direct naar inhoud van Regels
Plan: De Groendijck-Oost, Driebruggen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1901.13DeGroendijckOost-BP81

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan De Groendijck-Oost, Driebruggen met identificatienummer NL.IMRO.1901.13DeGroendijckOost-BP81 van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan- of uitbouw

Een aan een hoofdgebouw gebouwde, en vanuit dat hoofdgebouw rechtstreeks toegankelijke ruimte, die in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw, maar daaraan ruimtelijk (door zijn constructie en/of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap - met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is, toegankelijk vanuit het hoofdgebouw en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw is.

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aaneengebouwde woning

Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee-aaneen gebouwde woningen.

1.7 aangebouwd of vrijstaand bijgebouw

Een vrijstaand of aan het hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat zowel ruimtelijk (door zijn constructie en/of afmetingen) als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw maar van daaruit niet rechtstreeks toegankelijk is en ten dienste staat van dat hoofdgebouw.

1.8 aan-huis-verbonden beroep

Het in een woning of bijgebouw door de bewoner op beroepsmatige wijze verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermede naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.

1.9 achtererf

De gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.10 afwijking

Een afwijking van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.12 aanhef en eerste lid onder a sub 1 van de Wabo.

1.11 agrarisch bedrijf

Een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van melkvee en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond, niet zijnde een intensieve veehouderij.

1.12 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.13 bebouwingsgrens

Een grens van een bouwperceel, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

1.14 bebouwingspercentage

Het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.15 begane grond

De bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau dan wel waarvan de bovenkant van de vloer maximaal 1 m boven peil is gelegen.

1.16 bestaand

Bij gebruik: aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van dit plan;

bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.

1.17 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.20 bijgebouw

Een vrijstaand of aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat door zijn situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat vanuit het hoofdgebouw niet rechtstreeks toegankelijk is.

1.21 binnenniveau

Het volgens § 6.6 van de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai vastgestelde geluidsniveau rekening houdend met de akoestische eigenschappen van de ruimte waarin de niveaus worden vastgesteld (nagalmtijd).

1.22 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.23 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.24 bouwlaag

Een gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd. Bij de bepaling van het aantal bouwlagen worden de ruimten in de kap (zolder) en de bouwlagen die onder de begane grond zijn gelegen (kelder e.d.) niet meegerekend.

1.25 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.26 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.27 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.28 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.29 bruto-vloeroppervlakte (bvo)

De oppervlakte, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen (NEN 2580, punt 4.2).

1.30 dove gevel

Een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering - conform NEN5077 - die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB (ingeval van wegverkeerslawaai) en 35 dB(A) (ingeval van industrielawaai), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.31 erker

Een uitbouw van het hoofdgebouw met de omvang en uitstraling van een uitgebouwd venster, veelal gelegen voor het verlengde van de voorgevel.

1.32 equivalent geluidsniveau in dB(A)

Het energetisch gemiddelde van de fluctuerende niveaus van het ter plaatse, in de loop van een bepaalde periode optredende geluid.

1.33 etmaalwaarde

De etmaalwaarde Letmaal van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT in dB(A) met betrekking tot een inrichting of een industrieterrein is het hoogste van de volgende drie niveaus:

  • Ldag (= LAr,LT); dag: 07.00-19.00 uur;
  • Lavond (= LAr,LT) + 5 dB; avond: 19.00-23.00 uur;
  • Lnacht (= LAr,LT) + 10 dB; nacht: 23.00-07.00 uur.
1.34 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.35 geluidsgevoelige ruimte

Ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon- of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11 m², (met eventueel de toevoeging, zoals vastgelegd in artikel 1 van de Wet geluidhinder (zoals bij dove gevel)).

1.36 gestapelde woning

Een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat.

1.37 gevelwering

De benodigde gevelwering, GA, bedraagt de hoogste waarde van:

  • de etmaalwaarde van de LAr, LT – 35 dB;
  • de etmaalwaarde van de LAmax – 55 dB.
1.38 hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.39 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.40 langtijdgemiddeld deelbeoordelingsniveau

Equivalent A-gewogen geluidsniveau op een beoordelingspunt over een specifieke beoordelingsperiode ten gevolge van een specifieke bedrijfstoestand op een beoordelingspunt, zo nodig gecorrigeerd voor de aanwezigheid van impulsachtig geluid, zuivere tooncomponent of muziekgeluid.

1.41 langtijdgemiddeld beoordelingsniveau

Energetische sommatie van de langtijdgemiddeld deelbeoordelingsniveaus.

1.42 maatregelenplan

Een bouwkundig akoestische rapportage waarin is aangegeven op welke manier aan de Gevelwering (GA) voldaan wordt. De GA dient bepaald te worden overeenkomstig de NEN 5077 versie oktober 2006.

1.43 meteocorrectieterm, Cm

De meteocorrectieterm is afhankelijk van de hoogte van de bron en de hoogte ontvanger en de afstand tussen de bron en de ontvanger. De meteocorrectrieterm dient bepaald te worden zoals aangegeven in de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai 1999.

1.44 nultredenwoning

Een woning die zonder trappen van buiten af bereikbaar is en waaraan de zogenaamde primaire verblijfsruimtes (keuken, sanitair, woonkamer en minimaal één slaapkamer) zich op dezelfde woonlaag bevinden.

1.45 ondergeschikte horeca

Een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren, ten dienste aan de hoofdfunctie binnen de bestemming.

1.46 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.47 overkapping

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde met één dakvlak en maximaal één gesloten wand.

1.48 patiowoning

Een grondgebonden woning waarbij de zogenaamde primaire verblijfsruimtes (keuken, sanitair, woonkamer en minimaal één slaapkamer) zich op de begane grond bevinden.

1.49 peil
  • a. Voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang maximaal 5 m van de weg is gelegen: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein dat het bouwwerk omgeeft (maaiveld).
1.50 piekgeluidsniveau of maximale geluidsniveau

Het maximaal te meten A-gewogen geluidsniveau, meterstand `fast' gecorrigeerd met de meteocorrectieterm Cm.

1.51 plangrens

De geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.

1.52 prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.53 seksinrichting

Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval wordt verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.54 stedenbouwkundig accent

Een aan een bouwwerk ondergeschikt element ten behoeve van architectonische en/of stedenbouwkundige kwaliteit.

1.55 twee-aaneen gebouwde woning

Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee-aaneen gebouwde woningen.

1.56 voorgevel

Een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw.

1.57 voorgevelrooilijn

Een denkbeeldige lijn ter hoogte van de voorgevel van een gebouw en het verlengde van die voorgevel.

1.58 vrijstaande woning

Een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning.

1.59 Wabo

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht welke op 1 oktober 2010 in werking is getreden.

1.60 woning

Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

1.61 wijziging

Een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, lid 1, sub a van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de diepte van een aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw

De diepte van een aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw wordt loodrecht vanaf de gevel van het hoofdgebouw, waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd, gemeten tot het uiterste punt van de achtergevel van de aanbouw.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 de oppervlakte van een overkapping

Tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van een agrarisch bedrijf;
  • b. het behoud, het beheer en de versterking van de aanwezige landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • c. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder bruggen;
  • d. bij de daarbij behorende voorzieningen, zoals ontsluitingspaden, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aan het volgende te voldoen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Opslag van goederen buiten het bouwvlak is niet toegestaan.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is niet toegestaan op of in de gronden met de in lid 3.1 genoemde bestemming zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. afgraven en bodemverlagen;
  • b. egaliseren van de bodem;
  • c. aanleggen van dijken, taluds of andere verhogingen en bodemverhogen;
  • d. vergraven of ontgraven van al bestaande dijken of taluds;
  • e. aanbrengen van beplanting en houtgewassen;
  • f. aanleggen of verharden van paden;
  • g. aanbrengen van oppervlakteverharding;
  • h. aanleggen, vergraven of verruimen van waterlopen;
  • i. dempen van waterlopen;
  • j. vellen of rooien van beplanting en houtgewassen;
  • k. aanleggen damwand;
  • l. aanleggen harde oeverbescherming;
  • m. aanleggen paardenbakken.
3.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 3.4.1 is niet van toepassing op:

  • a. werken of werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. werken of werkzaamheden krachtens een reeds verleende vergunning;
  • c. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
3.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de landschapskwaliteiten niet onevenredig worden of zullen worden aangetast, dan wel de aantasting voldoende wordt gecompenseerd.

3.4.4 Advies

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 3.4.3 advies inwinnen bij een deskundige op het gebied van natuur en landschap.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. beplanting, groenstroken, plantsoenen en bermen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals speelvoorzieningen, voet- en fietspaden, verkeersontsluitingen en andere verhardingen, kunstobjecten, nutsvoorzieningen, duikers, bruggen en water.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aan het volgende te voldoen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

Artikel 5 Maatschappelijk - Religie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Religie' aangewezen gronden zijn bestemd voor religieuze en levensbeschouwelijke activiteiten en bijeenkomsten;

één en ander met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen, paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan 1.000 m²;
  • b. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 7 m;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 13 m, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van een kerktoren ten behoeve van een kerkgebouw maximaal 5 m hoger mag zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
    • 2. de kerktoren geen grotere omvang mag hebben dan 10% van het bebouwd oppervlak van een kerkgebouw.
5.2.2 Bouwwerken

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijn, mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat voor palen en vlaggenmasten een bouwhoogte van maximaal 5 m is toegestaan.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Parkeerterrein

Voor de gronden gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor parkeren.

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf en verplaatsing;
  • b. ontsluitingswegen;
  • c. fiets- en voetpaden;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, straatmeubilair, kunstobjecten, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, water, parkeervoorzieningen, duikers en bruggen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
    • 1. lichtmasten, verkeers- en verwijsborden;
    • 2. bruggen en duikers;
    • 3. speelvoorzieningen;
    • 4. (ondergrondse) afvalinzamelsystemen;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming.
  • b. De bouwhoogte van de in lid 6.2.1 sub a. genoemde bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen, met dien verstande dat voor lichtmasten de bouwhoogte maximaal 6 meter mag bedragen.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de waterhuishouding, waterlopen en waterberging;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, duikers, bruggen, bermen, keermuren, oevers/oeverbeschoeiingen, rietkragen en taluds.
7.2 Bouwregels

Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, zoals duikers, bruggen, keermuren, oeverbeschoeiingen en taluds worden gebouwd.

7.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m.

Artikel 8 Woongebied

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen tot maximaal 80 woningen, in de vorm van:
    • 1. aaneengebouwde woningen, twee-aaneen gebouwde woningen en vrijstaande woningen, daaronder begrepen aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    • 2. gestapelde woningen;
  • b. tuinen en erven;
  • c. erftoegangswegen en verblijfsvoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder duikers en bruggen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. (ondergrondse) afvalvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Het bebouwingspercentage van een bouwperceel per woning mag niet meer bedragen dan:

  • a. 60% voor grondgebonden woningen;
  • b. 80% voor nultredenwoningen en patiowoningen;
  • c. 80% voor gestapelde woningen, met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte van alle gestapelde woningen gezamenlijk, inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, niet groter mag zijn dan 900 m²;
  • d. op de gronden met de aanduiding 'milieuzone' is de bouw van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken waarin zich geluidsgevoelige ruimten bevinden niet toegestaan.
8.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen als genoemd in 8.1 gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen worden binnen de bestemming Woongebied gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' uitsluitend vrijstaande woningen kunnen worden gebouwd;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' uitsluitend twee-aaneen gebouwde woningen kunnen worden gebouwd;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' geen hoofdgebouwen mogen worden opgericht;
    • 4. de voorgevels van de hoofdgebouwen binnen de 'specifieke bouwaanduiding - verkavelingsrichting' dienen in oostelijke- en/of westelijke zijde te worden georiënteerd overeenkomstig het in Bijlage 1 opgenomen stedenbouwkundig plan;
    • 5. de hoofdgebouwen dienen te worden afgedekt met een kap;
    • 6. voor gestapelde woningen gelden de volgende aanvullende regels:
      • de gestapelde woningen worden op één bouwperceel gerealiseerd;
    • 7. voor aaneengebouwde woningen gelden de volgende aanvullende regels:
      • bij meer dan vier aaneengebouwde woningen dient een stedenbouwkundig accent te worden gerealiseerd in de vorm van een overschrijding van de voorgevelrooilijn met ten minste 30 cm en/of een andere kaprichting en/of de realisering van een erker;
  • b. het maximum aantal woningen is 80;
  • c. de goothoogte van alle hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 6,5 m;
  • d. de bouwhoogte van alle hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 11 m;
  • e. de bouwhoogte van openbare nutsvoorzieningen mag 3 meter bedragen, met dien verstande dat de oppervlakte per nutsgebouw niet meer bedraagt dan 15 m².
8.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken, zoals de aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen, aangebouwde overkappingen en vrijstaande bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bij ieder hoofdgebouw zijn, op de gronden op een afstand van minimaal 1 m achter (het denkbeeldig verlengde van) de voorgevel van dat hoofdgebouw, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw van een grondgebonden woning, mag maximaal 40 % van de totale oppervlakte van het zij- en achtererf van het betreffende bouwperceel bedragen met een maximum van 50m²;
  • c. de onder b. genoemde 50 m² mag worden vermeerderd met 10% van het oppervlak dat het betrokken erf groter is dan 125 m² tot een maximum van 80 m², met dien verstande dat van geen afzonderlijk bouwwerk het grondoppervlak meer dan 50 m² bedraagt;
  • d. de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en (aangebouwde) overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m dan wel 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning;
  • e. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en (aangebouwde) overkappingen bedraagt ten hoogste de bouwhoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 4,5 m;
  • f. de onder a genoemde gronden dienen ten minste 25 m² onbebouwd en onoverdekt te blijven;
  • g. de voorgevellijn mag worden overschreden door tot het hoofdgebouw behorende erkers en serres, mits:
    • 1. de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
    • 2. de breedte van erkers en andere uitbouwen voor de voorgevel van woningen niet meer dan tweederde van de breedte van de gevel bedraagt;
    • 3. de afstand van de uitbouwen tot de voorste perceelsgrens tenminste 1 m bedraagt;
    • 4. uitsluitend op de begane grondlaag wordt gebouwd.
8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 meter;
  • b. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 2 meter;
  • c. de bouwhoogte voor vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 5 m;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
8.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de hoofdvorm en de situering van bouwwerken, ter waarborging van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de parkeercapaciteit;
  • c. een evenwichtig ruimtelijk beeld;
  • d. de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Bouwen geluidsgevoelige ruimten binnen aanduiding milieuzone

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.2.1, onder d, voor de bouw van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken waarin zich geluidsgevoelige ruimten bevinden, binnen de aanduiding 'milieuzone' mits:

  • a. uit akoestisch onderzoek blijkt dat, als gevolg van getroffen en/of te treffen geluidreducerende maatregelen ter plaatse van het perceel Esdoornstraat 23/23a, het equivalente geluidniveau op de gevel van de te bouwen hoofdgebouwen en bijgebouwen waarin zich geluidsgevoelige ruimten bevinden niet hoger is dan 50 dB(A), 45 dB(A) en 40 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode vanwege de bedrijfsactiviteiten op het perceel Esdoornstraat 23/23a te Driebruggen, en het maximale geluidsniveau als gevolg van deze bedrijfsactiviteiten niet hoger is dan 70 dB(A), 65 dB (A) en 60 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode, of
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone' de gevels, inclusief de kap, die zijn gericht naar het perceel Esdoornstraat 23/23A als dove gevel worden gebouwd en in stand worden gehouden, of
  • c. op basis van een maatregelenplan vaststaat dat, al dan niet in combinatie met de maatregelen genoemd onder sub a en/of b, het binnenniveau in de geluidsgevoelige ruimten, ten gevolge van het industrielawaai vanwege de bedrijfsactiviteiten op het perceel Esdoornstraat 23/23a te Driebruggen, voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau niet hoger is dan 35 dB(A) etmaalwaarde en voor het maximale geluidsniveau niet hoger is dan 55 dB(A).
8.4.2 Aanbouwen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.2.3 sub a. en toestaan dat aanbouwen tot (het denkbeeldig verlengde van) de voorgevel van dat hoofdgebouw, dan wel voor de voorgevel zijn toegestaan, onder de voorwaarden dat:

  • a. de overschrijding ten goede komt aan het belang van een doelmatig ruimtegebruik;
  • b. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. bij de afwijking het behoud van een stedenbouwkundige eenheid van de desbetreffende straat in acht wordt genomen.
8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Wonen in geluidgevoelige ruimten
  • a. Ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting” is het wonen in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken waarin zich geluidgevoelige ruimten niet toegestaan;
  • b. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a, wanneer kan worden aangetoond dat:
    • 1. uit akoestisch onderzoek blijkt dat, als gevolg van getroffen en/of te treffen geluidreducerende maatregelen ter plaatse van het perceel Esdoornstraat 23/23a, het equivalente geluidniveau op de gevel van de te bouwen hoofdgebouwen en bijgebouwen waarin zich geluidsgevoelige ruimten bevinden niet hoger is dan 50 dB(A), 45 dB(A) en 40 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode vanwege de bedrijfsactiviteiten op het perceel Esdoornstraat 23/23a te Driebruggen, en het maximale geluidsniveau als gevolg van deze bedrijfsactiviteiten niet hoger is dan 70 dB(A), 65 dB (A) en 60 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode, of
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting' de gevels, inclusief de kap, die zijn gericht naar het perceel Esdoornstraat 23/23A als dove gevel worden gebouwd en in stand worden gehouden, of
    • 3. op basis van een maatregelenplan vaststaat dat, al dan niet in combinatie met de maatregelen genoemd onder sub a en/of b, het binnenniveau in de geluidsgevoelige ruimten, ten gevolge van het industrielawaai vanwege de bedrijfsactiviteiten op het perceel Esdoornstraat 23/23a te Driebruggen, voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau niet hoger is dan 35 dB(A) etmaalwaarde en voor het maximale geluidsniveau niet hoger is dan 55 dB(A).
8.5.2 Aan huis-verbonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan, voor zover:
    • 1. het vloeroppervlak ten behoeve van kantoor- en praktijkruimten en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 60 m²;
    • 2. ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, conform de richtlijn van het CROW (ASVV);
    • 3. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Overschrijding bouwgrenzen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftopbouwen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 2 m bedraagt.

10.2 Ondergronds bouwen

De regels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval van ondergrondse bouw van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat deze uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. ondergrondse bouw is uitsluitend toegestaan onder de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, alsmede ter verbinding van gebouwen;
  • b. gebouwd mag worden tussen peil en 3,50 m onder peil.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:

  • a. als opslagplaats voor bagger en grondspecie;
  • b. als opslagplaats voor vaten en kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
  • c. het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, inclusief buitenpandige opslag, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
  • e. als seksinrichting.
11.2 Geen strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:

  • a. vormen van gebruik als bedoeld in 11.1, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt;
  • b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.
11.3 Parkeren
11.3.1 Parkeerplaatsen
  • a. Ten behoeve van de bestemmingen Woongebied en Maatschappelijk - Religie dient in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien waarbij de parkeerbehoefte wordt berekend overeenkomstig de volgende parkeernormering:
Type woning c.q. voorziening   parkeernorm per woning c.q. voorziening  
Aaneengebouwde woningen en hoekwoningen   2,0  
Twee-aaneengebouwde woningen   2,2  
Vrijstaande woningen   2,3  
Gestapelde woningen   1,9  
Religiegebouw   0,15 pp per zitplaats  
   
Wijze van berekenen    
Garage aan woning zonder oprit   0,0  
Enkele oprit (< 4,5 m breed) met of zonder garage   1,0  
Enkele oprit (> 4,5 m breed) met of zonder garage   2,0  
11.3.2 Strijdig gebruik

Als verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de in lid 11.3.1 bedoelde parkeergelegenheid voor andere doeleinden, zoals dit onder meer blijkt uit het verwijderen van de verharding, dan wel het ontoegankelijk maken van de parkeergelegenheid.

11.3.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de in 11.3.1 onder a opgenomen parkeernormen, indien:

  • a. op andere wijze of op een andere locatie in de nodige parkeerruimte wordt voorzien;
  • b. het voldoen aan de parkeerregels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, met dien verstande dat er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden plaatsvindt.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Algemene afwijkingsregels ten behoeve van geringe afwijkingen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels een omgevingsvergunning kan worden verleend, zijn burgemeester en wethouders bevoegd een omgevingsvergunning ter afwijking te verlenen van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:

  • a. geringe afwijkingen van het plan indien blijkt dat uitsluitend ten gevolge van onnauwkeurigheden in de kaart of in deze regels, deze geringe afwijkingen in het belang van een juiste verwerkelijking of toepassing van het plan gewenst of noodzakelijk zijn, of welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  • b. afwijkingen van de bebouwingspercentages en in het plan voorgeschreven maten van ten hoogste 10% (gemeten ten opzichte van de totale in aanmerking te nemen oppervlakte), waarbij de in de bestemmingsregels voorziene afwijkingsmogelijkheden buiten beschouwing blijven.
12.2 Voorwaarden

De in 12.1 genoemde afwijkingen mogen slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken. Voorts dient de stedenbouwkundige waarde van de omgeving te zijn gewaarborgd.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

13.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van:

  • a. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/ of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 3 m mag bedragen en het bestemmingsvlak niet meer dan 10% mag worden vergroot, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding;
  • b. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 14.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 14.1 sub a met maximaal 10%.
  • c. Lid 14.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 14.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 14.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Lid 14.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan De Groendijck-Oost, Driebruggen.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk

in zijn openbare raadsvergadering van 16 september 2015.

griffier, De voorzitter,



…………………….. …………………….