direct naar inhoud van Regels
Plan: Portugalweg 20, Bodegraven
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1901.BPportugalweg20-BP80

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Portugalweg 20, Bodegraven met identificatienummer NL.IMRO.1901.BPportugalweg20-BP80 van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 afwijking

Een afwijking van het bestemmingsplan als bedoeld in art. 2.1, lid 1, onder c, van de Wabo juncto art. 2.12, eerste lid, onder a, sub 1, van de Wabo.

1.6 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.7 bebouwingsgrens

Een grens van een bouwperceel, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

1.8 bebouwingspercentage

Het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden

bebouwd.

1.9 bedrijf

Een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren,

inzamelen, opslaan en verhandelen van goederen.

1.10 bedrijfsgebouw

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.11 Besluit externe veiligheid

Besluit van 27 mei 2004, Stb. houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer, zoals deze luidde op het moment van de ter inzage legging van het ontwerp van het plan.

1.12 bestaand
  • a. Bij gebruik: aanwezig op het moment van inwerkingtreding van dit plan;
  • b. bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan.
1.13 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.14 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 Bevi-inrichting

Een bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.16 bevoegd gezag

Het bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.17 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.18 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.19 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.20 bouwlaag

Een gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd. Bij de bepaling van het aantal bouwlagen worden de ruimten in de kap (zolder) en de bouwlagen die onder de begane grond zijn gelegen (kelder e.d) niet meegerekend.

1.21 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.23 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.24 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.25 bruto-vloeroppervlakte (bvo)

Bruto-oppervlakte als bedoeld in NEN2580.

1.26 collectieve parkeervoorzieningen

Niet-openbaar parkeerterrein waar, wanneer parkeren op eigen terrein onmogelijk is, geparkeerd kan worden.

1.27 detailhandel in volumineuze goederen

Detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen en detailhandel in ABC-goederen (auto's, boten en caravans), tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede woninginrichting waaronder meubels, die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling.

1.28 escortbedrijf

De natuurlijke persoon of groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

1.29 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 geluidgevoelige objecten

Woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.31 geluidzoneringsplichtig bedrijf

Een bedrijf als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, dat in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken en waarvoor op grond van die wet de verplichting geldt tot vaststelling van een geluidszone rond het betrokken terrein.

1.32 hoofdgebouw

Eén of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.33 inrichting

Inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.34 kantoor

Een gebouw, dat dient voor het verlenen van diensten met een administratief karakter en/of het verrichten van handelingen met een overwegend administratief karakter door bedrijven en (semi) overheidsinstellingen, zonder een publieksgerichte baliefunctie.

1.35 niet zelfstandige kantoorruimte

Een onderdeel van een bedrijf, dat andere bedrijfsactiviteiten als inkomstenbron heeft en waarvoor het kantoor uitsluitend een ondersteunende functie heeft.

1.36 nutsvoorziening

Gebouwde voorzieningen van openbaar nut ten behoeve van water, elektriciteit, gas, e.d.

1.37 overkapping

Een bouwwerk met een open constructie en een dak met maximaal één gesloten wand.

1.38 peil
  • a. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang maximaal 5 m van de weg is gelegen: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein dat het bouwwerk omgeeft (maaiveld).
1.39 plaatsgebonden risicocontour 10-6

De risicocontour 10-6 / jaar die volgens de artikelen 6, 7 en 8, lid 1 en 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) de zone aangeeft waar de effectkans één op een miljoen is op een incident met één of meer dodelijke slachtoffers.

1.40 plangrens

De geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.

1.41 productiegebonden detailhandel

Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.42 QRA (Quantitative Risk Assessment)

Kwantitatieve berekening van scenario’s waarmee inzicht kan worden verkregen in de gevolgen van het vrijkomen van gevaarlijke stoffen voor de omgeving van de inrichting (Plaatsgebonden Risico en het Groepsrisico).

1.43 risicovolle inrichting

Activiteiten die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (artikel 2 lid 1 Bevi).

1.44 seksinrichting

Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.45 Staat van Bedrijfsactiviteiten

De Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze Regels deel uit maakt.

1.46 verkeersaantrekkende werking

De mate waarop een bedrijfsactiviteit verkeer aantrekt, zoals aangegeven in de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

1.47 voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt.

1.48 windturbine

Een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.

1.49 wijziging

Een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening.

1.50 zeer kwetsbare groepen

Personen, die zichzelf niet goed in veiligheid kunnen brengen, bijvoorbeeld door een geestelijke of

lichamelijke beperking of zeer jonge leeftijd, en ouderen.

1.51 zelfstandige kantoorruimte

Een kantoor dat op zichzelf het bedrijf vormt.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de bouwhoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.5 bebouwingspercentage

Het percentage van gronden, nader bepaald in de regels of op de verbeelding, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

2.6 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'; met dien verstande dat bedrijven met zeer kwetsbare groepen als bedoeld in artikel 1.50 niet zijn toegestaan;
  • b. niet-zelfstandige kantoren als onderdeel van de bedrijven als genoemd in sub a, met een oppervlak van maximaal 50% van de bruto-vloeroppervlakte met een maximum van 3.000 m²;

met dien verstande dat:

  • c. detailhandel niet is toegestaan, tenzij anders is weergegeven.
3.1.1 Nadere detaillering van de bestemming
a bijbehorende voorzieningen

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor bijbehorende voorzieningen, zoals:

  • 1. gebouwen;
  • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, landhoofden daaronder begrepen;
  • 3. werken, geen bouwwerk zijnde;
  • 4. erven;
  • 5. ontsluitingspaden en erfontsluitingswegen;
  • 6. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • 7. groenvoorzieningen;
  • 8. parkeervoorzieningen.
b parkeervoorzieningen

Binnen de bestemming Bedrijf dient te zijn voorzien in voldoende parkeer- of stallingsruimte op eigen terrein en/ of in openbare- en/of collectieve parkeervoorzieningen, met in achtneming van de parkeernormen, zoals genoemd in artikel 7.2.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op of in de gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 18 meter, tenzij op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m) een andere bouwhoogte is aangeduid;
  • d. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' uitsluitend een overbouwing is toegestaan vanaf een hoogte van 5 meter (gerekend vanaf het maaiveld).
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. bewoning van bedrijfsruimten;
  • b. detailhandel (tevens internetwinkels);
  • c. gebruik in strijd met het bepaalde in de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.3.1 onder c. en bedrijvigheid toestaan welke:

  • a. niet voor komt op de Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving, geacht kan worden te behoren tot de in lid 3.1 genoemde bedrijfscategorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. één bedrijfscategorie hoger zijn dan toegestaan, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in lid 3.1 genoemde bedrijfscategorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen om in afwijking van het bepaalde in 3.1 risicovolle activiteiten toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de 10-6 - contour voor het plaatsgebonden risico of - indien van toepassing - de afstand zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen juncto artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, dient te zijn gelegen binnen de eigen perceelsgrenzen van de risicovolle inrichting, dan wel op gronden met de bestemming Verkeer;
    • 2. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de activiteit.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, voet- en fietspaden;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. geluidwerende voorzieningen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. beplantingen;
  • h. standplaatsen ten behoeve van afhaalcentra;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. (beeldende) kunstwerken, zoals bruggen;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals ondergrondse retentievoorzieningen, ondergrondse afvalcontainers, bergbezinkbassins, rioolgemaal.

4.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van beeldende kunstwerken mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • c. de bebouwde oppervlakte van beeldende kunstwerken mag niet meer bedragen dan 25 m²;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
4.2.2 Nutsvoorzieningen

Voor nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • b. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m².

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Algemeen
  • a. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan meer respectievelijk minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid a uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
6.2 Ondergronds bouwen
6.2.1 Algemeen

De regels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval van ondergrondse bouw van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat deze uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. ondergrondse bouw is uitsluitend toegestaan onder de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, alsmede ter verbinding van gebouwen;
  • b. gebouwd mag worden tussen peil en 3,50 m onder peil.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. (zelfstandige) bewoning van bijgebouwen/ bijbehorende bouwwerken en bedrijfsgebouwen.
7.1.1 Toegestaan gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet verstaan:

  • a. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend, dan wel een melding is gedaan;
  • b. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de nutsvoorzieningen, met uitzondering van:
    • 1. aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" en/of een druk van meer dan 40 bar;
    • 2. transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie met een diameter van meer dan 4";
    • 3. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of meer en een lengte van 10 km of mee';
    • 4. het opslaan van bouwmaterialen, puin, specie in verband met normaal onderhoud, dan wel verwezenlijking van de bestemming.
7.2 Parkeren
  • a. Bij de beoordeling van de parkeernorm voor auto parkeerplaatsen wordt de gemiddelde parkeernorm gehanteerd zoals vastgesteld in de Nota Parkeernormen van burgemeester en wethouders d.d. 10 maart 2015;
  • b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub a, indien:
    • 1. aanpassing van het bouwplan om alsnog te kunnen voorzien in voldoende parkeerruimte redelijkerwijs niet kan worden verlangd of
    • 2. op een andere wijze is of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid om de toename van de parkeerbehoefte buiten het eigen terrein op te vangen en/of
    • 3. de parkeerbehoefte in een collectieve parkeervoorziening wordt voorzien.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Afwijken bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van:

  • a. de in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten (niet zijnde bouwhoogten binnen de bestemming Bedrijf en bouwvlakgrenzen), afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  • e. de bestemmingsregels en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken;
    • 3. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;

of soortgelijke bouwwerken, mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 2,5 m wordt overschreden;

  • f. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, installaties, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen;
  • g. de eis dat bij een aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen blijkt dat voldoende parkeer- of stallingsruimte moet worden gerealiseerd indien op andere wijze in de nodige parkeer- en/of stallingsruimte wordt voorzien.
8.1.1 Afwegingskader

Een in 8.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefmilieu in de omgeving, dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig worden aangetast.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 9.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 9.1 sub a met maximaal 10%.
  • c. Lid 9.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 9.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 9.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Lid 9.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Portugalweg 20, Bodegraven van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk in zijn openbare vergadering van 25 mei 2016.

De griffier, De voorzitter,

........................... .......................................