direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Recreatiepark Reeuwijkse Hout
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1901.12recparkreeuwhout-BP80

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan "Recreatiepark Reeuwijkse Hout" bestaat uit regels, een verbeelding en een toelichting.
In de regels zijn de bestemmingen opgenomen en deze zijn geometrisch bepaald en verbeeld. De verbeelding is gelijk aan de analoge plankaart.
De opzet van het plan is beschreven in de toelichting, waarin ook de verantwoording voor de gemaakte keuzes is gedaan.

1.2 Doel van het plan

Green Reeuwijkse Hout BV is voornemens om het terrein van camping Reeuwijkse Hout te herstructureren. Het campingterrein Reeuwijkse Hout bestaat uit aaneengesloten rijen stacaravans, met bijbehorende tuintjes die door de recreanten zijn aangelegd. Er zijn 321 seizoenplaatsen, 20 huurcaravans en 60 trekkersplekken.
In de nieuwe opzet komen er max. 300 recreatiewoningen en voorzieningen. Uitgangspunt is een hoogwaardige herontwikkeling van het campingterrein welke aansluit op de wensen en verlangens van de hedendaagse recreant. Er zal sprake zijn van actief recreëren met de kernwaarden: “Rust, Ruimte en Groen”. Om deze kernwaarden kracht bij te zetten worden de kenmerkende landschappelijke waarden daar waar mogelijk versterkt. Met een gelijke bebouwingsdichtheid, maar met een andere type bebouwing zullen de natuurwaarden toenemen en het gebied kan mede daardoor een aanzienlijk waardevollere rol vervullen.
De nieuwe opzet houdt rekening met de natuur- en landschappelijke kwaliteiten en dat geldt zowel voor de relatie naar de omgeving, als voor de inrichting van het park zelf.
De recreatiewoningen passen bij de identiteit en de schaal van Reeuwijk. De voorzieningen, zoals receptie, winkel, kanoverhuur, hebben primair een functie voor het nieuwe recreatiepark, maar kunnen ook worden aangeboden aan de bezoekers van het recreatiegebied Reeuwijkse Hout.
De toegang tot het terrein wordt conform de wensen van de gemeente verplaatst naar de Reeuwijkse Houtwal. In samenhang hiermee worden aan de Oudeweg -ter plaatse van de oude toegang tot het campingterrein- woonkavels ontwikkeld.
De voorgenomen ontwikkeling is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan.
Het gemeentebestuur van Bodegraven-Reeuwijk en het Natuur- en recreatieschap Reeuwijkse Plassen en omgeving zien in de uitvoering een versterking van het recreatiegebied Reeuwijkse Hout en willen medewerking verlenen aan de uitvoering van het plan.
Om de uitvoering mogelijk te maken is het voorliggende bestemmingsplan opgesteld.

1.3 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied ligt in het noordoosten van Reeuwijk in het recreatiegebied Reeuwijkse Hout en wordt begrensd zoals aangegeven op de volgende kaart:

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.12recparkreeuwhout-BP80_0001.png" 

1.4 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse geldt het bestemmingsplan "Reeuwijkse Hout 1991", vastgesteld door de gemeenteraad op 26 augustus 1991 en goedgekeurd door gedeputeerde staten op 7 januari 1992. De camping heeft de bestemming "verblijfsrecreatie, camping -Rv(c)". De gronden zijn bestemd voor kampeerterrein voor het houden van recreatief dag- en nachtverblijf in kampeermiddelen met daarbij behorende gebouwen, zoals een restaurant en kampwinkel, toilet-, was- en douchegelegenheden, dienstwoning met bijgebouwen, groen-, speel- en sportvoorzieningen, lig- en speelweiden, alsmede ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen. Er mag maximaal 6000 m2 aan bebouwing voor voorzieningen worden opgericht.

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 1 worden enkele algemene, in ieder bestemmingsplan voorkomende, onderdelen beschreven. Hoofdstuk 2 gaat in op de bestaande situatie. Vervolgens komt in hoofdstuk 3 het beleidskader aan de orde en wordt in de hoofdstuk 4 het nu voorliggende nieuwe plan beschreven. De verantwoording op verschillende beleidsterreinen is verwoord in Hoofdstuk 5. Achtereenvolgens wordt aandacht besteed aan archeologie en cultuurhistorie, bedrijven en milieuzonering, bodemkwaliteit, externe veiligheid, geluid, luchtkwaliteit, mobiliteit, natuur en landschap, water. De juridische planbeschrijving is opgenomen in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de economische- en maatschappelijke uitvoerbaarheid. In de paragraaf maatschappelijke uitvoerbaarheid komen de inspraak en het overleg aan de orde.

 

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

2.1 Ontstaan landschap/historie

Midden in het Groene Hart, even ten noorden van Gouda liggen de Reeuwijkse Plassen. De Reeuwijkse plassen zijn dertien plassen tussen Bodegraven en Gouda, ten oosten van Reeuwijk. Twaalf daarvan zijn veenplassen, ontstaan door turfwinning. De dertiende plas, Broekvelden/Vettenbroek, is ontstaan door zandwinning voor de uitbreiding van rijksweg A12 en de aanleg van de Goudse wijk Bloemendaal in het begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw en staat ook bekend als de Surfplas.
De plassen hebben allemaal een rechthoekige vorm, waarin de vroegere verkaveling van de weilanden nog valt te herkennen. De totale oppervlakte is circa 735 hectare. De Reeuwijkse plassen zijn ontstaan in de loop van de 18e en 19e eeuw. Destijds werd serieus begonnen met het afturven, dat wil zeggen het afgraven van de bovenste laag van het veen. Deze werd gedroogd en de zo ontstane turf werd gebruikt voor het verwarmen van de huizen en voor de industrie. Door het steeds dieper afgraven van het veen kwam men al snel beneden het grondwaterpeil en moest men met een baggerbeugel graven. Dit is een lange stok van 5 meter waaraan een ijzeren beugel zit, waar een net in hangt welke het water doorlaat, maar waar het bezinksel (veen) in blijft hangen. Hierdoor ontstonden de plassen. Aan het eind van de negentiende eeuw vond men de plassen een bedreiging vormen voor de omliggende polders en werden er plannen gemaakt om de plassen droog te leggen. Op 20 juli 1930 werd door Provinciale Staten van Zuid Holland definitief tegen inpoldering beslist.
De in totaal 13 plassen worden gescheiden door smalle kleine weggetjes en kades die beplant zijn met hoofdzakelijk elzen, wilgen, populieren, essen en berken. De plassen Elfhoeven en 's-Gravenbroek worden tegenwoordig veel bezocht door recreanten en watersporters. Er zijn verschillende jachthavens. De achterste plassen zijn veel stiller en daar komen veel verschillende vogelsoorten voor die in de rietkragen, de struiken op de eilandjes en aan de oever broeden.
Rond de plassen liggen waardevolle graslanden, waar het beheer gedeeltelijk wordt afgestemd op weidevogels. Op andere delen (schraalgraslanden) ligt het accent op botanische waarden. De plas Broekvelden en Vettenbroek wordt door grote aantallen watervogels gebruikt als rust- en voedselgebied.
De inrichting van de Reeuwijkse Hout is begonnen in de jaren zeventig van de vorige eeuw (zie paragraaf 2.2.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.12recparkreeuwhout-BP80_0002.png"

luchtfoto van het recreatiegebied Reeuwijkse Hout

2.2 Bestaande situatie

2.2.1 Recreatiegebied Reeuwijkse Hout

De camping "Reeuwijkse Hout" maakt deel uit van een recreatiegebied, dat eveneens de naam “Reeuwijkse Hout” draagt. Het recreatiegebied wordt beheerd door het Natuur- en Recreatieschap Reeuwijkse Plassen en omgeving, dat de gronden ook in eigendom heeft.
Het vormt een uitvalsbasis voor fiets- of wandeltochten door het achterliggende veenweidegebied en verder het plassengebied in. Kenmerkend voor het gebied en omgeving is de kavelstructuur in de vorm van een slagenlandschap. Het Reeuwijkse Hout is aangelegd in de jaren 70 waarbij er door middel van beplanting een gradiënt is gecreëerd tussen een aaneengesloten bosstrook langs de A12 via een halfopen gedeelte waar bosjes en grasland elkaar afwisselen naar het open veenweidegebied. Voor die tijd was er in het gebied nagenoeg geen struweel of bos aanwezig. De plas zelf, met ligweide en speelstrand, trekt veel dagrecreatie voor zonnen, zwemmen en surfen. Varen is niet toegestaan, wel surfen en kanovaren. Langs de plas zijn een windsurfclub aanwezig en een restaurant. Verder liggen er sportvelden en parkeerplaatsen in het recreatiegebied. Het gebied is voor dag- en verblijfsrecreatie van bovenregionaal belang. De plas is onderdeel van het Natura 2000-gebied Broekvelden, Vettenbroek, en Polder Stein.

2.2.2 Intensieve en extensieve recreatie

De gemeente zet in op het behoud van water- en natuurrecreatie in het plassengebied en het versterken van de recreatieve mogelijkheden van de Reeuwijkse Hout en het landelijk gebied. In de Reeuwijkse Hout betreft het de verdere ontwikkeling van het intensief gebruikt recreatiegebied.
De gemeente werkt in het kader van het samenwerkingsverband Natuur- en Recreatieschap Reeuwijkse Plassen en omgeving aan de ontwikkeling en het beheer van dagrecreatieve voorzieningen en het behoud en de ontwikkeling van natuur- en landschappelijke waarden. Het schap beheert 280 hectare dagrecreatieterrein verspreid over vijf gebieden, waaronder de Reeuwijkse Hout van 130 hectare, onder te verdelen in een intensief gebruikt gedeelte (nabij de hoofdentree, langs de plas Broekvelden) en een extensief gedeelte dat wordt benut als wandel- en fietsgebied. Het kerngebied bevat een strand, dat in de zomer intensief wordt gebruikt, grote parkeerplaatsen en een horecavoorziening.
In paragraaf 3.4. wordt nader ingegaan op het beleid van het Natuur- en Recreatieschap Reeuwijkse Plassen en omgeving met betrekking tot de intensieve recreatie in het gebied van het Reeuwijkse Hout.

2.2.3 Camping Reeuwijkse Hout

Het campingterrein Reeuwijkse Hout bestaat uit aaneengesloten rijen stacaravans, met bijbehorende tuintjes die door de recreanten zijn aangelegd. Er zijn 321 seizoenplaatsen, 20 huurcaravans en 60 trekkersplekken. De oevers van de waterpartijen op de camping zijn grotendeels voorzien van steile, houten beschoeiingen. Er zijn weinig natuurlijke elementen aanwezig. Aan de zuid-, oost- en westzijde van het campingterrein liggen stroken met struweel en grasland.
De gronden zijn eigendom van het Natuur- en Recreatieschap Reeuwijkse Plassen en omgeving en Green Reeuwijkse Hout BV heeft deze in erfpacht.
De kampeerders hebben een jaarcontract en mogen van 1 april tot 1 oktober op de camping verblijven. De contracten voor deze kampeerders worden niet verlengd en per 1 oktober 2012 eindigde het kamperen ter plaatse.

2.2.4 Oudeweg

De ingang tot de huidige camping ligt aan de Oudeweg. Het perceel dat de toegang vormt tot de camping is een ruime kavel die, passend in het beeld van de Oudeweg, aan drie zijden is omzoomd met water en bereikbaar via een brug. Op het perceel bevindt zich ook de bedrijfswoning.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Amvb Ruimte
De directe doorwerking van de Nota Ruimte is vervallen met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening. De nationale ruimtelijke belangen worden geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Amvb Ruimte).
Doel is om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Bestemmingsplannen moeten voldoen aan deze algemene regels.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Nota Ruimte is vervangen door de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Op 13 maart 2012 stelde de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie vast.
Eén van de belangrijkste beleidsdoelen is een gezonde en veilige leefomgeving als basisvoorwaarde voor burgers en ondernemers. Dit wordt vooral vertaald in het verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water), bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
Om toekomstige kosten en maatschappelijke schade te voorkomen, moeten bij ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen de milieueffecten worden afgewogen.
Het Rijk heeft 13 nationale belangen aangewezen. Het Rijk richt zich daarbij op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer (waaronder buisleidingen), energie en natuur, alsook ondergrond en ruimte voor militaire activiteiten. Ook waterveiligheid en milieukwaliteit (lucht,
geluid, bodem, water en externe veiligheid) horen daarbij, evenals de bescherming van ons werelderfgoed (zoals de Waddenzee en de Nieuwe Hollandse Waterlinie).
Buiten deze belangen bestaat beleidsvrijheid voor decentrale overheden, zoals de gemeente.
Onderhavig bestemmingsplan voldoet aan het beleid en de algemene regels van het rijk.

3.2 Provinciaal beleid

Provinciale Structuurvisie
In verband met de Wet ruimtelijke ordening hebben Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor de hele provincie een integrale Structuurvisie, genaamd Visie op Zuid-Holland, opgesteld. Deze komt in de plaats van de bestaande streekplannen. In deze visie beschrijft de provincie haar doelstellingen en geeft zij haar kijk op de ruimtelijke ontwikkeling tot 2040. Provinciale Staten hebben op 2 juli 2010 de provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte vastgesteld.
In de Structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' staat hoe de provincie samen met haar partners wil omgaan met de beschikbare ruimte. Met de Structuurvisie werkt de provincie aan een vitaal Zuid-Holland, met meer samenhang en verbinding tussen stad en land. Hierdoor is in Zuid-Holland goed wonen, werken en recreëren voor iedereen binnen handbereik. De provincie onderscheidt vijf hoofdopgaven:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  • duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  • stad en land verbonden.

Naast het bieden van ruimte aan en het ordenen van functies richt de visie 2020 zich nadrukkelijk ook op het beschermen en ontwikkelen van ruimtelijke kwaliteiten. Functie en kwaliteit staan niet los van elkaar.
De provincie kiest ervoor om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Op de kaart zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland omgeven door bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. De bebouwingscontouren zijn strak getrokken om het bestaand stedelijk gebied en de kernen, rekening houdend met plannen waar de provincie al mee heeft ingestemd. Het plangebied ligt buiten de bebouwingscontour.
Bij het provinciaal belang 'ontwikkelen en behouden van vitale en waardevolle landschappen' horen ambities, zoals:

  • behoud kernkwaliteiten landelijk gebied met bijzondere aandacht voor natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en
  • behoud landbouw als economische kracht en hoeder van het landelijk gebied en stimuleren verbreding van de landbouw.

Het plangebied is gelegen in het 'Veenweidelandschap' en nabij het 'Plassenlandschap'.

Functiekaart en kwaliteitskaart Structuurvisie

De functiekaart geeft de gewenste en mogelijke ruimtelijke functies weer die in de structuurvisie zijn geordend, begrensd en vastgelegd als ruimtelijke beleid tot 2020. Op de functiekaart van de Structuurvisie is het Reeuwijkse Hout aangeduid als 'recreatiegebied' en de daarin gelegen camping als 'verblijfsrecreatiegebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.12recparkreeuwhout-BP80_0003.png"

fragment functiekaart Structuurvisie provincie

Terwijl de functiekaart stuurt op 'wat en waar', stuurt de kwaliteitskaart op het 'waar en hoe'. Op de kaart zijn zowel de bestaande als de gewenste kwaliteiten benoemd op een globale regionale schaal. Op de kwaliteitskaart is dat voor het plangebied opgenomen in het landschapstype 'Veenweidelandschap' en voorzien van de aanduiding 'Recreatietransferium'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.12recparkreeuwhout-BP80_0004.png"

fragment kwaliteitskaart Structuurvisie provincie

Veenweidelandschap
De veenweiden zijn kenmerkend voor Zuid-Holland. Ze bestaan al duizend jaar en zijn ontstaan op basis van menselijke ingrepen in de veenondergrond en de waterhuishouding.
Karakteristiek zijn de verschillende (regelmatige) verkavelingspatronen met smalle kavels en veel sloten met hoog waterpeil en de aanwezigheid van kades, lintdorpen, oude dorpskernen, kronkelende veenriviertjes, openheid, grasland, vee, (weide) vogels, en hier en daar rietlanden en moeras. Het zijn internationaal de best bewaarde cultuurlandschappen die zijn ingericht voor de landbouw.

Verordening Ruimte
De eveneens op 2 juli 2010 vastgestelde Verordening Ruimte stelt regels aan gemeentelijke bestemmingsplannen. De provincie heeft in de Verordening Ruimte regels opgenomen over bebouwingscontouren, agrarische bedrijven, kantoren, bedrijventerreinen, detailhandel, waterkeringen, milieuzoneringen, lucht- en helihavens, molen - en landgoedbiotopen.

In de Verordening Ruimte zijn de onderhavige bepalingen van belang voor Reeuwijkse Hout:
Artikel 2 lid 1: Geen verstedelijking buiten de bebouwingscontouren.
Bestemmingsplannen voor gronden buiten de bebouwingscontouren (kaart 1 bij de Verordening Ruimte) sluiten bestemmingen uit die nieuwvestiging of uitbreiding van stedelijke functies, intensieve recreatieve functies of bebouwing voor extensieve recreatieve functies mogelijk maken.
Lid 2 uitzonderingen
In afwijking van het bepaalde in lid 1 kunnen bestemmingsplannen voor gronden buiten de bebouwingscontouren de volgende ontwikkelingen mogelijk maken:
h: recreatiewoningen
Nieuwe recreatiewoningen en de bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen als onderdeel van een complex van recreatiewoningen, binnen de op kaart 1 aangegeven gebieden voor verblijfsrecreatie, onder de voorwaarde van een goede landschappelijke inpassing.

In de begripsbepalingen is een “complex van recreatiewoningen” als volgt omschreven:
Een terrein van enige omvang, geheel of gedeeltelijk met gemeenschappelijke voorzieningen ingericht, en blijkens de inrichting bestemd om meerdere recreatiewoningen te plaatsen of geplaatst te houden en bedrijfsmatig te exploiteren.

bebouwingscontour
De bebouwingscontour ligt op de Oudeweg en camping Reeuwijkse Hout is op dezelfde kaart aangegeven als een gebied voor verblijfsrecreatie.
Doordat de bebouwingscontour op de Oudeweg ligt, liggen de geprojecteerde woningen op de locatie van de huidige entree tot de camping formeel buiten de bebouwingscontour.
Hierbij dient te worden opgemerkt dat het in deze situatie bijzonder is dat de bebouwingscontour op de weg ligt en niet achter de bestaande bebouwing langs die weg. Er staat niet alleen aan deze zijde van de Oudeweg (woon)bebouwing, waaronder de bedrijfswoning van de camping, maar het geldende bestemmingsplan laat ter plaatse van de entree ook bebouwing toe ten behoeve van de camping. Achter de locatie is geen sprake van een open landschappelijk gebied, maar van een recreatiepark dat volgens dezelfde Verordening Ruimte is toegestaan.

Op grond van artikel 15 van de Verordening Ruimte zijn Gedeputeerde Staten bevoegd ontheffing te verlenen van de bepalingen van de verordening ten behoeve van de vestiging, de bouw, de verplaatsing of de uitbreiding van een woning, een bedrijf of een kantoor of een andere functie, of de functiewijziging
van een bestaand gebouw of gebouwencomplex. Hiervoor moet worden voldaan aan de volgende
randvoorwaarden:
a. er is sprake van een groot maatschappelijk, sociaal en/of (bedrijfs)economisch belang;
b. de provinciale belangen zoals verwoord in de provinciale structuurvisie worden niet in onevenredige
mate aangetast;
c. er zijn geen reële andere mogelijkheden én
d. de negatieve effecten worden zoveel mogelijk beperkt.
Deze ontheffing is niet van toepassing op bestemmingsplannen voor gebieden die onderdeel
uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur zoals bedoeld in artikel 5 lid 1 en 2 en zoals aangegeven
op kaart 3. Voor deze gebieden bevat artikel 5 lid 3 een specifieke afwijkingsmogelijkheid.

Het verplaatsen van de toegang tot het vernieuwde recreatiepark naar de Reeuwijkse Houtwal heeft een positief effect op de woonsituatie aan de Oudeweg; de nieuwe toegang maakt deel uit van het reeds bestaande recreatiegebied. Door de verplaatsing van de entree wordt de functie als recreatiegebied verder versterkt.
In het lint aan de Oudeweg bevinden zich vooral woningen met een karakteristieke stijl en het realiseren van woningen op de kavel van de huidige toegang past beter in dat beeld dan wanneer gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden van het geldende bestemmingsplan om ter plaatse bebouwing ten behoeve van de camping toe te voegen. De kenmerkende watergangen om de kavel worden gehandhaafd en aan de achterzijde wordt een watergang toegevoegd om daarmee de kavel af te scheiden van het recreatiepark. Er is sprake van twee woningen waarbij één van de woningen dient ter vervanging van de huidige bedrijfswoning.

Het geheel overziend is er geen sprake van aantasting van provinciale belangen en voldoende aanleiding om uit te gaan van woonbebouwing op deze locatie en aan Gedeputeerde Staten ontheffing te vragen van deze bepalingen uit de Verordening Ruimte. Bij besluit van 7 mei 2013 is deze ontheffing verleend.

beeldkwaliteitsparagraaf
In artikel 6, lid 3 van de Verordening Ruimte is bepaald dat in bestemmingsplannen voor gronden die zijn gelegen buiten de bebouwingscontouren of binnen maar aansluitend aan de bebouwingscontouren, een beeldkwaliteitsparagraaf dienen te bevatten, als de gronden zijn gelegen

  • a. binnen de begrenzing van het Groene Hart én
  • b. het bestemmingsplan voorziet in nieuwe functies of uitbreiding van bestaande functies met aanzienlijke ruimtelijke effecten.

Hoewel er geen sprake is van een nieuwe functie en/of een uitbreiding daarvan is voor de opzet en inrichting van het Recreatiepark wel een Visiedocument opgesteld, waarin de kwaliteit die wordt nagestreefd in beelden is opgenomen. In paragraaf 4.3 is dit nader beschreven.


Conclusie toetsing aan Provinciale Structuurvisie
De opzet van Recreatiepark Reeuwijkse Hout blijft binnen de contouren van de bestaande camping, die op de functiekaart is aangegeven als 'Verblijfsrecreatiegebied'. Landschappelijke aspecten en structuren uit de omgeving worden niet aangetast. De randen van het park worden daarop afgestemd.
Door het toepassen van het slagenlandschap worden de kenmerkende structuren uit de omgeving, die in de bestaande situatie niet op de camping zijn te vinden, versterkt.
Door het verplaatsen van de toegang naar de Reeuwijkse Houtwal wordt tevens een positieve bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van het recreatiegebied als totaal. Met het aanbrengen van een fietsroute over het park kan het recreatiegebied vanuit de bebouwde omgeving beter worden bereikt.

 

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Reeuwijk
De gemeenteraad heeft op 27 april 2009 de Structuurvisie Reeuwijk vastgesteld. In deze visie wordt de toekomstige ontwikkeling van de gemeente Reeuwijk tot 2015 aangegeven. Het plan doet uitspraken over verandering van dorpen en het landelijke gebied als gevolg van een veelheid van ontwikkelingen en het daaruit voortvloeiende ruimtebeslag. Het is een beschrijving van de meest gewenste ontwikkeling in hoofdlijnen van de gemeente.
De gemeente Reeuwijk ligt binnen het Nationale Landschap: het Groene Hart. Vanaf de A12 is dit open landschap duidelijk zichtbaar. Het Reeuwijks plassengebied met aansluitend daaraan de Reeuwijkse Hout vervult een recreatieve functie voor de regio.
In de Reeuwijkse Hout en ten westen van de A12, is het beleid gericht op het behoud van zeer waardevolle natuur, gericht op biotopen voor amfibieën en ringslang. De gemeente Reeuwijk blijft zich inzetten voor een verdere ontwikkeling van het ecologisch netwerk.
Reeuwijk wil de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden behouden en versterken.
De gemeente Reeuwijk is een toeristisch aantrekkelijk gebied voor recreanten die vooral water, rust, ruimte en natuur zoeken. Reeuwijk herbergt met zijn karakteristieke boerenbuurten, zijn weidse vergezichten en landschap, zijn vele sloten en plassen een rijkdom aan historie. Reeuwijk zet zich in voor het behoud van water- en natuurrecreatie in het plassengebied en het versterken van de recreatieve mogelijkheden van de Reeuwijkse Hout en het landelijk gebied. In het landelijk gebied betreft het de meer extensieve vorm van recreatie. In de Reeuwijkse Hout betreft het de verdere ontwikkeling van het intensief gebruikt recreatiegebied.

De gemeente Reeuwijk wenst het cultuurhistorisch toerisme te bevorderen en het historische verhaal over de ontginning en vervening te laten beleven. In het landschap zijn immers diverse elementen van de vervening terug te vinden, zoals kades, tiendwegen, de plassen, veenstroompjes. Ook zijn andere cultuurhistorische elementen te zien, zoals bruggen, oude boerderijen met authentieke erfbeplanting en monumenten. Doel is de geschiedenis ontsluiten, toegankelijk maken en het ontwikkelen van draagvlak en betrokkenheid bij de gebiedsbewoners en bezoekers voor het behoud van de karakteristieke eigenschappen van “Het Reeuwijkse Land”.
Kwetsbare gebieden moeten worden beschermd. Zo zal de Reeuwijkse Hout door recreanten intensiever gebruikt kunnen worden, terwijl in meer kwetsbare gebieden ingezet zal worden op extensief gebruik.
Voor weidevogelgebieden geldt dat in het broedseizoen zo min mogelijk verstoring moet optreden, terwijl in andere jaargetijden het recreatief medegebruik wel mag plaatsvinden. De gemeente streeft naar een intensiever gebruik van het centrumgebied van de Reeuwijkse Hout. In het centrumgebied van de Reeuwijkse Hout is plaats voor de bouw van voorzieningen voor meer intensieve recreatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.12recparkreeuwhout-BP80_0005.png"

fragment kaart Structuurvisie gemeente

Stedenbouwkundige visie 'Reeuwijkse Hout"
Provincies en gemeenten hebben voor het Groene Hart een beleid uitgestippeld met recreatief- toeristische uitgangspunten die de toegankelijkheid van het gebied wil versterken. Met die uitgangspunten heeft de gemeente Reeuwijk een toekomstvisie ontwikkeld voor de Reeuwijkse Hout.
Deze stedenbouwkundige visie is door de gemeenteraad op 2 februari 2009 vastgesteld.
De gemeente wenst de aantrekkelijkheid van het recreatiegebied Reeuwijkse Hout en de toegankelijkheid van het Groene Hart te vergroten.
De Reeuwijkse Plassen en de Reeuwijkse Hout nemen door hun centrale ligging en de directe nabijheid van stedelijk gebied een bijzondere positie in binnen het nationale landschap van het Groene Hart. De bijzondere betekenis van het Groene Hart hangt sterk samen met de ligging hiervan binnen de Randstad, het meest verstedelijkte gebied van Nederland.
Wil het Groene Hart zijn bijzondere bijdrage kunnen leveren aan het leefmilieu van de Randstad, dan is de toegankelijkheid ervan een basisvoorwaarde. Het verbeteren en toegankelijker maken van de groene ruimte om de steden heeft daarom een hoge prioriteit. Het huidige aanbod van toeristisch-recreatieve voorzieningen voldoet, onder meer door achterstallig onderhoud, onvoldoende aan de huidige recreatiewensen.
De gemeente wenst met het opstellen van een stedenbouwkundige visie een ruimtelijk en functioneel duurzame samenhang te garanderen voor Reeuwijkse Hout en sturing geven aan de vele gewenste ontwikkelingen in het gebied. In de voorliggende notitie vormen het zoneren van functies en ruimtelijke kwaliteiten en het formuleren van stedenbouwkundige uitgangspunten voor de gebouwde voorzieningen een belangrijke basis voor een toekomstige inrichting van de Reeuwijkse Hout.

Een van de concrete opgaven die voortkomen uit het Groene Hartbeleid is het vergroten van de recreatieve toegankelijkheid van het Groene Hart. Dit moet leiden tot een grotere beleefbaarheid voor de recreant, een duidelijke identiteit en tot een nieuwe impuls van het landelijk gebied (bijvoorbeeld in de vorm van verbrede landbouw). Openluchtrecreatiegebieden zoals de Reeuwijkse Plassen en Reeuwijkse Hout nemen daarbij een belangrijke plaats in.
Om te zorgen dat het gebied een voor Reeuwijk passende toeristisch-recreatieve ontwikkeling kan doormaken, is een zekere sturing van ontwikkelingen gewenst.

Ontwikkelingsmogelijkheden die zich goed voegen binnen de kernwaarden en de schaal van de Reeuwijkse Hout zijn dan ook:

  • 1. een goed bereikbare recreatieve ontginningsas met op de ontvangst, voorlichting en educatie van het publiek gerichte voorzieningen. De belangrijkste functie van deze nieuwe as is het bundelen en vasthouden van bezoekers in de directe nabijheid van de Reeuwijkse Houtwal.
    Daarnaast dient deze as ook als uitvalsbasis voor een meer persoonsgebonden verdere verkenning van de omgeving en ook voor het benutten van diverse op de Reeuwijkse schaal afgestemde faciliteiten en activiteiten zoals wandelen, fietsen, varen, schaatsen en mede op de natuurbeleving en buiten–activiteiten toegespitste vormen van wellness. Ook het aanbieden en de verkoop van aan de streek, de natuur en het landschap gelieerde producten en kennis (cursussen) behoort hier tot de mogelijkheden;
  • 2. een verdere ontwikkeling van watersport gerelateerde voorzieningen en faciliteiten (windsurfclub, duikschool, kano- en botenverhuur);
  • 3. een programmatische en kwalitatieve verbreding van de overnachtingsmogelijkheden. Dit kan door de bouw van een aantal kleinschalige recreatiewoningen of -appartementen op het terrein van de huidige camping of in de vorm van een hotel aan de recreatieve ontginningsas. De omvang van deze logiesfuncties zal een relatie moeten hebben met de te verwachten recreanten. Ook bij het restaurant is een programmatisch zakelijke en kwalitatieve verbreding denkbaar door het aanbieden van enige uitbreidingsmogelijkheid, eventueel ten behoeve van een bescheiden hoeveelheid logies.

De in de visie opgenomen kaart, die het ruimtelijke concept aangeeft, is onderstaand opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.12recparkreeuwhout-BP80_0006.png"

Gebiedsvisie Plassengebied
Het gemeentebestuur is voornemens om voor het plassengebied een nieuw bestemmingsplan op te stellen. Ter voorbereiding hierop heeft de gemeente een Gebiedsvisie voor het Plassengebied opgesteld.

Hoewel het onderhavige plangebied niet in het Plassengebied is gelegen, wordt onderstaand toch de gebiedsvisie aangehaald om daarmee het belang van dat gebied en de relatie met Reeuwijkse Hout te benadrukken.

De gebiedsvisie heeft tot doel om alle betrokken partijen op één lijn te krijgen en een eenduidige onderlegger vast te stellen voor het nieuw op te stellen bestemmingsplan.
Op basis van de Gebiedsvisie voor het Plassengebied wordt invulling gegeven aan het nieuwe
bestemmingsplan. Het wonen en de verblijfsrecreatie zijn belangrijke functies in de linten rond deze plassen die ook in de toekomst een grote rol zullen blijven spelen. Door meer ruimte te bieden voor gebruik en bouwen worden mogelijkheden gecreëerd voor behoud en waar nodig herstel van doorzichten voor aanleg van natuurvriendelijke oevers en voor behoud van landschappelijke waarden.

De Reeuwijkse Hout wordt volgens de visie ontwikkeld als recreatief transferium, een goed bereikbaar, centraal gelegen concentratiepunt waar bundeling plaatsvindt van recreatieve voorzieningen en dat functioneert als poort naar het Groene Hart en zeef voor het Plassengebied.

Voor de dagrecreatie in het Plassengebied zijn de volgende beleidsuitgangspunten van belang:

  • handhaven van de bestaande zonering in intensief en extensief gebruikte recreatiegebieden door onder andere het in stand houden van de fysieke barrieres tussen de plassen, het sturen van ontwikkelingsmogelijkheden, het reguleren van verkeerssoorten en-stromen;
  • de Reewijkse Hout ontwikkelen als Transferium Plus, als poort naar het Groene Hart en als zeef voor het Plassengebied;
  • compensatie van verloren gegane ligplaatsen door extra ruimte te bieden aan de watersportbedrijven en watersportverenigingen langs de Notaris d'Aumerielaan;
  • ruimte bieden aan nieuwe kleinschalige horecavoorzieningen zoals theetuinen en bed & breakfast.

Van oudsher is er in het Plassengebied sprake van verblijfsrecreatie in de vorm van zomerwoningen en recreatieverblijven. Fysiek en beleidsmatig is er geen ruimte voor toename van het aantal reeds toegestane zomerwoningen en recreatieverblijven, tenzij er sprake is van bijzondere projecten die een aanmerkelijke bijdrage leveren aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit.
Voor de verblijfsrecreatie in het Plassengebied zijn de volgende beleidsuitgangsunten van belang:

  • geen mogelijkheden bieden voor nieuwe kampeer- en recreatieterreinen;
  • geen toename van het aantal reeds toegestane zomerwoningen en recreatieverblijven. tenzij sprake is van bijzondere projecten;
  • saneringsregeling voor zomerwoningen en recreatieverblijven nader bezien en afstemmen op te bereiken resultaten;
  • ruimte bieden voor kleinschalig kamperen bij agrarische bedrijven;
  • geen permanente bewoning in zomerwoningen en recreatieverblijven zonder persoonsgeboden vrijstelling of persoongsgebonden gedoogbeschikking.

 

3.4 Beleid Natuur- en Recreatieschap

Ruimtelijke visie "De nieuwe Reeuwijkse Hout"
Deze visie is opgesteld door het Natuur- en Recreatieschap Reeuwijkse Plassen en omgeving en wordt vanwege het belang ook in deze toelichting opgenomen.

In de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland, is het Groene Hart aangewezen als een Nationaal Landschap waarvan de kernkwaliteiten behouden, duurzaam beheerd en waar mogelijk versterkt moeten worden. De unieke combinatie van natuur, landschap en cultuurhistorie maakt het Groene Hart waardevol, maar ook kwetsbaar.

Als 'binnentuin' van de Randstad heeft het Groene Hart een grote recreatieve betekenis voor ruim 6 miljoen omwonenden. Een van de concrete opgaven die voortkomt uit het Groene Hart beleid is het vergroten van de recreatieve toegankelijkheid, waardoor het Groene Hart beleefbaar wordt voor recreanten, de identiteit van het gebied wordt verstevigd en een impuls wordt gegeven aan de economie van het landelijk gebied.

De recreatieve toegankelijkheid kan doeltreffend worden vergroot door uitbreiding van recreatieve routenetwerken en de realisatie van recreatieve transferia. Deze transferia zijn goed bereikbaar, centraal gelegen en bieden een bundeling van recreatieve voorzieningen. Hierdoor wordt voorkomen dat recreatieve voorzieningen te veel spreiden, het hele Groene Hart gekoloniseerd wordt door recreanten en daardoor de kernkwaliteiten bedreigd worden. Door de transferia aantrekkelijk te programmeren en vorm te geven ontstaan plekken die uitnodigen om juist daar vandaan het Groene Hart wandelend, fietsend of varend verder te gaan ontdekken.

De Reeuwijkse Hout is dé plek om een recreatief transferium te realiseren; de ligging is centraal in het Groene Hart, strategisch aan de A12. Daarnaast zijn volop potenties aanwezig die verder ontwikkeld kunnen worden, zoals het optimaliseren van aansluitende recreatieve routes, het vitaliseren van natuur en het ontwikkelen van een aantal recreatieve voorzieningen. Een aantal (transferium)functies kan gebundeld worden aangeboden, zoals parkeergelegenheid, een halte voor openbaar vervoer, een bezoekerscentrum (centrale informatievoorziening en startpunt excursies), fiets- en bootverhuur, een streekmuseum, horeca, overnachtingsmogelijkheden en de verkoop van streekeigen producten. Ook op ecologisch gebied biedt de Reeuwijkse Hout volop potenties die nog benut kunnen worden.

Missie: toekomstige betekenis van de Reeuwijkse Hout

Het formuleren van een missie is noodzakelijk om een koers voor de toekomst uit te zetten. De toekomstige betekenis van de Reeuwijkse Hout komt tot uiting in de volgende missie:

  • Het vitaliseren en recreatief ontsluiten van natuur en landschap op een (voor mens, plant en dier) prettige, evenwichtige manier;
  • Het gebied moet het visitekaartje zijn van gastvrij Reeuwijk;
  • Een makkelijk bereikbaar, inspirerend en aantrekkelijk knooppunt van een breed scala aan recreatieve mogelijkheden en routes voor een meerdaags bezoek aan het Groene Hart;
  • Een etalage/podium voor de schoonheid van landschap en natuur in het gebied.

Op basis van deze missie kunnen (toekomstige) ontwikkelingsinitiatieven geselecteerd worden.

Ruimtelijke visie: structuur van de nieuwe Reeuwijkse Hout

De ruimtelijke visie is een globale voorwaardenscheppende structuur voor bebouwing en openbare ruimte met ruimte voor verfijning in het vervolgtraject. Het is daarmee een eerste stap naar realisatie van de missie. Uitgangspunt voor de ruimtelijke visie is ontwikkeling van natuur en recreatie op landschappelijke basis. Er wordt ingezet op een bundeling van functies voor intensief gebruik. Hierdoor wordt uitdrukking gegeven aan de knooppuntfunctie en worden (extensieve) delen met natuurwaarden behouden en versterkt.

Het bovenstaande leidt tot een aantal concrete ambities op het gebied van infrastructuur, parkeren, bebouwing, water, openbare ruimte en natuur.

Ambities voor infrastructuur (auto's)

  • situeren van infrastructuur in het meest intensieve recreatieve deel, zo zuidelijk mogelijk in het gebied;
  • beperken van recreatief verkeer op de Oudeweg; verplaatsen van de ingang van de camping naar de noordkant.

Ambities voor parkeren (auto's)

  • situeren van parkeren in het meest intensieve recreatieve deel, zo zuidelijk mogelijk in het gebied;
  • bundelen van een aantal bestaande, afzonderlijke parkeervelden aan de noord- en zuidzijde van de Reeuwijkse Houtwal tot een nieuwe, samenhangende parkeeroplossing aan de noordzijde van de Reeuwijkse Houtwal;
  • compartimentering van het parkeerveld door de inzet van groenblauwe vingers.

Ambities voor bebouwing

  • handhaven van bestaande functies;
  • koppelen zuidkant nieuw bebouwingsveld aan water as;
  • koppelen noordkant nieuw bebouwingsveld aan infrastructuur en parkeerveld;
  • compartimentering van nieuw bebouwingsveld in afzonderlijke bouwvelden door de inzet van groenblauwe vingers;
  • reserveren van bouwveld aan wateraccent voor openbare functie (bezoekerscentrum, streekmuseum, o.i.d.);
  • geven van een kwaliteitsimpuls aan de noordzijde van de camping (van achterkantsituatie naar voorkantsituatie).

Ambities voor water

  • realiseren van een open waterverbinding tussen de Breevaart en de plas Broekvelden, indien dit niet haalbaar is een visuele waterverbinding realiseren;
  • realiseren van een wateraccent bij de toegang tot de Reeuwijkse Hout om de knooppuntfunctie tot uitdrukking te laten komen;
  • realiseren van doorsteken naar natuur en landschap door inzet van groenblauwe vingers vanaf de water as.

Ambities voor openbare ruimte

  • realiseren van een openbare oever aan de noordzijde van de water as (promenade, uitsluitend voor voetgangers);
  • realiseren van doorsteken voor voetgangers naar natuur en landschap door inzet van groenblauwe vingers vanaf de water as;
  • kwaliteitsimpuls noordzijde camping (van achterkantsituatie naar voorkantsituatie);
  • realiseren van open zicht vanaf de afslag A12 op wateraccent en openbare functie.

Ambities voor natuur

  • realiseren van loofhoutpercelen met een broekboskarakter; natuurlijke, vochtige bossen van vooral streekeigen vochtminnende boomsoorten als wilg en els. De opbouw van dit natuurtype heeft een grote soortenrijkdom, een gevarieerde leeftijdsopbouw en veel bloei van onder andere struweel, gele lis en verschillende ruigtekruiden. Daardoor worden veel vlinders en vogels aangetrokken.
  • realiseren van kleurrijke, vochtige dotterbloemgraslanden. De percelen blijven door aangepast waterbeheer in het voorjaar langer nat, waardoor de grasgroei later op gang komt en het aandeel kruiden toeneemt. Soorten als boterbloem, paardenbloem, dotterbloem, pinksterbloem, koekoeksbloem en plaatselijk orchideeën gaan ervoor zorgen dat de graslanden een stuk kleurrijker worden. Plaatselijk wordt begrazing gestart met koeien, wat goed aansluit bij het Groene Hart beeld.
  • realiseren van sloten met rijke vegetaties. Door het aanpassen van het bagger beheer en het vasthouden van regenwater, verbetert de waterkwaliteit. Dit resulteert in sloten die zijn begroeid met typische Groene Hart soorten als Krabbenscheer en Kikkerbeet. Dat levert een kleurrijk beeld op.
  • realiseren van soortenrijke oevers. Door een natuurlijker peilbeheer krijgen oeversoorten als riet, lisdodde, dotterbloem en allerlei andere kleurrijke kruiden een kans.

 

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Ontwikkeling

Zoals al in paragraaf 1.2 beschreven komen er in het nieuwe recreatiepark ca. 300 recreatiewoningen en voorzieningen. Uitgangspunt is een hoogwaardige herontwikkeling van het campingterrein welke aansluit op de wensen en verlangens van de hedendaagse recreant. Er zal sprake zijn van actief recreëren met de kernwaarden: “Rust, Ruimte en Groen”.
De toegang tot het terrein wordt conform de wensen van de gemeente verplaatst naar de Reeuwijkse Houtwal. In samenhang hiermee worden aan de Oudeweg -ter plaatse van de oude toegang tot het campingterrein- twee woonkavels ontwikkeld, waarbij één ter vervanging van de huidige bedrijfswoning.
Bij de op opzet van het plan zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd:

  • Doorbreken van de massaliteit en het introverte karakter van de bestaande camping;
  • Verbeteren van de toegankelijkheid en doorgankelijkheid van het terrein;
  • Toegankelijkheid en openheid van de functies verbeteren;
  • Recreatieve voorzieningen afstemmen op de vraag van nu en de toekomst;
  • Versterking van de economische betekenis van het gebied;
  • Duurzame ruimtelijke en functionele samenhang in het gehele gebied tot stand brengen;
  • Herstellen van de karakteristieke landschappelijke waarden ( slagenlandschap);
  • Herstellen karakteristieke verkavelingpatroon (periode rond 1850);
  • Realiseren van permanente bebouwing ten behoeve van recreatief wonen die tevens aansluit op de behoefte uit de directe regio.

Er is een Visiedocument (Beeldkwaliteitplan) opgesteld waarin de nieuwe opzet is aangegeven en nader wordt toegelicht. In paragraaf 4.3 worden de visie-elementen uit dit document beschreven en in paragraaf 4.4. komt de uitwerking daarvan aan de orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.12recparkreeuwhout-BP80_0007.png"

impressie nieuwe opzet

4.2 Uitgangspunten

4.2.1 Raadsbesluit 29 juni 2011

Op 29 juni 2011 heeft de gemeenteraad de ruimtelijke kaders ten behoeve van de herontwikkeling van camping Reeuwijkse Hout vastgesteld.
Uit het raadsvoorstel en –besluit blijkt dat revitalisering van de camping gewenst is. Daarbij dienen de volgende uitgangspunten in acht te worden genomen:

  • vanuit het lokaal economisch perspectief is het uitgangspunt voor het gemeentelijk beleid: kwaliteitsverbetering van het aanbod van verblijfsrecreatie;
  • permanente bewoning is uitgesloten;
  • bebouwing moet aansluiten bij de kernwaarden van het gebied (landschappelijke structuur), de verplaatsing van de entree naar het noorden, inclusief een oversteek over het water, en tevens dient de onderlinge samenhang duidelijk terug te komen;
  • achterlaatlocatie aan de Oudeweg met woningbouw in karakteristieke boerderijstijl invullen, in aansluiting op het principe van de structuur lintbebouwing;
  • in de stedenbouwkundige visie wordt een bebouwingshiërarchie voor het Reeuwijkse Hout voorgesteld. In en rondom het voorzieningencluster wordt een oppervlakte van maximaal 250 m2 (met een eventuele uitloop naar maximaal 300 m2) met een goot- en nokhoogte van respectievelijk 4 en 7 m voorgesteld. Alle overige voorzieningen (inclusief recreatiewoningen) dienen ondergeschikt te zijn aan de grotere bouwwerken, met een omvang van maximaal 100 m2;
  • op het gebied van landschap en natuur wordt gestreefd naar het behoud en de versterking van de kernwaarden door o.a. het toepassen van de begrippen duurzaamheid en klimaatneutraal. Dit betekent dat bij gebouwen en voorzieningen veel aandacht moet worden besteed aan de landschappelijke inpassing, de schaal, geleding, vorm en massa en aan een duurzame en energiebewust gebruik en materiaalkeuze;
  • parkgerelateerde voorzieningen (bijvoorbeeld winkel, horeca) zijn alleen bedoeld voor het park. Voorzieningen voor een breder publiek zijn voorzien in de ontwikkelingszone van de Reeuwijkse Hout.

Er is geconcludeerd dat de herstructurering van de camping een belangrijke bijdrage levert aan het toeristisch-recreatieve product van de gemeente. Een dergelijke herontwikkeling past binnen het geldende provinciale en gemeentelijke ruimtelijk beleid. Het is daarbij van belang dat bij een herontwikkeling van de camping nadrukkelijk acht wordt geslagen op de kwaliteiten van het gebied; deze mogen niet worden aangetast.
Om sturing te kunnen geven aan de transformatie van de camping is vaststelling van de ruimtelijke kaders voor die ontwikkeling wenselijk. De hiervoor opgesomde doelstellingen uit bestaand beleid voor het totale Reeuwijkse Hout bevatten aanknopingspunten daarvoor. Het ruimtelijk kader is een stap tussen de Stedenbouwkundige visie en het op te stellen bestemmingsplan. Onderstaand wordt het ruimtelijk kader geformuleerd.

Type verblijfsmogelijkheden
Om een passend, kwalitatief product te kunnen aanbieden op de Reeuwijkse Hout is het wenselijk dat het aanbod van de verblijfsmogelijkheden op de camping wordt aangepast. Het op te stellen bestemmingsplan zal daarom de mogelijkheid bieden voor de bouw van recreatiewoningen in een groene setting. Tevens zijn enkele kleinere recreatiewoningen mogelijk. Het park dient een ruime opzet te hebben waarbij veel groen en water aanwezig is. De recreatiewoningen moeten passen bij de architec- tuur en bebouwingstype (boerderijstijl) die in het aansluitende gebied aanwezig en zo typerend is.

Landschap
Het nieuwe park dient landschappelijk goed te worden ingepast. Daarbij dient aandacht te worden besteed aan de huidige aangrenzende bosstroken en de groene geledingszones op het park, zoals opgenomen in de stedenbouwkundige visie. Initiatiefnemer dient voorafgaand aan het opstarten van de bestemmingsplanprocedure een inrichtingsplan in bij de gemeente.

Entree
Onderdeel van de revitalisering van de camping is verplaatsing van de entree van de camping van de Oudeweg naar de Reeuwijkse Houtwal. In de visualisatie van de stedenbouwkundige visie is de entree gesitueerd in het (noord0oostelijk deel van de huidige camping. Het uitgangspunt van de visie is dat ontsluiting van het park richting het noorden op de Reeuwijkse Houtwal plaatsvindt. Het is hierbij ook mogelijk de entree in het noordwestelijk deel van het park te situeren. Uitgegaan wordt van het uitgangspunt dat de hoofdentree in noordelijke richting verplaatst naar de Reeuwijkse Houtwal.

Bebouwing
Zoals reeds eerder gesteld, moet de nieuwe bebouwing de 'Reeuwijkse schaal' bevatten. De stedenbouwkundige visie concretiseert dat met maten voor nieuwe bebouwing in de Reeuwijkse hout. Hoewel dit uitgangspunten betreffen voor nieuw grotere gebouwen in de ontwikkelingszone vormen deze bruikbare aanknopingspunten voor het gebied van de camping.

Bebouwingsdichtheid
De initiatiefnemer staat bij de ontwikkeling van de camping de kernwaarden voor: “rust, ruimte en groen”. Uitgangspunt daarbij is dat het nieuwe park de uitstraling krijgt van een ruimopgezet park met veel groen en water. De onderlinge afstand op de camping bedraagt ongeveer 5 m. voor de nieuwe opzet moet een ruimere onderlinge afstand worden gehanteerd. Een ruime onderlinge afstand bepaalt in grote mate het aantal te realiseren woningen op het park en beïnvloedt daarmee de exploitatie van de initiatiefnemer.

Bebouwingsmaten
De stedenbouwkundige visie bevat een bebouwingshiërarchie voor het Reeuwijkse Hout. Daarbij kunnen de volgende typen gebouwen worden onderscheiden:

  • grotere gebouwen (in de ontwikkelingszone) met een maximum oppervlakte van 250 m2, maximum breedte van 11 m en maximum goot- en bouwhoogte van 4 m, respectievelijk 7 m;
  • alle andere gebouwen (in de ontwikkelingszone) dienen in omvang en uitstraling ondergeschikt te zijn, waarbij wordt gedacht aan 100 m2;
  • recreatiewoningen dienen eveneens in omvang en uitstraling ondergeschikt te zijn.

Parkvoorzieningen
De maximale oppervlakte van 250 m2 voor een groter gebouw is tevens van invloed op de te realiseren voorzieningen. De exploitant heeft de wens om meer oppervlakte aan voorzieningen te realiseren dan 250 m2. In overleg met de exploitant zal hiervoor een passende stedenbouwkundige oplossing moeten worden gezocht.

Recreatiewoningen
De recreatiewoningen zijn zelfstandige recreatieve units met een eigen keuken, woonkamer, een of meerdere slaapkamers en sanitair. In aansluiting op de oude Reeuwijkse boerderijen en ten behoeve van de beoogde ruimtelijke kwaliteit in het gebied is een kap gewenst. Om enerzijds meer aan te sluiten bij de wensen van de recreant, namelijk meer ruimte ten behoeve van leefgenot, en anderzijds de ruimtelijke wens om een kap, wordt voorgesteld om de inhoudsmaat hierop af te stemmen. Daarnaast dient goed aangesloten te worden bij de bebouwingshiërarchie en maat en schaal van het Reeuwijkse Hout. De inhoudsmaat is in het belang van initiatiefnemer. Het bepalen van de maximale toegestane omvang zal plaatsvinden in overleg met de exploitant.

Beeldkwaliteit
Duurzaamheid en klimaatneutraal moeten worden toegepast, hetgeen betekent dat bij gebouwen
aandacht moet worden besteed aan onder andere duurzame en energiebewust gebruik en materiaalkeuze.

Voorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van het park zijn toegestaan. Hierbij moet worden gedacht aan: kantoor, receptie, restaurant, (streekproducten)winkel, speelterrein, parkeervoorzieningen etc. De genoemde voorzieningen die voor een park nodig zijn moeten worden afgestemd op de maat en omvang van het nieuwe park. Deze voorzieningen kunnen centraal worden geconcentreerd nabij de nieuwe entree van het park. Voorzieningen voor een breder publiek zijn in de stedenbouwkundige visie voorzien in de ontwikkelingszone van de Reeuwijkse Hout.

Het aanbieden van voorzieningen voor een breder publiek heeft een gunstig effect op de exploitatie van het park. Gelet op de uitgangspunten in de stedenbouwkundige visie is dit niet op voorhand onmogelijk. De exploitant zal moeten aantonen dat dergelijke voorzieningen noodzakelijk zijn voor een gezonde bedrijfseconomische exploitatie van de voorzieningen.

Woningen Oudeweg
In de huidige situatie wordt de camping via de Oudeweg ontsloten, echter in de nieuwe beoogde situatie wordt de centrale ontsluiting naar het noorden verplaatst. Dit geeft aanleiding om op de achtergebleven locatie woningbouw te realiseren, waarbij het uitgangspunt is dat de nieuwbouw moet aansluiten bij de aanwezige structuur van de Oudeweg. Aan de Oudeweg bevinden zich ruime, lommerrijke kavels met maximaal één grondgebonden woning per kavel en waarbij iedere kavel met veel water is omzoomd. In aansluiting hier op biedt het betreffende perceel ruimte aan maximaal 2 woningen, met een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4 en 9 meter. Eén van de woning dient ter vervanging van de huidige bedrijfswoning.
 

4.3 Visiedocument

4.3.1 Algemeen

De door de initiatiefnemer van de plannen opgestelde "Visie Transformatie Camping Reeuwijkse Hout" sluit nauw aan bij de bedoeling en de uitwerking van de gemeentelijke beleidsdocumenten, zoals het raadsbesluit “Ruimtelijk kader transformatie camping Reeuwijkse Hout, d.d. 29 juni 2011" en de stedenbouwkundige visie "Reeuwijkse Hout, d.d. 2 februari 2009".
De Visie is op 26 september 2012 vastgesteld door de gemeenteraad. Daarbij is bij amendement bepaald dat: ‘Er wordt aangesloten bij Green Key, het internationale keurmerk voor bedrijven in de toerisme- en recreatiebranche. Het nieuw gebouwde recreatiepark voldoet na oprichting aan het goud-certificaat’.

4.3.2 Opzet recreatiepark

De stedenbouwkundige visie maakt de herontwikkeling van het campingterrein tot een eigentijds landschappelijk park met recreatiewoningen in een groene setting mogelijk. De begrenzingen van het nieuwe recreatiepark zullen bijzondere aandacht krijgen. Mede door de verplaatsing van de entree van het gebied naar de Reeuwijkse Houtwal ontstaat er een duidelijke relatie met de toekomstige inrichting van de recreatiezone. Voor de invulling van de huidige entreegebied dient aansluiting gezocht te worden bij het karakteristieke lintbebouwing langs de Oudeweg.
Het toekomstig terrein krijgt een semi-openbaar karakter. Door de nabij gelegen recreatieve fietsroute aan te sluiten op de infrastructuur van het park, vormt het park een attractieve schakel tussen dorp, toekomstige recreatieboulevard en het natuurgebied. Recreanten kunnen op een vlotte manier het dorp bereiken. De ontwikkeling bindt zich in het stedelijk en landschappelijk weefsel.

Het nieuwe recreatiepark grenst aan een zijde aan de zone waarin nieuwe voorzieningen voor dagrecreatie ontwikkeld kunnen worden. De herontwikkeling van de camping tot recreatiepark sluit goed aan bij deze plannen en zal een katalysator kunnen zijn voor de recreatieboulevard. De receptie en de ondersteunende voorzieningen van het recreatiepark worden verplaatst naar de Reeuwijkse Houtwal en vormen daarmee een zichtbare nieuwe entree van de Reeuwijkse Hout. Daarmee is het park een eerste stap in de realisatie van de as. De uitwerking van een recreatieboulevard op de strook tussen de nieuwe toegang en de Reeuwijkse Plas biedt een uitgelezen mogelijkheid om een goed afgestemd en compleet pallet aan kleinschalig uitgewerkte attracties, museale voorzieningen en presentaties van streekproducten e.d. onder de aandacht te brengen.

De aantrekkingkracht en daarmee het succes van het recreatiepark wordt bepaald door de kwaliteit van de woningen en het aanbod en de capaciteit van de ondersteunende voorzieningen. Zonder centrumvoorzieningen heeft een recreatiepark geen bestaansrecht en kunnen het gewenste kwaliteitsniveau van de aanleg en onderhoud van het groen en de wegenstructuur niet gerealiseerd worden. Voor een recreatiepark van deze statuur is de aanwezigheid van een verwarmd en overdekt zwembad erg wenselijk. Een dergelijke voorziening binnen de plangrenzen van de camping past niet binnen de stedenbouwkundige uitgangspunten van de gemeente en sluit ook minder goed aan bij de uitgangspunten: “Rust, Ruimte en Groen”.

Het recreatiepark zal in de nieuwe situatie het gehele jaar geopend zijn. Dit betekent dat er 365 dagen per jaar en door een grote variëteit aan gebruikers gerecreëerd kan worden. Bewoning is echter uitsluitend beperkt tot recreatie. Permanente bewoning is niet aan de orde.

Het kenmerkende slagenlandschap wordt teruggebracht en is de basis voor een heldere en structurele verkaveling. De ruim opgezette eilanden (slagen) zijn ontsloten door een verbindende hoofdstructuur.
De eilanden zijn allen voorzien van veel opgaand groen en rietoevers waarin de recreatiewoningen zijn opgenomen. Door een zorgvuldige positionering is de privacy gewaarborgd. De woningen gaan zo op in het landschappelijk geheel van natuurvriendelijke oevers en met hakhout beplante slagen. Dit wordt versterkt door gebruik van natuurlijke materialen voor de bebouwing. Vrijwel iedere recreatiewoning heeft een eigen aanlegplaats of vlonder. De verkaveling maakt dat het hele park een vrije vaarverbinding heeft met de Reeuwijkse Plassen. In tegenstelling tot de huidige aangrenzende verkaveling wordt de kavelgrootte in de nieuwe situatie beperkt tot de woningen en de (veranda) terrassen. Alle overige ruimten behoren tot het gemeenschappelijk eigendom en worden door een vereniging van eigenaren onderhouden.
Op deze wijze kan de beeldkwalitieit een uniform karakter krijgen en is het onderhoud gewaarborgd. Deze benadering is een voorwaarde voor een samenhangend geheel en een blijvend hoogwaardig karakter.

4.3.3 Rust, Ruimte en Groen

Hert nieuwe recreatiepark wordt opgezet met de kernwaarden "Rust, Ruimte en Groen". Er wordt aangesloten bij de kenmerkende landschappelijke waarden en waar mogelijk worden die versterkt. Uitgangspunt is dat bij een gelijke bebouwingsdichtheid, maar met een ander type bebouwing de natuurwaarden toenemen en het gebied een aanzienlijk waardevollere rol kan gaan vervullen.
Veel groen en water en zorgvuldig gepositioneerde recreatiewoningen. Wonen en recreëren in een groene setting is mogelijk door de privé buitenruimte te koppelen aan de bebouwing. Iedere recreatiewoning beschikt over een groot eigen (veranda-) terras aan de woning. De woningen worden zo ontworpen dat er een gesloten gevel aan de noordzijde ontstaat en een zeer transparante gevel aan de zuidzijde. Dit heeft tot gevolg dat de privacy gewaarborgd is en er maximaal geprofiteerd wordt van bezonning.

4.3.4 Landschappelijk casco

Algemene beschrijving
Het landschappelijke casco sluit aan op het bestaande landschap. De ontwikkeling wordt verankerd in de omgeving door de karakteristieke landschapskenmerken van de omgeving in te zetten als ontwerptaal voor de nieuwe ontwikkeling. Zo ontstaat een terrein dat haar identiteit ontleent aan de kwaliteiten van het slagenlandschap: de lange lijnen langs van de percelen en de zichten over het water. Daarnaast brede rietkragen, gras en kenmerkende elzen- en wilgenbeplanting.
Hiermee wordt een landschappelijk raamwerk gebouwd dat tot uiting komt in twee principes: de rieten rooilijn en het gestrooide hakhout van elzen. Er zijn in het Visiedocument enkele beeldbepalende principeprofielen uitgewerkt die laten zien waar en hoe het landschappelijk raamwerk tot uiting komt. Dit zijn bijvoorbeeld de randen die de overgang vormen naar het veenweidegebied, de overgangen water - land en de buitenruimte, inclusief eventueel parkeren en beplanting tussen de woningen.

Concept
Het landschappelijk concept gaat uit van een slagenlandschap als basis voor de ontwikkeling van dit bijzonder verblijfsrecreatiegebied. Kenmerkend zijn de relatief smalle percelen (slagen) omgeven door water in de vorm sloten. In contrast met het oorspronkelijk open landschap worden de slagen op de ontwikkelingslocatie verdicht met opgaande streekeigen beplanting. Deze verdichting sluit aan op houtopstanden oostelijk en westelijk van de locatie, en de inrichting van het natuurgebied Reeuwijkse Hout. De aanplant versterkt de noord -zuid oriëntatie van de slagen op deze locatie. De overgangen van land naar water krijgen brede rietkragen (natuurvriendelijke oevers). In dit verdichte landschap krijgen de recreatiewoningen een plaats. Door het contrast tussen open water en verdichte slagen te versterken ontstaan lange zichtlijnen op de omgeving. Een grote open waterpartij water vormt een collectieve ruimte in de ontwikkeling.

4.3.5 Beeldkwaliteit

De Visie "Herontwikkeling Camping Reeuwijkse Hout" bevat de hiervoor beschreven benadering/uitgangspunten en de uitwerking daarvan. Het geheel is gericht op het bereiken van een aantrekkelijk recreatiepark met een hoge beeldkwaliteit. Het groen, de waterpartijen, de positionering van de recreatiewoningen, de rietkragen, de aanleg van parkeerplaatsen, het is allemaal beschreven in genoemd Visiedocument.
Dit Visiedocument maakt deel uit van de afspraken met de gemeente.
Het Visiedocument, dan wel onderdelen daarvan kunnen worden toegevoegd aan de Welstandsnota, zodat er (ook) via die weg een juridische status ontstaat.

 

4.3.6 Duurzaamheid

De gemeenteraad heeft bij de vaststelling van de 'Visie Transformatie Camping Reeuwijkse Hout' extra aandacht gevraagd voor duurzaamheid. Specifiek voor de toerisme- en recreatiebranche bestaat een keurmerk voor milieuvriendelijke bedrijven, de Green Key. Om het keurmerk te verwerven dient de ondernemer aan een aantal eisen te voldoen. Deze zijn nader uitgewerkt in de Handleiding bungalowpark. Deze normen hebben betrekking op elf aspecten:

  • Milieumanagement
  • Milieubewust management en staf
  • Communicatie met gasten
  • Water
  • Schoonmaken
  • Afval
  • Energie
  • Voedsel en drank
  • Groen en ruimte
  • Milieubewuste activiteiten
  • Kantoor en receptie

Daarnaast zijn bonuspunten te behalen voor aanvullende milieumaatregelen.
Er wordt een onderscheid gemaakt in verplichte en optionele normen. Een bedrijf dient aan alle verplichte maatregelen te voldoen en er kan worden gekozen uit 30 optionele normen. Om het goud-certificaat te behalen moet aan minimaal 18 optionele normen te worden voldaan. De keuringen vinden in opdracht van de Stichting Keurmerk, Milieu, Veiligheid en Kwaliteit plaats. Er vindt jaarlijks een keuring plaats.
De meeste normen hebben betrekking op de exploitatie van het recreatiepark. Een certificering kan dan ook niet vooraf plaatsvinden, maar pas wanneer het park in bedrijf is. Maar met een deel van de normen kan bij het ontwerp en de aanleg al rekening worden gehouden. Voor de verplichte normen geldt dat bijvoorbeeld voor Waterbesparing kranen, douches en wc’s; Gescheiden afvalinzameling; Terreinverlichting en verlichting publieke gebouwen; energie-efficiënte apparatuur; Verlichting in en aan de bungalows; Aanvullende voorzieningen; Onderhoud groenvoorzieningen; Dichtheid bungalows; Duurzaam bouwen.
Volgens ontwikkelaar Green Real Estate voldoet het plan zoals gepresenteerd in de 'Visie Transformatie Camping Reeuwijkse Hout' aan deze normen. Vervolgens is het zaak om na oplevering de exploitatie zodanig in te richten, dat aan de overige aspecten van het certificaat kan worden voldaan.

4.4 Uitwerking

4.4.1 Groen- en water

Het kenmerkende slagenlandschap is ingezet om een heldere en structurele verkaveling uit te werken. De ruim opgezette eilanden (slagen) zijn ontsloten door een verbindende hoofdstructuur. De eilanden zijn allen voorzien van veel opgaand groen en rietoevers waarin de recreatiewoningen zijn opgenomen.
De kernkwaliteiten van het gebied (water en groen) worden voelbaar in het nieuwe park. Zo wordt er ca. 16.000 m2 meer water gemaakt in het nieuwe plan. De centrale waterpartij zorgt voor een permanent open ruimte in het midden van het park.

De rietkragen zorgen er voor dat het terrein een landelijke sfeer zal krijgen. Het verzacht de overgangen tussen woningen en water. Woningen worden niet strak aan de rooilijn gepositioneerd, maar de gevels verspringen waardoor massaliteit vermeden wordt. De rietkraag sluit aan bij de landelijke karakteristiek van de omgeving en vormt een ruisende rustgevende omgeving waarin allerlei vogels en vissen een plek vinden. De ecologische waarde wordt hierdoor enorm vergroot. Het nieuwe recreatiepark kan fungeren als verbindingszone voor fauna en flora. Daarnaast zuivert het riet het water en levert zo een bijdrage aan de verbetering van de waterkwaliteit. Er wordt naar gestreefd op de terreinovergangen een zo breed mogelijke rietzone te creëren. De bebouwde slagen worden beplant met elzen en bloemrijke borders.

Het gestrooide hakhout creëert afwisseling en contrast tussen de beplante strips en het open water. Zo wordt deze karakteristiek van lange lijnen benadrukt. Hakhout sluit bovendien aan bij de landelijke karakteristiek van de omgeving. Het vormt de groene verbinding met de omgeving en zorgt voor een achtergrond voor de huizen. Hakhout beheer kan door haar smalle opgaande groeivorm overal geplant worden. Doordat de bomen geen grote kroon hebben en bladverliezend zijn zorgen ze voor lichte schaduw in de zomer en laten genoeg licht door in de winter. Door een strategische plaatsing kunnen de elzen rijbaan en parkeervakken op de slagen aanduiden.
Bloemrijke grasland vormt de overgang van de rietoever naar de middenzone van de slag. Deze overgang van droog naar nat krijgt hierdoor een hoogwaardig ecologische waarde. Ze gaat werken als verbindingszone naar de omliggende natuurgebieden.

4.4.2 Stedenbouw en architectuur

De nieuwe structuur van het recreatiepark bevat ca. 300 recreatiewoningen en centrale voorzieningen in een bijzondere groene setting. De entree tot het recreatiepark is verplaatst naar de Reeuwijkse Houtwal. Door deze verplaatsing ontstaan twee gunstige effecten. Ten eerste wordt de entree van het recreatiepark aan de zijde van de overige recreatieve voorzieningen gebracht. Daarmee wordt de ontsluiting verbeterd, kan er optimaal gebruik gemaakt worden van de aanwezige parkeervoorzieningen en wordt de Oudeweg als karakteristieke dorpsweg ontlast. Ten tweede ontstaat zo de mogelijkheid om het karakteristieke lint met boerderijen langs de Oudeweg te herstellen. Zo wordt een oud dorpsgezicht in ere hersteld. Aan de Oudeweg wordt een kavel gecreëerd in het oude lint die past bij de bestaande bebouwing en het historische verkavelingpatroon.
De nieuwe hoofdentree biedt ruimte aan de nodige voorzieningen welke uitstekend kunnen samen gaan met de plannen voor de recreatieboulevard.

Door een zorgvuldige positionering is de privacy gewaarborgd. De woningen gaan op in het landschappelijk geheel van natuurvriendelijke oevers en met hakhout beplante slagen. Dit wordt versterkt door gebruik van natuurlijke materialen voor de bebouwing. Vrijwel iedere recreatiewoning heeft een eigen aanlegplaats of vlonder en is bereikbaar met een bootje. De verkavelingsopzet maakt dat het hele park een vrije vaarverbinding heeft met de Reeuwijkse Plassen. De kavelgrootte wordt beperkt tot de woningen en de (veranda) terrassen. Alle overige ruimten behoren tot het gemeenschappelijk eigendom en worden door een vereniging van eigenaren onderhouden.
Op deze wijze kan de beeldkwalitieit een uniform karakter krijgen en is het onderhoud gewaarborgd. Deze benadering is een voorwaarde voor een samenhangend geheel en een blijvend hoogwaardig karakter.

De architectuur is ingetogen en ondergeschikt aan het landschappelijk ontwerp. De recreatiewoningen verschillen onderling door verschillen in materiaalgebruik en kleurstelling, maar zijn allen familie van elkaar. Een verzameling van verschillende natuurlijke gevel en dakmaterialen vormen samen een coherent geheel zonder dat het een standaard bungalowpark wordt. In het plan zijn een beperkt aantal groepswoningen opgenomen.

4.4.3 Recreatiewoningen

Ontwerp recreatiewoning
Met de ontwikkeling van de recreatiewoningen wordt uitgegaan van de Reeuwijkse schaal. Dit betekent dat er woningen met een zeer beperkte oppervlakte (basisvariant van 52 m2) gerealiseerd gaan worden, die allen zorgvuldig in het groen gepositioneerd zijn. Bovendien wordt er strikt gehouden aan de gewenste maximale goothoogte en nokhoogte (respectievelijk 3,5 m en 7 m). Door het realiseren van kelders is het mogelijk om binnen dit stramien de gewenste woninggrootte te realiseren. Op deze wijze wordt bovendien vermeden dat de natuurwaarden in het geding komen. De woningen bieden veel ruimte, maar bij een beperkte oppervlakte. De opbouw wordt uitgevoerd in houtskeletbouw. Door het toepassen van een efficiënte bouwmethode is een korte bouwtijd mogelijk en is er zo min mogelijk overlast voor de omgeving en de natuur.
Alle recreatiewoningen liggen aan of in het water. Er is een vaste buitenruimte in de vorm van een vlonderterras en/of een veranda. Deze is telkens onderdeel van de recreatiewoning. De woningen worden zeer duurzaam uitgevoerd wat onder meer betekent een zeer hoge isolatiewaarde zodat de stookkosten in de winter tot een minimum beperkt worden. De woningen hebben een open schil aan de zuidzijde, en een dichte schil aan de noordzijde. De dichte noordzijde dient tegelijkertijd als privacy naar de naastgelegen woning. De ruime dakoverstekken dragen bij aan een warme en huiselijke sfeer op de veranda. Daarnaast dient het overstek als zonwering in de zomer. Variëteit ontstaat door verschil in afwerkingsmaterialen en door grillige positionering in het landschap.

4.4.4 Voorzieningen

Ontwerp centrumvoorzieningen
Recreatiepark de Reeuwijkse Hout wordt ontwikkeld rondom de thema's “rust, ruimte en groen” en daarom zijn de centrale voorzieningen uiterst beperkt van omvang. Zo zal er geen zwemparadijs zijn en worden de overige slechtweervoorzieningen tot een minimum beperkt. Dit neemt niet weg dat goede voorzieningen op het eigen terrein onontbeerlijk zijn. Een eigentijds recreatiepark kan niet functioneren zonder goede centrale voorzieningen.
De aan het park verbonden voorzieningen betreffen deels voorzieningen die onlosmakelijk met de exploitatie en het beheer van de woningen en het park zijn verbonden, maar ook de noodzakelijke ondersteunende commerciële activiteiten. Deze functies concurreren op geen enkele wijze met functies elders in de Reeuwijkse Hout. Zij zijn onderdeel van het totale aanbod dat de Reeuwijkse Hout in de toekomst de extra aantrekkingskracht zal geven. Tot de functies voor exploitatie en beheer behoren zaken zoals een receptiebalie, kantoor, bijeenkomstruimten, kinderopvang, uitgifte van materialen en dergelijke.
Aanvullende commerciële activiteiten zijn essentieel voor het goede functioneren en de aantrekkingskracht van het park en zijn zaken als verhuur van kano's en elektrische sloepen, fietsenverhuur, grand café met terras, restauratieve voorzieningen, gemaksfuncties zoals kapper, schoonheidssalon, gemakswinkel etc. Deze functies completeren het aanbod. Het infocentrum kan desgewenst gecombineerd worden met algemene informatie over de gehele Reeuwijkse Hout en de plassen.
De totale metrage komt uit op 1.830 m2 en dat is ruim minder dan de 6000 m2 die op dit moment volgens het geldende bestemmingsplan voor de camping toegestaan is.
De aard van de voorzieningen en de oppervlakten zijn afgestemd met de beoogde parkexploitant en zijn gebaseerd op gegevens van recent opgeleverde recreatieparken in Nederland, België en Duitsland.

Met deze metrage is bezien op welke wijze een en ander op een juiste wijze ruimtelijk, bouwkundig en functioneel kan worden vormgegeven.
Vertrekpunten daarbij zijn:

  • een hiërarchie van bebouwing waarbij de centrumvoorzieningen meer aanwezig zijn dan de woningen.
  • een maatvoering die past binnen de Reeuwijkse maat en schaal en zich voegt in het omringende - groen.

In de uitwerking is sprake van een zodanige parcellering van bebouwing dat er geen grotere volumes dan 250 m2 per gebouw ontstaan.
De maximale nokhoogte wordt opgetrokken tot 9 m in combinatie met een voorgevelbreedte van 12 m, zodat de mogelijkheid ontstaat een deel van het programma op de verdieping te realiseren. De footprint kan dan worden teruggebracht tot ca. 1250 m2 met als gevolg dat er een compactere bebouwing met meer groene buitenruimte overblijft. De kwaliteit (uitstraling, beleving) van het gebied met centrumvoorzieningen wordt hierdoor verhoogd.
De dakhellingen komen bij deze maatvoeringen overeen met de maten van de omringende bebouwing. Op deze wijze is er sprake van aansluiting bij een gebouwtypologie (agrarische bebouwing/boerderij) en grootte die past bij de schaal van Reeuwijk.
 

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.12recparkreeuwhout-BP80_0008.png"

Bij het voorstel om de nokhoogte op maximaal 9 m te brengen is bezien wat dit betekent voor de omgeving. In het Visiedocument zijn daartoe montagebeelden opgenomen.
Tevens is hierbij van belang dat het gebied voor de centrumvoorzieningen op het recreatiepark in de nabijheid ligt van de (mogelijk) toekomstige recreatieboulevard in de Reeuwijkse Hout. In de Stedenbouwkundige Visie zijn daar in het ruimtelijke concept enkele grotere voorzieningen en markeringspunten genoemd, waardoor ook daar een vergelijkbare bouwhoogte niet ondenkbaar is.

4.4.5 Parkeren

Om de aanwezigheid van auto's op het park zo veel mogelijk te verzachten worden de auto's van de bewoners verspreid over het park opgenomen. Dit betekent dat iedere woning een parkeerplaats krijgt voor 1 auto, uitgevoerd in grasdoorgroeistenen zodat het geheel het uiterlijk van gras behoud.

Parkeren voor gasten en bezoekers van de centrale voorzieningen wordt opgenomen rondom de centrale voorzieningen. De capaciteit van de parkeerplaatsen wordt beperkt tot ca. 95. Dit wordt bewust gedaan omdat voor capaciteit tijdens piekmomenten gebruik gemaakt kan worden van de nabij gelegen algemene parkeervoorziening van de Reeuwijkse Hout.

Groen parkeren
Elke recreatiewoning is voorzien van een groene parkeerplaats nabij de entree van de woning. De entree en deze parkeerplaats zijn in samenhang ontworpen. Door deze uit te voeren in een grasverharding gaat deze onderdeel uit maken van het groene beeld op de slagen, terwijl toch het comfort van een perfect bereikbare woning geboden kan worden. Dit betekent dat de woningen ook voor de minder valide gebruikers toegankelijk zijn.

Parkeren voor gasten en bezoekers wordt geconcentreerd rondom de entree en receptie. Op deze wijze wordt het aantal voertuigbewegingen op het park tot het minimum beperkt. Deze parkeerplaats wordt aan het zicht onttrokken door het planten van wintergroene ligusterhagen.

Voor het bepalen van de benodigde parkeercapaciteit wordt zo goed mogelijk aangesloten bij de Parkeerkencijfers zoals deze door het CROW, kennisplatform voor infrastructuur, zijn opgesteld. De parkeerkencijfers bieden slechts beperkte houvast en daarom zijn ook de dichtheden van recent en in Nederland gerealiseerde projecten van de meest vooraanstaande exploitanten berekend en toegepast.

Op basis van het voorgaande wordt uitgegaan van de volgende parkeerbehoefte:

  • Recreatiewoningen: 1 voertuig per woning;
  • Inchecken en uitchecken: 15 plaatsen;
  • Gasten: 1 voertuig per 10 woningen;
  • Bezoekers: 1 voertuig per 50 m2 voorzieningen;
  • Personeel: 10 plaatsen.

De parkeerplaatsen voor de bewoners zijn gesitueerd in de directe nabijheid van de betreffende woning, alle overige plaatsen zijn geconcentreerd rondom het entreegebied.

4.4.6 Woningen Oudeweg

Aan de Oudeweg worden woonkavels gecreëerd in het oude lint die passen bij de bestaande bebouwing en het historische verkavelingpatroon. De ruime kavel is aan drie zijden omzoomd met water en dat wordt uitgebreid door ook aan de achterzijde een waterpartij aan te leggen en daarmee de kavel af te scheiden van het recreatiepark. De watergangen aan de zijkanten maken deel uit van het slagenlandschap.
Op de te handhaven kavel bevindt zich thans de bedrijfswoning van de camping. Er is voldoende ruimte om maximaal twee woningen bij te bouwen, waarbij één ter vervanging van de bestaande bedrijfswoning. Van belang daarbij is dat wordt gebouwd in de karakteristiek van de Oudeweg en daartoe wordt uitgegaan van een voorgevelrooilijn die vergelijkbaar is met de naastliggende bebouwing, een brug over de watergang aan de voorzijde en uiteraard bebouwing in de stijl die past in de karakteristiek.

 

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Planmethodiek

Er is gekozen voor een bestemmingsplan dat een directe bouwtitel oplevert. De van belang zijnde elementen, zoals het vele water en groen in het plangebied, het maximum aantal recreatiewoningen, de oppervlakten en hoogten daarvan, de soort en oppervlakten van de voorzieningen, zijn in de regels opgenomen.
Voor de woningen aan de Oudeweg zijn de in Bodegraven-Reeuwijk gebruikelijke regels opgenomen, die eveneens leiden tot een rechtstreekse bouwtitel.

5.2 Regels

De regels bestaan, overeenkomstige de landelijke standaarden, uit vier hoofdstukken:

  • Inleidende regels
  • Bestemmingsregels
  • Algemene regels
  • Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 1 inleidende regels
In dit hoofdstuk is een aantal begrippen verklaard die gebruikt worden in de regels. Een en ander voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is het artikel 'wijze van meten' opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.

Hoofdstuk 2 bestemmingsregels
Het bestemmingsplan kent de volgende bestemmingen:
* Recreatie
* Recreatie - Verblijfsrecreatie
* Verkeer
* Water
* Wonen
* Tuin
* Leiding - Gas

De bestemming 'Recreatie' betreft een perceel grond naast de huidige toegang tot de camping. Via dat perceel gaat een fiets-, wandel-, ruiterpad vanaf de Oudeweg naar de Reeuwijkse Houtwal. Dat pad wordt met een brug (ook) aangesloten op het recreatiepark. In de planregels is bepaald dat het pad tevens dienst kan doen als calamiteitenontsluiting.

De bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' regelt niet alleen de bouw van de recreatiewoningen, maar ook bouw van voorzieningen en de de aanleg van water, groen en paden.
Er is een maximum aantal recreatiewoningen bepaald (300), een maximale oppervlakte van 70 m2 (basisvariant kan tot maximaal die oppervlakte worden vergroot) en een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3,5 m en 7 m. Een speciale bepaling regelt de bouw van groepsaccommodaties.
Nabij de hoofdentree zijn gronden aangeduid als 'specifieke vorm van recreatie - voorzieningen' en is geregeld dat binnen deze gronden voorzieningen zijn toegestaan, zoals receptie/kantoor, vergader/conferentieruimten, tentoonstellingsruimten, museum, informatiepunt, restaurant, detailhandel in de vorm van een streekproductenwinkel. Ook voor de voorzieningen zijn maximum oppervlakten en goot- en bouwhoogten opgenomen.

De ontsluiting van het recreatiepark op de Reeuwijkse Houtwal heeft de bestemming 'Verkeer' gekregen. Het bestaande fiets-, wandel-, ruiterpad is binnen deze bestemming opgenomen. In een gedeelte van deze bestemming ligt, vanwege de bestaande gasleiding, de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'.

De bestemming 'Water' is gelegd op de watergangen aan de randen van het plangebied. Het is onder meer naar de omgeving toe van belang uit te spreken dat daar een afscheiding bestaande uit water komt.De inhoud van de regels spreekt voor zich.

De bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' hebben betrekking op de kavels langs de Oudeweg. Hiervoor zijn de in de gemeente geldende standaard-regels opgenomen.

Hoofdstuk 3 algemene regels
In dit hoofdstuk worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, aanvullende regels gesteld.

  • Antidubbeltelregel;
    Het artikel "Antidubbeltelregel" bepaalt dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft. Het opnemen van dit artikel is verplicht op grond van het Besluit ruimtelijke ordening.
  • Algemene bouwregels;
    In dit artikel is een aantal aanvullende bouwregels geregeld die voor alle bestemmingen kunnen gelden. Bijvoorbeeld extra bouwmogelijkheden voor ondergeschikte bouwdelen.
  • Algemene gebruiksregels;
    Deze gebruiksregels geven aan wat in het plan in ieder geval onder verboden gebruik wordt verstaan.

Hoofdstuk 4 overgangs- en slotregels
In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.

In de slotbepaling is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan aangehaald worden.

5.3 Geometrische plaatsbepaling

Bij het opstellen van dit plan is uitgegaan van het handboek voor het opstellen van bestemmingsplannen zoals dat door de gemeente Bodegraven-Reeuwijk is opgesteld. Basis voor dit handboek is de door het ministerie van VROM ontwikkelde DURP-standaarden. Dat wil zeggen dat een vaste indeling van de regels is aangehouden en dat de bestemmingen zijn aangeven op een (digitale) verbeelding op een wijze dat deze eenvoudig geschikt te maken is voor digitale toepassingen en uitwisseling met andere instanties (conform IMRO 2012). Tevens is het plan voor een ieder digitaal raadpleegbaar.

Hoofdstuk 6 Omgevingsaspecten

6.1 Archeologie en cultuurhistorie

6.1.1 Beleid en regelgeving

Rijksbeleid

Wet op de archeologische monumentenzorg/Verdrag van Malta
Het archeologisch bodemarchief is de grootste bron voor de geschiedenis van Nederland. Het verdrag van Malta regelt de bescherming en het behoud van deze archeologische waarden.
Nederland heeft dit verdrag in 1992 ondertekend en in 1998 geratificeerd. Het Verdrag van Malta (ook wel Verdrag van Valletta genoemd) is geïmplementeerd in de Monumentenwet.
De wet op de archeologische monumentenzorg is in april 2006 door de Tweede Kamer aangenomen en in december van dat jaar door de Eerste Kamer bekrachtigd. Op 1 september 2007 is de wet als onderdeel van de monumentenwet in werking getreden.

Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Vooronderzoek moet duidelijk maken welke archeologische waarden verwacht kunnen worden. Wie de bodem in wil, bijvoorbeeld om te bouwen, kan verplicht worden om een archeologisch vooronderzoek te (laten) uitvoeren. De onderzoeksresultaten bepalen het verdere vervolg; een aanpassing van de bouwplannen of het opgraven van archeologische vondsten. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe dat de "verstoorder" betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Het is verplicht om met nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden.

Provinciaal beleid

Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland
De terreinen waarvan de archeologische waarde bekend is, staan aangegeven op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) staat de zogenaamde verwachtingswaarde aangegeven. Bij het ontwikkelen van plannen is het van belang de AMK en de IKAW te gebruiken. De provincie Zuid-Holland gebruikt beide kaarten bij advisering en beoordeling van (wijziging van) bestemmingsplannen, bij het verlenen van ontgrondingvergunningen en bij advisering over aanlegvergunningen, bodemsaneringen en peilbesluiten.

Gemeentelijk beleid

Beleidsnota archeologie Bodegraven-Reeuwijk
De gemeente Bodegraven-Reeuwijk heeft in april 2008 een gemeentelijke beleidsnota archeologie vastgesteld. Omdat het uitgangspunt is om - zoveel als mogelijk - gebruik te maken van bestaande wet- en regelgeving, sluit het archeologische beleid van de gemeente aan op de wet- en regelgeving van het bestaande ruimtelijke ordeningsbeleid en het bestaande beleidsinstrumentarium als bestemmingsplannen en vergunningenstelsel.
Vastgelegd is hoe om te gaan met betrekking tot archeologie in het bestemmingsplan. Met betrekking tot een bestemmingsplan geldt de volgende planologische bescherming: In elk nieuw vast te stellen en te herziene bestemmingsplan wordt een archeologische paragraaf opgenomen. Zonodig dient het bestemmingsplan beschermende voorschriften te bevatten, die volgens de vastgestelde beleidsadvieskaart worden ontwikkeld. Er kan gemotiveerd en in overeenstemming met de gemeentelijk archeoloog van deze beleidsadvieskaart afgeweken worden.

Een actualisering heeft plaatsgevonden via het RAAP-rapport 2283 "Bewoning en ontginning rondom Rijn en Wiericke". Dit rapport en de bijbehorende vier kaartbijlagen zijn op 4 juli 2012 vastgesteld door de raad en zullen als uitgangspunt dienen voor nog op te stllen ruimtelijke plannen.
Het recreatiepark is gekenmerkt als een gebied met categorie VAW 3 (te verwachte archeologische waarde 3). Deze verwachtingswaarden wijzen niet op archeologische kwetsbaarheid van de locatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.12recparkreeuwhout-BP80_0009.png"

fragment kaart RAAP-rapport 2283

6.1.2 Onderzoek

De Indicatieve Kaart Archeologische Waarden en de Cultuurhistorische Waardenkaart van Zuid-Holland geven aan dat het plangebied grotendeels is gelegen in een gebied met een lage kans op het aantreffen van archeologische sporen. Nabij het plangebied zijn geen terreinen aanwezig, waarvan bekend is dat er archeologische waarden aanwezig zijn (archeologische monumenten).

In de Beleidsnota archeologie Bodegraven/Reeuwijk worden voor de kern Reeuwijk enkele locaties met grote cultuurhistorische waarde genoemd. Dit heeft geen betrekking op het onderhavige plangebied.
Het onderhavige plangebied maakt deel uit van een groot gebied dat wordt aangeduid als: crevasse- en/of veenontwateringsgeulen- crevasseafzettingen en oeverafzettingen op veen. De beschrijving daarvan is als volgt: verwachtingen zijn niet exact bekend; vermoedelijk middelhoge verwachting. Potentie dient mogelijk bijgesteld te worden naar beneden als gevolg van recent grondgebruik.
In RAAP-rapport 2283 wordt gebied gekenmerkt als een gebied met categorie VAW 3.

Gelet op op recente onderzoeken in de directe omgeving, en uiteraard ook gezien het handhaven van de landschappelijke indeling ter plaatse, is een verkennend onderzoek achterwege gelaten. Mocht overigens tijdens de uitvoering van werkzaamheden toch een archeologisch spoor worden aangetroffen dan zal dit direct bij het bevoegde gezag kenbaar worden gemaakt.

In het plangebied zijn geen rijks- of gemeentelijke monumenten aanwezig.

In het plangebied zijn geen bijzondere cultuurhistorische waarden aanwezig is. Het plan kan op dit onderdeel worden gezien als een verbetering doordat het karakteristieke slagenlandschap in ere hersteld wordt.

6.1.3 Conclusie

Vanuit archeologie en cultuurhistorie bestaan geen bezwaren tegen de in dit bestemmingsplan opgenomen ontwikkeling.

6.2 Bedrijven en milieuzonering

6.2.1 Beleid en regelgeving

Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste
afstemming tussen de verschillende voorkomende functies in de nabijheid van wonen noodzakelijk.
Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende
afstanden tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige
functies. In de brochure “Bedrijven en Milieuzonering” van de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden
kan gemotiveerd worden afgeweken.

6.2.2 Onderzoek

Recreatiewoningen zijn geen woningen als bedoeld in de VNG-brochure, maar ondanks dat is toch onderzocht of er zich in de directe omgeving functies bevinden, die vragen om toepassing van een richtinggevende afstand. In het recreatiegebied Reeuwijkse Hout bevinden zich een verenigingsgebouw van de windsurfclub (richtafstand 30 m), alsmede een restaurant (richtafstand 10 m). De afstanden tot de recreatiewoningen van respectievelijk ca. 260 m en ca. 350 m zijn dermate groot dat er geen sprake is van enige belemmering.
De afstand tot de nieuw te bouwen woningen aan de Oudeweg is nog vele malen groter.

De nieuwe woningen aan de Oudeweg liggen wel dichter bij het bestaande gemeentelijk openlucht zwembad. De richtafstand volgens de VNG-brochure is voor een overdekt zwembad 50 m en voor een niet-overdekt zwembad 200 m. Bij deze laatste afstand is geluidhinder de maatgevende milieucomponent.
De afstand van het buitenbad tot de nieuw te bouwen woningen bedraagt ca. 75 m. Er wordt niet voldaan aan de richtafstand voor een niet-overdekt zwembad, maar gelet op de hoeveelheid woningen die nog dichterbij liggen en het gegeven dat er in de praktijk geen sprake is van een klachtenpatroon, wordt dit ook in de situatie van de nieuw te bouwen woningen aan de Oudeweg niet als probleem gezien.
Voor de bestaande woningen aan de Oudeweg kan de conclusie worden getrokken dat de afstand tot het recreatiepark geen probleem oplevert. De VNG-brochure noemt onder SBI-code 552 'kampeerterreinen en vakantieparken' met een grootste afstand van 50 m. Omdat die afstand is gebaseerd op geluid, mag worden aangenomen dat het hierbij vooral gaat om de voorzieningen en niet om de recreatiewoningen. In de omgeving van de bestaande woningen aan de Oudeweg zijn alleen recreatiewoningen voorzien; de voorzieningen in de vorm van kantoor/receptie en horeca zijn voorzien bij de entree en die ligt op een afstand van ca. 350 m van de woningen aan de Oudeweg.
Er is eveneens gekeken naar een eventuele relatie tussen het recreatiepark en de beoogde intensieve voorzieningen in de Reeuwijkse Hout (o.a. langs Reeuwijkse Houtwal). Hoewel voorshands onduidelijk is om welke voorzieningen het gaat, mag worden aangenomen dat de bebouwing gericht zal zijn op de Reeuwijkse Houtwal en de afstand van die weg tot de grens van het recreatiepark bedraagt ruim 100 m.

6.2.3 Conclusie

In het algemeen wordt voldaan aan de richtafstanden uit VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering. In de situatie van het buitenbad bij het zwembad wordt het niet voldoen aan de richtafstand niet als probleem gezien.

 

6.3 Bodemkwaliteit

6.3.1 Beleid en regelgeving

Wet Bodembescherming (Wbb)
Het doel van deze Wet is het beschermen van de (land- of water-)bodem zodat deze kan worden benut door mens, dier en plant, nu en in de toekomst. Via de Wbb heeft de Rijksoverheid de mogelijkheid algemene regels te stellen voor de uitvoering van werken, het transport van stoffen en het toevoegen van stoffen aan de bodem.
Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop deze ontwikkelingen gaan plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel. Bij nieuwbouwactiviteiten dient de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te zijn gebracht. In het algemeen geldt dat nieuwe bestemmingen bij voorkeur op een schone bodem dienen te worden gerealiseerd.

Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen.

Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft.

Bij de realisatie van ruimtelijke plannen is vaak grondverzet noodzakelijk. Dit grondverzet is middels het Besluit bodemkwaliteit aan regels gebonden. De gemeente Bodegraven-Reeuwijk beschikt over een vastgestelde bodemkwaliteitskaart en bijbehorend grondstromenbeleid. Uitgangspunt is dat grondverzet niet mag leiden tot verslechtering van de bodemkwaliteit ter plaatse. Alle grondverzet dient te worden gemeld bij de Milieudienst Midden-Holland.

Besluit bodemkwaliteit
Op 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit (volledig) in werking getreden. Het doel van dit besluit
is de bodem beter te beschermen en meer ruimte te bieden voor nieuwe bouwprojecten.
Ook geeft het besluit gemeenten en provincies meer verantwoordelijkheid om de bodem te beheren.
Het Bouwstoffenbesluit (Bsb) is opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit. Het besluit heeft
alleen betrekking op steenachtige bouwstoffen. Andere materialen worden in de praktijk ook
toegepast als bouwstof maar vallen niet onder dit besluit. Voor grond en baggerspecie in oppervlaktewater
en op landbodems gelden aparte regels die ook in het Besluit bodemkwaliteit zijn
opgenomen; in tegenstelling tot bouwstoffen kunnen ze weer definitief deel gaan uitmaken van
de bodem. Tot slot zijn in het Besluit bodemkwaliteit de kwaliteitsregels voor, ondermeer, bodemonderzoek,
bodemsanering en laboratoriumanalyses die worden uitgevoerd door adviesbureaus,
laboratoria en aannemers (bodemintermediairs) vastgelegd. Deze regels zijn bekend
onder de naam Kwalibo (kwaliteitsborging in het bodembeheer). Kwalibo bevat ook maatregelen
om de kwaliteit van ambtenaren die bodembeleid maken of uitvoeren en het toezicht en de
handhaving te verbeteren.

6.3.2 Onderzoek

Er is verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (rapportage GRRE110116 d.d. 13-04-2011). Een samenvatting is opgenomen in bijlage 1.

Campingterrein
Op het campingterrein zijn over het algemeen overschrijdingen van de achtergrondwaarde (lichte verontreinigingen) aangetroffen. Plaatselijk zijn overschrijdingen van de tussenwaarde (matige verontreinigingen) of interventiewaarde (sterke verontreinigingen) aangetroffen. De tussenwaarde overschrijdingen (met nikkel, PAK of barium) zijn aangetroffen in mengmonsters bestaande uit (puinhoudende) klei. De interventiewaarde overschrijdingen (zink of PAK) zijn aangetroffen in individuele monsters van de puinhoudende klei.  

Watergangen
Ter plaatse van de gedempte watergangen is er geen, ten opzichte van het totale campingterrein, afwijkend verontreinigingsbeeld aangetroffen (wat betreft de lichte verontreinigingen). In de huidige watergangen is de waterbodem bestaande uit slib is als klasse A (zuidelijke watergangen) of klasse B (noordelijke watergangen) beoordeeld.    

Grondwater
In het grondwater zijn alleen streefwaarde overschrijdingen (lichte verontreinigingen) aangetroffen.

Verhardingen 
Het asfalt is deels teerhoudend (westelijke asfaltpad). De overige asfaltverharding blijkt niet teerhoudend en is mogelijk toepasbaar als regeneratie-asfalt. In de puinfundering is deels een overschrijding van de samenstellingwaarde voor minerale olie aangetroffen en derhalve niet herbruikbaar.

Nader onderzoek
Overeenkomstig het advies in het bodemonderzoek is een nader onderzoek uitgevoerd naar de aangetroffen overschrijdingen (rapportage GRRE110578). Dit rapport is opgenomen als bijlage 2.
Geconcludeerd wordt, dat op basis van eerder uitgevoerd en onderhavig bodemonderzoek, de bovengrond ter plaatse van boring HB1006G en HB1007C (noordelijk middengedeelte campingterrein) plaatselijk sterk verontreinigd is met PAK. Tevens wordt geconcludeerd dat de bovengrond ter plaatse van boring HB34 (ingang campingterrein) plaatselijk sterk verontreinigd is met PAK. En dat de bovengrond ter plaatse van boring HB16 plaatselijk sterk verontreinigd is met zink. Uit het onderzoek volgt dat totaal minder dan 25 m³ sterk verontreinigde grond aanwezig is op de gehele locatie en dat er geen sprake is van een “geval van ernstige bodemverontreiniging” zoals beschreven in de Wet Bodembescherming.
Ter onderbouwing van bovenstaande wordt tevens geconcludeerd dat:

  • de sterke verontreinigingen met PAK zich ter plaatse van de boring HB1006G, HB1007C en HB34 in het traject 0,0 - 0,5 m¹-mv bevinden en dat deze in voldoende mate horizontaal en verticaal zijn afgeperkt;
  • de sterke verontreiniging met zink zich ter plaatse van boring HB16 in het traject 0,0 - 0,5 m¹-mv bevindt en in voldoende mate horizontaal en verticaal is afgeperkt;
  • verder aanvullend bodemonderzoek niet noodzakelijk is.

Aanbevolen wordt om bij het uitvoeren van grondwerkzaamheden rekening te houden met de aanwezige sterke verontreinigingen met PAK en zink en publicatie 132 van CROW in acht te nemen.
Voorafgaand aan de herinrichting wordt aanbevolen te bepalen hoe de matige tot sterke verontreinigingen opgenomen dienen worden in de toekomstige situatie, eventueel middels isoleren of volledig verwijdering van de locatie. Gelet op de relatief kleine hoeveelheid aanwezig matige tot sterke verontreinigde grond, wordt aanbevolen deze volledig te verwijderen zodat er in de toekomstige situatie geen rekening meer dient te worden gehouden met eventueel aanwezige verontreinigingen.

6.3.3 Conclusie

Er heeft onderzoek plaatsgevonden en aanbevolen wordt de kleine hoeveelheid verontreinigde grond volledig te verwijderen.
Vanuit een oogpunt van bodemkwaliteit bestaat er geen bezwaar tegen de in dit bestemmingsplan opgenomen bestemmingen en bouwmogelijkheden.

6.4 Externe Veiligheid

6.4.1 Beleid en regelgeving

Besluit externe veiligheid inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is sinds 27 oktober 2004 van kracht.
Het besluit verplichtte gemeenten risicovolle situaties van inrichtingen ten opzichte van kwetsbare bestemmingen binnen 3 jaar te saneren als het plaatsgebonden risico hoger was dan 10-6. Voor wat betreft het groepsrisico is de verantwoordingsplicht wettelijk geregeld. Het Bevi werkt door in besluitvorming op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Wet ruimtelijke ordening, zoals bestemmingsplannen.

Besluit externe veiligheid buisleidingen
Sinds 1 januari 2011 geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Hierin zijn risicoafstanden opgenomen voor ondergrondse buisleidingen met gevaarlijke stoffen.
Voor wat betreft het groepsrisico is de verantwoordingsplicht wettelijk geregeld. Het Bevb werkt door in besluitvorming op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Wet ruimtelijke ordening, zoals bestemmingsplannen.

Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen
In de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen geeft het Rijk hun beleid aan over de afweging tussen veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving. Bij het opstellen van deze circulaire is zoveel mogelijk aangesloten op de systematiek zoals die is opgenomen in het Bevi.

Provinciaal beleid: CHAMP
De Provincie Zuid- Holland heeft, om het begrip groepsrisico en de bijbehorende motivatieplicht (bij overschrijdingen van de oriënterende waarde) inhoud te geven de CHAMP-benadering ontwikkeld. CHAMP is een acroniem voor: Communicatie, Horizon, Anticipatie, Motivatie en Preparatie. Eerder genoemde toetsingskader is een aanvulling op en in sommige gevallen een invulling van de CHAMP plicht.
De voorgenomen ontwikkeling wordt met behulp van de CHAMP methodiek tegen het licht gehouden.

Gemeentelijk beleid: Visie Externe veiligheid
De visie "Externe veiligheid Reeuwijk", vastgesteld in maart 2009 geeft mede invulling aan de duurzame ontwikkeling van Reeuwijk.
Enerzijds moeten ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk blijven, terwijl tegelijkertijd de gemeente zorg draagt voor een veilige woon-, werk- en leefomgeving. In deze visie staat de samenhang tussen ruimtelijke ordening, beheersbaarheid en verantwoording van risico's centraal. In het kader van deze visie is de hele gemeente beschouwd en voor alle soorten risico's op alle soorten locaties is een uniforme en consequente benadering geformuleerd.
Bij Externe Veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven.
Er worden twee normstellingen gehanteerd:

  • Het Plaatsgebonden Risico (PR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers.
  • Het Groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen.


Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico is een maat voor het overlijdensrisico op een bepaalde plaats.
Bij plaatsgebonden risico gaat het om de kans per jaar dat een gemiddelde persoon op een bepaalde geografische plaats in de omgeving van een transportroute overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen op deze transportroute, er van uitgaande dat die persoon onbeschermd en permanent op deze plaats aanwezig is.
Anders gezegd, het plaatsgebonden risico is een rekenkundig begrip. Het plaatsgebonden risico kan worden weergegeven door een lijn op een kaart die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt (zogeheten: risicocontour). Dergelijke contouren zijn van belang bij de beoordeling of een risicovolle activiteit of een risicogevoelige bestemming op een bepaalde plaats kan worden toegelaten. Voor plaatsgebonden risico is door de rijksoverheid voor nieuwe situaties een grenswaarde vastgesteld van 10-6/jaar.

Groepsrisico
Het groepsrisico drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van één ongeval op de transportroute waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. Dit risico laat zich niet in de vorm van een risicocontour op een kaart weergegeven, maar kan wel worden vertaald in een dichtheid van personen per hectare.
Hoe meer personen per hectare in het schadegebied van een hier bedoeld ongeval aanwezig zijn, hoe groter het aantal (potentiële) slachtoffers is. Het groepsrisico kan worden weergegeven in een grafiek met op de horizontale as het aantal dodelijke slachtoffers en op de verticale as de cumulatieve kansen per jaar op ten minste dat aantal slachtoffers. Het groepsrisico is in tegenstelling tot het plaatsgebonden risico een oriënterende waarde.

6.4.2 Onderzoek

vervoer gevaarlijke stoffen
Het vervoer van E.V.-relevante stoffen kan plaats vinden over spoor, weg en water.
Het plangebied ligt op een afstand van meer dan 200 m van de A12 en in de omgeving bevinden zich geen spoorweg of vaarweg voor vervoer van gevaarlijke stoffen (de N459 wordt beperkt gebruikt voor vervoer gevaarlijke stoffen en kan daardoor buiten beschouwing blijven).

hogedruk aardgasleiding
Langs de A12 en de Goudsestraatweg ligt een hoge druk aardgasleiding (leidingnummer W-501-01).
Deze leiding van 40 bar heeft een belemmeringsstrook van 4 m en een minimale bebouwingsafstand van 14 m.
Er is sprake van een bestaande situatie omdat leiding en camping aanwezig zijn. De camping ligt op het dichtsbijzijnde punt op een afstand van ca. 50 m van de leiding.
Op grond van het nieuwe Beleid Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen, zoals dat met ingang van 1 januari 2011 in werking is getreden, bedraagt de inventarisatieafstand voor deze gasleiding 140 m.
Het overgrote deel van de nieuwe recreatiewoningen ligt buiten deze maat en hetzelfde geldt voor de woningen aan de Oudeweg.

Inrichtingen
In of in de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen inrichtingen waarmee rekening dient te worden gehouden in het kader van externe veiligheid.

verantwoording
De bestaande camping Reeuwijkse Hout met 400 standplaatsen wordt geherstructureerd en in de nieuwe situatie zijn er 300 recreatiewoningen.
De locatie ligt op ruime afstand van de A12 en daardoor is er geen sprake van een invloed van deze weg. Door de geringe hoeveelheid transporten via de N459 blijft ook die weg buiten beschouwing.
Voor de invloed van de aardgasleiding is een parallel getrokken met de door de Gasunie uitgevoerde berekeningen voor dezelfde gasleiding, zoals opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan Reeuwijk-Brug. Op grond daarvan blijkt dat dat het PR uitkomt op 0 en het GR een overschrijdingsfactor van o.o6 heeft. Een overschrijdingsfactor kleiner dan één geeft aan dat de FN-curve onder de oriëntatiewaarde blijft. Gezien het verschil in situaties kan worden aangenomen dat de situatie bij Reeuwijkse Hout niet ongunstiger is.

Daarnaast kan de conclusie worden getrokken dat in de vergelijking tussen de huidige- en de nieuwe situatie het aantal personen in het plangebied (recreatiewoningen en voorzieningen) ongeveer gelijk zal blijven en het groepsrisico als gevolg van het nieuwe bestemmingsplan in ieder geval niet significant toeneemt.

In bijlage 3 is een notitie opgenomen waarin op het onderdeel Externe veiligheid is ingegaan. Eveneens is daar de reactie van de Veiligheidsregio opgenomen.
Op 8 juni 2011 heeft overleg plaatsgevonden met de de Brandweer Hollands Midden. De door de Veiligheidsregio genoemde onderwerpen bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen zijn daar besproken met het volgende resultaat:

Bereikbaarheid:
- 2de ontsluitingsweg vereist;
- zijwegen minimaal 4,5 meter breed (en 5,5 meter obstakel vrij), hoofdwegen 5,5 meter;
- keermogelijkheden aan einde wegen;
- passeermogelijkheden halvewege de zijwegen langer dan 50 meter;
- bochtstralen minimaal 5,5 meter.

Bluswatervoorziening:
- ondergrondse brandkranen binnen 40 meter van de woning en zodanig geplaatst dat er minimaal 4
woningen achter staan;
- benodigde capaciteit woning 30 m3/uur, entreegebouw 60 m3/uur.

In de verdere planuitwerking wordt met deze aspecten rekening gehouden.

6.4.3 Conclusie

PR komt uit op 0 en het GR neemt niet significant toe. Er heeft overleg plaatsgevonden met Brandweer Hollands Midden en er is advies uitgebracht door de Veiligheidsregio.

6.5 Geluid

6.5.1 Beleid en regelgeving

Wet geluidhinder
Op grond van artikel 76 van de Wet geluidhinder wordt bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden behorende tot een zone als bedoeld in artikel 74 van de Wet geluidhinder, voor de geluidsbelasting op de gevels van woningen langs die weg, de waarden in acxht genomen die ingevolge artikel 82 en 100 als ten hoogst toelaatbare worden aangemerkt.
Artikel 74 van de Wet geluidhinder stelt dat voor het bepalen van de geluidsbelasting iedere weg in beschouwing te worden genomen, tenzij er sprake is van woonerf, dan wel van een maximum snelheid van 30 km/u. De omvang van gebied dat in de beschouwing moet worden betrokken hangt af van het aantal rijstroken van de weg.

6.5.2 Onderzoek

Geluidhinder
De A12 is een rijksweg met bestaande uit meer dan 5 rijstroken en heeft daardoor een zone van 600 m; deze zone ligt deels over camping Reeuwijkse Hout. In deze zone ligt ook de Goudsestraatweg (N459).
Aan de westzijde wordt het plangebied begrensd door de Oudeweg. Dit is een binnenstedelijke weg met een zone van 200 m. Ook deze zone ligt gedeeltelijk over de camping.

Uit een uitspraak van de Raad van State (ABRvS 30 mei 2000, nr. 199901166/1) blijkt dat vakantie/recreatiewoningen die naar hun aard niet bestemd zijn voor bewoning in de zin van de Wet geluidhinder doch voor recreatief verblijf, geen geluidgevoelige functie zijn.

De woningen aan de de Oudeweg zijn wel geluidgevoelig en daarom is er akoestisch onderzoek gedaan. Daarbij zijn de A12, de Oudeweg en de Treeborg in beschouwing genomen.
Het akoestisch onderzoek (VL.180.adh.R01 d.d. 27 april 2011) is opgenomen in bijlage 4.

Uit het onderzoek volgt:

  • dat de geluidsbelasting (2021) ten gevolge van Rijksweg 12 maximaal 53 dB bedraagt. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt met maximaal 5 dB overschreden. De ten hoogste toelaatbare waarde van 53 dB wordt niet overschreden;
  • dat de geluidsbelasting (2021) ten gevolge van de Oudeweg-Treebord (doorgaande route) maximaal 53 dB bedraagt. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt met maximaal 5 dB overschreden. De ten hoogste toelaatbare waarde van 63 dB wordt niet overschreden;
  • dat de geluidsbelasting (2028) ten gevolge van de Oudeweg (oost) maximaal 36 dB bedraagt. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt niet overschreden.

Vaststelling hogere waarden
Om de woningen te kunnen realiseren dient door burgemeester en wethouders van Bodegraven-Reeuwijk een hogere waarde te worden vastgesteld van 53 dB ten gevolge van Rijksweg 12 en 53 dB ten gevolge van de Oudeweg-Treebord (doorgaande route). Een hogere waarde kan worden vastgesteld, omdat de woningen door de gekozen situering een open plaats tussen aanwezige bebouwing opvullen. Omdat de vast te stellen waarde maximaal 53 dB bedraagt gelden er geen aanvullende eisen op grond van de Beleidsregel Hogere Waarden Regio Midden-Holland.

6.5.3 Conclusie

Voor de woningen aan de Oudeweg dienen hogere grenswaarden te worden vastgesteld tot maximaal 53 dB. Deze procedure wordt afzonderlijk doorlopen.

6.6 Luchtkwaliteit

6.6.1 Beleid en regelgeving

De Wet luchtkwaliteit van 15 november 2007 is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:

  • Negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken;
  • Mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren ondanks de overschrijdingen van deEuropese grenswaarden voor luchtkwaliteit.

In de wet zijn regels en grenswaarden opgenomen voor zwaveldioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes, lood, koolmonoxide en benzeen. Van deze grenswaarden mag niet worden afgeweken. De plandrempels zijn voor de jaren 2007 tot en met 2010 voor alle stoffen, behalve stikstofdioxide, gelijk aan de grenswaarden.
Met deze Wet is tevens ingezet op het opstellen van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (afgekort NSL).


Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)
Een belangrijk element in de Wet milieubeheer is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Binnen dit programma werken het Rijk, de Provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren. Per 1 augustus 2009 is het NSL officieel in werking getreden. Het doel van het NSL is dat in Nederland vanaf 2011 aan de normen voor PM10 en vanaf 2015 aan de normen voor NO2 voldaan wordt. In het kader van het NSL is een nieuw begrip geïntroduceerd, namelijk het begrip “niet in betekenende mate”. In de volgende paragraaf wordt hier nader op ingegaan.

Op basis van de Wet milieubeheer en het NSL kan gesteld worden dat een project/plan doorgang kan vinden wanneer:

  • het project of plan “niet in betekenende mate” bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • het project leidt niet tot overschrijding van grenswaarden;
  • er worden grenswaarden overschreden, maar ten gevolge van het project is er per saldo sprake van een verbetering van de concentratie van de betreffende stof of een gelijkblijvende concentratie van de betreffende stof;
  • er worden grenswaarden overschreden, maar ten gevolge van een door het project optredend effect of een met het plan samenhangende maatregel is er per saldo sprake van een verbetering van de concentratie van de betreffende stof of blijft de concentratie gelijk;
  • het project is genoemd of beschreven in, dan wel past binnen of is in elk geval niet strijdig met het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.


De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 31 maart 2010 een uitspraak gedaan over gemeentelijke besluitvorming in het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Uit de uitspraak volgt dat gemeenten bij het onderbouwen van projecten in het kader van de luchtkwaliteit zich kunnen beroepen op het NSL.

6.6.2 Onderzoek

Luchtkwaliteit
De Wet luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het slechts in geringe mate (ofwel niet in betekenende mate) leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij een verslechtering van maximaal 3% van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit. Grotere projecten daarentegen kunnen worden opgenomen in het NSL-programma, mits ook overtuigend wordt aangetoond dat de effecten van dat project worden weggenomen door de maatregelen van het NSL.
De AMvB en Regeling “niet in betekenende mate” bevatten criteria waarmee kan worden bepaald of een project van een bepaalde omvang wel of niet als “in betekenende mate” moet worden beschouwd. Deze AMvB is gelijktijdig met het NSL in werking getreden.
NIBM projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven.
Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening moet wel worden bekeken of het realiseren van het plan met betrekking tot de luchtkwaliteit op die locatie gewenst is. Daarbij speelt de mate van blootstelling aan de luchtverontreiniging een rol. Ook de gevoeligheid van bepaalde groepen mensen voor luchtverontreiniging kan daarbij worden afgewogen. Hierbij gaat het niet alleen om de toekomstige gebruikers van de locatie maar ook om de personen in de omgeving daarvan, bijvoorbeeld om de bewoners en/of kinderen in een school/kinderdagverblijf aan de gebiedsontsluitende wegen.

Het bestemmingsplan heeft betrekking op de herstructurering van camping Reewijkse Hout en vervangt 400 staanplaatsen (caravans) door 300 recreatiewoningen. Door de omvang van dit project is dit een project niet in betekenende mate. Er behoeft dus niet getoetst te worden aan de grenswaarden.
De locatie is vanuit een oogpunt van ruimtelijke ordening geschikt voor de voorgenomen functie, immers er is geen sprake van een nieuwe functie, maar meer van en kwaliteitsverbetering door middel van een herstructurering.
Het onderzoek luchtkwaliteit (VL.180.adh.R02 d.d. 28 april 2011) is opgenomen in bijlage 5. Hieruit blijkt het volgende:

Maatgevende stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10)
Uit het onderzoek volgt dat voor zowel stikstofdioxide (NO2) als fijn stof (PM10) ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden van 60 ug/m3 respectievelijk 40 ug/m3, zoals deze in respectievelijk 2011 en met ingang van 2015, gelden voor de jaargemiddelde concentraties.
Daarnaast wordt voor stikstofdioxide (NO2) ruimschoots voldaan aan de uurgemiddelde grenswaarde van 300 ug/m3 respectievelijk 200 ug/m3 zoals deze gelden in 2011 en met ingang van 2015 die 18 maal per jaar mag worden overschreden.
Tenslotte wordt voor fijn stof (PM10) ruimschoots voldaan aan de uurgemiddelde grenswaarde van 50 u/m3 die 35 maal per jaar mag worden overschreden in 2011, 2015 en 2021.
De effecten van de realisatie van de ontwikkelingen die het bestemmingsplan Reeuwijkse Hout mogelijk maakt zijn te kwalificeren als niet in betekenende mate. De totale verkeersproductie van het plangebied bedraagt 696 voertuigbewegingen/weekdag. Het aantal verkeersbewegingen ligt ruim onder de verkeersproductie voor 1.500 woningen (ca. 7.500 voertuigbewegingen/weekdag), die in de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' is aangewezen als niet in betekenende mate.

Overige stoffen
Voor de overige stoffen (zwaveldioxide, koolmonoxide, benzeen, lood etc.) vindt langs wegen in Nederland geen overschrijding van de grenswaarden plaats. Deze stoffen zijn daarom verder niet in het onderzoek betrokken, met uitzondering van zwaveldioxide en benzeen, waarvan de resultaten in de bijlagen van dit rapport zijn gegeven. Voor benzeen kan in bijzondere gevallen, bijvoorbeeld bij grote parkeergarages, nog wel sprake zijn van een overschrijding, maar dit is in het onderhavige situatie niet aan de orde.
Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat de ontwikkelingen die het bestemmingsplan Reeuwijkse Hout mogelijk maakt niet stuiten op bezwaren vanuit de wet- en regelgeving aangaande de luchtkwaliteit.

6.6.3 Conclusie

Op basis van het onderzoek kan worden geconcludeerd dat de ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt niet stuiten op bezwaren vanuit de wet- en regelgeving op het gebied van de luchtkwaliteit.

6.7 Mobiliteit

6.7.1 Beleid en regelgeving

Rijksbeleid

Nota Mobiliteit
De Nota Mobiliteit is het nationale verkeers- en vervoersplan dat doelen en kaders voor het verkeers- en vervoersbeleid voor de middellange termijn (tot 2010) en lange termijn (tot 2020) beschrijft. De Nota Mobiliteit bevat maatregelen voor een sterke economie, een veilige samenleving, een goed leefmilieu en een aantrekkelijk Nederland. De samenhang tussen ruimte, verkeer en vervoer en economie wordt op ieder niveau (gemeentelijk, regionaal, nationaal en Europees) vergroot. De Nota Mobiliteit werkt deze uitgangspunten nader uit. Een aantal van deze uitgangspunten is:

  • Sterkere economie door de bereikbaarheid te verbeteren.
  • Groei van verkeer en vervoer mogelijk maken.
  • Betrouwbare en voorspelbare bereikbaarheid van deur tot deur.
  • Meer publiek-private samenwerking.
  • Op de korte termijn onderhoudsachterstanden inhalen.
  • Een start maken met een eerlijker vorm van betalen voor mobiliteit.
  • Openbaar vervoer: een gerichte, ambitieuze en integrale benadering.
  • Ruimte voor betrouwbaar, veilig en duurzaam goederenvervoer.
  • De veiligheid permanent verbeteren.
  • Kwaliteit leefomgeving verbeteren.

Provinciaal beleid

Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan 2002 - 2020
In het Provinciaal Verkeer- en Vervoer Plan (PVVP) van 21 januari 2004 beschrijft de provincie Zuid-Holland hoe zij de komende jaren haar beleid op het terrein van verkeer en vervoer vorm
wil gaan geven. Daarbij komen onderwerpen aan de orde als bereikbaarheid, leefbaarheid en
verkeersveiligheid.
De provincie Zuid-Holland kiest voor een beleid van beheerste groei van de mobiliteit. Daarbij moeten tegelijkertijd de individuele wensen en eisen die reizigers en het bedrijfsleven aan de kwaliteit van hun mobiliteit stellen niet uit het oog worden verloren. Om de bereikbaarheid en de kwaliteit van de leefomgeving in stand te houden is ten eerste een kwaliteitssprong van het openbaar vervoer op alle niveaus vereist.
Vervolgens dient een vermindering van congestie en een verbetering van de bereikbaarheid plaats te vinden. Om die reden worden kwaliteitseisen gesteld aan de trajectsnelheden van de verschillende typen wegverbindingen.
Tot slot wordt gestreefd naar een toename van het fietsgebruik. Daartoe zal een volwaardig fijnmazig netwerk van zowel verkeersveilige, sociaal veilige, als comfortabele verbindingen moeten worden gerealiseerd.

Gemeentelijk beleid

Het gemeentelijk beleid is met name verwoord in de Stedenbouwkundige visie "Reeuwijkse Hout" en het Masterplan Reewijkse Hout. Voor het terrein van de camping is daarbij van belang dat de toegang wordt verplaatst van de Oudeweg naar de Reeuwijkse Houtwal.

6.7.2 Onderzoek

Verkeersaantrekking
Er is nu sprake van een camping van 400 plaatsen en dat wijzigt in 300 recreatiewoningen. Het is niet de verwachting dat er meer verkeer naar het plangebied zal komen.
De toegang is verplaatst van de Oudeweg naar de Reeuwijkse Houtwal. Hierdoor wordt het recreatieverkeer uit het woongebied gehaald en geclusteerd in het daarop afgestemde recreatiegebied. Dit heeft een positief effect op het verkeer in Reeuwijk.

Parkeren
Het parkeren vindt op eigen terrein plaats. In het Visiedocument is de parkeernorm genoemd en is aangegeven op welke wijze het parkeren op het eigen terrein plaatsvindt.

Openbaar vervoer
Het plangebied is bereikbaar per openbaar vervoer (bus 178) vanaf zowel het station in Gouda, als het station in Bodegraven. De haltes bevinden zich aan de Oudeweg en de Reeuwijkse Houtwal.

6.7.3 Conclusie

Vanuit mobiliteitsoverwegingen is er geen bezwaar tegen uitvoering van het plan.

6.8 Natuur en Landschap

6.8.1 Beleid en regelgeving

Rijksbeleid

Flora- en faunawet
De Flora- en faunawet waarborgt de bescherming van veel in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden (algemene verbodsbepalingen artikel 8 t/m 12). Verder is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren. De Flora- en faunawet heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke ingrepen. Naast de wettelijke verbodsbepalingen is er altijd sprake van een algemene zorgplicht (artikel 2). Iedereen dient voldoende zorg in acht te nemen voor dieren, planten en hun leefomgeving. Dit houdt onder andere in dat handelingen worden nagelaten die negatieve gevolgen hebben voor soorten of dat maatregelen worden genomen om negatieve gevolgen te voorkomen.


Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk ontheffing van de Flora- en faunawet te krijgen. Artikel 75 biedt de mogelijkheid om ontheffing aan te vragen van overtreding van de verboden uit de artikelen 8 tot en met 18. Ontheffingen worden verleend door de Minister van Economische zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) voorheen het Ministerie van LNV. Met ingang van de WABO per 1 oktober 2010 is de Flora en faunawet “aangehaakt” bij de WABO-procedure. In plaats van een ontheffing Ff-wet wordt er dan een zogenaamde “verklaring van geen bedenkingen” (VVGB) afgegeven. Het afgeven van een VVGB vormt dan een onderdeel van de omgevingsvergunning. Het is echter nog steeds mogelijk om een aparte ontheffing aan te vragen bij het Ministerie van ELI, met als voordeel dat de doorlooptijd van de procedure korter kan zijn. Ontheffingen worden alleen verleend als aan bepaalde voorwaarden van zorgvuldigheid is voldaan. In de Flora- en faunawet zijn onder artikel 75 drie tabellen met soorten opgenomen waarvan het beschermingsregime verschilt. Dit hangt samen met de zeldzaamheid en kwetsbaarheid van de betreffende soorten. Voor de voorgenomen ontwikkeling is onderzoek nodig.

Natuurbeschermingswet 1998/Natura 2000-gebied
Het plangebied ligt in de directe nabijheid van het beschermd Natura 2000-gebied Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein. Door middel van de 'habitattoets' kan worden bepaald of, en zo ja onder welke voorwaarden een menselijke activiteit in en rondom een Natura 2000- gebied kan worden toegelaten. De eerste stap van de habitattoets - de voortoets of oriëntatiefase - heeft als doel te bepalen significant negatieve effecten met zekerheid zijn uit te sluiten (Ministerie van LNV 2005). Als deze niet zijn uit te sluiten dient een passende beoordeling op grond van artikel 19f Nbw te worden opgesteld. Deze passende beoordeling dient bij de vergunningaanvraag te worden gevoegd. Als significant nadelige gevolgen wel zijn uit te sluiten – maar er wel sprake is van nadelige gevolgen - kan een verslechterings- en verstoringstoets volstaan. Cumulatieve effecten hoeven dan niet bij de verslechterings- en verstoringstoets te worden betrokken. Mitigerende (verzachtende) maatregelen mogen deel uitmaken van de toets.
De Natuurbeschermingswet ziet toe op de bescherming van specifiek aangewezen gebieden ten behoeve van specifieke instandhoudingsdoelen die worden vastgelegd in de aanwijzingsbesluiten van deze “Natura-2000” gebieden. De instandhoudingsdoelstellingen zijn verder uitgewerkt in o.a. het Natura 2000 doelendocument (Ministerie van LNV 2007) en ontwerpaanwijzingsbesluiten. Krachtens Artikel 10a tweede lid Nb-wet dienen de instandhoudingsdoelstellingen te worden gewaarborgd van de leefgebieden van soorten en habitats die genoemd zijn in het aanwijzingsbesluit. Het gaat daarbij om het behoud van leefgebied voor soorten en habitats die op Europese schaal bedreigd zijn.
Per 1 oktober 2005 is een Nb-wet vergunning verplicht voor alle nieuwe projecten en handelingen die, gelet op de instandhoudingsdoelen:

  • de kwaliteit van de natuurlijke habitats van soorten in het gebied kunnen verslechteren
  • een verstorend effect kunnen hebben voor de soorten waarvoor het gebied is aangewezen
  • de natuurlijke kenmerken van het gebied kunnen aantasten.

Daarnaast is er voor elk nieuw plan een goedkeuringsbesluit nodig (art. 19) indien door dat plan, gelet op de instandhoudingsdoelen:

  • de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in het gebied kunnen verslechteren
  • een verstorend effect kan optreden op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen.

De vergunningen worden verleend door de provincies (GS) of door de minister van LNV. Zij mogen slechts vergunning verlenen dan wel goedkeuring verlenen aan een plan als zij zich hebben verzekerd dat het project afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen geen significante effecten heeft op de natuurlijke kenmerken van het gebied. In alle gevallen waarin significante effecten zouden kunnen optreden moet de initiatiefnemer vooraf een passende beoordeling van de gevolgen opstellen, die door GS in haar besluitvorming moet worden betrokken. Deze regels zijn ook van toepassing indien de ingreep niet direct in het Natura-2000 gebied plaatsvindt, maar wel een effect daarop kan hebben.
Daarnaast zal Nederland in de komende jaren voor alle gebieden die samen het Natura 2000-netwerk vormen, beheerplannen opstellen. Deze beheerplannen maken duidelijk welke activiteiten wel en niet mogelijk zijn in en om Natura 2000-gebieden.

Provinciaal beleid

Provinciale Ecologische Hoofdstructuur
Nieuwe plannen, projecten of handelingen binnen en in de nabijheid van natuurgebieden in de EHS die significante negatieve gevolgen kunnen hebben voor de natuur zijn niet toegestaan, tenzij er geen reëlealternatieven beschikbaar zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Natuurgebieden en de groene verbindingen (zoals ecologische verbindingszones) daartussen ((Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur) dienen gevrijwaard te worden van bebouwing en andere ingrepen die niet passen binnen de functie van de gebieden. Nieuwe bebouwing en andere ingrepen die niet passen binnen de ontwikkeling van de (Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur ((P)EHS) zijn uitgesloten. In natuurontwikkelingsgebieden moeten de ontwikkelingsmogelijkheden voor natuurwaarden worden veiliggesteld. Onomkeerbare en/of ongewenste ontwikkelingen moeten worden tegengegaan. Indien om zwaarwegende redenen aantasting van natuur- en landschapswaarden onontkoombaar is en alternatieve oplossingen ter plaatse niet voorhanden zijn, dient compensatie plaats te vinden. Compensatie dient plaats te vinden in de gebieden benoemd in de regeling met betrekking tot het provinciaal compensatiebeginsel.
De provinciale EHS wordt gevormd door bestaande en geplande natuurgebieden, waardevolle weidevogelgebieden en groene verbindingen. In de omgeving van het plangebied vallen de bestaande Natura 2000-gebieden onder PEHS. De polder Reeuwijk (ten oosten van de Reeuwijkse Hout) is grotendeels aangewezen als waardevol weidevogelgebied. Voor wat betreft de groene verbindingen wordt er door de provincie naar gestreefd ecologische verbindingen te realiseren tussen natuurgebieden, waar mogelijk gecombineerd met recreatief medegebruik.

6.8.2 Onderzoek

Door SOVON Vogelonderzoek Nederland is de voorgenomen ontwikkeling om camping Reeuwijkse Hout te bebouwen met max. 300 recreatiewoningen getoetst aan de Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet. De toetsing heeft plaatsgevonden op basis van literatuur, de Nationale Databank Flora en Fauna en veldinventarisatie.Het geheel is vormgegeven in het SOVON-informatierapport 2010-09, opgenomen in bijlage 6 van deze toelichting.

6.8.3 Conclusie

De natuurwaarden bevinden zich in de huidige situatie bijna uitsluitend in het aquatische milieu ter plaatse, meer bepaald in het open water. De realisatie van de voorgestelde ontwikkeling gaat uit van grote areaal uitbreiding van dit aquatische milieu. Daarnaast worden de overgangen van water naar land vorm gegeven volgens natuurvriendelijke principes. Dit in tegenstelling tot de huidige situatie. Deze overgangen (oververzones) zorgen voor een diverser leefmilieu met een aantrekkende werking voor een breed scala aan plant- en diersoorten. Er kan dus vanuit gegaan worden dat de ontwikkeling de ecologische potenties vergroot.

Op basis van het SOVON-informatierapport 2010-09 kan het volgende worden geconcludeerd:

Flora- en faunawet
In het gebied komen soorten voor die door de Flora- en faunawet worden beschermd. Verboden handelingen ten aanzien van deze voorkomende beschermende soorten kunnen grotendeels worden vermeden door schadebeperkende maatregelen uit te voeren en te werken volgens een ecologisch werkprotocol. Met behulp van dit ecologisch werkprotocol wordt tevens aan de zorgplicht voldaan.

Met de hiervoor beschreven maatregelen is er voor het uitvoeren van de geplande werkzaamheden een ontheffing nodig ex artikel 75 van de Flora- en faunawet voor de ringslang, kleine modderkruiper en bittervoorn.

Natuurbeschermingswet
De voorgenomen handelingen leiden niet tot nadelige gevolgen voor de soorten en habitattypen waarvoor instandhoudingsdoelen in het Natura 2000-gebied Broekvelden, Vettenbroek en Polder Stein zijn geformuleerd.

6.9 Water

6.9.1 Beleid en regelgeving


Rijksbeleid

Waterwet
Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Kort samengevat regelt de Waterwet het beheer van oppervlaktewater en grondwater. Ook verbetert de wet de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. De Waterwet vervangt een groot aantal wetten op het gebied van water.
De Waterwet biedt instrumenten om het waterbeheer op een doeltreffende en doelmatige manier op te pakken. Op rijksniveau wordt een nationaal waterplan gemaakt. Dit plan bevat de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en de daartoe behorende aspecten van het nationale ruimtelijk beleid. De provincie Zuid Holland heeft een Provinciaal Waterplan opgesteld met het provinciaal beleid ten aanzien van water. De ruimtelijke aspecten van die plannen van Rijk en provincies worden aangemerkt als structuurvisies in de zin van de Wro. De bedoeling is dat op basis van deze structuurvisies plannen van de Waterwet doorwerken in de ruimtelijke ordening en ervoor zorgen dat de waterbelangen op een goede manier worden geborgd.
De op 1 januari 2008 ingevoerde Wet gemeentelijke watertaken is ook opgenomen in de Waterwet. Door deze wetgeving hebben de gemeenten een aantal nieuwe zorgplichten: afvloeiend hemelwater, grondwaterstand en een verbrede zorgplicht inzamelen afvalwater buitengebied.

Nationaal Bestuursakkoord Water
In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is het kabinetsstandpunt over het waterbeleid in de 21e eeuw vastgelegd. De hoofddoelstellingen zijn: het waarborgen van het veiligheidsniveau bij overstromingen en het verminderen van wateroverlast. Daarbij wordt de voorkeur gegeven aan ruimtelijke maatregelen boven technische maatregelen.
In het NBW is ook de watertoets als procesinstrument opgenomen. De watertoets is het proces van vroegtijdig informeren, adviseren en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van dit nieuwe instrument is waarborgen dat de waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet in beschouwing worden genomen als het gaat om waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Uitvoering van de watertoets betekent in feite dat de gemeente en de waterbeheerder samenwerken bij het uitwerken van ruimtelijke plannen, zodat problemen in het gebied zelf en de omgeving worden voorkomen. De watertoets is sinds 2003 verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening 1985 (Bro 1985) en is overgenomen in het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en hiermee verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten.
In 2008 is het NBW geactualiseerd met als doel de watersystemen in 2015 op orde te krijgen, met name op het gebied van wateroverlast en watertekort.


Provinciaaal beleid

Provinciaal Waterplan 2010 – 2015
De provincie heeft een belangrijke taak op watergebied. Deze bestaat uit toezicht houden, opstellen van regels voor het provinciale gebied en bepalen wat er hier met water moet gebeuren. De uitvoering daarvan is veelal een taak van de waterschappen.
De belangrijkste beleidspunten staan beschreven in het Waterplan. Het plan vervangt de eerdere beleidsplannen voor (grond)water. Het Waterplan staat in nauw verband met de provinciale structuurvisie. Daarin staat wat er met de ruimte in Zuid-Holland gaat gebeuren en waar. Alle andere provincies en de vijfentwintig waterschappen in Nederland hebben eveneens in 2009 nieuwe water(beheer)plannen opgesteld.
Het waterplan van Zuid-Holland heeft vier hoofdtaken:

  • 1. Waarborgen waterveiligheid
  • 2. Zorgen voor mooi en schoon water
  • 3. Ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening
  • 4. Realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem

Het is belangrijk aan water de juiste aandacht te schenken, want Zuid-Holland is extra gevoelig voor alle ontwikkelingen op dit gebied. Dat komt door de lage ligging van onze provincie, de vele mensen die hier wonen en alle bedrijven die er gevestigd zijn. De provincie houdt in het nieuwe Waterplan rekening met al deze factoren.


Beleid waterschap

Keur en Beleidsregels
De Keur is vastgesteld in 2009 en de beleidsregels dateren van 10 mei 2011. De Keur en de Beleidsregels maken het Hoogheemraadschap van Rijnland mogelijk haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder uit te voeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor:

  • waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden);
  • watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken);
  • andere waterstaatswerken (onder andere bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen).

De keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt, dan wordt dat geregeld in een Keurvergunning. Waar relevant worden in deze waterparagraaf beleidsregels aangehaald.

Waterbeheerplan 2010-2015
Voor de planperiode 2010-2015 zal het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland van toepassing zijn. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven rekening houdend met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatsverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het waterbeheerplan voorziet in deze ontwikkelingen.

Afvalwater en hemelwater
Overeenkomstig het rijksbeleid geeft Rijnland de voorkeur aan het scheiden van hemelwater en afvalwater, mits het doelmatig is. Voor de verwerking van hemelwater wijst Rijnland op de zorgplicht en op het nemen van preventieve maatregelen. Het verdient aanbeveling daar waar mogelijk aandacht te besteden aan maatregelen bij de bron. Preventie heeft de voorkeur boven 'end-of-pipe' maatregelen. Uitgangspunt is dat het te lozen hemelwater geen significante verslechtering van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater mag veroorzaken en emissie van vervuilende stoffen op het oppervlaktewater waar mogelijk wordt voorkomen.

6.9.2 Onderzoek

Beschrijving huidig watersysteem
Het plangebied ligt in een polderwatersysteem met een slagenlandschap. De polder heeft te maken met lichte inzijging, kweldruk komt niet voor in het gebied. Het peil van de polder wordt constant gehouden op N.A.P. -2,22 m.
In de huidige situatie is reeds veel open water aanwezig, wat op de meeste plaatsen voorzien is van een houten beschoeiing. De waterdiepte is gering en op de meeste plaatsen niet meer dan 60 à 70 cm.

Watersysteem in de plansituatie
In de plansituatie wordt het slagenlandschap gehandhaafd en gebruikt voor de verkaveling. De waterhuishouding, inclusief het peil, wijzigt niet. De bestaande watergangen blijven grotendeels gehandhaafd, maar worden verbreed en verdiept, waarbij de waterdiepte in het diepste profiel tussen de 0,50 en 1,00 meter wordt aangelegd. Er worden enkele nieuwe onderlinge verbindingen gemaakt. De verbinding naar het plassengebied blijft gehandhaafd. Er worden voor de realisatie van het plangebied een paar watergangen gedempt.
Het Hoogheemraadschap is voornemens om een hydrologische scheiding aan te leggen tussen het plassengebied en het westelijke veenweidegebied. Het plassengebied, waarvan het watersysteem van de camping deel uitmaakt, zal in dat geval in de toekomst een peilverlaging van 10 à 20 cm in de zomerperiode hebben door geen of beperkte inlaat van (nutriëntenrijk) water uit de polder.

Waterberging
In het plan is sprake van een toename van het verharde oppervlak en een toename van het wateroppervlak (zie tabel). Er wordt voor de compensatieverplichting voldaan aan het beleid van het Hoogheemraadschap te voldoen. De gemeente zal het overschot meenemen in de Waterbalans van de polder Reeuwijk. Er dienen hierover nadere afspraken te worden gemaakt tussen Green Real Estate, de gemeente Bodegraven-Reeuwijk en Hoogheemraadschap Rijnland.

  huidige situatie (m2)   toekomstige situatie (m2)   verschil (m2)  
Verhard oppervlak (wegen, paden en daken voorzieningen   13.660 (10.150 asfalt, 2.170 grind/puin, 340 klinkers/tegels, 1000 entreegebouw c.a.   21.252 (9.572 asfalt, 4.306 grasbeton,5.795 parkeerplaatsen (kunststof grasplaten/tegels), 986 kunststof grasplaten/ tegels, 593 terras voorzieningen-gebouw)   + 7.592  
daken en terrassen caravans/woningen   25.840 (340 caravans met elk 30 m2 dak, 6 m2 berging en 40 m2 terras)   23.276 (300 woningen met elk 52 m2 dak en 15 m2 niet overdekte vlonder) 1250 voorzieningengebouw, 1526 technische installaties, steigers/vlonder voorzieningengebouw,
400 woningen Oudeweg )  
- 2.564  
Onverhard oppervlak (particulier en openbaar groen)   53.463   32.641   - 20.822  
Wateroppervlak   24.766   40.560   + 15.794  
Bruto oppervlakte plangebied   117.729   117.729    

tabel: bepaling oppervlakken huidige- en toekomstige feitelijke situatie


Hoewel niet aan de orde is er bij een worst-case scenario waarbij alle woningen 70 m2 groot zouden worden, nog steeds sprake van het kunnen voldoen aan de compensatieverplichting voor oppervlaktewater.

Diepte recreatiewoningen
De onderkant van de betonvloer van de 'drijvende' recreatiewoningen komen 2,3 meter beneden de waterspiegel te liggen, op een paalfundering. De waterbeheerder geeft aan dat dit hydrologisch gezien niet tot problemen leidt. De omliggende plassen hebben een waterdiepte van circa 2,5 meter. De waterbeheerder raadt aan om de graafwerkzaamheden te beperken tot de locaties waar de woningen daadwerkelijk worden geplaatst.


Oeverbeschoeing
In de huidige situatie is er overal een harde beschoeing tot boven de waterlijn. De nieuwe oeverbeschoeiing wordt natuurvriendelijk aangelegd met een houten palenrij op circa 150 mm onder de waterspiegel. Er worden voldoende plekken aangewezen in de oeverbeschoeiing waar faunapassage mogelijk wordt gemaakt. Verder wordt de oever beschermd met riet en flauw aangelegd met een talud van 1:3. De exacte ligging van de waterlijn staat nog niet vast, maar deze zal altijd aan de landkant liggen van de huidige waterlijn. Het water wordt dus niet smaller.


Waterkwaliteit
Bij diepe ontgravingen dient rekening te worden gehouden met oxidatie van de veenbodem, waarbij nutriënten vrijkomen in het water. Dit proces verslechtert de waterkwaliteit en kan tot algenbloei en stankoverlast leiden. Ontgraven veengrond dient afgevoerd te worden. Als diep wordt ontgraven, kunnen er technische oplossingen worden voorgeschreven zoals een bodemafdekking met zand. Hierover dienen in het kader van het ontwerp werkafspraken met het Hoogheemraadschap worden gemaakt.

Afvoer afvalwater en hemelwater
In de huidige situatie is verouderde persriolering aanwezig, waarop zowel vuilwater als hemelwater is aangesloten. In de plansituatie zal vuilwater gescheiden van hemelwater worden ingezameld. Het hemelwater van daken en de verharding gaat oppervlakkig afstromen naar de bermen en het open water. Het water komt rechtstreeks in de bodem. Deze oplossing wordt passend geacht bij de groene setting van het park. Er worden brede rietoevers voorzien, die dienen als natuurlijke waterzuivering voordat het water de watergangen inloopt.
Het vuilwater afkomstig van alle opstallen wordt met een combinatie van vrijvervalstrengen en drukriolering afgevoerd en aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel aan de Oude Weg. In de Oude Weg ligt een vrijverval betonnen Ø 400 mm riolering.

Bruggen
De bestaande voetgangersbrug en autobrug worden gehandhaafd en indien nodig hersteld. De bestaande ophaalbrug wordt verwijderd. Er wordt aanvullend één nieuwe toegangsbrug aangelegd en er worden 3 nieuwe autobruggen aangelegd.


Steigers
Elke recreatiewoning krijgt een eigen steiger of vlonder waar een boot aangelegd kan worden. Voor de aanleg van steigers en vlonders hanteert Hoogheemraadschap Rijnland het overkluizingsbeleid. Hierin wordt de relatie aangegeven voor de waterbreedte en toegestane vlonders.
Voor de watergangen van de Reeuwijkse Hout is de breedte maximaal 1/10 van de waterbreedte. De steiger moet minstens 0,2 m boven (zomer)peil liggen. Het mag er maximaal één zijn per kadastraal perceel. Verder mag een steiger geen verbinding hebben met de oever(beschoeiing), moet de steiger tijdelijk te verplaatsen zijn, moet het water er vrij onderdoor kunnen stromen (geen dikke palen en schotten onder de steiger) en is er een lijst van voorgeschreven materialen waaraan het ontwerp moet voldoen.

Beheer en onderhoud
De gemeente Bodegraven-Reeuwijk heeft een meerjarig integraal baggerplan voor de watergangen rond het plangebied. Het beheer van watergangen op het recreatieterrein, inclusief de natuurvriendelijke oevers, is een taak van Green Real Estate.


Overleg
Op 31 maart en 25 mei 2011 hebben er met het Hoogheemraadschap Rijnland en de gemeente overleggen plaatsgevonden over de waterhuishoudkundige uitgangspunten van Recreatiepark Reeuwijkse Hout. Er is ingestemd met deze paragraaf. De verslagen van de overleggen worden als wateradvies van de waterbeheerder beschouwd.

6.9.3 Conclusie

Vanuit waterhuishoudkundige overwegingen bestaan geen bezwaren tegen de in dit bestemmingsplan opgenomen ontwikkeling.

6.10 M.e.r.-beoordeling

Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. gewijzigd en in lijn gebracht met de Europese richtlijn hieromtrent (nr. 85/337/EEG). Concreet betekent dit dat bij de vraag of een m.e.r. beoordeling (en daarmee mogelijk een m.e.r.) moet worden uitgevoerd, niet alleen kan worden uitgegaan van de getalsmatige grenzen in kolom 2 van bijlage D, maar dat meer in algemene zin beoordeeld moet worden of er sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen. Er zijn wettelijke criteria om te bepalen of er sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen.
Voor deze toets wordt de term 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' gehanteerd.
Er is voor dit project (het recreatiepark) een vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld waarin het volgende is geconcludeerd:
“Er was ter plaatse reeds sprake van een camping en binnen dezelfde grenzen worden nu recreatiewoningen gerealiseerd. De groengebieden rondom het terrein worden niet aangetast. Op het terrein wordt veel water aangelegd in de vorm van de karakteristiek slagenlandschap.
Het aantal eenheden wordt behoorlijk verminderd en het verplaatsen van de toegang levert een verbetering op. Uit de toetsing blijkt dat er geen nadelige effecten voor het milieu zijn. Het geheel overziend is er geen aanleiding om een milieueffectrapport op te stellen”.

De vormvrije m.e.r.-beoordeling is als bijlage 7 aan dit bestemmingsplan toegevoegd.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

Dit bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische basis te scheppen voor het realiseren van recreatiewoningen en bijbehorende voorzieningen op Recreatiepark Reeuwijkse Hout en woningen aan de Oudeweg. Er is sprake van een particulier initiatief.
Initiatiefnemer maakt gebruik van ervaringen elders om tot een succesvolle ontwikkeling te kunnen komen en ziet in de locatie en de omgevingsfactoren daarvoor voldoende mogelijkheden.
In "Toekomstvisie Nederlandse vakantiemarkt 2020" (onderzoek van NBTC.NIPO Research) zoals gepresenteerd tijdens het Toerisme & Vrijetijdscongres in Breda op 15 september 2011, is beschreven dat er tot 2020 wordt uitgegaan van een geringe groei van het aantal "bungalow"vakanties.
In het onderzoek zijn de volgende onderdelen beschreven:

  • Trends in het vakantiegedrag van Nederlanders
  • De binnenlandse vakantiemarkt nader bekeken
  • Hoe kijkt de consument aan tegen vakanties in eigen land?
  • De Nederlandse vakantiemarkt in 2020
  • Perspectief voor binnenlandse vakanties

Als kansen voor de binnenlandse vakanties worden genoemd:

  • Nederlander hecht groot belang aan vakanties
  • Vakantiemarkt zal komende jaren blijven groeien
  • Met name groei voor korte vakanties
  • Senioren vormen de doelgroep van de toekomst

De aantrekkelijkheid van de Reeuwijkse Plassen en het Reeuwijkse Hout blijkt ondermeer uit het "Schappenbreed recreantenonderzoek van het Natuur- en Recreatieschap Reeuwijkse Plassen en omgeving". Daarnaast heeft de opzet en inrichting van het recreatiepark zoveel unieke elementen, dat de groep gebruikers het park zal weten te vinden.
Tussen gemeente en initiatiefnemer is een overeenkomst gesloten waarin afspraken zijn gemaakt over deze ontwikkeling.
Gezien het voorgaande is een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening voor dit bestemmingsplan niet nodig.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.2.1 Overleg

Conform artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dienen burgemeester en wethouders
bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met de besturen van
betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
In dit kader is het voorontwerpbestemmingsplan voor advies toegezonden aan de
volgende instanties:
- Provincie Zuid-Holland;
- Hoogheemraadschap van Rijnland;
- Natuur- en Recreatieschap Reeuwijkse Plassen en omgeving (NRRP).

In de Nota van beantwoording (gemeente Bodegraven Reeuwijk, d.d. 5 februari 2013) worden de verschillende reacties weergegeven en van een antwoord voorzien door de gemeente.