direct naar inhoud van 4.2 Cultuurhistorie en archeologie
Plan: Wijzigingsplan Gouwedreef N207
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1901.12GouwedreefN207-WP80

4.2 Cultuurhistorie en archeologie

Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Met deze inwerkingtreding werd het verdrag van Malta, dat op 16 april 1992 onder andere door Nederland is ondertekend, in de Nederlandse wet- en regelgeving verwerkt. Het Verdrag van Malta is gericht op het behouden van archeologische waarden in de bodem. Uitgangspunt hierbij is onder andere het uitvoeren van een onderzoek naar archeologische waarden in het plangebied voor het vaststellen van een bestemmings-/wijzigingsplan of het verlenen van een ontheffing. Ook het zogenaamde veroorzakersprincipe is een uitgangspunt van het Verdrag van Malta. Dit betekent dat diegene die mogelijke archeologische waarden in de bodem verstoort, financieel verantwoordelijk is voor een voldoende onderzoek naar en het behoud van die archeologische waarden. Met de inwerkingtreding de Wamz werd ook de Monumentenwet 1988 (Monw) gewijzigd. Op grond van de Monw moet (mogelijke) archeologische waarden in de bodem van het plangebied overwogen worden.

Gemeenten dienen ook te beschikken over eigen archeologiebeleid omdat verantwoordelijkheid bij de gemeente ligt: behoud bodemarchief, dus archeologie dient als volwaardige wegingsfactor een plek te hebben in de belangenafweging bij de besluitvorming van ruimtelijke ingrepen.

Op 14 november 2012 heeft de raad van Waddinxveen archeologiebeleid vastgesteld De wijze waarop de gemeente Waddinxveen invulling geeft aan haar wettelijke taak om rekening te houden met archeologische waarden in haar grondgebied is in beleid vastgelegd; 'Nota archeologiebeleid gemeente Waddinxveen (2012). De gemeente Bodegraven-Reeuwijk heeft eveneens archeologiebeleid vastgesteld, de 'Beleidsnota Archeologie Bodegraven-Reeuwijk (2008)'.

Onderzoek

In maart 2006 is door Grontmij een rapport overgelegd naar aanleiding van een archeologische bureaustudie en een inventariserend veldonderzoek, uitgevoerd door middel van grondboringen. Doel van het archeologische onderzoek is om de betekenis van het gebied voor cultuurhistorie en archeologie te bepalen.

Cultuurhistorie

Geconcludeerd wordt dat het project niet leidt tot aantasting van cultuurhistorische waarden van het gebied. Kenmerkend voor het gebied is de haaks op de Gouwe gelegen verkavelingstructuur. Het tracé van de weg volgt deze structuur en past hiermee goed in het landschap.

Archeologie

Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied voor een deel een hoge verwachting heeft voor het aantreffen van archeologische waarden. Deze hoge verwachting geldt voor het gedeelte van het plangebied waarin zich een rivier-inversierug bevindt (zie afbeelding 4.1, de groene strook gemarkeerd met 5).

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.12GouwedreefN207-WP80_0004.png"

Afbeelding 4.1:uitsnede archeologische verwachtingswaardekaart. Blauwe lijn: globale ligging tracé Randenburg West. Bron: RAAP

Uit het veldonderzoek blijkt dat het plangebied zeer waarschijnlijk niet geschikt geweest is voor bewoning. Er is ook geen sprake van een eventuele ontginningsas. De rivier-inversierug is niet duidelijk aangetroffen. In plaats hiervan is eerder sprake van een eenvoudige veengeul, bestaande uit matig slappe klei, waarop waarschijnlijk geen bewoning mogelijk was. De hoge verwachting uit het bureauonderzoek kon tijdens het booronderzoek niet worden bevestigd. Deze conclusie is overeenkomstig het archeologisch advies (Grontmij, 2011), opgenomen in bijlage 2, dat in het kader van dit wijzigingsplan is opgesteld.

Conclusie

De resultaten van het verkennend archeologisch onderzoek duiden niet op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. Het is dan ook niet noodzakelijk om nader archeologisch onderzoek te verrichten. Dit is voorgelegd aan de provinciaal-archeoloog van Zuid-Holland. Na enige aanpassing is het rapport op 8 maart 2006 goedgekeurd en zijn de conclusies door de provinciaal-archeoloog onderschreven. Dit word ook bevestigd door het archeologisch advies (Grontmij, 2011). Mits voldaan wordt aan genoemde voorwaarden in dit advies, zijn er vanuit het aspect archeologie geen knelpunten voor de beoogde planontwikkeling.