direct naar inhoud van Regels
Plan: Bodegraven Centrum 2020
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1901.Bodegravencentrum-BP20

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Bodegraven Centrum 2020 met identificatienummer NL.IMRO.1901.Bodegravencentrum-BP20 van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen.

Verdere begrippen in alfabetische volgorde:

1.3 aan- of uitbouw:

een aan een hoofdgebouw gebouwde, en vanuit dat hoofdgebouw rechtstreeks toegankelijke ruimte, die in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw, maar daaraan ruimtelijk (door zijn constructie en/of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap - met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is, toegankelijk vanuit het hoofdgebouw en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw is.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aangebouwd of vrijstaand gebouw:

een vrijstaand of aan het hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat zowel ruimtelijk (door zijn constructie en/of afmetingen) als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw maar van daaruit niet rechtstreeks toegankelijk is en ten dienste staat van dat hoofdgebouw.

1.7 afhaalcentrum:

detailhandelsbedrijf in ter plaatse bereide etenswaren zonder zitgelegenheid.

1.8 Algemene wet bestuursrecht:

Wet van 4 juni 1992, Stb. 315, houdende algemene regels van bestuursrecht, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bebouwingspercentage:

het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.11 bedrijfsvloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.12 begane grond:

de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau danwel waarvan de bovenkant van de vloer maximaal 1 m boven peil is gelegen.

1.13 beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis:
  • a. publieksgericht: een min of meer publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;
  • b. niet publieksgericht: een niet-milieuvergunning- c.q. meldingsplichtige beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke en/of architectonische uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.
1.14 Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer:

besluit van 19 oktober 2007, houdende algemene regels voor inrichtingen, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

1.15 bestaand:
  • a. bij gebruik: aanwezig of vergund op het moment van de inwerkingtreding van dit plan;
  • b. bij bouwwerken: aanwezig of vergund op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
1.16 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.19 bijgebouw:

een vrijstaand of aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat door zijn situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en die vanuit het hoofdgebouw niet rechtstreeks toegankelijk is.

1.20 bijzonder woongebouw:

een gebouw dat bestaat uit meerdere wooneenheden, al dan niet zelfstandig, waarbij gemeenschappelijke voorzieningen, zorgvoorzieningen en verpleegvoorzieningen zijn toegestaan.

1.21 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.22 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.23 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 bouwperceelsgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.25 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.26 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.27 daghoreca:

Een horecafunctie die uitsluitend tussen 9:00 en 19:00 uur geopend mag zijn. In de zomerperiode mag de horecafunctie tot 20:00 uur geopend zijn. In deze zaken wordt geen alcohol geschonken.

1.28 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en waarbij een showroom en/of verkoopruimte ter plaatse aanwezig is; horeca-activiteiten zijn hieronder niet begrepen.

1.29 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling en uit dien hoofde niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, grove bouwmaterialen, keukens, badkamers en sanitair en detailhandel in meubels en woninginrichting.

1.30 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij een onderscheid gemaakt kan worden in:

Publieksgerichte dienstverlening:

Consumentverzorgende dienstverlening (persoonlijke verzorging van consumenten, waaronder kapperszaken, schoonheidsinstituten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven) en/of maatschappelijke dienstverlening (het verlenen van publieksgerichte diensten op het gebied van overheids-, educatieve, welzijns- (para)medische, sociaal-medische, levensbeschouwelijke, sociaal-culturele voorzieningen), waarvan de uitoefening in grote mate plaatsvindt in een rechtstreeks contact met het publiek.

Zakelijke dienstverlening:

Het verlenen van economische of commerciële diensten aan derden, waarvan de uitoefening in mindere mate dan bij publieksgerichte dienstverlening plaatsvindt in een rechtstreeks contact met het publiek, zoals banken, reisbureaus, hypotheekverstrekker, makelaarskantoor.

1.31 eilandterras

een horecaterras dat op enige afstand van het gebouw, waarin een horecabedrijf wordt geëxploiteerd, is gepositioneerd.

1.32 erfafscheiding:

een bouwwerk dat dient ter gehele of gedeeltelijke omheining van een bouwperceel, bouwvlak of ander stuk grond.

1.33 erotisch getint bedrijf c.q. seksinrichting:

bedrijf c.q. inrichting, waarvan voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard plaatsvinden. Hieronder worden mede begrepen:

  • seksautomatenhal: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid, waarin door middel van automaten filmvoorstellingen van porno-erotische aard wordt gegeven;
  • seksbioscoop: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid, waarin filmvoorstellingen van porno-erotische aard worden gegeven;
  • seksclub: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid, waarin vertoningen van porno-erotische aard worden gegeven c.q. gelegenheid wordt geboden voor het verrichten van handelingen van porno-erotische aard, al dan niet gecombineerd met het bedrijfsmatig ten behoeve van gebruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken en/of kleine etenswaren;
1.34 gevelterras

een horecaterras dat direct tegen de gevel van het gebouw, waarin een horecabedrijf wordt geëxploiteerd, is gepositioneerd.

1.35 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.36 gebruiksvloeroppervlakte kamerverhuur/logies:

de totale oppervlakte van de verdieping(en) van een gebouw dat wordt gebruikt voor kamerverhuur en/of logies minus de oppervlakte voor sanitaire voorzieningen (toiletten en badkamers), keukens met een oppervlakte van minder dan 12 m2, en overige verkeersruimten zoals een hal en overloop.

1.37 geluidsgevoelige functies of terrein:

geluidsgevoelige gebouwen of terreinen als bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.38 grootschalige detailhandel:

detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen, detailhandel in auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen, tuincentra, bouwmarkten, grootschalige meubelbedrijven inclusief in ondergeschikte mate: woninginrichting/stoffering.

1.39 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.40 horecacategorie:

horecabedrijven zijn in drie categorieën te onderscheiden:

  • horecacategorie 1: vormen van horeca-activiteiten waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans geen aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt: restaurants, kookstations, hotels, pensions, wijnkelder/wijnproeflokaal, bistro, café-restaurants;
  • horecacategorie 2: vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen en waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije dranken worden verstrekt en waarvan de exploitatie onder omstandigheden een aantasting van het woon- en leefklimaat met zich mee kan brengen: broodjeszaken, cafetaria's, ijssalons, eethuisjes, lunchrooms, automatiek, internetcafé voor zover een horeca-activiteit wordt ontplooid, afhaalhoreca. Met betrekking tot de gerichtheid van de horeca-activiteiten kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
  • a. vormen die zich qua exploitatie en qua openingstijden richten op de winkelactiviteiten en geen druk op de omgeving veroorzaken;
  • b. vormen die zich qua exploitatie en qua openingstijden richten op de reguliere horeca en druk op de omgeving kunnen veroorzaken;
  • horecacategorie 3: vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak alcoholische drank wordt verstrekt en waarvan de exploitatie een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt: café, bars, dancings, discotheken en nachtclubs, alsmede horeca met zaalaccommodatie.
1.41 horecaterras:

een buiten een gebouw gelegen gebied, behorend bij een horecabedrijf, waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of etenswaren verstrekt. Onderscheid wordt gemaakt tussen een eilandterras en een gevelterras.

1.42 huishouden:

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daar niet onder verstaan;

1.43 kantoren:

een gebouw, dat dient voor het verlenen van diensten met een administratief karakter en/ of het verrichten van handelingen met een overwegend administratief karakter door bedrijven en (semi)overheidsinstellingen, zonder een publieksgerichte baliefunctie.

1.44 kap:

een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden met een nader in de regels bepaalde helling. De dakschilden dienen tenminste 60% van de bebouwde oppervlakte te beslaan.

1.45 maatschappelijk:

voorzieningen ten behoeve van medische, sociale, culturele, spirituele of religieuze activiteiten, voorzieningen ten dienste van onderwijs, kinderopvang, alsmede overheidsdiensten met een overwegend openbaar karakter.

1.46 microbrouwerij:

een bedrijf in de vorm van een bierbrouwerij, waar op relatief kleine schaal en vaak op ambachtelijke wijze bier wordt geproduceerd.

1.47 niet-zelfstandige kantoren:

een onderdeel van een bedrijf, dat andere bedrijfsactiviteiten als inkomstenbron heeft en waarvoor het kantoor uitsluitend een ondersteunende functie heeft.

1.48 nutsvoorzieningen:

gebouwde voorzieningen van openbaar nut ten behoeve van water, elektriciteit, gas en dergelijke, met inbegrip van laadpalen voor elektrische voertuigen.

1.49 ondergeschikte bouwdelen:

ondergeschikte delen aan een gebouw zoals, trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, liftopbouwen, technische installaties en andere ondergeschikte (dak)opbouwen.

1.50 ondersteunende horeca:

een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren, ten dienste aan de hoofdfunctie binnen de bestemming.

1.51 onzelfstandige woonruimte:

het bedrijfsmatige verschaffen van nachtverblijf aan personen die kortdurend nachtverblijf houden en waarbij er sprake is van een pensionhouder dan wel een aanspreekpunt bij calamiteiten, en/of het bedrijfsmatig verhuren of het aanbieden van kamers voor bewoning. Hieronder wordt niet verstaan de verhuur door particulieren van maximaal twee kamers in de door hen zelf bewoonde woning.

1.52 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.53 overkapping:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde met één dakvlak en maximaal één gesloten wand.

1.54 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.55 peil:
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang maximaal 5 m van de weg is gelegen; de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein dat het bouwwerk omgeeft (maaiveld).
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: het plaatselijk gemiddelde oppervlaktewaterpeil.
1.56 plat dak:

een dak met dakhelling van minder dan 30º.

1.57 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.58 representatieve zijde:

de (van oudsher) representatieve zijde(n) van een gebouw die zowel in architectuur als functie en toegankelijkheid het meest van betekenis is/zijn voor de omgeving.

1.59 risicovolle inrichtingen:

een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.60 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.61 supermarkt:

een detailhandelsbedrijf in de vorm van een zelfbedieningswinkel waar in hoofdzaak levensmiddelen, voedingsmiddelen inclusief versartikelen zoals groente, brood, vlees en zuivel en in beperkte mate huishoudelijke artikelen worden verkocht, met een brutovloeroppervlak groter dan 200 m².

1.62 sportvoorzieningen:

voorzieningen die sportactiviteiten mogelijk maken in de vorm van sportschool/fitness, al dan niet met bijbehorende diensten zoals fysiotherapie, sportbegeleiding, medische begeleiding, stress management, meditatie en voedingsadvies.

1.63 verdiepingen:

de bouwlagen van een gebouw gelegen boven de begane grondlaag.

1.64 voorgevel:

een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw.

1.65 Wet geluidhinder:

Wet van 16 februari 1979, Stb. 99, houdende regels inzake het voorkomen of beperkten van geluidhinder, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.

1.66 Wet ruimtelijke ordening:

Wet van 20 oktober 2006, (Stb. 2006, nr. 566), houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

1.67 winkelvloeroppervlakte:

de oppervlakte van een ruimte, die uitsluitend gebruikt wordt voor het verkopen van producten, niet zijnde de ruimte voor opslag of het vervaardigen/ bewerken van producten.

1.68 woning:

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.69 wonen:

het gebruik van een woning door één huishouden;

1.70 woon-/werkeenheid:

een ruimte, in en in combinatie met een woning, waarin een al dan niet publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis wordt uitgeoefend.

1.71 zaalaccommodatie:

een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften, feesten en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is.

1.72 zelfstandig kantoor:

een kantoor dat op zichzelf het bedrijf vormt.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bouwhoogte van een bouwwerk:
  • a. vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, geldt voor een bouwwerk gelegen in een molenbiotoop: vanaf het peil tot aan de onderkant van de wiek van de molen.
2.2 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 diepte van aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw

de diepte van een aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw wordt loodrecht vanaf de gevel van het hoofdgebouw, waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd, gemeten tot het uiterste punt van de achtergevel van de aanbouw.

2.4 goothoogte van een bouwwerk:
  • a. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  • b. indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen of vergelijkbare constructies bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte van de betreffende gevel, wordt de goothoogte, druiplijnhoogte of boeiboordhoogte van de dakkappel of vergelijkbare constructies als goothoogte aangemerkt.
2.5 hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.6 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven indien deze behoren tot de categorieën 1 en/of 2 als opgenomen in Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten en uitsluitend voor zover deze in de kolom 'verkeer' een '1' scoren;
  • b. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen;
  • c. bestaande zelfstandige kantoren;
  • d. bedrijfsgebonden kantoren;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1': tevens voor een reinigingsbedrijf voor gebouwen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2': tevens voor groothandel in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eisen en spijsoliën;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3': tevens voor een aannemers-/ stucadoorsbedrijf;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - micro brouwerij': tevens voor een microbrouwerij: met een productiecapaciteit van maximaal 30.000 hectoliter per jaar, alsmede voor een restaurant en andere restauratieve voorzieningen zoals een gastenontvangstruimte, en bijbehorende ondergeschikte detailhandel;

met daaraan ondergeschikt:

  • i. (ontsluitings)wegen, paden en bermen;
  • j. waterlopen en waterpartijen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. parkeervoorzieningen;
  • m. nutsvoorzieningen;
  • n. speelvoorzieningen;

één en ander met de daarbij behorende voorzieningen zoals tuinen, terreinen, erven, luifels en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven middels de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)';
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' met deze aanduiding is aangegeven;
  • d. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' met deze aanduiding is aangegeven;
  • e. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 m.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:

  • a. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer bedragen dan 2 m en daarbuiten niet meer dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • c. de bebouwde oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag per bouwperceel niet meer bedragen dan opgenomen in onderstaande tabel, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer dan 50% mag worden bebouwd:
Oppervlakte aanduiding 'bijgebouwen'   Maximale oppervlakte aan- en uitbouwen of bijgebouwen  
< 200 m2   60 m2  
200-500 m2   90 m2  
=/> 500 m2   120 m2  
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Buitenopslag

Voor buitenopslag gelden de volgende bepalingen:

  • a. buitenopslag is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. de hoogte van buitenopslag mag niet meer bedragen dan 2 meter.
3.3.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. categorieën van inrichtingen opgenomen in bijlage I onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht;
  • b. risicovolle inrichtingen;
  • c. bedrijven genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten waarbij sprake is van zelfstandige detailhandel.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Afwijking Staat van bedrijfsactiviteiten - verkeersaantrekkende werking

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.1 onder a teneinde bedrijven toe te staan, die in Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten in de kolom 'verkeer' een '2' of '3' scoren, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden, rekening houdend met de rustige woonomgeving:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting van de verkeer- en parkeersituatie plaats;
  • b. productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats.
3.4.2 Afwijking Staat van bedrijfsactiviteiten rustige woonomgeving

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.1 onder a teneinde bedrijven toe te staan, die qua aard en omvang en invloed op het milieu en de omgeving gelijk te stellen zijn met de in 3.1 onder a of 3.1 onder d toegestane bedrijven, mits:

  • a. het geen categorieën van inrichtingen opgenomen in bijlage I onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht betreft;
  • b. het geen risicovolle inrichting betreft;
  • c. omtrent de vergelijkbaarheid van de invloed op het milieu en de omgeving advies wordt gevraagd aan een onafhankelijke terzake deskundige.
3.4.3 Afwijking hogere categorie

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.1 onder a of 3.1 onder b teneinde bedrijven toe te staan in categorie 3.1 als opgenomen in Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

  • a. het geen categorieën van inrichtingen opgenomen in bijlage I onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht betreft;
  • b. het bedrijf is vergelijkbaar met de rechtstreeks toegelaten bedrijven voor wat betreft de invloed op het milieu en de omgeving.

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. openbare nutsvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. (ontsluitings)wegen, paden en bermen;
  • c. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende

  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

Artikel 5 Centrum

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel op de begane grond, niet zijnde een 'supermarkt';
  • b. publieksgerichte dienstverlening op de begane grond;
  • c. wonen op de verdieping;
  • d. daghoreca, met bijbehorende horecaterrassen, uitsluitend in de vorm van gevelterrassen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt': tevens voor een supermarkt;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - 2': een drukkerij uitsluitend op de begane grond;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 2a': tevens voor een horecabedrijf uit categorie 1 of 2a op de begane grond met bijbehorende horecaterrassen, uitsluitend in de vorm van gevelterrassen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 2b': tevens voor een horecabedrijf uit categorie 1, 2a of 2b op de begane grond met bijbehorende horecaterrassen, uitsluitend in de vorm van gevelterrassen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 3': tevens voor een horecabedrijf uit categorie 1, 2a, 2b of 3 op de begane grond;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens voor een kantoor op de begane grond;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'sport': tevens voor een sportvoorziening op de begane grond;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': tevens voor een ondergrondse parkeergarage;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens voor wonen op de begane grond;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - onzelfstandige woonruimte': tevens voor onzelfstandige woonruimte op de verdieping;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' in ieder geval voor een onderdoorgang;

met daaraan ondergeschikt:

  • p. (ontsluitings)wegen, paden en bermen;
  • q. waterlopen en waterpartijen;
  • r. groenvoorzieningen;
  • s. parkeervoorzieningen;
  • t. nutsvoorzieningen;
  • u. speelvoorzieningen;
  • v. ondergrondse ondersteunende functies, zoals opslag, toilet en garderobe;

één en ander met de daarbij behorende voorzieningen zoals tuinen, terreinen, erven, luifels en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de representatieve zijde van de hoofdgebouwen moet worden gebouwd in de bouwgrens ter plaatse van de figuur 'gevellijn';
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' met deze aanduiding is aangegeven;
  • d. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' met deze aanduiding is aangegeven;
  • e. het bestaande aantal woningen mag niet worden vermeerderd.
5.2.2 Onderdoorgang

Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient een (onder)doorgang in stand te worden gehouden ten behoeve van het daar(onder) gelegen (voet)pad.

5.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor de aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. de goothoogte van aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m dan wel 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning of het woongebouw;
  • c. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • e. de bebouwde oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag per bouwperceel niet meer bedragen dan opgenomen in onderstaande tabel, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer dan 50% mag worden bebouwd:
Oppervlakte aanduiding 'bijgebouwen'   Maximale oppervlakte aan- en uitbouwen of bijgebouwen  
< 200 m2   60 m2  
200-500 m2   90 m2  
=/> 500 m2   120 m2  
5.2.4 Hekwerk dakterras

Het plaatsen van hekwerken op (het dak van) een aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw is toegestaan, indien en voorzover het hekwerk als een afscheiding geldt voor een dakterras en indien het hekwerk niet hoger is dan 1,2 m.

5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:

  • a. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer bedragen dan 2 m en daarbuiten niet meer dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van horecaterrasafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Overeenkomstig gebruik

Als gebruik overeenkomstig de bestemming, wordt aangemerkt:

  • a. bij scholen behorende sport- en gymnastieklokalen die ook zelfstandig worden geëxploiteerd;
  • b. detailhandelsvestigingen met een winkelvloeroppervlakte van niet meer dan 1.500 m2.
5.3.2 Onzelfstandige woonruimte

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - onzelfstandige woonruimte' mag het totale aantal bewoners niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bewoners' met dit aangegeven aantal is aangegeven.

5.3.3 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. de verkoop van motorbrandstoffen;
  • b. detailhandel in volumineuze goederen en detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  • c. asielzoekerscentrum, crematorium, opvang van dieren, justitiële inrichting of militaire zaken;
  • d. bedrijfsmatige buitenopslag;
  • e. een supermarkt een bruto vloeroppervlakte groter dan 200 m2 .
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1 Afwijking maatschappelijke functie

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 5.1, niet zijnde het genoemde in 5.3.3 onder c, teneinde geluidsgevoelige maatschappelijke functies of terreinen binnen de bestemming Centrum toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen is niet hoger dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een reeds verkregen hogere grenswaarde ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
  • b. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
5.4.2 Afwijking detailhandel op de verdieping

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 5.1, teneinde detailhandel op de verdieping toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen is niet hoger dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een reeds verkregen hogere grenswaarde ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
  • b. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

Artikel 6 Detailhandel

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel (niet zijnde een supermarkt:), op de begane grond;
  • b. ondersteunende horeca op de begane grond, met bijbehorende horecaterrassen, uitsluitend in de vorm van gevelterrassen;
  • c. wonen op de verdieping;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - onzelfstandige woonruimte': tevens voor onzelfstandige woonruimte op de verdieping;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt': tevens voor een supermarkt;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'sport': tevens voor een sportvoorziening op de begane grond;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. (ontsluitings)wegen, paden en bermen;
  • h. waterlopen en waterpartijen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. speelvoorzieningen;

één en ander met de daarbij behorende voorzieningen zoals tuinen, terreinen, erven, luifels en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' met deze aanduiding is aangegeven;
  • c. het bestaande aantal woningen mag niet worden vermeerderd.
6.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor de aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. de goothoogte van aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m dan wel 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning of het woongebouw;
  • c. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • e. de bebouwde oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag per bouwperceel niet meer bedragen dan opgenomen in onderstaande tabel, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer dan 50% mag worden bebouwd:
Oppervlakte aanduiding 'bijgebouwen'   Maximale oppervlakte aan- en uitbouwen of bijgebouwen  
< 200 m2   60 m2  
200-500 m2   90 m2  
=/> 500 m2   120 m2  
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erf- of terreinafscheidingen mag ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer bedragen dan 2 m en daarbuiten niet meer dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van horecaterrasafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Onzelfstandige woonruimte

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - onzelfstandige woonruimte' mag het totale aantal bewoners niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bewoners' met dit aangegeven aantal is aangegeven.

6.3.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. de verkoop van motorbrandstoffen;
  • b. detailhandel in volumineuze goederen en detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  • c. bedrijfsmatige buitenpandige opslag.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
6.4.1 Dienstverlening op de begane grond

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1 teneinde publieksgerichte dienstverlening op de begane grond toe te staan. Hiervoor dient aan de volgende criteria te worden voldaan:

  • a. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • b. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • c. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

Artikel 7 Gemengd - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. zakelijke of publieksgerichte dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  • b. horecacategorie 1, uitsluitend op de begane grond, met bijbehorende horecaterrassen, uitsluitend in de vorm van gevelterrassen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 2a': horeca tot en met categorie 2a als bedoeld in lid 1.40, met bijbehorende horecaterrassen, uitsluitend in de vorm van gevelterrassen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 2b': horeca tot en met categorie 2b als bedoeld in lid 1.40, met bijbehorende horecaterrassen, uitsluitend in de vorm van gevelterrassen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 3': horeca tot en met categorie 3 als bedoeld in lid 1.40;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens detailhandel en bedrijven of instellingen met een baliefunctie, zoals een bank of reisbureau, of dienstverlening in aanwezigheid van een klant, zoals een kapsalon of wasserette;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': tevens voor een ondergrondse parkeergarage;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - 1' is uitsluitend een zagerij toegestaan;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'atelier': tevens voor een atelier;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'bioscoop': tevens voor een bioscoop;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'dansschool': tevens voor een dansschool;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens voor een kantoor op de begane grond;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - onzelfstandige woonruimte': tevens voor onzelfstandige woonruimte op de verdieping;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend voor nutsvoorzieningen;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - kunst, cultuur en ambacht': tevens voor functies ten behoeve van kunst, cultuur en ontspanning;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - verdieping': tevens voor horeca op de verdieping en uitsluitend in de categorie die voor de begane grond is toegestaan;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': wonen, uitsluitend op de verdieping en met dien verstande dat het bestaande aantal woningen niet mag toenemen dan wel niet meer mag bedragen dan het maximaal aangegeven aantal wooneenheden;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' in ieder geval voor een onderdoorgang;

met daaraan ondergeschikt:

  • s. (ontsluitings)wegen, paden en bermen;
  • t. waterlopen en waterpartijen;
  • u. groenvoorzieningen;
  • v. parkeervoorzieningen;
  • w. nutsvoorzieningen;
  • x. speelvoorzieningen;
  • y. ondergrondse ondersteunende functies, zoals opslag, toilet en garderobe;

één en ander met de daarbij behorende voorzieningen zoals tuinen, terreinen, erven, luifels en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bestaande aantal woningen mag niet worden vermeerderd;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • d. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)';
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' zijn woningen uitsluitend in de bouwwijze aaneengebouwd toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn woningen uitsluitend in de bouwwijze gestapeld toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn woningen uitsluitend in de bouwwijze vrijstaand toegestaan;
  • h. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal woningen, met dien verstande dat het aantal woningen ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" niet meer mag bedragen dan aangegeven.
7.2.2 Onderdoorgang

Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient een (onder)doorgang in stand te worden gehouden ten behoeve van het daar(onder) gelegen (voet)pad.

7.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor de aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de goothoogte van aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m dan wel 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning of het woongebouw;
  • c. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
  • e. de bebouwde oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag per bouwperceel niet meer bedragen dan opgenomen in onderstaande tabel, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer dan 50% mag worden bebouwd:
Oppervlakte aanduiding 'bijgebouwen'   Maximale oppervlakte aan- en uitbouwen of bijgebouwen  
< 200 m2   60 m2  
200-500 m2   90 m2  
=/> 500 m2   120 m2  
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen buiten de aanduiding 'bouwvlak' niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van horecaterrasafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting parkeren' dient in ieder geval te zijn voorzien in een ontsluitingsweg van en naar de achtergelegen parkeerplaatsen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'privacyscherm' is uitsluitend een privacyscherm toegestaan.
7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Onzelfstandige woonruimte

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - onzelfstandige woonruimte' mag het totale aantal bewoners niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bewoners' met dit aangegeven aantal is aangegeven.

7.3.2 Overeenkomstig gebruik
  • a. Als gebruik overeenkomstig de bestemming, wordt aangemerkt: bij scholen behorende sport- en gymnastieklokalen die ook zelfstandig worden geëxploiteerd;
  • b. de winkelvloeroppervlakte per winkel mag niet meer bedragen dan 1500 m2.
7.3.3 Ontsluiting

Op de gronden ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'ontsluiting parkeren' dient te worden voorzien in een ontsluitingsweg ten behoeve van de aangrenzende parkeerplaatsen.

7.3.4 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik van de gronden en/of opstallen voor:

  • a. de verkoop van motorbrandstoffen;
  • b. detailhandel in volumineuze goederen en detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  • c. asielzoekerscentrum, crematorium, opvang van dieren, justitiële inrichting of militaire zaken;
  • d. bedrijfsmatige buitenpandige opslag;
  • e. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het bijgebouwen betreft;
  • f. seksinrichtingen.
7.4 Afwijken van de gebruiksregels
7.4.1 Afwijking maatschappelijke functie

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 7.1, niet zijnde het genoemde in 7.3.4 onder c, teneinde geluidsgevoelige maatschappelijke functies of terreinen binnen de bestemming Gemengd - 1 toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen is niet hoger dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een reeds verkregen hogere grenswaarde ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
  • b. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

Artikel 8 Gemengd - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grootschalige detailhandel:
  • b. detailhandel in volumineuze goederen;
  • c. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die vallen onder de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en uitsluitend voor zover deze in de kolom 'verkeer' een '1' scoren;
  • d. kantoren, uitsluitend op de verdieping;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'sport': tevens voor een sportvoorziening op de begane grond;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'viswinkel': uitsluitend een detailhandelsvestiging in de verkoop van vis(producten) en aanverwante producten voor consumptie;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. (ontsluitings)wegen, paden en bermen;
  • h. waterlopen en waterpartijen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. speelvoorzieningen;

één en ander met de daarbij behorende voorzieningen zoals tuinen, terreinen, erven, luifels en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven middels de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)';
  • c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)';
  • d. het bestaande aantal woningen mag niet worden vermeerderd;
8.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor de aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de goothoogte van aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m dan wel 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning of het woongebouw;
  • c. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen buiten de aanduiding 'bouwvlak' niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen;
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik van de gronden en/of opstallen voor:

  • a. de verkoop van motorbrandstoffen;
  • b. detailhandel in volumineuze goederen en detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  • c. asielzoekerscentrum, crematorium, opvang van dieren, justitiële inrichting of militaire zaken;
  • d. bedrijfsmatige buitenpandige opslag;
  • e. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het bijgebouwen betreft;
  • f. seksinrichtingen.

Artikel 9 Gemengd - 3

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. zakelijke of publieksgerichte dienstverlening;
  • b. wonen, uitsluitend op de begane grond;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning': tevens voor functies ten behoeve van cultuur en ontspanning;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens voor detailhandel en/of bedrijven of instellingen met een baliefunctie, zoals een bank of reisbureau, of dienstverlening in aanwezigheid van een klant, zoals een kapsalon of wasserette;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk': tevens voor maatschappelijke voorzieningen in de vorm van openbaar bestuur, dienstverlening van overheidswege, volksgezondheid en sociale en culturele voorzieningen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens voor wonen op de verdiepingen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf': tevens voor het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die vallen onder de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, uitsluitend op de begane grond;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': een kantoor, uitsluitend op de begane grond;

met daaraan ondergeschikt:

  • i. ondergeschikte en/of ondersteunende horeca met bijbehorende horecaterrassen, uitsluitend in de vorm van gevelterrassen;
  • j. ondergrondse ondersteunende functies, zoals opslag, toilet en garderobe;
  • k. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;
  • l. (ontsluitings)wegen, paden en bermen;
  • m. waterlopen en waterpartijen;
  • n. groenvoorzieningen;
  • o. parkeervoorzieningen;
  • p. nutsvoorzieningen;
  • q. speelvoorzieningen;

één en ander met de daarbij behorende voorzieningen zoals tuinen, terreinen, erven, luifels en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)';
  • d. het bestaande aantal woningen mag niet worden vermeerderd.
9.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor de aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. de goothoogte van aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m dan wel 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning of het woongebouw;
  • c. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
  • e. de bebouwde oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag per bouwperceel niet meer bedragen dan opgenomen in onderstaande tabel, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer dan 50% mag worden bebouwd:
Oppervlakte aanduiding 'bijgebouwen'   Maximale oppervlakte aan- en uitbouwen of bijgebouwen  
< 200 m2   60 m2  
200-500 m2   90 m2  
=/> 500 m2   120 m2  
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen buiten de aanduiding 'bouwvlak' niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van horecaterrasafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen;
9.3 Specifieke gebruiksregels
9.3.1 Cultuur en ontspanning

Functies ten behoeve van cultuur en ontspanning zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van kleinschalige uitoefening van culturele activiteiten, zoals filmvoorstellingen, theatervoorstellingen, lezingen, exposities en cursussen, muziekschool, dans-/ balletschool en museum.

9.3.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik van de gronden en/of opstallen voor:

  • a. de verkoop van motorbrandstoffen;
  • b. detailhandel in volumineuze goederen en detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  • c. asielzoekerscentrum, crematorium, opvang van dieren, justitiële inrichting of militaire zaken;
  • d. bedrijfsmatige buitenpandige opslag;
  • e. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het bijgebouwen betreft;
  • f. seksinrichtingen.
9.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 9.1, niet zijnde het genoemde in 9.3.2 onder b tot en met f, teneinde geluidsgevoelige maatschappelijke functies of terreinen binnen de bestemming Gemengd - 3 toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen is niet hoger dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een reeds verkregen hogere grenswaarde ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
  • b. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

Artikel 10 Gemengd - 4

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd - 4 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. daghoreca met bijbehorende horecaterrassen, uitsluitend in de vorm van gevelterrassen;
  • b. kantoren;
  • c. maatschappelijke functies;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 1': tevens horeca van categorie 1 als bedoeld in lid 1.40; met bijbehorende horecaterrassen, uitsluitend in de vorm van gevelterrassen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 2a': tevens horeca van categorie 2a als bedoeld in lid 1.40; met bijbehorende horecaterrassen, uitsluitend in de vorm van gevelterrassen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens detailhandel ten dienste van het treinstation;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. (ontsluitings)wegen, paden en bermen;
  • h. waterlopen en waterpartijen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. speelvoorzieningen;
  • m. ondergrondse ondersteunende functies, zoals opslag, toilet en garderobe;

één en ander met de daarbij behorende voorzieningen zoals tuinen, terreinen, erven, luifels en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)';
  • d. het bestaande aantal woningen mag niet worden vermeerderd.
10.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor de aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. de goothoogte van aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m dan wel 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning of het woongebouw;
  • c. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
  • e. de bebouwde oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag per bouwperceel niet meer bedragen dan opgenomen in onderstaande tabel, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer dan 50% mag worden bebouwd:
Oppervlakte aanduiding 'bijgebouwen'   Maximale oppervlakte aan- en uitbouwen of bijgebouwen  
< 200 m2   60 m2  
200-500 m2   90 m2  
=/> 500 m2   120 m2  
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:

  • a. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer bedragen dan 2 m en daarbuiten niet meer dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van horecaterrasafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
10.3 Specifieke gebruiksregels
10.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. de verkoop van motorbrandstoffen;
  • b. detailhandel in volumineuze goederen en detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  • c. asielzoekerscentrum, crematorium, opvang van dieren, justitiële inrichting of militaire zaken;
  • d. bedrijfsmatige buitenpandige opslag;
  • e. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het bijgebouwen betreft;
  • f. seksinrichtingen.

Artikel 11 Groen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. beplantingen;
  • b. paden;
  • c. speelvoorzieningen met bijbehorende verhardingen;
  • d. beeldende kunstwerken;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij'': tevens voor een kinderboerderij;

één en ander met de daarbij behorende voorzieningen, zoals ondergrondse retentievoorzieningen, ondergrondse afvalcontainers, bergzinkbassins, tuinen, terreinen en erven en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven middels de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)';
  • c. de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. er mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • c. de bouwhoogte van beeldende kunstwerken mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • d. de bebouwde oppervlakte van beeldende kunstwerken mag niet meer bedragen dan 25 m2;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
11.2.3 Nutsgebouwen

Voor de bouw van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m2.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Afwijking nutsgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 11.2.3 teneinde het oprichten van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5;
  • c. de afwijking mag de verkeersveiligheid niet in gevaar brengen;
  • d. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast.
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.4.1 Speelvoorzieningen

De oppervlakte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 200 m2 per locatie.

11.4.2 Parkeervoorzieningen

Onder gebruik in strijd met deze bestemming het gebruik van deze gronden als parkeervoorziening.

11.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.4.2 voor het gebruik van parkeervoorzieningen, mits dit naar oordeel van het college geen onevenredige afbreuk doet aan de hoofdgroenstructuur binnen de gemeente.

Artikel 12 Horeca

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecacategorie 1 en 2a, met bijbehorende horecaterrassen;
  • b. wonen, uitsluitend op de verdieping(en);
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 'horeca tot en met categorie 2b': tevens voor horeca van categorie 2b als bedoeld in lid 1.40, met bijbehorende horecaterrassen, uitsluitend in de vorm van gevelterrassen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 3': tevens voor horeca van categorie 3 als bedoeld in lid 1.40;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens voor detailhandel op de begane grond;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens voor wonen op de begane grond;

Met daaraan ondergeschikt:

  • g. de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep;
  • h. (ontsluitings)wegen en paden;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. speelvoorzieningen;

één en ander met de daarbij behorende voorzieningen zoals tuinen, terreinen, erven, luifels en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' met deze aanduiding is aangegeven;
  • c. het bestaande aantal woningen mag niet worden vermeerderd.
12.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. de goothoogte van aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m dan wel 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning of het woongebouw;
  • c. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer bedragen dan 2 m en daarbuiten niet meer dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van horecaterrasafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bebouwde oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag per bouwperceel niet meer bedragen dan opgenomen in onderstaande tabel, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer dan 50% mag worden bebouwd:
Oppervlakte aanduiding 'bijgebouwen'   Maximale oppervlakte aan- en uitbouwen of bijgebouwen  
< 200 m2   60 m2  
200-500 m2   90 m2  
=/> 500 m2   120 m2  

Artikel 13 Kantoor

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Kantoor aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren, uitsluitend op de begane grond;
  • b. wonen, uitsluitend op de verdieping;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens voor wonen op de begane grond;

Met daaraan ondergeschikt:

  • d. de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep;
  • e. (ontsluitings)wegen en paden;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. speelvoorzieningen;

één en ander met de daarbij behorende voorzieningen zoals tuinen, terreinen, erven, luifels en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' met deze aanduiding is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' met deze aanduiding is aangegeven;
  • d. het bestaande aantal woningen mag niet worden vermeerderd.
13.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor de aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. de goothoogte van aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m dan wel 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning of het woongebouw;
  • c. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • e. de bebouwde oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag per bouwperceel niet meer bedragen dan opgenomen in onderstaande tabel, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer dan 50% mag worden bebouwd:
Oppervlakte aanduiding 'bijgebouwen'   Maximale oppervlakte aan- en uitbouwen of bijgebouwen  
< 200 m2   60 m2  
200-500 m2   90 m2  
=/> 500 m2   120 m2  
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:

  • a. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer bedragen dan 2 m en daarbuiten niet meer dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.

Artikel 14 Maatschappelijk

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. speelterreinen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - begane grond': uitsluitend voor maatschappelijke functies op de begane grond;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens voor een bedrijfswoning met een maximale inhoud van 650 m3;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens voor wonen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': uitsluitend voor een begraafplaats;

Met daaraan ondergeschikt:

  • g. ondergeschikte en/of ondersteunende horeca met bijbehorende horecaterrassen in de vorm van gevelterrassen;
  • h. (ontsluitings)wegen en paden;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. speelvoorzieningen;

één en ander met de daarbij behorende voorzieningen zoals tuinen, terreinen, erven, luifels en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' met deze aanduiding is aangegeven;
  • c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' met deze aanduiding is aangegeven.
14.2.2 Gebouwen begraafplaats

In afwijking van het bepaalde in 14.2.1, gelden voor de begraafplaats de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen zijn toegestaan met een bebouwde oppervlakte van maximaal 100 m2.
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m.
  • c. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m.
14.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor de aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. de goothoogte van aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m dan wel 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning of het woongebouw;
  • c. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • e. de bebouwde oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag per bouwperceel niet meer bedragen dan opgenomen in onderstaande tabel, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer dan 50% mag worden bebouwd:
Oppervlakte aanduiding 'bijgebouwen'   Maximale oppervlakte aan- en uitbouwen of bijgebouwen  
< 200 m2   60 m2  
200-500 m2   90 m2  
=/> 500 m2   120 m2  
14.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:

  • a. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer bedragen dan 2 m en daarbuiten niet meer dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m.
14.3 Specifieke gebruiksregels
14.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. asielzoekerscentrum, crematorium, opvang van dieren, justitiële inrichting of militaire zaken;
  • b. bedrijfsmatige buitenpandige opslag.

Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen,voet- en fietspaden;
  • b. ongebouwde parkeervoorzieningen;
  • c. horecaterrassen in de vorm van gevelterrassen;
  • d. horecaterrassen in de vorm van eilandterrassen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding overige zone - terraslocatie Raadhuisplein'; zie voorts 29.2 Horecaterrassen Raadhuisplein;
  • e. standplaatsen;
  • f. groen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. verblijfsvoorzieningen;
  • i. beeldende kunstwerken;
  • j. geluidwerend voorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend voor garaxeboxen;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': tevens voor een ondergrondse parkeergarage;

één en ander met de daarbij behorende voorzieningen zoals ondergrondse retentievoorzieningen; ondergrondse afvalcontainers, bergzinkbassins, rioolgemalen, tuinen, terreinen en erven.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan.

15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. garageboxen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • c. de bouwhoogte van horecaterrasafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • d. de bouwhoogte van beeldende kunstwerken mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • e. de bebouwde oppervlakte van beeldende kunstwerken mag niet meer bedragen dan 25 m2;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
15.2.3 Horecaterrassen in de vorm van gevelterrassen

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van een horecaterras in de vorm van een gevelterras, zijn uitsluitend toegestaan indien:

  • a. het zijschotten betreft, waarbij geldt dat deze voornamelijk (minimaal 50%) transparant dienen te zijn en waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,5 m;
  • b. het overkappingen betreft, waarbij geldt dat:
    • 1. deze uitsluitend zijn toegestaan over de breedte van het bijbehorende gebouw;
    • 2. deze te allen tijde inklapbaar dienen te zijn; en
    • 3. de (bouw)hoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende gebouw;
  • c. er minimaal 1,50 meter over de volle breedte vrij blijft tussen het horecaterras en de trottoirband of, indien aanwezig, de daarvoor in de bestrating aangegeven gereserveerde loopruimte ten behoeve van de doorgang voor gebruikers van het trottoir.
15.2.4 Maatvoering garageboxen

Voor garageboxen gelden de volgende maatvoeringseisen:

  • a. de bouwhoogte van garageboxen mag maximaal 3 m bedragen;
  • b. de breedte van iedere garagebox bedraagt maximaal 4 m.
15.2.5 Maatvoering nutsvoorzieningen

Voor nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m2.
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.3.1 Afwijking nutsgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 15.2.5 teneinde het oprichten van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2.
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
  • c. de afwijking mag de verkeersveiligheid niet in gevaar brengen.
  • d. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast.
15.4 Specifieke gebruiksregels
15.4.1 Garageboxen

Garageboxen mogen uitsluitend worden gebruikt voor de stalling van voertuigen en huishoudelijke berging als medegebruik.

15.4.2 Speelvoorzieningen

De oppervlakte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 200 m2 per locatie.

Artikel 16 Water

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'brug': in ieder geval voor een brug ten behoeve van gemotoriseerd wegverkeer;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. (ontsluitings)wegen en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • f. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beschoeiingen;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mag uitsluitend een brugwachtershuis worden gebouwd.

16.2.2 Brugwachtershuis

Voor het brugwachtershuis gelden de volgende bepalingen:

  • a. het brugwachtershuis is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' met deze aanduiding is aangegeven.
16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen.

Artikel 17 Wonen

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen;
  • b. bijzonder woongebouw;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - onzelfstandige woonruimte': tevens voor onzelfstandige woonruimte, uitsluitend op de verdieping(en);
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens voor detailhandel;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening': tevens voor zakelijke of publieksgerichte dienstverlening;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens voor een kantoor op de begane grond;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - begane grond': tevens voor zakelijke of publieksgerichte dienstverlening, uitsluitend op de begane grond
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - schoonheidssalon': tevens voor een schoonheidssalon, uitsluitend op de begane grond;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - begane grond': tevens voor daghoreca, uitsluitend op de begane grond en met bijbehorende horecaterrassen in de vorm van gevelterrassen;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - begane grond'; tevens voor een kantoor, uitsluitend op de begane grond;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': tevens voor een ondergrondse parkeergarage;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'weg': uitsluitend voor de ontsluiting van bouwpercelen;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - garageboxen': tevens voor garageboxen;

met daaraan ondergeschikt:

  • n. (ontsluitings)wegen, paden en bermen;
  • o. waterlopen en waterpartijen;
  • p. groenvoorzieningen;
  • q. parkeervoorzieningen;
  • r. nutsvoorzieningen;
  • s. speelvoorzieningen;
  • t. beroep en bedrijf aan huis;
  • u. ondergrondse ondersteunende functies, zoals opslag, toilet en garderobe;

één en ander met de daarbij behorende voorzieningen zoals tuinen, terreinen, erven, luifels en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen dienen aan de volgende eisen te voldoen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geen gebouwen toegestaan' zijn geen gebouwen toegestaan;
  • c. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan in de overeenkomstig aangeduide bouwwijze:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd', uitsluitend aaneengebouwde woningen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen': uitsluitend twee-aaneengebouwde woningen';
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld', uitsluitend gestapelde woningen;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand', uitsluitend vrijstaande woningen;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' met deze aanduiding is aangegeven;
  • e. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' met deze aanduiding is aangegeven;
  • f. de hoofdgebouwen dienen te zijn afgedekt met een kap met een helling van minimaal 30° en maximaal 65°. Bij hoofdgebouwen waar ter plaatse van de aanduiding “maximum goot- en bouwhoogte (m)” de aangeduide goot- en bouwhoogte aan elkaar gelijk zijn, is een kleinere dakhelling toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' of ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' geldt voor hoofdgebouwen die bestaan uit twee bouwlagen en een kap, dat een uitbreiding van dit hoofdgebouw, ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', niet meer mag bedragen dan 2 m ten opzichte van de bestaande achtergevel van het hoofdgebouw;
  • h. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal woningen, met dien verstande dat het aantal woningen ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" niet meer mag bedragen dan aangegeven.
17.2.2 Maatvoering garageboxen

Voor garageboxen gelden de volgende maatvoeringseisen:

  • a. de bouwhoogte van garageboxen mag maximaal 3 m bedragen; behalve ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), maximum goothoogte (m)', waar de in de aanduiding genoemde hoogtes gelden;
  • b. de breedte van iedere garagebox bedraagt maximaal 4 m.
17.2.3 Aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en overkappingen

Voor de aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', met dien verstande dat de bestaande gebouwen daarbuiten worden geacht aan het plan te voldoen;
  • b. voor zover de aanduiding 'bijgebouwen' ligt vóór de voorgevel, geldt dat, in afwijking van het bepaalde onder a, uitsluitend de hierin gesitueerde aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn toegestaan;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m dan wel 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning of het woongebouw;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • e. in afwijking van het vorengaande geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering' dat:
    • 1. een erfafscheiding is toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 1,90 m;
    • 2. een overkapping is toegestaan met een oppervlakte van maximaal 14 m2 en een hoogte van maximaal 2,60 m;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geen gebouwen toegestaan' zijn geen gebouwen toegestaan.
17.2.4 Vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen

Vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:

  • a. vrijstaande bijgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geen gebouwen toegestaan' zijn geen gebouwen toegestaan.
17.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:

  • a. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer bedragen dan 2 m en daarbuiten niet meer dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen de overige gronden mag niet meer bedragen dan 3 m.
17.2.6 Bebouwde oppervlakte

Voor de bebouwde oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' geldt het volgende:

  • a. De bebouwde oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag per bouwperceel niet meer bedragen dan opgenomen in onderstaande tabel, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer dan 50% mag worden bebouwd:
    Oppervlakte aanduiding 'bijgebouwen   'Maximale oppervlakte aan- en uitbouwen of bijgebouwen  
    < 200 m2   60 m2  
    200 - 500 m2   90 m2  
    =/> 500 m2   120 m2  
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' die is gelegen vóór de voorgevel telt de bebouwde oppervlakte niet mee bij het bepaalde onder a;
  • c. Het bepaalde onder a geldt niet ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)'. In dergelijke situaties geldt het volgende: Het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer bedragen, dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%') – geldend voor de gronden gelegen binnen het bouwperceel – met deze aanduiding is aangegeven.
17.3 Afwijken van de bouwregels
17.3.1 Afwijking goot- en/of bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 17.2.1 teneinde een grotere goothoogte en/of bouwhoogte toe te staan, mits:

  • a. de op grond van 17.2.1 toegestane goot- en/of bouwhoogte met niet meer dan 3 m wordt verhoogd;
  • b. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • c. bij de afwijking het behoud van een stedenbouwkundige eenheid van de desbetreffende straat in acht wordt genomen.
17.3.2 Afwijking dakhelling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 17.2.1 onder f teneinde een verhoging dan wel een verlaging toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • b. het uitzicht wordt niet dusdanig belemmerd dat daardoor de verkeersveiligheid in gevaar wordt gebracht;
  • c. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast.
17.3.3 Afwijking uitbreiding hoofdgebouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 17.2.1 onder g teneinde een grotere uitbreiding van het hoofdgebouw toe te staan, mits:

  • a. de uitbreiding plaatsvindt binnen het 'bouwvlak';
  • b. de uitbreiding wordt tezamen gedaan met alle aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen (bloksgewijs);
  • c. de afstand tot het openbare gebied ten minste 1 m bedraagt;
  • d. in het kader van de leefbaarheid en sociale veiligheid bevat de gevel gericht naar het openbare gebied gevelopeningen;
  • e. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • f. bij de afwijking het behoud van een stedenbouwkundige eenheid van de desbetreffende straat in acht wordt genomen.
17.3.4 Afwijking aan- of uitbouwen buiten 'bouwvlak' en 'bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 17.2.3 onder a teneinde aangebouwde gebouwen in de vorm van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen buiten de aanduiding 'bouwvlak' en buiten de aanduiding 'bijgebouwen' toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de breedte van de erker bedraagt maximaal 2/3 van de frontbreedte van het hoofdgebouw, met een maximum van 4 m;
  • b. de diepte van de erker bedraagt maximaal 1/3 van de breedte van de erker met een maximum van 1,50 m;
  • c. de goothoogte is maximaal gelijk aan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer (+ 0,25 m);
  • d. tussen erker en perceelsgrens of gezamenlijke hoek bedraagt de afstand minimaal 0,50 m, met dien verstande dat er geen minimale afstand geldt indien het 2 aaneengesloten erkers betreft;
  • e. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • f. bij de afwijking wordt het behoud van een stedenbouwkundige eenheid van de desbetreffende straat in acht genomen.
17.3.5 Afwijking oppervlakte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 17.2.6 teneinde een grotere oppervlakte aan bijgebouwen toe te staan mits:

  • a. de bebouwde oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer dan 75 m2 bedraagt;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' de gronden met niet meer dan 65% worden bebouwd;
  • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • d. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving mag niet onevenredig worden aangetast.
17.4 Specifieke gebruiksregels
17.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het plaatsen van caravans;
  • c. de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf;
  • d. zelfstandige bewoning van vrijstaande bijgebouwen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d. is, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen', zelfstandige bewoning toegestaan.
17.4.2 Garageboxen

Garageboxen mogen uitsluitend worden gebruikt voor de stalling van voertuigen en (huishoudelijke) berging als medegebruik.

17.4.3 Onzelfstandige woonruimte

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - onzelfstandige woonruimte' mag het totale aantal bewoners niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bewoners' met dit aangegeven aantal is aangegeven.

17.4.4 Niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Binnen deze bestemming wordt het gebruik van ruimten binnen de woning en/of aan-/ uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit als gebruik overeenkomstig de bestemming in een woning of bedrijfswoning aangemerkt, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste en in totaal 50 m² mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroep;
  • b. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. uitsluitend is toegestaan een inrichting type a conform het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. Type b is uitsluitend toegestaan na verlening van omgevingsvergunning als opgenomen in 30.5;
  • d. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden.
17.5 Afwijken van de gebruiksregels
17.5.1 Afwijking woon-/werkeenheid

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 17.1, teneinde een woon-/werkeenheid toe te staan. Hiervoor dient aan de volgende criteria te worden voldaan:

  • a. maximaal 50% van het vloeroppervlak van de woning (begane grond + verdieping) met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 75 m² mag worden gebruikt voor de woon-/werkeenheid;
  • b. uitsluitend is toegestaan een inrichting type a of b conform het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
  • c. degene die de activiteiten in de woning of het daarbij behorende bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • d. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • e. het bedrijf dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • f. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • g. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit;
  • h. er mogen maximaal 2 parkeerplaatsen in het openbaar gebied worden gebruikt.

Artikel 18 Leiding - Riool

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Riool aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een riooltransportleiding.

18.2 Bouwregels

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, zoals meet- en regelkasten en afsluiterputten.

18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 18.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
18.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op de in deze bestemming bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  • c. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
  • e. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • f. het vellen of rooien van houtgewas.
18.4.2 Uitzonderingen

Het onder 18.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud van leidingen;
  • d. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in 18.3.
18.4.3 Verlening

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 18.4.1 mag alleen worden verleend indien door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de betreffende leiding niet wordt aangetast.

Artikel 19 Waarde - Archeologie 1

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

19.2 Bouwregels

Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 30 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
19.3 Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.2 van dit artikel en toestaan dat in de andere bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, mits wordt voldaan aan één van onderstaande voorwaarden:

  • a. de aanvrager aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waaruit blijkt dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad, of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden die gericht zijn op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  • d. op basis van een archeologische onderbouwing van het bevoegd gezag geconcludeerd kan worden dat de archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
19.4.1 Verbod

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op of in gronden ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 centimeter beneden maaiveld, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructie, installaties of apparatuur.
19.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 19.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals bedoeld in 20.3;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
19.4.3 Voorwaarden verlening omgevingsvergunning

De in 19.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits wordt voldaan aan één van onderstaande voorwaarden:

  • a. de aanvrager aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager een archeologisch rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waaruit blijkt dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad, of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden die gericht zijn op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  • d. op basis van een archeologische onderbouwing van het bevoegd gezag geconcludeerd kan worden dat de archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.
19.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin, dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, indien:

  • a. uit archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse géén archeologische waarden aanwezig zijn en de gronden daarom géén bescherming behoeven;
  • b. de archeologische waarden in voldoende mate zijn opgegraven en/of gedocumenteerd.

Artikel 20 Waarde - Archeologie 2

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

20.2 Bouwregels

Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk met een oppervlakte van niet meer dan 100 m2;
  • c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 30 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
20.3 Afwijking van de bouwregels

Bouwwerken in andere bestemmingen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2 van dit artikel en toestaan dat in de andere bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, mits wordt voldaan aan één van onderstaande voorwaarden:

  • a. de aanvrager aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waaruit blijkt dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad, of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden die gericht zijn op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  • d. op basis van een archeologische onderbouwing van het bevoegd gezag geconcludeerd kan worden dat de archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.
20.4 Afwijking van de bouwregels
20.4.1 Verbod

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op of in gronden ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 centimeter beneden maaiveld, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructie, installaties of apparatuur.
20.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 20.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. een oppervlakte beslaan van niet meer dan 100 m2;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals bedoeld in 20.3;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
20.4.3 Voorwaarden verlening omgevingsvergunning

De in 20.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits wordt voldaan aan één van onderstaande voorwaarden:

  • a. de aanvrager aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager een archeologisch rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waaruit blijkt dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad, of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden die gericht zijn op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  • d. op basis van een archeologische onderbouwing van het bevoegd gezag geconcludeerd kan worden dat de archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.
20.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin, dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, indien:

  • a. uit archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse géén archeologische waarden aanwezig zijn en de gronden daarom géén bescherming behoeven;
  • b. de archeologische waarden in voldoende mate zijn opgegraven en/of gedocumenteerd.

Artikel 21 Waarde - Archeologie 3

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

21.2 Bouwregels

Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk met een oppervlakte van niet meer dan 500 m2;
  • c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 30 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
21.3 Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 21.3 van dit artikel en toestaan dat in de andere bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, mits wordt voldaan aan één van onderstaande voorwaarden:

  • a. de aanvrager aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waaruit blijkt dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad, of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden die gericht zijn op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  • d. op basis van een archeologische onderbouwing van het bevoegd gezag geconcludeerd kan worden dat de archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.4.1 Verbod

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden op of in gronden ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 centimeter beneden maaiveld, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructie, installaties of apparatuur.
21.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 21.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. een oppervlakte beslaan van niet meer dan 500 m2;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals bedoeld in 21.4;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
21.4.3 Voorwaarden verlening omgevingsvergunning

De in 21.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits wordt voldaan aan één van onderstaande voorwaarden:

  • a. de aanvrager aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager een archeologisch rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd, waaruit blijkt dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad, of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden die gericht zijn op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  • d. op basis van een archeologische onderbouwing van het bevoegd gezag geconcludeerd kan worden dat de archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad.
21.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin, dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, indien:

  • a. uit archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse géén archeologische waarden aanwezig zijn en de gronden daarom géén bescherming behoeven;
  • b. de archeologische waarden in voldoende mate zijn opgegraven en/of gedocumenteerd.

Artikel 22 Waarde - Cultuurhistorie

22.1 Bestemmingsomschrijving

Percelen met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van cultuurhistorische waarden zoals opgenomen in de "Beleidsnota Cultuurhistorie van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk". De bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' en de bijbehorende artikelen 22.2 tot en met 22.4 zijn niet van toepassing op de cultuurhistorische objecten zoals opgenomen in Bijlage 2 van de regels.

22.2 Bouwregels

Op deze gronden mag ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd indien:

    • 1. de vergroting of verandering geen afbreuk doet aan de cultuurhistorische waarde van het gebouw of bouwwerk;
    • 2. voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning schriftelijk advies bij de Erfgoedcommissie van de gemeente Bodegaven-Reeuwijk is ingewonnen, waarbij de meest recente versie van de "Beleidsnota Cultuurhistorie" in acht wordt genomen;
22.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van gebouwen of bouwwerken
22.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen of bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.

22.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod in 22.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij artikel 22.2 in acht is genomen;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
22.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Het slopen, zoals bedoeld in 22.3.1 is slechts toelaatbaar indien het gebouw niet meer over de karakteristieke waarde beschikt die het gebouw de cultuurhistorische waarde heeft verschaft.

22.3.4 Advies deskundige
  • a. Alvorens een besluit te nemen over het verlenen van een sloopvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in van de Erfgoedcommissie van de gemeente Bodegraven - Reeuwijk omtrent de vraag of door het verlenen van de sloopvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het gebouw en de omgeving;
  • b. het college van B&W kan afwijken van het advies indien de belangen die met de sloop van het gebouw gediend zijn zwaarder wegen dan het sectorale belang van cultuurhistorie.
22.4 Omgevingsvergunning voor extra zelfstandige wooneenheid in cultuurhistorisch waardevol object

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 22.1 t/m 22.3.3, teneinde de toevoeging van een zelfstandige wooneenheid in een gebouw met een cultuurhistorische waarde toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning schriftelijk advies bij de Erfgoedcommissie van de gemeente Bodegaven-Reeuwijk is ingewonnen, waarbij de meest actuele versie van de “Beleidsnota Cultuurhistorie” in acht wordt genomen;
  • b. in de objecten opgenomen in Bijlage 3 Objecten binnen het winkelgebied van Bodegraven centrum - is het niet toegestaan wooneenheden op de begane grond te realiseren die georiënteerd zijn op de straatzijde;
  • c. de wijziging wordt uitsluitend toegepast indien de zelfstandige wooneenheid bijdraagt aan het behoud of verbetering van het oorspronkelijke en cultuurhistorische waardevolle karakter van de bebouwing;
  • d. na toevoeging van een zelfstandige wooneenheid, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, bedraagt het aantal wooneenheden maximaal 2 met uitzondering van de percelen waar een zomerhuis aanwezig is; in die gevallen bedraagt het aantal zelfstandige wooneenheden maximaal 3, waarbij het zomerhuis 1 wooneenheid bevat;
  • e. het hergebruik dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume: het uitwendige karakter van het hoofdgebouw en het zomerhuis- zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting - dient behouden te blijven;
  • f. in het geval van woningsplitsing van het hoofdgebouw dient het dak afgedekt te blijven met één aaneengesloten dak;
  • g. de toevoeging van een zelfstandige wooneenheid mag niet leiden tot beperkingen voor omliggende (agrarische) bedrijven (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • h. er is sprake van voldoende parkeergelegenheid;
  • i. ter plaatse van de nieuwe woning(en) dient sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Artikel 23 Waarde - Monument

23.1 Bestemmingsomschrijving

Percelen met de bestemming 'Waarde - Monument' zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van cultuurhistorische waarden.

23.2 Bouwregels

Op deze gronden mag ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd indien:

    • 1. de vergroting of verandering geen afbreuk doet aan de cultuurhistorische waarde van het gebouw of bouwwerk;
    • 2. voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning schriftelijk advies bij de Erfgoedcommissie van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk is ingewonnen of wanneer het initiatief betrekking heeft op een Rijksmonument schriftelijk advies is ingewonnen bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
23.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van gebouwen of bouwwerken
23.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Monument' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen of bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.

23.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod in 23.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij artikel 23.2 in acht is genomen;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
23.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Het slopen, zoals bedoeld in 23.3.1 is slechts toelaatbaar indien het gebouw niet meer over de karakteristieke waarde beschikt die het gebouw de cultuurhistorische waarde heeft verschaft.

23.3.4 Advies deskundige
  • a. Alvorens een besluit te nemen over het verlenen van een sloopvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in van de Erfgoedcommissie van de gemeente Bodegraven - Reeuwijk omtrent de vraag of door het verlenen van de sloopvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het gebouw en de omgeving;
  • b. het college van B&W kan afwijken van het advies indien de belangen die met de sloop van het gebouw gediend zijn zwaarder wegen dan het sectorale belang van cultuurhistorie.
23.4 Omgevingsvergunning voor toevoeging zelfstandige wooneenheid in monumentaal object

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde artikel 23.1 t/m 23.3, teneinde de toevoeging van een zelfstandige wooneenheid in een gebouw met een cultuurhistorische waarde toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • a. voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning schriftelijk advies bij de Erfgoedcommissie van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk is ingewonnen of wanneer het initiatief betrekking heeft op een Rijksmonument schriftelijk advies is ingewonnen bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;
  • b. in de objecten opgenomen inBijlage 3 Objecten binnen het winkelgebied van Bodegraven centrum – is het niet toegestaan wooneenheden op de begane grond te realiseren die georiënteerd zijn op de straatzijde;
  • c. de wijziging wordt uitsluitend toegepast indien de zelfstandige wooneenheid bijdraagt aan het behoud of verbetering van het oorspronkelijke en cultuurhistorische waardevolle karakter van de bebouwing;
  • d. na toevoeging van een zelfstandige wooneenheid, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, bedraagt het aantal wooneenheden maximaal 2 met uitzondering van de percelen waar een zomerhuis aanwezig is; in die gevallen bedraagt het aantal zelfstandige wooneenheden, maximaal 3, waarbij het zomerhuis 1 zelfstandige wooneenheid bevat;
  • e. het hergebruik dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume: het uitwendige karakter van het hoofdgebouw en het zomerhuis- zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting - dient behouden te blijven;
  • f. de inpandige verbouwingen die noodzakelijk zijn voor het hergebruik mogen geen afbreuk doen aan de cultuurhistorische waarde van het bouwwerk;
  • g. in het geval van woningsplitsing van het hoofdgebouw dient het dak afgedekt te blijven met één aaneengesloten dak;
  • h. de toevoeging van een zelfstandige wooneenheid mag niet leiden tot beperkingen voor omliggende (agrarische) bedrijven (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • i. er is sprake van voldoende parkeergelegenheid;
  • j. ter plaatse van de nieuwe woning(en) dient sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Artikel 24 Waterstaat - Waterkering

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. het treffen van voorzieningen ten behoeve van de waterkering;
  • b. behoud, bescherming en het vervullen van een waterkerende functie, onder meer door middel van de aanleg en instandhouding van een dijklichaam.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen toegestaan die ten dienste staan van deze bestemming met een bouwhoogte van maximaal 2 m.

24.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op of in deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan die ten dienste staan van deze bestemming met een bouwhoogte van maximaal 2 m.

24.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 24.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) mits het belang van de rivierdijk in voldoende mate is gewaarborgd. Hieromtrent wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.

Artikel 25 Waterstaat - Waterlopen

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg en onderhoud van een watergang.

25.2 Bouwregels
25.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

25.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op of in deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan die ten dienste staan van deze bestemming.

25.3 Afwijken van de bouwregels
25.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 25.2.1 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de A-watergang geen bezwaar bestaat.

25.3.2 Advies beheerder watergang

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 1.37 wint zij schriftelijk advies in bij de beheerder van de watergang.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 26 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 27 Algemene bouwregels

27.1 Bestaande afstanden en maten
  • a. Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • c. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in sub a en b uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 28 Algemene gebruiksregels

28.1 Gebruiksverbod publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van ruimten binnen de (bedrijfs)woning of aan- en uitbouwen en bijgebouwen voor publieksgerichte beroeps-of bedrijfsactiviteiten aan huis. Daarnaast is binnen bedrijfswoningen het gebruik van ruimten voor niet-publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten niet toegestaan.

28.2 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:

  • a. als opslagplaats voor bagger en grondspecie;
  • b. als opslagplaats voor vaten en kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
  • c. als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
  • d. als seksinrichting;
28.3 Geen strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:

  • a. vormen van gebruik als bedoeld in lid 28.2, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt;
  • b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
  • c. de stalling van ten hoogste één toercaravan en/of boot op het bij een woning behorende perceel.
28.4 Verbod op lozen van hemelwater op de riolering
  • 1. Het is verboden vanaf een nieuw bouwwerk of een nieuw verhard oppervlak hemelwater (bezien vanaf het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan) te lozen op de riolering;
  • 2. De eigenaar van een perceel heeft de verplichting het hemelwater op eigen terrein te verwerken en heeft daarbij vrije keuze tussen de toe te passen voorzieningen waarbij het volgende geldt:
    • a. de minimale te realiseren hemelwatervoorziening moet 60 mm (per m2 verhard oppervlak) kunnen verwerken;
    • b. in de binnenstad is de vereiste hemelwatervoorziening 30 mm (per m2 verhard oppervlak);
    • c. voor het oppervlak aan groen dak (in m2) wordt geen (aanvullende) hemelwatervoorziening vereist.
  • 3. Bij elke activiteit geldt dat de reeds aanwezige totale hoeveelheid (hemel)waterberging niet af mag nemen.
28.5 Verplichting overstekende dakrand

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het in gebruik hebben van een bouwwerk/woning, gebouwd middels een vergunning die is verleend op grond van het voorliggende bestemmingsplan, dat niet is voorzien van een overstekende dakrand van minimaal 0,5 meter.

Artikel 29 Algemene aanduidingsregels

29.1 Evenementen
29.1.1 Aanwijzing evenementenactiviteit
  • a. Als evenementenactiviteit wordt aangewezen elke voor publiek toegankelijke inrichting van vermaak, met uitzondering van:
    • 1. bioscoopvoorstellingen;
    • 2. markten als bedoeld in artikel 160 eerste lid onder h van de Gemeentewet;
    • 3. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
    • 4. het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;
    • 5. betoging, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties; en
    • 6. activiteiten als bedoeld in artikel 2:9 en 2:39 van de gemeentelijke evenementenverordening.
  • b. Als evenementactiviteiten worden in ieder geval aangewezen:
    • 1. een herdenkingsplechtigheid;
    • 2. een braderie;
    • 3. een optocht;
    • 4. een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg; en
    • 5. een straatfeest of buurtbarbecue.
29.1.2 Normadressaat

De regels in dit lid gelden voor de organisator.

29.1.3 Toegestane activiteiten na melding
  • a. Binnen het plangebied zijn evenementenactiviteiten toegestaan na voorafgaande melding onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het aantal aanwezigen bedraagt niet meer dan 250 personen;
    • 2. de activiteit plaatsvindt op maandag t/m donderdag tussen 08.00 uur en 23.00 uur; op vrijdag t/m zaterdag tussen 08.00 uur en 24.00 uur; of op zondag tussen 13.00 uur en 20.00 uur;
    • 3. geen muziek ten gehore wordt gebracht buiten de onder 2. genoemde tijden;
    • 4. de activiteit veroorzaakt niet meer dan 70 dB(A) geluid op de gevel van de dichtst bij gelegen woning;
    • 5. waarvoor geen verkeersmaatregelen vereist zijn, anders dan het onttrekken van parkeerplaatsen of het afsluiten voor verkeer van (woon-)straten zonder ontsluitende functie waar geen lijndienst van het openbaar vervoer rijdt, voor zover binnen de wegafsluiting geen kwetsbaar object valt, en;
    • 6. er geen samenloop is met wegopbrekingen en/of de hoofdroutes van de hulpdiensten;
    • 7. er enkel gecertificeerde objecten van een geringe constructie (<25 m2) worden geplaatst, bijv. een kleine partytent, springkussen, barbecue etc.;
    • 8. er zijn minimaal twee toiletgelegenheden beschikbaar;
    • 9. er een organisator is;
    • 10. de organisator ten minste 10 werkdagen voorafgaand aan de activiteit daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - evenementlocatie Raadhuisplein' zijn tevens evenementenactiviteiten toegestaan na voorafgaande melding onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het betreft een kleinschalig evenement, dat wil zeggen 250 tot 500 bezoekers, danwel een grootschalig evenement, dat wil zeggen 500 tot 1000 bezoekers;
    • 2. de activiteit vindt plaats op maandag, woensdag en donderdag tussen 07:00 en 23:00 uur of op vrijdag en zaterdag tussen 07:00 en 24:00 uur;
    • 3. het aantal grootschalige evenementen is niet meer dan 5 per jaar en het aantal kleinschalige evenementen is niet meer dan 10 per jaar;
    • 4. er mag geen muziek ten gehore worden gebracht buiten de onder 2. genoemde tijden;
    • 5. een grootschalig evenement veroorzaakt niet meer dan 86 dB(A) en 94 dB(C) geluid op de gevel van de dichtst bij gelegen woning;
    • 6. een kleinschalig evenement veroorzaakt niet meer dan 76 dB(A) en 84 dB(C);
    • 7. er een organisator is; en
    • 8. de organisator tenminste 10 werkdagen voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - evenementlocatie Oude Markt' zijn tevens evenementenactiviteiten toegestaan na voorafgaande melding onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het betreft een kleinschalig evenement, dat wil zeggen 250 tot 500 bezoekers, danwel een grootschalig evenement, dat wil zeggen 500 tot 1000 bezoekers;
    • 2. het aantal grootschalige evenementen vindt niet meer dan 3 per jaar plaats en het aantal kleinschalige evenementen niet meer dan 6 keer per jaar;
    • 3. de activiteit vindt plaats op maandag tot en met donderdag tussen 07:00 en 23:00 uur of op vrijdag en zaterdag tussen 07:00 en 24:00 uur;
    • 4. op zondag zijn alleen op- en afbouw werkzaamheden toegestaan tussen 13:00 en 17:00 uur;
    • 5. er mag geen muziek ten gehore worden gebracht buiten de onder 2. genoemde tijden;
    • 6. een grootschalig evenement veroorzaakt niet meer dan 70 dB(A) en 86 dB(C) geluid op de gevel de meest dichtbij gelegen woning;
    • 7. bij kleinschalige evenementen is alleen licht versterkte achtergrondmuziek toegestaan;
    • 8. er een organisator is;
    • 9. de organisator tenminste 10 werkdagen voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester en;
    • 10. de organisator dient vooraf af te stemmen met het bestuur van de op de Oude Markt gesitueerde kerk in verband met rouw- en trouwdiensten.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - evenementlocatie centrum' zijn evenementen toegestaan na voorafgaande melding onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het betreft een kleinschalig evenement, dat wil zeggen 250 tot 500 bezoekers, danwel een grootschalig evenement, dat wil zeggen 500 tot 1000 bezoekers;
    • 2. er mogen jaarlijks maximaal 4 grootschalige jaarlijks terugkerende evenementen plaatsvinden;
    • 3. het evenement vindt plaats op maandag t/m donderdag tussen 07:00 en 23:00 uur of op vrijdag en zaterdag tussen 07:00 en 24:00 uur of op zondag tussen 12:00 en 20:00 uur;
    • 4. er worden geen parkeerplaatsen onttrokken;
    • 5. het evenement veroorzaakt niet meer dan 75 dB(A) en 86 dB(C) geluid op de gevel de dichtsbij gelegen woning;
    • 6. er een organisator is; en
    • 7. de organisator tenminste tien werkdagen voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan een de burgemeester.
29.1.4 Formulier melding

Bij het doen van een melding voor evenementen genoemd in 29.1.3 wordt gebruik gemaakt van een door het college van burgemeester vastgesteld formulier.

29.1.5 Vergunning

Het is verboden zonder omgevingsvergunning een evenementenactiviteit te verrichten anders dan de activiteiten genoemd in artikel 29.1.3.

29.1.6 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning wordt alleen verleend als de activiteit voldoet aan de eisen voor minimale omgevingskwaliteit.

29.1.7 Indieningsvereisten

Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning of bij de melding worden de volgende documenten overlegd:

  • a. een draaiboek;
  • b. een situatietekening;
  • c. een veiligheidsplan;
  • d. een verkeersplan; en
  • e. akkoordverklaring van de rechtmatige eigenaar van de gronden waarop de activiteit wordt verricht.
29.1.8 Maatwerkvoorschrift

Het bevoegd gezag kan maatwerkvoorschriften stellen of aan de omgevingsvergunning voorwaarden verbinden die betrekking hebben op de toegankelijkheid en kwaliteit van het openbaar gebied, de openingstijden en de veiligheid.

29.1.9 Procesregel

Alvorens de activiteit wordt toegestaan dient advies te worden ingewonnen bij de volgende instanties:

  • a. de veiligheidsregio Hollands Midden;
  • b. de omgevingsdienst;
  • c. de politie;
  • d. de gemeentelijke hulpverlening ondersteuningsdienst.
29.2 Horecaterrassen Raadhuisplein
29.2.1 Aanwijzing horecaterrasactiviteit

Als horecaterrasactiviteit wordt in lid 29.2 aangewezen het bieden van sta- of zitgelegenheid buiten de besloten ruimte van een openbare inrichting voor het tegen vergoeding schenken van dranken of verstrekken van spijzen voor directe consumptie.

29.2.2 Normadressaat

De regels in dit lid richten zich tot de drijver van de inrichting.

29.2.3 Rechtstreeks toegelaten activiteiten

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - terraslocatie Raadhuisplein' zijn horecaterrasactiviteiten in de vorm van een of meerdere eilandterras(sen) toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. een horecaterras is op maandag tot en met donderdag gesloten na 23:00 uur, en op vrijdag en zaterdag na 24:00 uur;
  • b. er dient minimaal 1,50 meter over de volle breedte vrij te blijven tussen het horecaterras en de trottoirband of, indien aanwezig, de daarvoor in de bestrating aangegeven gereserveerde loopruimte ten behoeve van de doorgang voor gebruikers van het trottoir;
  • c. horecaterrasafscheidingen dienen boven 0,60 meter doorzichtig te worden uitgevoerd.
29.2.4 Vergunning

Het is verboden om ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - terraslocatie Raadhuisplein' zonder omgevingsvergunning een horecaterrasactiviteit te verrichten, anders dan de activiteit bedoeld in 29.2.3.

29.2.5 Beoordelingsregels

Het bevoegd gezag verleent een omgevingsvergunning zoals bedoeld in 29.2.4 alleen als dit niet leidt tot een aantasting van de omgevingskwaliteit.

29.2.6 Maatwerkvoorschriften

Het bevoegd gezag kan maatwerkvoorschriften stellen of voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning die betrekking hebben op de toegankelijkheid en kwaliteit van het openbaar gebied, de openingstijden en de veiligheid.

29.3 Standplaatsen
29.3.1 Aanwijzing standplaatsactiviteit

Als standplaatsactiviteit wordt aangewezen het vanaf een vaste plaats op of aan een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

29.3.2 Normadressaat

De regels in deze paragraaf richten zich tot degene die de activiteit verricht.

29.3.3 Rechtstreeks toegelaten activiteiten

Een standplaatsactiviteit is toegestaan als:

  • a. de activiteit alleen wordt verricht tijdens de schaatsperiode;
  • b. de activiteit geen nadelige gevolgen voor de veiligheid van het schaatsende publiek heeft;
  • c. er geen alcoholische dranken worden geschonken;
  • d. degene die de activiteit verricht zorgt voor een toiletgelegenheid;
  • e. degene die de activiteit verricht zorgt voor voldoende afvalbakken; en
  • f. degene die de activiteit verricht ervoor zorgt dat de kwaliteit van de omgeving niet wordt aangetast;
  • g. twee werkdagen voor aanvang van de activiteit het bevoegd gezag wordt geïnformeerd.
29.3.4 Aanwijzing vergunningplicht

Het is verboden zonder omgevingsvergunning een standplaatsactiviteit te verrichten anders dan de activiteit genoemd in artikel 29.3.3.

29.3.5 Indieningsvereisten

Bij de aanvraag worden de volgende gegevens overlegd:

  • a. een inschrijving bij het Handelsregister;
  • b. een registratiebewijs van het Hoofdbedrijfschap Detailhandel; en
  • c. een afschrift van een geldig legitimatiebewijs.
29.3.6 Beoordelingsregels

Het bevoegd gezag verleent alleen een omgevingsvergunning als:

  • a. de in te nemen standplaats is niet groter dan 40 m2;
  • b. de in te nemen stadplaats heeft geen nadelige gevolgen voor de kwaliteit van de omgeving;
  • c. de aanvrager is ingeschreven op de anciëniteitslijst;
  • d. de activiteit niet op zondag wordt verricht;
  • e. de activiteit wordt verricht ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - standplaatsen';
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - standplaatsen' niet meer dan vijf zijn standplaatsen ingenomen;
  • g. de kwaliteit van de omgeving wordt niet aangetast.
29.4 Molenbiotoop
29.4.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduidingen;

  • a. 'vrijwaringszone - molenbiotoop 5,9 m';
  • b. 'vrijwaringszone - molenbiotoop 9,2 m';
  • c. 'vrijwaringszone - molenbiotoop 11,5 m';
  • d. 'vrijwaringszone - molenbiotoop 12,6 m';
  • e. 'vrijwaringszone - molenbiotoop 14,5 m';
  • f. 'vrijwaringszone - molenbiotoop 15,9 m';
  • g. 'vrijwaringszone - molenbiotoop 17,5 m';

gelden ter bescherming en instandhouding van de belangen van de bestaande molen als werktuig en beeldbepalend element en ter behoud, beheer en bescherming van de cultuurhistorische waarden van de molen de hiernavolgende bepalingen.

29.4.2 Bouwen

Op de in 29.4.1 bedoelde gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming. Bouwen ten behoeve van de bestemming is uitsluitend toegestaan in één van de volgende gevallen:

  • a. het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen ten behoeve van de bestemming Wonen;
  • b. het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. het bouwen van gebouwen, anders dan bedoeld onder a, met een maximale goot- en bouwhoogte, zoals ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven, met dien verstande dat:
  • ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 5,9 m' een maximale bouwhoogte geldt van 5,9 m;
  • ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 9,2 m' een maximale bouwhoogte geldt van 9,2 m;
  • ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 11,5 m' een maximale bouwhoogte geldt van 11,5 m;
  • ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 12,6 m' een maximale bouwhoogte geldt van 12,6 m;
  • ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 14,5 m' een maximale bouwhoogte geldt van 14,5 m;
  • ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 15,9 m' een maximale bouwhoogte geldt van 15,9 m;
  • ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 17,5 m' een maximale bouwhoogte geldt van 17,5 m;
  • d. het herbouwen van bestaande gebouwen met de bestaande situering, nokrichting en kapvorm, waarbij de bestaande goot- en bouwhoogte en bebouwde oppervlakte als maximum geldt.
29.4.3 Ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 29.4.2 teneinde een ontwikkeling binnen een molenbiotoop waarin vrije windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt, of zeker is gesteld dat de belemmering van de windvang en het zicht op de molen door maatregelen elders in de molenbeschermingszone worden gecompenseerd.

29.4.4 Aanlegvergunning
a Aanlegvergunningplichtige werken

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • 1. het ophogen van gronden, voorzover dit gepaard gaat met bouwen;
  • 2. het planten van bomen, hoog opgaande heesters en andere hoog opgaande begroeiing.
b Uitzonderingen

Het onder 29.4.4 onder a vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  • 1. binnen het kader van het op de bestemming van die gronden gerichte normale onderhoud en beheer, dan wel die welke voortvloeien uit het normale gebruik;
  • 2. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
  • 3. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren.
c Verlening omgevingsvergunning

De onder 29.4.4 onder a bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering, de waarde van de molen als landschapselement en de cultuurhistorische waarde, niet onevenredig in gevaar kan worden gebracht. Hiertoe wordt advies ingewonnen bij een terzake deskundige.

Artikel 30 Algemene afwijkingsregels

30.1 Afwijking goothoogte en bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in Hoofdstuk 2 teneinde een grotere goothoogte en/of bouwhoogte toe te staan, mits:

  • a. de op grond van Hoofdstuk 2 toegestane goot- en/of bouwhoogte met niet meer dan 3 m wordt verhoogd;
  • b. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • c. bij de afwijking het behoud van de stedenbouwkundige karakteristiek van de desbetreffende straat in acht wordt genomen, waarbij de afwisseling in goot- en bouwhoogtes als een kwaliteit wordt beschouwd.
30.2 Afwijking maatvoering erfafscheidingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in Hoofdstuk 2 teneinde voor erf- en terreinafscheidingen buiten de aanduiding 'bouwvlak' en buiten de aanduiding 'bijgebouwen' een bouwhoogte toe te staan van maximaal 2 m, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. uit veiligheidsoverwegingen en/of beveiligingsoogpunt is de verhoging noodzakelijk;
  • b. tenminste het deel van de erf-/ terreinafscheiding tussen 1 m en 2 m hoogte dient een open constructie te zijn;
  • c. het uitzicht wordt niet dusdanig belemmerd dat daardoor de verkeersveiligheid in gevaar wordt gebracht;
  • d. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast.
30.3 Afwijking bebouwde oppervlakte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in Hoofdstuk 2 teneinde een grotere bebouwde oppervlakte toe te staan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', mits:

  • a. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast.
30.4 Maten en bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
  • c. de omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend, indien:
    • 1. de afwijking van maten en/of de overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, noodzakelijk is omwille van bouwtechnische, architectonische of bedrijfstechnische redenen en;
    • 2. met de afwijking geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 3. de omgevingsvergunning niet ziet op afwijken van maten voor bergingen/schuilhutten op onbebouwde percelen.
30.5 Afwijking aan huis verbonden inrichting type b

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 17.4.4 teneinde een inrichting type b conform het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer toe te staan mits het bedrijf qua aard, milieubelasting en uitstraling past in een woonomgeving.

30.6 Afwijking publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 28.1 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/ of uit- en aanbouwen en bijgebouwen voor een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste en in totaal 50 m² mag worden gebruikt voor publieksgerichte beroep- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • b. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd of in de directe omgeving mits hierdoor geen overlast wordt veroorzaakt;
  • d. uitsluitend is toegestaan een inrichting type a of b conform het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
  • e. het bedrijf dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • f. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan huis verbonden activiteit.
30.7 Afwijking beloning duurzaamheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot maximaal 15% van die maten, afmetingen en percentages en maximaal 15% vergroten van een bouwvlak voor het bouwen volgens de BENG-norm dan wel 10% bij lager dan EPC=0,2 waarbij ook andere verduurzamingsmaatregelen die niet bij wet worden voorgeschreven, waarbij de mate van verduurzaming bepalend is voor het toe te kennen afwijkingspercentage. Deze regels gelden uitsluitend zo lang de wettelijke normering nog niet zijn aangepast aan bovengenoemde BENG-norm. Deze regels zijn niet van toepassing als de wettelijke normering een lagere EPC-waarde vereist dan in dit artikel is genoemd.
  • c. de regels ten behoeve van het bouwen van duurzame voorzieningen voor eigen gebruik of ten behoeve van de omliggende functies onder de volgende voorwaarden en afwegingscriteria:
    • a. de bouwhoogte van een windturbine bedraagt dan 1,8 meter boven de bestaande bouwhoogte van die bouwwerken. Op bedrijfsterreinen kan een hogere bouwhoogte ten behoeve van grotere windturbines worden opgenomen tot maximaal 5 m;
    • b. de voorzieningen mogen binnen de aanduiding 'overige zone - windturbine uitgesloten' uitsluitend worden gebouwd indien deze niet of slechts in zeer beperkte mate zichtbaar zijn vanaf de openbare weg of openbaar groen;
    • c. voorzieningen op een terrein dienen aan te sluiten bij de bestaande bebouwing en landschappelijk te worden ingepast;

Een genoemde afwijkingsmogelijkheid kan alleen worden toegepast als geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • 2. een goede milieusituatie;
  • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • 4. de verkeersveiligheid;
  • 5. de sociale veiligheid.

Artikel 31 Algemene procedureregels

31.1 Procedureregels afwijken bij omgevingsvergunning

Op de voorbereiding van een omgevingsvergunning voor afwijken is de procedure als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

31.2 Procedureregels bij wijzigen

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging is de procedure als bedoeld in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.

31.3 Procedureregels bij het stellen van nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eisen is de volgende procedure van toepassing.

  • a. Het voornemen, waarbij toepassing wordt gegeven aan het stellen van nadere eisen, ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken ter gemeentesecretarie ter inzage.
  • b. Burgemeester en wethouders maken de nederlegging te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend.
  • c. De bekendmaking houdt in mededeling van de mogelijkheid voor belanghebbenden tot het indienen van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het voornemen gedurende de onder a genoemde termijn.
  • d. Indien tegen het voornemen zienswijzen zijn ingediend, wordt het besluit met redenen omkleed.
  • e. Burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent met redenen omkleed mede en maken het besluit op de voorgeschreven wijze bekend.

Artikel 32 Overige regels

32.1 Parkeren

Het bouwen van gebouwen of bouwwerken, geen gebouw zijnde, en het veranderen van het gebruik fan gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en/of terreinen, is slechts toegestaan als voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen en dit tevens in stand wordt gehouden. Bij een aanvraag omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag pas een omgevingsvergunning verlenen voor de activiteiten bouwen en/of het gebruiken van gronden en/of de activiteit handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening als er sprake is van voldoende parkeergelegenheid en voldoende laad- en losvoorzieningen. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen, indien:

  • a. voldaan wordt aan de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren en laden en lossen, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning;
  • b. voldaan wordt aan de verdere eisen die zijn neergelegd in de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren en laden en lossen, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 33 Overgangsrecht

33.1 Persoonsgebonden overgangsrecht
33.1.1 Persoonsgebonden overgangsrecht Wilhelminastraat 29a

In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2, mag gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan of viel onder het algemeen overgangsrecht van het voorheen geldende bestemmingsplan op het perceel waar de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - uitsterfregeling' is opgenomen, te weten Wilhelminastraat 29a te Bodegraven, worden voortgezet door de personen, diens rechtsopvolgers uitgesloten, die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan bij de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) staan ingeschreven op bovengenoemd perceel. Onder gebruik wordt hier verstaan: het gebruik van gronden en opstallen voor horeca van categorie 3.

33.1.2 Persoonsgebonden overgangsrecht Prins Hendrikstraat

In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2, mag gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan of viel onder het algemeen overgangsrecht van het voorheen geldende bestemmingsplan op het perceel waar de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - uitsterfregeling' is opgenomen, te weten Prins Hendrikstraat 31 te Bodegraven, uitsluitend worden voortgezet door de heer J. Stolwijk, diens rechtsopvolgers uitgesloten. Onder gebruik wordt hier verstaan: het gebruik van gronden en opstallen voor een bioscoop.

33.2 Overgangsrecht bouwwerken
33.2.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
33.2.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 33.2.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 33.2.1 met maximaal 10%.

33.2.3 Uitzondering

Het bepaalde in 33.2.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

33.3 Overgangsrecht gebruik
33.3.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

33.3.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 33.3.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

33.3.3 Onderbroken strijdig gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 33.3.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

33.3.4 Uitzondering

Het bepaalde in 33.3.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 34 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Bodegraven Centrum 2020.