direct naar inhoud van Regels
Plan: Recreatiepark Reeuwijkse Hout
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1901.12recparkreeuwhout-BP80

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Recreatiepark Reeuwijkse Hout van de gemeente Reeuwijk;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1901.12recparkreeuwhout-BP80 met de bijbehorende regels, verbeelding en eventuele bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bedrijfsmatige exploitatie:

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat in de recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief verblijf plaatsvindt.

1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.11 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.12 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.13 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.14 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.15 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

1.16 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.17 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.18 groepsaccommodatie:

een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie door meerdere personen in groepsverband;

1.19 horecabedrijf:

een bedrijf gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:

  • a. het verstrekken van al dan niet ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;
  • b. het exploiteren van zaalaccommodatie;
  • c. het verstrekken van nachtverblijf.
1.20 kap:

een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden met een helling van elk ten minste 30° en ten hoogste 65°;

1.21 nevenactiviteit:

een activiteit van beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijnningsvorm, als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;

1.22 peil:

het peil:

  • a. voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelte hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.23 permanente bewoning:

het gebruiken van een recreatiewoning als hoofdverblijf. Onder hoofdverblijf wordt in dit verband verstaan: de plaats die feitelijk het centrum vormt van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene. Van een hoofdverblijf is in ieder geval sprake indien betrokkene gedurende een aaneengesloten periode van 180 dagen per kalenjaar tenminste 2/3 van die tijd het adres van de recreatiewoning als woonadres in gebruik heeft;

1.24 recreatiewoning:

een gebouw dat dient als recreatie woonverblijf voor gebruikers die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.25 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan:

  • a. een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
  • b. een seksbioscoop of sekstheater;
  • c. een seksautomatenhal,
  • d. een seksclub of parenclub,

al dan niet in combinatie met elkaar. Onder een seksinrichting wordt niet verstaan een escortbedrijf of een sekswinkel;

1.26 verblijfsrecreatie:

elke vorm van recreatie gericht op verblijf buiten de eigen woning, waarbij tenminste één overnachting plaatsvindt in het recreatieverblijf.

1.27 voorgevel:

de gevel van een (bedrijfs)woning die naar aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling en oriëntatie als belangrijkste beeldbepalende gevel kan worden aangemerkt.

1.28 voorgevelrooilijn:

een lijn, welke zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de voorgevels van de hoofdgebouwen en een zo gelijkmatig mogelijk beloop overeenkomstig de richting van de weg heeft.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens:

vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot die perceelsgrens op 1 m boven peil en haaks op de perceelsgrens;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals bewassingsinstallaties, liftinstallaties, technische installaties, schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de brutovloeroppervlakte (bvo):

de oppervlakte gemeten op vloerniveau, langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen (NEN 2580);

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 ondergeschikte bouwdelen:

ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, overstekende daken en dergelijke, worden voor de berekening van de toegestane bouwoppervlakten buiten beschouwing gelaten tot maximaal 0,3 m buiten de buitenwerkse gevelvlakken.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Recreatie

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatieve doeleinden in de vorm van voet-, fiets- en ruiterpaden en ontsluitingswegen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals verhardingen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende bouwregels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het is toegestaan deze gronden te gebruiken ten behoeve van een calamiteitenontsluiting voor de aangrenzende gronden met de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'.

Artikel 4 Recreatie - Verblijfsrecreatie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatieve doeleinden in de vorm van een bedrijfsmatige exploitatie van recreatiewoningen;
  • b. voorzieningen ten behoeve van de onder a bedoelde bebouwing, echter uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - voorzieningen';
  • c. gebouwen ten behoeve van onderhoud;
  • d. water;
  • e. groen;
  • f. bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals verhardingen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, bruggen, duikers, terrassen, veranda's, steigers, vlonders.
4.2 Bouwregels

Er mogen gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

gebouwen

  • a. het aantal recreatiewoningen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding met de maatvoeringsaanduiding is aangegeven;
  • b. de brutovloeroppervlakte (bvo) van de voorzieningen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding met de maatvoeringsaanduiding is aangegeven;
  • c. de hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding met de maatvoeringsaanduiding is aangegeven;
  • d. de oppervlakte van een recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 70 m² bvo;
  • e. op maximaal 10 locaties mogen maximaal 4 recreatiewoningen, als bedoeld onder a en d, aan elkaar worden gebouwd om op die wijze groepsaccomodaties te kunnen realiseren;
  • f. de oppervlakte van een gebouw ten behoeve van voorzieningen, zoals bedoeld in lid 4.1 onder b, mag maximaal 250 m² bvo bedragen en totaal mag niet meer worden gebouwd dan de oppervlakte genoemd in lid 4.2 onder b;
  • g. de voorgevelbreedte van een gebouw ten behoeve van voorzieningen bedraagt maximaal 12 m;
  • h. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van onderhoud, zoals bedoeld in lid 4.1 onder c, mag gezamenlijk maximaal 250 m² bedragen;
  • i. de voorgevelbreedte van een gebouw ten behoeve van onderhoud bedraagt maximaal 12 m;
  • j. de goot- en bouwhoogte van een gebouw ten behoeve van onderhoud mag niet meer bedragen dan respectievelijk 4 m en 9 m;
  • k. per recreatiewoning is een aangebouwd terras/veranda toegestaan van maximaal 50 m² ;
  • l. onder de recreatiewoningen is een kelder toegestaan;
  • m. bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen, overkappingen, erfafscheidingen zijn vanwege de landschappelijke opzet van het plan niet toegestaan.

andere bouwwerken

  • n. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend worden gebruikt voor recreatief verblijf door (groepen van) personen die hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben;
  • b. onder voorzieningen als bedoeld in lid 4.1 onder b worden verstaan:
    • 1. detailhandel in de vorm van een (streekproducten)winkel;
    • 2. kantoor/receptie;
    • 3. informatiepunt;
    • 4. museum;
    • 5. horeca tot ten hoogste categorie 1b van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten;
    • 6. tentoonstellingsruimten;
    • 7. vergader/conferentieruimtes;
  • c. het aanbieden van voorzieningen als bedoeld in lid 4.1. onder b aan bezoekers van buiten het recreatiepark is alleen als nevenactiviteit toegestaan;
  • d. de parkeerbehoefte als gevolg van de in lid 4.1 genoemde bebouwing en voorzieningen worden binnen deze gronden gerealiseerd , waarbij wordt uitgegaan van de volgende normen:
    • 1. Recreatiewoningen: 1 voertuig per woning;
    • 2. Inchecken en uitchecken: 15 plaatsen;
    • 3. Gasten: 1 voertuig per 10 woningen;
    • 4. Bezoekers: 1 voertuig per 50 m² voorzieningen;
    • 5. Personeel: 10 plaatsen.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.3 onder b voor het toestaan van andere voorzieningen, waarbij geldt dat:
    • 1. de nieuwe voorzieningen dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande burgerwoningen, andere gevoelige objecten en (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
    • 2. de nieuwe voorzieningen geen onevenredig grote verkeersaantrekkende werking hebben en er geen verslechtering optreedt in de verkeersafwikkeling ter plaatse;
    • 3. er dient op eigen terrein voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid voor de betreffende voorzieningen;
    • 4. de bestaande cultuurhistorische, landschaps- en natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • b. lid 4.3 onder d voor het toestaan van een andere parkeernorm indien daardoor geen parkeerproblemen ontstaan.

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. bij deze functie behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen, paden, terrassen, verhardingen en parkeren.
5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

andere bouwwerken

  • a. 1 m voor erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
  • b. 2 m voor erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
  • c. 3 m voor overige bouwwerken.

 

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (ontsluitings)wegen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. bij deze functies behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en verhardingen.
6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende bouwregels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de waterhuishouding, waaronder vaarwegen, waterlopen en waterberging;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "ligplaats": een haven voor de aanleg van sloepen;
  • c. bij deze functie behorende voorzieningen, zoals duikers, bruggen en landhoofden, steigers, ligplaatsen, bermen, keermuren, oevers/oeverbeschoeiingen, rietkragen en taluds.
7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende bouwregels:

andere bouwwerken

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

bruggen

  • b. per woning en per bedrijf is maximaal 1 brug toegestaan;
  • c. de breedte van bruggen ten behoeve van percelen met de bestemming 'Wonen' mag maximaal 3 m bedragen en ter plaatse van een landhoofd maximaal 6 m.

steigers

  • d. de oppervlakte van steigers mag ten hoogste 6 m² bedragen, met dien verstande dat de doorvaart niet gehinderd wordt.
7.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. Ter plaatse van de in de verbeelding als zodanig aangeduide gronden is ten behoeve van de bestemming 'Recreatie - Recreatieverblijf' een brug toegestaan:
    • 1. ter plaatse van de hoofdentree aan de zijde van de Reeuwijkse Houtwal: voor verkeersdoeleinden met een breedtemaat van maximaal 10 m.
    • 2. ter plaatse van de Oudeweg: voor fietsverkeer met een breedtemaat van maximaal 6 m. Deze brug dient tevens als calamiteitenontsluiting.

 

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen in niet-gestapelde vorm;
  • b. aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • c. tuinen en erven;
  • d. bij deze functies behorende voorzieningen, zoals groen- en speelvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en verhardingen.
8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

hoofdgebouwen

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding met de maatvoeringaanduiding is aangegeven;
  • c. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding met de maatvoeringsaanduiding is aangegeven.

erfbebouwing

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van tenminste 1 m achter de voorgevel van de woning worden gebouwd;
  • b. woningen mogen aan de achterzijde over een diepte van ten hoogste 3,5 m achter de achtergevel worden uitgebreid;
  • c. de breedte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag op het zijerf van een woning ten hoogste 4 m bedragen;
  • d. in afwijking van het onder c vermelde, mag een aan-, uitbouw of (aangebouwd) bijgebouw een breedte van 40% van het zijerf hebben, indien het bij een woning behorende zijerf een breedte heeft van meer dan 10 m;
  • e. de afstand tussen erfbebouwing en water dient tenminste 1 m te bedragen;
  • f. op de gronden achter de voorgevelrooilijn (uitgezonderd het hoofdgebouw) mag de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen, kelders en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 40% van het oorspronkelijk bij de woning behorende zij- en achtererf bedragen tot een maximum van 50 m² ;
  • g. de onder f genoemde 50 m² mag vermeerderd worden met 10% van het oppervlak dat het betrokken erf groter is dan 125 m² tot een maximum van 80 m² met dien verstande dat van geen bouwwerk het grondoppervlak meer dan 50 m² mag bedragen;
  • h. op de onder f genoemde gronden dient tenminste 25 m² onbebouwd en onoverdekt te blijven;
  • i. voor aan- en uitbouwen geldt een maximale goothoogte van 3.25 m;
  • j. op het achtererf is een kap op de erfbebouwing niet toegestaan;
  • k. voor bijgebouwen (vrijstaand of aangebouwd) geldt een maximale goothoogte van 3 m;

andere bouwwerken

  • l. de maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt:

1. 1 m voor erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
2. 2 m voor erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
3. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. Het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van de uitoefening van niet-publieksgerichte aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan, voor zover:
    • 1. het vloeroppervlak niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 60 m² ;
    • 2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de bewoner van de woning is;
    • 3. in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
    • 4. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
  • b. Balkons en dakterrassen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan.
8.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.3. ten behoeve van publieksgerichte aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, onder de voorwaarde dat:

  • a. het vloeroppervlak niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 60 m² ;
  • b. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de bewoner van de woning is;
  • c. in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
  • d. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

 

Artikel 9 Leiding - Gas

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding.

9.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) toe te staan:

  • a. mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat en er geen sprake is van gebruik ten behoeve van kwetsbare of verminderd kwetsbare personen:
  • b. alvorens het bevoegd gezag beslist over een afwijking als bedoeld in a. winnen zij schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bij voorbeeld rietbeplanting;
    • 2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
    • 3. het verrichten van grondroeractiviteiten (bij voorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    • 4. diepploegen;
    • 5. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
    • 6. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
    • 7. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
    • 8. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
    • 9. het indrijven van voorwerpen in de bodem.
  • b. Het in a. genoemde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud en beheer van de gasleiding betreffen;
    • 2. op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;
    • 3. mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet informatie uitwisseling ondergrondse netwerken, evenals graafwerkzaamheden als bedoeld in deze wet;
    • 4. worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en);
  • c. Alvorens te beslissen over een vergunning wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder. Het advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen binnen de bestemmingsgrenzen in afwijking van hoofdstuk 2 van deze regels en van de verbeelding, uitsluitend worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, entreeportalen, afdaken, erkers, serres en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.

11.2 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  • a. de ruimte tussen bouwwerken;
  • b. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
11.3 Bestaande afstanden en andere maten
  • a. Indien afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 van de regels is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. in die gevallen dat afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 van de regels is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden;
  • c. in het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde onder a en c van dit lid uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, is in ieder geval:

  • a. permanente bewoning van recreatiewoningen;
  • b. het aanbieden van logies aan arbeidsmigranten;
  • c. het gebruik van onbebouwde gronden voor:
    • 1. het storten of het lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen
    • 2. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  • d. van bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, horeca of detailhandel, voor zover zulks niet expliciet is toegestaan ingevolge de bestemmingsregels.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

13.1 Afwijkende maten en overschrijding bouwgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels ten behoeve van:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10 %;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. het bouwen van antenne-installaties tot ten hoogste 15 m;
  • d. het bouwen van overige andere bouwwerken tot een hoogte van 10 m;
13.2 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 13.1 wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor de technische betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10 % worden vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
15.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 15.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 15.1 met maximaal 10%.

15.3 Illegale bebouwing

Lid 15.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

15.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 15.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

15.6 Verbod hervatting strijdig gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 15.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

15.7 Uitgesloten gebruik

Lid 15.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Recreatiepark Reeuwijkse Hout.