsvergunning noodzakelijk en moet aangetoond worden of de archeologie wordt geschaad.

5.5 Klimaatadaptatie

De gemeente Bodegraven-Reeuwijk geeft duurzaamheidsambities een plek in het voorliggende bestemmingsplan. Duurzaamheid is een diffuus en veelomvattend onderwerp. Een van de onderwerpen hiervan is klimaatadaptatie. Een van de doelen van de OW de bewoonbaarheid van het land. Met een veranderend klimaat wordt het een uitdaging om het land ook op termijn bewoonbaar te houden. Maatregelen op het gebied van klimaatadaptatie zijn geschikt om te verwerken in een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte omdat ze vaak locatie gebonden zijn (b.v. verbod op afkoppeling hemelwater op het riool, de verplichting van een overstekende dakrand in verband met voorkomen hitte-stress).

5.5.1 Beschrijving huidige situatie plangebied

De gemeente heeft in 2019 onderzocht waar knelpunten en kansen ontstaan door klimaatadaptatie. Hiervoor is een zogenaamde 'stresstest' uitgevoerd. Deze stresstest gaat in op de onderwerpen hitte, droogte, overstroming en wateroverlast.

Voor het plangebied 'centrum Bodegraven' spelen o.a. de volgende knelpunten en kansen:

  • Hitte: dichtbebouwd gebied warmte sneller op, geen verkoelend groen.
  • Wateroverlast: overtollig regenwater kan moeilijk in de grond zakken doordat vrijwel alle grond verhard is. Hierdoor raakt het riool overbelast.
  • Overstroming: De oevers ven de Oude Rijn liggen hoger dan alles in de wijde omgeving. Ook het centrum ten noorden van de oude Rijn ligt relatief hoog. Dit zijn veilige gebieden om naar toe te vluchten in geval van overstroming.
  • Droogte: Panden op houten palen kunnen bij droogte schade krijgen door paalrot. In de oudere delen van het centrum van Bodegraven speelt dit meer dan in nieuwe wijken.
5.5.2 Kaders en beleidsdoelen voor het plan

Het Deltaprogramma ruimtelijke adaptatie is een aanpak van alle overheden samen hoe om te gaan met een veranderend klimaat. Het uitvoeren van stresstesten is onderdeel van deze aanpak.

Naar aanleiding van de uitgevoerde stresstest ontwikkelt de gemeente Bodegraven-Reeuwijk beleid over hoe om te gaan met de gesignaleerde knelpunten en kansen. Dit beleid is nog niet vastgesteld op het moment dat het voorontwerp bestemmingsplan ter inzage werd gelegd

5.5.3 Beschrijving gewenste situatie plangebied

Er is nog geen beeld van de gewenste situatie met betrekking tot klimaatadaptatie.

5.5.4 Verwerking in het bestemmingsplan

Waterhuishouding

Met het oog op klimaatadaptatie heeft de gemeente besloten regels te stellen over het brengen van afvloeiend hemelwater op of in de bodem of in de gemeentelijke riolering/hemelwatervoorziening. Op die manier kan bij nieuwbouw, renovaties en de aanleg van verhardingen een afkoppelverplichting van het riool worden geëist. De regels omtrent hemelwater worden gesteld in een hemelwaterverordening, maar ook een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte mag regels bevatten die strekken tot het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. Bij inwerkintreding van de Omgevingswet komen zowel het bestemmingsplan als de hemelwaterverordening in het tijdelijke deel van het omgevingsplan van rechtswege terecht.

De opgenomen regel verbiedt om vanaf een nieuw bouwwerk of een nieuw verhard oppervlak hemelwater te lozen op de riolering of openbaar terrein. De eigenaar van een perceel heeft de verplichting het hemelwater op eigen terrein te verwerken, met keuze uit verschillende toepasbare voorzieningen. Bij elke activiteit geldt dat de reeds aanwezige totale hoeveelheid (hemel)waterberging niet af mag nemen.

Verkoeling

Door klimaatverandering neemt het aantal warme dagen toe en zijn deze warme dagen ook warmer. Vooral in een dichtbebouwde omgeving kunnen hitte eilanden ontstaan. Om klimaatadaptatie te bewerkstelligen kunnen specifieke bouwregels worden opgenomen die bijdragen aan voldoende schaduw, en dus verkoeling. Het bestemmingsplan vormt daarmee een instrument om klimaatadaptatie voor hitte te bewerkstelligen. De gemeente heeft hiertoe een bouwregel opgenomen voor overstekende dakranden van minimaal 0,5 meter, zodat de zon niet direct in leefruimten schijnt.

Als vervolg op de stresstest ontwikkelt de gemeente beleid over hoe om te gaan met de gevonden knelpunten en kansen. Dit beleid wordt in 2020 vastgesteld. De beleidsdoelen worden opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan "Bodegraven Centrum 2020". De gemeente heeft ervoor gekozen een aantal maatregelen uit te werken en op te nemen in de regels van voorliggend bestemmingsplan. Het betreft concrete regels voor klimaatadaptatie (duurzame waterhuishouding en het tegengaan van hittestress) en het belonen van duurzame ruimtelijke ontwikkelingen. Hiermee werkt klimaatadaptatie door in het bestemmingsplan.

5.6 Energietransitie

De transitie naar een duurzame (niet-fossiele) energievoorziening is een belangrijke voorwaarde voor duurzame ontwikkeling.

5.6.1 Beschrijving huidige situatie plangebied

Het centrum van Bodegraven bestaat uit bestaande gebouwen van verschillende leeftijden, vanaf ca. 1900 tot zeer recent. Deze worden hoofdzakelijk met aardgas verwarmd. In het deelgebied 'Hart van Bodegraven' worden nieuwe gasloze woningen gebouwd. Deze worden verwarmd met behulp van een warmtepomp. In de regionale energiestrategie (RES) bepaalt de gemeente samen met buurgemeenten en andere belanghebbenden hoe de regio Midden-Holland in de toekomst in zijn energiebehoefte zal voorzien.

5.6.2 Kaders en beleidsdoelen voor het plan

Op 1 juli 2018 is de Wet Voortgang Energie Transitie (VET) in werking getreden. Deze Wijzigingswet heeft een aantal aanpassingen doorgevoerd in de Gaswet en de Elektriciteitswet. Door de wijziging van de Gaswet mag een netbeheerder geen aardgasaansluiting meer verzorgen voor nieuwbouw. De aansluitplicht is dus vervallen, waarmee nieuwbouw niet meer aangesloten kan worden op het aardgasnet. Een belangrijk aandachtspunt is dat dit alleen geldt voor kleinverbruikers. Kleinverbruikers hebben een gasmeter tot en met G25 (een doorlaatwaarde tot en met 40 m³ per uur). Veel grotere kantoorpanden en bedrijven hebben een grotere aansluiting en hebben dus nog steeds recht op een aardgasaansluiting. Daarnaast biedt de Wet VET het college de ruimte om gebieden aan te wijzen waar netbeheerders geen nieuwe aardgasaansluitingen meer mogen verzorgen. Van deze bevoegdheid mag alleen gebruik worden gemaakt als er is voorzien in alternatieve voorzieningen. Dit heeft echter alleen invloed op kleingebruikers. Voor grootverbruikers vervalt het recht op een gasaansluiting hiermee dus niet. De wetgeving biedt ook ruimte aan het college van B&W om bij zwaarwegende redenen van algemeen belang uitzonderingen te maken en toch in een gasaansluiting te voorzien.

5.6.3 Beschrijving gewenste situatie plangebied

Het stedelijk gebied van Bodegraven heeft te maken met doorlopende ontwikkelingen en de transitie naar een klimaatneutrale gemeente. Door het opnemen van specifieke regels die een duurzame leefomgeving bevorderen en minder duurzame activiteiten tegengaan, kan de gemeente sturen op de beoogde duurzaamheidsdoelstellingen. Zo geeft de Routekaart Bodegraven-Reeuwijk 2035 concrete actiepunten voor het stimuleren van bestendigheid tegen hitte en neerslag en de verduurzaming van particuliere woningen, maatschappelijk vastgoed en bedrijven. Op het gebied van water heeft het stimuleren en faciliteren van het afkoppelen van hemelwater van de riolering prioriteit. Het bestemmingsplan draagt met bovengenoemde regelgeving bij aan een klimaatneutraal Bodegraven-Reeuwijk in 2035.

5.6.4 Verwerking in het bestemmingsplan

De gemeente heeft ervoor gekozen een aantal maatregelen uit te werken en op te nemen in de regels van voorliggend bestemmingsplan. Het betreft concrete regels voor klimaatadaptatie (duurzame waterhuishouding en het tegengaan van hittestress) en het belonen van duurzame ruimtelijke ontwikkelingen.

Met algemene afwijkingsregels kunnen burgemeester en wethouders afwijken bij het verlenen van een omgevingsvergunning. De gemeente heeft algemene afwijkingsregels opgenomen om een initiatiefnemer aanvullende ruimte te kunnen geven ('belonen'). Als een gebouw een EPC=0 heeft, dus strenger dan in het huidige Bouwbesluit wordt geëist, mogen de bij recht gegeven maten, afmetingen en percentages met maximaal 10% afwijken, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, een goede milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, de verkeersveiligheid en de sociale veiligheid. Omdat in 2020 vanzelf de BENG-regels in werking treden, geldt de bovenstaande beloningsconstructie alleen tot dat moment.

5.7 Procedurele aspecten

5.7.1 Kader

Besluit milieueffectrapportage

Op grond van hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is het noodzakelijk om ten behoeve van een bestemmingsplan dat kaderstellend is voor projecten met grote milieugevolgen, een plan-m.e.r. op te stellen. Onderdeel D van de bijlage Besluit m.e.r. geeft de omvang van dergelijke projecten weer. Hierbij geldt sinds de aanpassing van het Besluit m.e.r. per 1 april 2011 de omvang als richtwaarde en niet als absolute drempelwaarde. Daarom is altijd een toets noodzakelijk om na te gaan of sprake is van een project met grote milieugevolgen. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria van Bijlage III, van de EU-richtlijn m.e.r. De hoofdcriteria waaraan moet worden getoetst zijn: kenmerken van de projecten, plaats van de projecten en kenmerken van het potentiële effect. Het mag duidelijk zijn dat wanneer een project ruim beneden de omvang uit de bijlage van het Besluit m.e.r. blijft, deze beoordeling beknopt kan zijn.

Wet natuurbescherming

Volgens de Wet natuurbescherming moet een zgn. 'passende beoordeling' worden uitgevoerd voor een plan, als significante negatieve effecten op Natura 2000 gebieden niet kunnen worden uitgesloten. Een passende beoordeling leidt automatisch tot de plicht om een plan-mer uit te voeren.

5.7.2 Onderzoek

Besluit milieueffectrapportage

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichting is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op 2000 of meer woningen. Het bestemmingsplan "Bodegraven Centrum 2020" maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het gebied 'Hart van Bodegraven wordt momenteel ontwikkeld, hiervoor is al een m.e.r.-beoordeling gedaan bij het bestemmingsplan Doortocht Zuid. Dit betekent dat geen nieuwe m.e.r.-beoordeling nodig is.

Wet natuurbescherming

Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Daarom zijn significante negatieve effecten op Natura 2000 gebieden uitgesloten. Er is geen passende beoordeling nodig.

5.7.3 Conclusie

Voor het bestemmingsplan Bodegraven Centrum hoeft geen MER te worden opgesteld.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Het voorliggende bestemmingsplan betreft een bestaand plangebied met een overwegend conserverend karakter. Voor zover er in het plan ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, zijn deze gebaseerd op de centrumvisie, die breed gedragen wordt.

Voor het wegbestemmen van de detailhandelsmogelijkheden (uitsterfconstructie) ter plaatse van Willemstraat 29a worden met de individuele eigenaren (financiële) afspraken gemaakt.

Hoofdstuk 7 Inspraak en overleg

7.1 Inspraak en vooroverleg

Het voorontwerpbestemmingsplan wordt voor inspraak ter inzage gelegd, en tegelijkertijd wordt het wettelijk vooroverleg gevoerd. Van de eventueel te ontvangen inspraak- en vooroverlegreacties wordt te zijner tijd in deze paragraaf verslag gedaan.

7.2 Zienswijzen

Na het verwerken van de inspraak- en vooroverlegreacties wordt het ontwerpbestemmingsplan opgesteld. Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende 6 weken ter visie gelegd. Van de eventueel te ontvangen zienswijzen wordt te zijner tijd in deze paragraaf verslag gedaan.

Hoofdstuk 8 Juridische plantoelichting

8.1 Inleiding

Voorliggend bestemmingsplan is opgesteld conform de gemeentelijke standaard met inachtneming van de bestaande rechten uit het voorgaande plan. Daarnaast wordt voldaan aan de bepalingen die zijn opgenomen in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro), zoals de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) en het coderingssysteem Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO). In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop de regels en verbeelding van voorliggend plan zijn opgebouwd.

8.2 Planmethodiek

Het op te stellen bestemmingsplan omvat een reeds ontwikkeld centrumgebied, met twee deels te herontwikkelen locaties. De voorgaande regeling is zoveel mogelijk vereenvoudigd, en, waar nodig, afgestemd op de nieuwe beleidsdocumenten van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk.

8.3 Regels

De regels bestaan uit vier hoofdstukken:

  • Inleidende regels (hoofdstuk 1);
  • Bestemmingsregels (hoofdstuk 2);
  • Algemene regels (hoofdstuk 3);
  • Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4).


Hierna wordt een korte toelichting gegeven op de in het plan voorkomende hoofdstukken.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In dit hoofdstuk is een aantal begrippen verklaard dat wordt gebruikt in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is het artikel "Wijze van meten” opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In dit hoofdstuk zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bouwregels er gelden. Tevens zijn, waar mogelijk, flexibiliteitsbepalingen opgenomen.

Hieronder wordt kort ingegaan op de verschillende bestemmingen. De meeste bestemmingen zijn volgens de voorgaande regeling opgenomen.

Bedrijf

De bestemming 'Bedrijf' is opgenomen voor de verspreid binnen het plangebied aanwezige bedrijven. De bestemming richt zich op bedrijven die behoren tot de categorieën 1 en 2 zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met een lage verkeersaantrekkende werking. Aanvullend hierop zijn middels functieaanduidingen specifieke bedrijfsvormen en buitenopslag mogelijk gemaakt. Ook de aanwezige cultuurhistorische waarden zijn beschermd door middel van een functieaanduiding. Tot slot is een bouwaanduiding opgenomen voor bijgebouwen.
Bedrijf - nutsvoorziening

Deze bestemming is opgenomen ten behoeve van de openbare nutsvoorzieningen binnen het plangebied.

Centrum

De centrumbestemming is opgenomen voor het grootste deel van de panden binnen het kernwinkelgebied. Hier is detailhandel (en publieksgerichte dienstverlening) uiteraard bij recht toegestaan. Diverse andere functies zijn met een aanduiding aangegeven. Ook zijn diverse bouwaanduidingen opgenomen voor bijvoorbeeld bijgebouwen en een onderdoorgang.

Detailhandel

De gronden met de bestemming 'Detailhandel' zijn opgenomen voor enkele individuele detailhandelsvestigingen buiten het centrum. Voor grootschalige supermarkten is een aanduiding opgenomen. Binnen de bestemming is uitsluitend op de begane grond detailhandel en ondersteunende horeca mogelijk. Wonen mag enkel op de bovenste verdiepingen.

Gemengd 1, 2, 3 en 4

De gemengde bestemmingen zijn verspreid door het gebied opgenomen en zijn primair bedoeld voor gemengde doeleinden, zoals wonen, dienstverlening, (ondersteunende) horeca en detailhandel. Ook zijn ondergrondse ondersteunende functies zijn mogelijk, zoals opslag, toilet en garderobe.

De bestemmingen zijn aangepast ten opzichte van de voorgaande regeling uit het bestemmingsplan 'Kern Bodegraven'. De regelingen zijn aangepast op de uitgangspunten die volgen uit de Visie op het winkelgebied van Bodegraven. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen het kernwinkelgebied (centrum), de aan- en uitloopstraten van het centrum, de overige gemengde bestemmingen en de panden rond het stationsplein. Er zijn diverse functieaanduidingen opgenomen die ervoor zorgen dat het voorgaande planologisch gebruik ook onder de nieuwe regeling blijft toegestaan. De nieuwe gemengde bestemmingen zijn hieronder nader toegelicht.

Gemengd 1 - Het kernwinkelgebied

De bestemming 'Gemengd - 1' is opgenomen voor panden die zijn gelegen in de aanloopstraten van het centrum. In tegenstelling tot de centrumbestemming is binnen de bestemming Gemengd - 1 detailhandel niet langer bij recht mogelijk. Panden waar nu detailhandel is gevestigd, behouden middels een aanduiding hun detailhandelsfunctie (huidige vestigingen blijven mogelijk onder het overgangsrecht). Uitsluitend zakelijke of publieksgerichte dienstverlening en horeca van categorie 1 zijn bij recht mogelijk. Overige en aanvullende functies (al dan niet uitsluitend op de verdieping) zoals detailhandel, maatschappelijke voorzieningen, ateliers, bioscopen, dansscholen, woningen en hogere horecacategorieën zijn uitsluitend mogelijk ter plaatse van gelijknamige aanduidingen.

Gemengd 2 - Panden aan de Doortocht

Deze gemengde bestemming is primair opgenomen voor de panden aan de Doortocht. Hier zijn grootschalige detailhandel, detailhandel in volumineuze goederen en bedrijfsmatige activiteiten die vallen onder de categorieën 1 en 2 van de staat van bedrijfsactiviteiten mogelijk. Kantoren zijn uitsluitend op de verdieping toegestaan. Voor de viswinkel en andere dienstverlenende bedrijven zijn aanduidingen opgenomen.

Gemengd 3 - Verzamelbestemming

Gemengd-3 is een verzamelbestemming voor percelen waar meerderdere functies mogelijk zijn en waarbij minder samenhang is dan bij de gemengde bestemmingen 1, 2 en 4. Dit komt voort uit de wens van de gemeente om het aantal bestemmingen te verminderen. De percelen waren in het voorgaande bestemmingsplan bestemd voor onder meer cultuur en ontspanning, sport, maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening. De voorgaande rechten zijn met aanduidingen overgenomen in dit plan. Bij recht zijn dienstverlening en wonen op de begane grond mogelijk mogelijk gemaakt.

Gemengd 4 - Stationslocaties

De bestemming 'Gemengd - 4' is opgenomen voor de panden rondom het stationsplein. Binnen deze bestemming zijn functies mogelijk gemaakt die passend zijn bij het station, zoals daghoreca, kantoren en maatschappelijke functies. De wens is om deze functies niet te laten concurreren met detailhandel in het centrum. Daarom is detailhandel uitsluitend mogelijk ter plaatse van reeds bestaande datailhandelsvestigingen. Deze locaties zijn voorzien van de aanduiding 'detailhandel'.

Groen

De bestemming is opgenomen voor de (openbare) groenvoorzieningen in het plangebied. De gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, alsmede de daarbij behorende dan wel ondergeschikte voorzieningen. Binnen de bestemming mogen in principe uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming en gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning parkeervoorzieningen realiseren binnen de groenbestemming, mits de hoofdgroenstructuur binnen de gemeente niet onevenredig wordt aangetast.

Horeca

De indeling van verschillende horecacategorieën komt overeen met de indeling uit het voorgaande plan. Categorie 1 omvat vormen van horeca-activiteiten waar in hoofdzaak maaltijden worden versterkt, zoals restaurants, bistro's, café-restaurants, hotels en pensions. De tweede categorie omvat vormen van horeca die aansluiten bij winkelvoorzieningen, en die naast kleine etenswaren ook alcoholvrije dranken verstrekken. Deze horeca heeft geeft mogelijk druk op de omgeving. Binnen horecacategorie 2 wordt onderscheid gemaakt in subcategorie a en b. Categorie 2a omvat vormen van horeca die zich qua exploitatie en qua openingstijden richten op de winkelactiviteiten en geen druk op de omgeving veroorzaken. Categorie 2b is opgenomen voor vormen van horeca die zich qua exploitatie en qua openingstijden richten op de reguliere horeca en mogelijk druk op de omgeving kunnen veroorzaken. De hoogste horecacategorie, te weten horecacategorie 3, is bedoeld voor zaken waar in hoofdzaak alcohol wordt verstrekt zoals cafés, bars, discotheken, nachtclubs en zaalaccommodaties.

Binnen de bestemming 'Horeca' zijn horecacategorie 1 en 2a bij recht toegestaan, evenals wonen op de verdieping(en). Horecacategorie 2b en 3 zijn uitsluitend mogelijk ter plaatse van een gelijknamige aanduiding. Ook detailhandel en wonen op de begane grond is enkel mogelijk als hiertoe aanduidingen zijn opgenomen op de verbeelding.

Kantoor

De individuele kantoorlocaties in het plangebied zijn voorzien van de kantoorbestemming. Wonen is in principe uitsluitend mogelijk op de verdiepingen, tenzij de aanduiding 'wonen' is opgenomen. In dat geval is wonen op de begane grond toegestaan. Ook bijgebouwen zijn aangeduid.

Maatschappelijk

Deze bestemming richt zich op de binnen het plangebied aanwezige kerken, begraafplaats, school en andere maatschappelijke functies. Ondergeschikte horeca is toegestaan. Aanduidingen voor onder andere wonen, bedrijfswoningen en een maatschappelijke bestemming op de begane grond zijn één-op-één overgenomen uit de voorgaande plannen. Aanvullend hierop is een aanduiding opgenomen die een bedrijfswoning mogelijk gemaakt ter plaatse van de bestaande pastoriewoning aan de Overtocht 18.

Verkeer - Verblijfsgebied

De bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' is opgenomen voor de pleinen, wegen en andere openbare ruimtes binnen het plangebied. De gronden zijn hiermee bestemd voor verblijfsgebied, met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen. Horecaterrassen zijn overal toegestaan binnen de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied. Hier gaat het dan om gevelterrassen vóór de voorgevel van een horecabedrijf. Eilandterrassen zijn alleen toegestaan als er een speciale aanduiding is opgenomen. Dat is alleen geregeld op het Raadhuisplein.

Tevens zijn bij de bestemming horende voorzieningen toegestaan, zoals nutsvoorzieningen, groen, water, reclame-uitingen, speel- en verblijfsvoorzieningen, (ondergrondse) containers en parkeervoorzieningen. Er mogen enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
Water

De bestemming is opgenomen voor de in het plangebied aanwezige (hoofd)watergangen, waaronder de Oude Rijn. De gronden zijn bestemd voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen en bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen. Er is één bouwvlak aanwezig binnen de bestemming: ter plaatse van het brugwachtershuis. Hiervoor is de bestaande maatvoering vastgelegd door middel van maatvoeringsaanduidingen op de verbeelding. Ter plaatse van bruggen waar gemotoriseerd verkeer passeert, is een aanduiding 'brug' opgenomen. In principe mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, mits de water- en verkeersveiligheid gewaarborgd is. Tot slot is er een afwijkmogelijkheid voor het bouwen van andere bouwwerken. De bestemming is inhoudelijk één-op-één overgenomen uit het voorgaande plan.
Wonen

De woonbestemming is opgenomen voor de bestaande woningen in het plangebied. Conform de gemeentelijke standaard gelden er standaardregels voor erfbebouwing en beroep & bedrijf aan huis.
Leiding - Riool

De in het plangebied aanwezige rioolleidingen zijn voorzien van beschermende dubbelbestemmingen.

Waarde - Archeologie 1,2,3

Deze dubbelbestemmingen zijn opgenomen ter bescherming van de aanwezige archeologische waarden ter plaatse. De dubbelbestemmingen zijn conform de archeologische beleidskaart van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk aangegeven op de verbeelding.

In de regels zijn in totaal 3 dubbelbestemmingen voor archeologie opgenomen, afhankelijk van de archeologische verwachtingswaarde van de betreffende gronden. Het verschil tussen de dubbelbestemmingen zit in de diepte van de bodemingrepen en de oppervlakte van het plangebied.

Waarde - Cultuurhistorie

Deze dubbelbestemming is opgenomen in lijn met het parapluplan Cultuurhistorie Bodegraven - Reeuwijk, vastgesteld op 21-11-2018. De bestemming bepaalt dat het slopen, veranderen en vergroten van cultuurhistorisch waardevolle objecten pas mogelijk is indien het behoud van relevante cultuurhistorische waarden wordt geborgd. In dit verband moet voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning een advies worden ingewonnen bij de Erfgoedcommissie van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk.

Waarde - Monument

Deze dubbelbestemming bepaalt dat het slopen, veranderen en vergroten van monumenten pas mogelijk is indien het behoud van relevante cultuurhistorische waarden wordt geborgd. In dit verband moet voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning een advies worden ingewonnen bij de Erfgoedcommissie van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk of wanneer nodig van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. Er is daarnaast een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om een extra zelfstandige wooneenheid/wooneenheden mogelijk te maken binnen een bestaand object met cultuurhistorische waarden, mits aan enkele voorwaarden is voldaan.
Waterstaat - Waterkering

Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de gronden die een waterkerende functie hebben. Het betreft de waterkeringen langs de Oude Rijn. Er is sprake van een dubbelbestemming waarbij de waterkerende functie primair is gesteld ten opzichte van de andere voorkomende bestemmingen. De gronden zijn primair bestemd voor voorzieningen ten behoeve van de waterkering en de waterhuishouding.

Op deze gronden is tevens de Keur van het Hoogheemraadschap van Rijnland van toepassing. Er mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de andere voorkomende bestemmingen is afhankelijk gesteld van een door burgemeester en wethouders te verlenen omgevingsvergunning voor afwijken. De bouwregels van de betreffende bestemming moeten daarbij in acht worden genomen en de waterstaatsbelangen moeten de afwijking gedogen. Alvorens bij omgevingsvergunning een afwijking te verlenen wordt advies ingewonnen bij het Hoogheemraadschap.

Waterstaat - Waterlopen

De bescherming van de hoofdwatergangen vindt plaats via de dubbelbestemming Waterstaat - Waterlopen. Binnen deze dubbelbestemming is de beschermingszone van de hoofdwatergang opgenomen. De gronden zijn primair bestemd voor de aanleg en het onderhoud van een watergang. De dubbelbestemming zorgt ervoor dat de instandhouding van de hoofdwatergang is gewaarborgd.

Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de waterlopen toegestaan. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken voor het oprichten van gebouwen en bouwwerken. Er wordt getoetst of het bouwen ten behoeve van de onderliggende bestemming de hoofdwatergang of het onderhoud hiervan zal schaden. Alvorens bij omgevingsvergunning een afwijking te verlenen wordt advies ingewonnen bij het Hoogheemraadschap.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

In hoofdstuk 3 worden de regels inzake terrassen, evenementen en standplaatsen geregeld, anticiperend op de Omgevingswet. Hieronder volgt een toelichting.

Evenementen

Huidige situatie

Voor het organiseren van evenementen in Bodegraven-Reeuwijk geldt de Algemene plaatselijke verordening. In de meeste gevallen is een vergunning nodig tenzij het om een kleinschalig evenement gaat. Bij vergunningverlening wordt getoetst aan de nota evenementenbeleid 2012. Alle evenementen worden één keer per jaar geïnventariseerd door middel van een evenementenkalender waarop evenementen worden aangemeld. Een aanmelding kan niet worden gezien als een aanvraag maar kan meespelen bij de toewijzing van locaties en werkt volgens het principe wie het eerst komt wie het eerst maalt.

Er geldt nog een bijzondere categorie evenementen zoals kermissen, circussen en braderieën. Hieraan zijn regels gesteld omtrent de frequentie in de vorm van een maximumstelsel.

Kader en beleid

De rijksoverheid is bezig met een grondige herziening van het stelsel van omgevingsrecht: de Omgevingswet. In aanloop naar de inwerkingtreding van de Omgevingswet kan al veel met de nieuwe mogelijkheden gewerkt worden onder vigeur van de Crisis en herstelwet. Dit bestemmingsplan is in het kader van de laatstgenoemde wet aangemeld voor een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. In een dergelijk bestemmingsplan zijn regels over evenementen toegestaan. Deze regels staan nu nog in de APV die van toepassing blijft als het gaat om regels die betrekking hebben op de openbare orde. De veiligheidsregio Hollands-Midden heeft voor risicobeheersing een Kader Evenementenveiligheid vastgesteld waarbij evenementen worden onderverdeeld in klassen.

Gewenste situatie

In de centrumvisie Bodegraven zet de gemeente in op meer levendigheid in het centrum onder voortzetting van het huidige beleid. Voorwaarde daarbij is dat er voor bewoners in het centrum sprake blijft van een prettige woonomgeving zonder te veel overlast.

Vertaling in de regels

De regels in dit bestemmingsplan nemen de APV als uitgangspunt. Vanuit de ambitie om meer levendigheid in het centrum te stimuleren en te dereguleren worden een viertal locaties aangewezen waar onder specifieke voorwaarden een evenement gehouden kan worden, te weten het centrum, de Oude Markt, het Raadhuisplein en overige locaties binnen het plangebied. Evenementen hebben ten alle tijde een meldingsplicht. Dat gebeurt via een door het college van Burgemeester en wethouders vastgesteld formulier. Indien een evenement niet voldoet aan de gestelde voorwaarden die gelden op de beoogde locatie, dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd en verleend, alvorens het evenement kan plaatsvinden. Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning of bij de melding worden de volgende documenten overlegd: een draaiboek, situatietekening, veiligheidsplan, verkeersplan en akkoordverklaring van de rechtmatige eigenaar van de gronden waarop de activiteit wordt verricht. Wanneer wordt gesproken over de grootte van evenementen wordt onderscheid gemaakt in zeer kleinschalige (max. 250 bezoekers), kleinschalige (250 tot 500 bezoekers) en grootschalige evenementen (500 tot 1000 bezoekers).

1. Het plangebied

De opgenomen regeling staat in het hele plangebied evenementen toe onder bepaalde voorwaarden. De voorwaarden hebben onder meer betrekking op het aantal aanwezigen (zeer kleinschalig: max. 250 personen), toegestane tijdstippen, maximale geluidbelasting en tijden waarop muziek ten gehore wordt gebracht, impact op de verkeerssituatie, gebruik van gecertificeerde objecten met een beperkte constructie, aanwezigheid van sanitaire voorzieningen en de hiervoor genoemde (tijdig ingediende) meldingsplicht voor de organisator van het evenement. Deze regeling is van toepassing op het gehele plangebied, dus ook op de locaties waar een extra regeling is opgenomen (Oude Markt, Raadhuisplein en centrum).

2. Raadhuisplein

Voor evenementen die plaatsvinden op het Raadhuisplein geldt dat de regeling iets is versoepeld ten opzichte van de algemeen geldende regeling binnen het plangebied. Er mogen maximaal 5 grootschalige en maximaal 10 kleinschalige evenementen per jaar worden gehouden. Evenementen mogen op maandag, woensdag en donderdag tot en met zondag een uur eerder beginnen. Ook de maximale geluidbelasting ligt iets hoger dan bij de zeer kleinschalige evenementen is toegestaan.

3. Oude Markt

Ook op de Oude Markt zijn zowel kleinschalige als grootschalige evenementen mogelijk, met een iets verruimde geluidbelasting. Wel is het aantal evenementen hier iets beperkt ten opzichte van het Raadhuisplein: jaarlijks zijn maximaal 3 grootschalige en 6 kleinschalige evenementen toegestaan. Op zondag zijn tussen 13:00 en 17:00 uur uitsluitend op- en afbouw werkzaamheden toegestaan.

4. Overige locaties in het centrum

Deze bepaling geldt specifiek voor het deel van het (kern)winkelgebied, niet zijnde de locaties Raadhuisplein en Oude Markt. Jaarlijks mogen 4 grootschalige evenementen plaatsvinden. Voor kleinschalige evenementen is geen maximum aantal opgenomen. Op deze locatie zijn ook op zondag, uitsluitend tussen 13:00 en 20:00 uur, evenementen mogelijk Daarbij mag niet meer dan 75 dB(A) en 86 dB(C) geluid op de gevel van de meest dichtbij gelegen woning worden veroorzaakt.

Horecaterrassen Raadhuisplein

Huidige situatie

In de Algemene plaatselijke verordening Bodegraven – Reeuwijk geldt een vergunningplicht voor het exploiteren van openbare inrichtingen. Terrassen worden als onderdeel daarvan gezien. Op dit moment kunnen terrassen niet zonder meer in het centrum worden ingericht.

Kader en beleid

Het bestemmingsplan heeft een verbrede reikwijdte gekregen onder de crisis- en herstelwet waardoor er meer regels in het plan opgenomen kunnen worden. De APV stelt een vergunningplicht in voor horeca en dus ook voor terrassen als onderdeel daarvan. De crisis- en herstelwet en de Omgevingswet brengt met zich mee dat een aantal regels overgaan van APV naar bestemmings- en omgevingsplan. Het gedeelte dat ziet op openbare orde valt nog steeds onder de APV.

Gewenste situatie

De centrumvisie heeft de ambitie voor meer levendigheid in het centrum van Bodegraven uitgesproken. In het licht van deze ambitie noemt de visie een aantal locaties waar meer ruimte wordt geboden aan activiteiten. Voor het Raadhuisplein spreekt de visie uit dat het facilitairen van een extra terras past binnen deze ontwikkelrichting. Ook de Oude Markt wordt genoemd als een plek van ontmoeting. Hiertoe wordt de Oude Markt autovrij gemaakt en het winkelend publiek wordt uitgenodigd langer te verblijven.

Vertaling in de regels

De regels in het bestemmingsplan nemen de APV als uitgangspunt. Vanwege de ambitie wordt op de in de visie genoemde locaties een terras toegestaan onder voorwaarden.

Een terras is omschreven als een buiten een gebouw gelegen gebied, behorend bij een horecabedrijf, waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of etenswaren verstrekt. Er wordt onderscheid gemaakt tussen een eilandterras en een gevelterras: een eilandterras is een horecaterras dat op enige afstand van het gebouw, waarin een horecabedrijf wordt geëxploiteerd, is gepositioneerd. Een gevelterras is een horecaterras dat direct tegen de gevel van het gebouw, waarin een horecabedrijf wordt geëxploiteerd, is gepositioneerd.

Horecaterrassen zijn overal toegestaan binnen de bestemming Verkeer-verblijfsgebied. Hier gaat het dan om gevelterrassen vóór een horecabedrijf. Eilandterrassen zijn alleen toegestaan als er een speciale aanduiding is opgenomen. Dat is alleen geregeld op het Raadhuisplein. Buiten deze locaties geldt een vergunningplicht waarbij aangesloten wordt op de APV.

Standplaatsen

Huidige situatie

In Bodegraven is er een weekmarkt die wordt gehouden op dinsdag. Deze markt wordt gehouden op het Raadhuisplein van 08:00 -12:30 uur. Op de markt kunnen standsplaatsen worden ingenomen. Dit alles is geregeld in de marktverordening van de raad en de daarop aansluitende nadere regels van het college. Het is verboden zonder vergunning een standplaats in te nemen op de markt.

Kader/beleid

Het markt regelement ziet op handhaving van de veiligheid, kwaliteit en continuïteit van de markt. Hierin is het nemen van standplaatsen geregeld. Met de komst van de Omgevingswet worden de standplaatsen in het omgevingsplan geregeld. Met dit bestemmingsplan wordt daarop vooruit gelopen.

Gewenste situatie

De gemeente heeft de ambitie om het huidige beleid voort te zetten.

Vertaling in de regels

Aangezien het Raadhuisplein de locatie is voor de weekmarkt zal alleen op die locatie worden toegestaan om een standplaats in te nemen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slot regels

In dit hoofdstuk zijn enkele overgangs- en slotregels bepaald. In het overgangsrecht voor gebruik is bepaald dat het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. Het overgangsrecht voor bouwwerken regelt dat bouwwerken die bij inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering zijn, of gebouwd worden met een verkregen omgevingsvergunning en daarmee afwijken van het voorliggende plan zijn toegestaan.

Voor twee locaties binnen het plangebied is persoonsgebonden overgangsrecht opgenomen. Het betreft een horecazaak van categorie 3 aan de Wilhelminastraat 29a en een bioscoop aan de Prins Hendrikstraat 31. Door middel van een aanduiding voor deze zogenoemde 'uitsterfregeling' is hier bepaald dat het bij inwerkingtreding van dit bestemmingsplan bestaande gebruik uitsluitend onder de huidige eigenaren mag worden voortgezet.