direct naar inhoud van Artikel 5 Wonen
Plan: Korte Waarder 33, Nieuwerbrug
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1901.11KorteWaarder33NB-BP80

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' een vrijstaande woning;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens een kantoor is toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - galerie' tevens een galerie is toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - gastenverblijf' tevens een gastenverblijf is toegestaan;

met bijbehorende voorzieningen, zoals bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen, erven, groen, parkeervoorzieningen, paden en water en overeenkomstig de in 5.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

5.1.2 Nader detaillering van de bestemming
a Niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Binnen deze bestemming wordt het gebruik van ruimten binnen de woning en/of aan-/uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit als gebruik overeenkomstig de bestemming in een woning of bedrijfswoning aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • 1. maximaal 50% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste en in totaal 75 m² mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroep;
  • 2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • 3. uitsluitend is toegestaan een inrichting type a conform het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. Type b is uitsluitend toegestaan na verlening van een afwijking als opgenomen in 10.1;
  • 4. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden.

b Publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan na verlening van een afwijking als opgenomen in 10.2.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming, zoals hoofdgebouwen in de vorm van woningen en aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen.

5.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen als genoemd in 5.1 gelden de volgende bepalingen:

  • a. woningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de verbeelding opgenomen bouwvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen alleen vrijstaande woningen worden gebouwd;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding met de aanduiding 'maximale goothoogte';
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding met de aanduiding 'maximale bouwhoogte';
  • e. het aantal woningen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan het bestaande aantal woningen.

5.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor de aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', met dien verstande dat de bestaande gebouwen daarbuiten worden geacht aan het plan te voldoen;
  • b. voor zover de aanduiding 'bijgebouwen' ligt vóór de voorgevel, geldt dat, in afwijking van het bepaalde onder a, uitsluitend de hierin gesitueerde aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn toegestaan;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m dan wel 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning of het woongebouw;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

5.2.4 Vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen

Vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:

  • a. vrijstaande bijgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.

5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:

  • a. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer bedragen dan 2 m en daarbuiten niet meer dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen de overige gronden mag niet meer bedragen dan 3 m.

5.2.6 Nadere detaillering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
a zwembad

Per bouwperceel is maximaal één zwembad toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. het zwembad uitsluitend achter (het verlengde van) de achtergevel van het hoofdgebouw compact gesitueerd is op het perceel en landschappelijk is ingepast;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 5 m bedraagt;
  • c. de oppervlakte van een zwembad ten hoogste 15% van het perceel bedraagt met een maximum van 50 m²;
  • d. een zwembad niet meer dan 0,2 m boven het maaiveld uitsteekt;
  • e. lichtmasten niet zijn toegestaan.

b Tennisbaan

Per bouwperceel is maximaal één tennisbaan toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de tennisbaan uitsluitend achter (het verlengde van) de achtergevel van het hoofdgebouw compact gesitueerd is op het perceel en landschappelijk is ingepast;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 5 m bedraagt;
  • c. de oppervlakte van een tennisbaan niet meer bedraagt dan 450 m²;
  • d. de oppervlakte van een tennisbaan (inclusief alle verhardingen) niet meer bedraagt dan 50% van het perceel;
  • e. lichtmasten niet zijn toegestaan.

5.2.7 Bebouwde oppervlakte

Voor de bebouwde oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' geldt het volgende:

  • a. De bebouwde oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag per bouwperceel niet meer bedragen dan opgenomen in onderstaande tabel, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer dan 50% mag worden bebouwd:

Oppervlakte aanduiding 'bijgebouwen'   Maximale oppervlakte aan- en uitbouwen
of bijgebouwen  
< 200 m²   60 m²  
200-500 m²   90 m²  
=> 500 m²   120 m²  

  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' die is gelegen vóór de voorgevel telt de bebouwde oppervlakte niet mee bij het bepaalde onder a.
  • c. Het bepaalde onder a geldt niet ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage %'. In dergelijke situaties geldt het volgende: Het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer bedragen, dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage %' – geldend voor de gronden gelegen binnen het bouwperceel – met deze aanduiding is aangegeven.

5.2.8 Afwijkingenregeling

In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, het volgende: indien en voor zover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de genoemde maxima, dan wel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.

5.3 Afwijking van de bouwregels
5.3.1 Afwijking van goot- en/of bouwhoogte

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.2
teneinde een grotere goothoogte en/of bouwhoogte toe te staan, mits:

  • a. de op grond van 5.2.2 toegestane goot- en/of bouwhoogte met niet meer dan 3 m wordt verhoogd;
  • b. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • c. bij de afwijking het behoud van een stedenbouwkundige eenheid van de desbetreffende straat in acht wordt genomen.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het plaatsen van caravans;
  • c. de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf;
  • d. kamerverhuur en logies;
  • e. zelfstandige bewoning van vrijstaande bijgebouwen.