direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Zwembad De Kuil
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1901.zwembaddekuil-BP80

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het najaar van 2016 heeft de gemeenteraad ingestemd met nieuwbouw van het zwembad De Kuil, op het perceel Sportlaan 1a te Bodegraven. Het zwembad is inmiddels verouderd en er zal op hetzelfde perceel een nieuw zwembad worden gerealiseerd. Belangrijk uitgangspunt hierbij is dat het huidige zwembad moet kunnen blijven functioneren gedurende het bouwproces. Dit betekent dat het zwembad een andere situering op het perceel krijgt. Dat is ook de reden dat een nieuw bestemmingsplan moet worden opgesteld, om ter plaatse van de nieuwe situering het bouwvlak te leggen. De huidige sporthal blijft behouden.

Voor de nieuwbouw is een zogenaamd 'Design & Build'-aanbestedingstraject in gang gezet. Dit betekent dat aan marktpartijen om een volledig uitgewerkt ontwerp van zowel de technische aspecten als een architectonisch ontwerp van het gebouw en de buitenruimte gevraagd wordt. Voorliggend bestemmingsplan legt de stedenbouwkundige en milieukundige randvoorwaarden vast.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.zwembaddekuil-BP80_0001.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.zwembaddekuil-BP80_0002.jpg"

Zicht op gevel van sportcentrum"de Kuil" (bron: Pouderoyen Compagnons)

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen in het noordelijke deel van de kern Bodegraven en is omringd door woonbebouwing en aan de zuidzijde grotendeels door bedrijfsbebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.zwembaddekuil-BP80_0003.jpg"

Luchtfoto, uitgezoomd, waarbij de rode omlijning de globale begrenzing van het plangebied aangeeft (bron: KadViewer)

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.zwembaddekuil-BP80_0004.jpg"

Luchtfoto, ingezoomd, waarbij de rode omlijning de globale begrenzing van het plangebied aangeeft (bron: KadViewer)

1.3 Geldend bestemmingsplan

Voor de gronden van het plangebied geldt op dit moment het bestemmingsplan 'Kern Bodegraven'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Bodegraven op 20 mei 2010, met kenmerk NL.IMRO.0497.KernBodegraven10-BP80).

Het plangebied omvat het terrein van het sportcentrum, dus zwembad, sporthal en ligweide, het parkeerterrein en de groenstrook er omheen.

Het plangebied bestaat uit de bestemmingen 'Sport' voor het huidige zwembad, sportcentrum en ligweide, 'Verkeer - Verblijfsgebied' voor de inrit en het parkeerterrein, 'Groen' voor de groene inkleding van het perceel en de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' voor de bestaande nutsgebouwen aan de noordzijde van het sportterrein. de aanduiding 'bouwvlak' is aan de zuidzijde opgenomen, terwijl deze nu meer aan de westzijde wordt gesitueerd. De sporthal heeft een aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - ondergronds', omdat deze verdiept is uitgevoerd. Aan de noord- en oostzijde ligt een aanduiding 'naschoolse opvang uitgesloten'. Daarnaast geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.zwembaddekuil-BP80_0005.jpg"

Uitsnede van de verbeelding ter hoogte van het plangebied. Met rood is de begrenzing van het plangebied globaal aangegeven (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding is in de volgende hoofdstukken het plan als volgt toegelicht:

  • Hoofdstuk 2: beschrijving van het planvoornemen;
  • Hoofdstuk 3: beschrijving bestaande situatie;
  • Hoofdstuk 4: beschrijving relevante beleidskaders en regelgeving;
  • Hoofdstuk 5: toets van het plan aan omgevingsaspecten;
  • Hoofdstuk 6: juridische vertaling van het plan;
  • Hoofdstuk 7: uitvoerbaarheidsaspecten.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Achtergrond

In het najaar van 2017 heeft de gemeenteraad ingestemd met nieuwbouw van het zwembad De Kuil, op het perceel Sportlaan 1a te Bodegraven. Het zwembad is inmiddels verouderd en er zal op hetzelfde perceel een nieuw zwembad worden gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.zwembaddekuil-BP80_0006.jpg"

Zicht op de entree van het zwembad (bron: Pouderoyen Compagnons)

2.2 Planvoornemen

Het voorliggende bestemmingsplan maakt de nieuwbouw van het zwembad mogelijk. De huidige sporthal blijft hierbij behouden. Het zwembad wordt wat van de huidige omvang van circa 3.000 m2 vergroot naar 4.500 m2.

Het huidige zwembad is verouderd en is aan vervanging toe. Het nieuwe zwembad zal voorzien in hetzelfde type binnenbaden als in de huidige situatie. Het buitenbad zal worden verkleind omdat er meer behoefte is aan ligweide dan aan oppervlakte buitenzwemwater. De huidige eisen en wensen aan zwembaden maken dat er meer bebouwde oppervlakte benodigd is omdat er meer aandacht is voor de breedte van de gangpaden, aantal en grotere kleedruimtes en ruimte rondom het zwembad, alsmede de ruimte voor technische installaties. Dit maakt dat er een toename in bebouwde oppervlakte is van 900 m2. De behoefte aan vervanging van het verouderde zwembad is evident; het zwembad kan niet langer mee, en draait economisch nog goed. De benodigde extra ruimte is niet benodigd voor extra baden, maar benodigd vanuit huidige eisen en wensen aan moderne zwembaden.

Belangrijke doelstelling voor de nieuwbouw van het zwembad is om hier een zeer functioneel zwembad van te maken dat ook nog eens hoog scoort op duurzaamheid en daarmee energiezuinig is en zoveel mogelijk energieneutraal.

Belangrijk uitgangspunt voor de nieuwbouw is dat het huidige zwembad moet kunnen blijven functioneren gedurende het bouwproces. Dit betekent dat het zwembad een andere situering op het perceel krijgt. Dat is ook de reden dat een nieuw bestemmingsplan moet worden opgesteld, om ter plaatse van de nieuwe situering het bouwvlak te leggen. Het huidige zwembad is aan de zuidzijde gelegen; het nieuwe zwembad zal voornamelijk aan de westzijde worden gesitueerd. Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid dat een deel van het nieuwe zwembad op een deel van het huidige zwembad wordt gesitueerd.

Voor de nieuwbouw is een zogenaamd 'Design & Build'-aanbestedingstraject in gang gezet. Dit betekent dat aan marktpartijen om een volledig uitgewerkt ontwerp van zowel de technische aspecten als een architectonisch ontwerp van het gebouw en de buitenruimte gevraagd wordt. Voorliggend bestemmingsplan legt de stedenbouwkundige en milieukundige randvoorwaarden vast.

Het bestemmingsplan heeft in verband met technische vereisten aan de binnenruimtes een bouwhoogte van 8 m nodig plus ruimte voor techniek. Deze hoogte wordt als maximum vastgelegd, om daarmee zoveel mogelijk aan te sluiten op de hoogtes van de woningen aan de west- en noordzijde van het plangebied. Deze woningen bestaan uit twee bouwlagen met een kap, waarbij een maatvoering geldt van 6 m als maximale goothoogte en 9 m als maximale bouwhoogte.

Ook sluit deze bouwhoogte aan op de hoogtes van de bedrijfsbebouwing aan de Willem de Zwijgerstraat, waarbij de gebouwen hoogtes hebben van circa 9 en 12 m.

Deze hoogte van het sportcomplex is aanvaardbaar gezien de ruime afstand van de voorgevels van de woningen tot het bouwvlak. Aan de Sportlaan varieert de afstand tot de nieuwbouw van 15 m tot 27 m, aan de Vijverlaan zelfs van 26 m tot 35 m. Daarbij komt dat er een zorgvuldige groene inpassing aanwezig is en behouden blijft, zie hiervoor paragraaf 2.4 Ruimtelijke inpassing. Op het dak van het zwembad zullen nog ondergeschikte bouwdelen worden aangebracht, zoals bijvoorbeeld de technische installaties. Ook zullen op het dak zonnepanelen worden geplaatst, wat een grote bijdrage levert aan de gewenste duurzame uitvoering van het zwembadcomplex.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.zwembaddekuil-BP80_0007.jpg"

Plangebied in luchtfoto ingezoomd (bron: KadViewer)

Ook de buitenruimte verandert. Het 50 m-bad wordt verkleind naar een 25 m-bad, er komt buiten een familieglijbaan en een peuterbad met waterspeelplaats van maximaal 40 m2. De overige baden zullen waarschijnlijk niet meer terugkomen. Voorstelbaar is dat een gebouw wordt ontworpen waarin gevels te openen zijn, zodat de binnenruimte en buitenruimte bij mooi weer in elkaar overlopen. De nieuwe situering van de gebouwen betekent dat de ligweiden aan de oostzijde van het plangebied zullen worden gesitueerd. De exacte uitvoering hiervan is nog niet bekend. Het bestemmingsplan vormt het ruimtelijke kader.

Op het terrein zijn in de huidige situatie diverse facilitaire gebouwtjes aanwezig. Dit zijn onder andere opslagruimtes en kleedhokjes. De oppervlakte hiervan mag in het bestemmingsplan worden teruggebouwd. Voorstelbaar is dat dit wordt geïntegreerd in het complex. Het bestemmingsplan maakt beide varianten mogelijk.

2.3 Stedenbouwkundige richtlijnen

Ten behoeve van het planvoornemen heet Pouderoyen Compagnons stedenbouwkundige richtlijnen opgesteld, zie hiervoor Bijlage 1 Stedenbouwkundige richtlijnen. Deze richtlijnen betreffen beoordelingsaspecten voor het uiteindelijke (Design&Build) ontwerp.

2.4 Ruimtelijke inpassing

De omliggende groenstrook is van grote waarde voor de omgeving. Deze zorgt voor inpassing van het terrein. Ook in de nieuwe situatie zal deze groenstrook zijn afschermende functie behouden. Dit is in het bestemmingsplan geborgd door middel van een aanduiding en daaraan gekoppelde regels.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.zwembaddekuil-BP80_0008.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.zwembaddekuil-BP80_0009.jpg"

Zicht op de groenstrook, aan de westzijde van het plangebied (bron: Pouderoyen Compagnons)

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.zwembaddekuil-BP80_0010.jpg"

Zicht op de groenstrook, aan de noordzijde van het plangebied (bron: Pouderoyen Compagnons)

2.5 Verkeer & parkeren

Parkeren

De inrit naar het sportcomplex blijft op dezelfde plek gesitueerd, te weten aan het begin van de Sportlaan. Het parkeren zal hoofdzakelijk aan de zuidzijde van het perceel plaatsvinden. Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid dat ook in een deel van de bestemming 'Sport' parkeergelegenheid wordt gerealiseerd.

Zoals gezegd is er sprake van een zogenaamd 'Design & Build'-aanbesteding. Dit houdt in dat de exacte vormgeving en situering nog niet bekend is, maar dat het bestemmingsplan de kaders biedt.

Daarbij is van belang dat de meeste actuele parkeernormen gelden. Het uiteindelijke ontwerp zal hieraan moeten voldoen. Deze parkeernorm is als zodanig in de planregels opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.zwembaddekuil-BP80_0011.jpg"

De parkeerbehoefte van het nieuw te bouwen appartementencomplex aan de Willem de Zwijgerstraat zal grotendeels op het zwembadterrein worden ingevuld. Hiertoe is een memo opgesteld, zie Bijlage 2 Memo parkeerbalans. Hieruit blijkt het volgende:

Uitgangspunt zijn de 88 bestaande parkeerplaatsen bij het zwembad. Op 27 mei 2014 is er in de maatgevende situatie een parkeertelling uitgevoerd op het parkeerterrein van het zwembad. 56 van de 88 parkeerplaatsen waren bezet. Er is hiermee voldoende restcapaciteit aanwezig om het tekort van 14 parkeerplaatsen bij het appartementencomplex op te vangen. De bezettingsgraad inclusief deze extra

parkeervraag van het bouwplan komt hiermee op (56 + 14) /88 x 100 = 80%. Het dubbele gebruik van het parkeerterrein levert daarmee geen problemen op.

Verkeer

Het nieuwe zwembad zal naar omvang vergelijkbaar zijn met de huidige omvang. Het aantal bezoekers verandert hiermee niet. Derhalve vinden er geen veranderingen plaats in de verkeersstructuur.

Hoofdstuk 3 Bestaande situatie

3.1 Ruimtelijk beeld

De planlocatie is gelegen aan Sportlaan 1a, midden in het noordelijke deel van de kern Bodegraven. De locatie is gelegen in het stratenblok, gevormd door de Sportlaan, Vijverlaan, Koninginneweg en de Willem de Zwijgerstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.zwembaddekuil-BP80_0012.jpg"

De toegang tot het sportcomplexterrein is gelegen aan de Sportlaan, deze is direct achter de bedrijfsbebouwing die aan de Willem de Zwijgerstraat is gesitueerd gelegen. Deze toegang is vrij onopvallend.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.zwembaddekuil-BP80_0013.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1901.zwembaddekuil-BP80_0014.jpg"

De hoofdtoegang van het zwembad is aan het eigen parkeerterrein gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.zwembaddekuil-BP80_0015.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1901.zwembaddekuil-BP80_0016.jpg"

Het gehele sportcomplexterrein is vanuit de omgeving nauwelijks zichtbaar door de aanwezige volwassen bomen met ondergroei, rondom het terrein. Daarmee staat het sportcomplexterrein als een solitair groen blok in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.zwembaddekuil-BP80_0017.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.zwembaddekuil-BP80_0018.jpg"

De straten aan de west-, noord- en oostzijde betreffen woonstraten. De Sportlaan en Vijverlaan grenzen direct aan het plangebied. Aan deze straten zijn dan ook voornamelijk de voorgevels van de woningblokken (rijwoningen) naar het sportcomplexterrein gericht en enkele kopse gevels van haaks op de straat staande woningblokken.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.zwembaddekuil-BP80_0019.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1901.zwembaddekuil-BP80_0020.jpg"

Aan de Koninginneweg (oostzijde) zijn het echter de achterkanten van de rijwoningen die naar het sportcomplexterrein zijn gericht, afgescheiden door een brandgang en een hekwerk. De groene inkleding is hier beperkter. Het zicht op de ligweide van het zwembad wordt door middel van een aan het hek bevestigd groen net belemmerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.zwembaddekuil-BP80_0021.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1901.zwembaddekuil-BP80_0022.jpg"

Vanaf de Koninginneweg kan het sportcomplexterrein door middel van een voetpad worden bereikt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.zwembaddekuil-BP80_0023.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1901.zwembaddekuil-BP80_0024.jpg" 

Foto's door Pouderoyen Compagnons

3.2 Functionele structuur

Zoals gezegd wordt het sportcomplex aan 3 zijden omgeven door woonbebouwing.

Aan de zuidzijde zijn bedrijven aanwezig, gevestigd aan de Willem de Zwijgerstraat. Op de hoek met de inrit is een kaaspakhuis gesitueerd. De bedrijven zijn toegestaan in milieucategorie 1 en 2; een aanduiding voor een specifieke bedrijfsvoering is niet aanwezig.

Tussen deze bedrijven worden 27 appartementen met garageboxen (in een afzoonderljike procedure) mogelijk gemaakt. Het parkeren zal op een gezamenlijk terrein plaatsvinden.

3.3 Ontsluiting

Het sportcomplex is in het noordelijke deel van de kern Bodegraven gelegen. De inrit is aan de Sportlaan gelegen, welke weer aansluit op de Willem de Zwijgerstraat aan de zuidzijde en de Westeinde aan de noordzijde. Beide straten komen door middel van een rotonde uit op de Burgemeester Kremerweg.

 

Hoofdstuk 4 Beleids- en wettelijk kader

Het voorliggende bestemmingsplan maakt de nieuwbouw van het zwembad mogelijk in de kern van Bodegraven. De huidige sporthal blijft hierbij behouden. Het zwembad blijft van min of meer gelijke omvang en zal dezelfde faciliteiten bieden. Voorliggend planvoornemen is daarmee beleidsneutraal. Een bespreking van het beleids- en wettelijke kader is daarmee niet aan de orde.

4.1 Motivering duurzame verstedelijking

In artikel 3.1.6 van het Bro zijn de regels voor duurzame verstedelijking opgenomen, de voormalige ladder. Hierin worden eisen gesteld aan de onderbouwing in bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. De toelichting dient te voldoen aan de volgende voorwaarden:

  • er wordt beschreven dat een voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte;
  • indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, bevat het bestemmingsplan een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Het huidige zwembad is verouderd en is aan vervanging toe. Het nieuwe zwembad zal voorzien in hetzelfde type binnenbaden als in de huidige situatie. Het buitenbad zal worden verkleind omdat er meer behoefte is aan ligweide dan aan oppervlakte buitenzwemwater. De huidige eisen en wensen aan zwembaden maken dat er meer bebouwde oppervlakte benodigd is omdat er meer aandacht is voor de breedte van de gangpaden, aantal en grotere kleedruimtes en ruimte rondom het zwembad, alsmede de ruimte voor technische installaties. Dit maakt dat er een toename in bebouwde oppervlakte is van 900 m2. Dit betreft een stedelijke ontwikkeling. De behoefte aan vervanging van het verouderde zwembad is evident; het zwembad kan niet langer mee, en draait economisch nog goed. De benodigde extra ruimte is niet benodigd voor extra baden, maar benodigd vanuit huidige eisen en wensen aan moderne zwembaden. Belangrijke doelstelling voor de nieuwbouw van het zwembad is om hier een zeer functioneel zwembad van te maken dat ook nog eens hoog scoort op duurzaamheid en daarmee energiezuinig is en zoveel mogelijk energieneutraal. Hiermee wordt ook voor de lange termijn een zwembadcomplex gebouwd.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Inleiding

Voor de realisatie van het nieuwe zwembad moet het bouwvlak worden verlegd in noordelijke richting. Om die reden moet een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld. ODMH heeft van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk opdracht gekregen voor het opstellen van de milieuparagraaf bij dit bestemmingsplan.

5.2 Bodem

5.2.1 Wet- en regelgeving

Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen.

Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft (Wbb):

  • Niet saneren
    Indien de verontreiniging voor het beoogde doel niet hoeft te worden gesaneerd kan het ruimtelijke plan voor wat betreft deze verontreiniging zonder meer doorgang vinden.
  • Saneren
    Indien de verontreiniging moet worden gesaneerd dient een saneringsplan te worden opgesteld en ingediend bij de Omgevingsdienst Midden-Holland. In sommige gevallen kan worden volstaan met het indienen van een BUS-melding (Besluit Uniforme Saneringen). Na goedkeuring door het bevoegd gezag kan de sanering doorgang vinden. Na afloop dient de sanering te worden geëvalueerd en ook dit verslag dient ter goedkeuring te worden voorgelegd. Tijdens de saneringsprocedure kan de ruimtelijke procedure worden voortgezet. Echter, een omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen kan pas inwerking treden nadat is vastgesteld dat er geen sprake is van een ernstige en spoedeisende sanering (art. 6.2. c. Wabo).

Een onderzoeks- en saneringstraject heeft soms grote financiële consequenties voor de beoogde plannen. Enerzijds omdat de kosten van sanering hoog kunnen zijn, anderzijds omdat deze trajecten van grote invloed kunnen zijn op de planning. In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dienen deze kosten tijdig in kaart te worden gebracht. Het is daarom aan te bevelen reeds in een vroeg stadium van planvorming (historisch-) bodemonderzoek voor het hele plangebied uit te voeren. Deze bodemonderzoeken zijn ook noodzakelijk bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen.

Bij de realisatie van ruimtelijke plannen is vaak grondverzet noodzakelijk. Dit grondverzet is middels het Besluit bodemkwaliteit aan regels gebonden. De gemeente Bodegraven-Reeuwijk beschikt over een vastgestelde bodemkwaliteitskaart en bijbehorende Nota Bodembeheer. Uitgangspunt is dat bij hergebruik van grond de kwaliteit moet aansluiten bij de functie ter plaatse. Nagenoeg alle grondverzet dient te worden gemeld bij het Meldpunt Bodemkwaliteit (www.meldgrond.nl).

5.2.2 Historisch vooronderzoek

In opdracht van Omgevingsdienst Midden-Holland (ODMH) is door Antea Group in januari 2018 een historisch bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de locatie van het zwembad. Het historisch vooronderzoek is uitgevoerd conform de richtlijnen uit de NEN 5725 (Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek, NNI, januari 2009). Hierbij is gekozen voor een standaard vooronderzoek. De rapportage is als Bijlage 3 Bodem: historisch vooronderzoek toegevoegd.

Resultaten

Op basis van de informatie van de ODMH zijn de volgende bodemonderzoeken en/of

beschikkingen van toepassing op de onderzoekslocatie:

  • Historisch onderzoek d.d. 24-10-2007 Geofox-Lexmond BV, 20071982/HZEI
  • Historisch onderzoek d.d. 20-11-2007 Geofox-Lexmond BV, 20071982_a1
  • Verkennend onderzoek NEN 5740 d.d. 05-01-2010, Geofox-Lexmond BV, 20092532/TPEP

Historisch onderzoek 1; Sportlaan 1A te Bodegraven

Dit historisch onderzoek is uitgevoerd op de locatie van het parkeerterrein, stukje grasland en braakliggend terrein bij het zwembad 'De Kuil'. Na aanleiding van dit historisch onderzoek is het verkennend onderzoek uitgevoerd.

Uit het historisch onderzoek komt naar voren dat er meerdere verdachte locaties zijn. Aan de overkant van de straat (Willem de Zwijgerstraat 14) is een ernstig geval van bodemverontreiniging bekend met minerale olie. Op de onderzoekslocatie was in het verleden een kartbaan met asfaltbanen gelegen welke mogelijk verdacht is op PAK en teerhoudend asfalt.

Verder is op de locatie een opslag gevestigd van chloorbleekloog en zwavelzuur. Als laatste lag naast het parkeerterrein een dijkje waarvan de kwaliteit van de verhoging onbekend is.

Historisch onderzoek 2

Dit is een aanvulling op het historisch onderzoek 1. De aanvullende informatie is dat er geen opslag meer is voor chloorbleekloog en zwavelzuur. Daarnaast is de ophooglaag met onbekende bodemkwaliteit bij de parkeerplaats niet meer aanwezig en hoeft daarom niet meer onderzocht te worden. De conclusie van de aanvulling is dat een verkennend onderzoek noodzakelijk wordt geacht vanwege de voormalige aanwezigheid van een kartbaan met mogelijk teerhoudend asfalt en vanwege het ernstige geval van bodemverontreiniging op Willem de Zwijgerstraat 14.

Verkennend bodemonderzoek Sportlaan 1a te Bodegraven (2010)

Dit verkennend bodemonderzoek is opgedeeld in twee deellocaties, namelijk A en B. Deellocatie A bevindt zich binnen een afstand van 25 meter van de onderzoekslocatie. Deellocatie B valt hier buiten en de resultaten van deze locatie worden buiten beschouwing gelaten.

Aanleiding voor het onderzoek waren de resultaten uit eerdere onderzoeken en de aanwezigheid van bodembedreigende activiteiten op de onderzoekslocatie. Op Willem de Zwijgerstraat 14 is een bodemverontreiniging bekend met minerale olie. Deze was al afgeperkt naar de locatie toe.

In het verleden heeft er een kartbaan met asfaltwegen gelegen op de onderzoekslocatie. De locatie is daarom verdacht op PAK. In het onderzochte gebied zijn sporen puin aangetroffen in de ondergrond. Uit de resultaten van het onderzoek is gebleken dat de grond geen verhoogde gehalten aan onderzochte stoffen bevat.

Het grondwater bevat een streefwaarde overschrijding aan tetrachlooretheen. De oorzaak van deze verhoging is onbekend.

5.2.2.1 Conclusie en advies

Ter plaatse van de onderzoekslocatie en het aangrenzend perceel zijn potentiële bodembedreigende activiteiten of aanwijzingen gevonden die de bodemkwaliteit negatief beïnvloeden. Dit betreft de gesloopte kartbaan (voor 1979) die mogelijk een teerhoudende asfaltlaag had en de aanwezigheid van de chemicaliën chloorbleekloog, zwavelzuur (tot maximaal 2007) en aluminiumsulfaat.

Op het aangrenzende perceel uitgevoerde onderzoek zijn geen verhoogde gehalten aan onderzochte stoffen in de bodem gemeten (Verkennend bodemonderzoek Sportlaan 1a te Bodegraven, 05-01-2010, Geofox-Lexmond BV).

Op het aangrenzend perceel is een streefwaarde overschrijding aan tetrachlooretheen in het grondwater aangetroffen. De bron van deze verontreiniging is onbekend (Verkennend bodemonderzoek Sportlaan 1a te Bodegraven, 05-01-2010, Geofox-Lexmond BV).

Aangezien de locatie sinds 1949 (topotijdreis.nl) in gebruik is als zwembad is er aanleiding om te verwachten dat asbest is toegepast op de locatie. Het sportcentrum is rond 1980 gebouwd, waardoor ook hier een grote kans is dat asbest is gebruikt. De locatie is hierdoor asbestverdacht. Tijdens het verkennend bodemonderzoek (2010) zijn géén asbestverdachte materialen aangetroffen op het maaiveld of in de boringen. Daarnaast zijn tijdens het locatiebezoek geen asbestverdachte materialen aangetroffen. De bodem is hierdoor niet verdacht op asbesthoudende materialen.

De verwachting is dat potentieel bodembedreigende activiteiten de bodem hebben verontreinigd. Om die reden wordt nog een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Daarnaast wordt geadviseerd voorafgaande aan mogelijke sloopwerkzaamheden een asbestinventarisatie uit te voeren.

5.2.3 Verkennend en aanvullend onderzoek

Op basis van het vooronderzoek zijn er aanwijzingen voor de aanwezigheid van (voormalige) bodembedreigende activiteiten op het onderzoeksterrein die de bodemkwaliteit negatief zouden kunnen beïnvloeden. Daarom is door Antea Group een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd conform de richtlijnen uit de NEN 5740 (Onderzoeksstrategie bij verkennend onderzoek). De rapportage (Verkennend bodemonderzoek Sportlaan 1a te

Bodegraven, kenmerk ODMH: 2018019962, 1 maart 2018) is als Bijlage 4 Bodem: verkennend onderzoek toegevoegd.

Op basis van het vooronderzoek zijn er aanwijzingen voor de aanwezigheid van (voormalige) bodembedreigende activiteiten op het onderzoeksterrein die de bodemkwaliteit negatief zouden kunnen beïnvloeden. Dit betreft een aangetroffen koperverontreiniging tijdens het verkennend onderzoek. Het doel van het aanvullend bodemonderzoek is om de koperverontreiniging af te perken. Het onderzoek betreft maatwerk. Daarom is door Antea Group een aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd conform de richtlijnen uit de NEN 5740 (Onderzoeksstrategie bij verkennend onderzoek). De rapportage (Aanvullend bodemonderzoek Sportlaan 1a te Bodegraven, kenmerk ODMH: 2018061749, 18 april 2018) is als Bijlage 5 Bodem: aanvullend onderzoek toegevoegd.

5.2.3.1 Conclusies en aanbevelingen
  • Grond

Op de onderzoekslocatie zijn plaatselijk zintuigelijk bijmengingen aangetroffen aan resten puin en een enkele keer glas en koolas.

Voormalige kartbaan

In de bovengrond van de voormalige kartbaan is een licht verhoogd gehalte met PAK aangetoond. De overig geanalyseerde parameters zijn niet verhoogd aangetroffen. Er zijn geen verhoogde gehalten aangetoond in de kleiige ondergrond (tot 1,20 m-mv). In de zandige ondergrond wordt in het mengmonster OGMM204 een matig verhoogd gehalte gemeten aan koper. Na uitsplitsing blijkt dat een sterk verhoogd gehalte aan koper voorkomt bij boring 12 (1,5-2,0 m-mv).

Uit de resultaten van het aanvullend bodemonderzoek blijkt dat de grond bij boring 12 van 1,3 – 2,0 m-mv sterk verontreinigd is met koper.

Tijdens het aanvullend bodemonderzoek zijn 4 aanvullende boringen (101 t/m 104) geplaatst op 5 meter afstand van de bekende koperverontreiniging van boring 12. Er zijn vier mengmonster samengesteld van de verdachte lagen (1,3-2,0 m-mv). Uit de resultaten blijkt dat geen van deze lagen een verhoogd gehalte aan koper bevat.

De koperverontreiniging is hiermee zowel horizontaal als verticaal afgeperkt.

Op basis van de analyseresultaten wordt de omvang van de verontreiniging met koper in de

ondergrond globale ingeschat op circa 14 m3 (20 m2 * 0,7 m).

Opslag chemicaliën

Analytisch wordt maximaal een licht verhoogd gehalte aan zware metalen, PCB en PAK gemeten in de bovengrond ter plaatse van de opslag van chemicaliën. In de ondergrond is ten hoogste een licht verhoogd gehalte gemeten aan nikkel. De overig geanalyseerde parameters worden niet verhoogd aangetroffen. De aanwezige chemicaliën zijn chloorbleekloog, zwavelzuur (tot maximaal 2007) en aluminiumsulfaat. Deze stoffen worden niet teruggevonden in de bodem. De gemeten licht verhoogde gehalten zijn niet te relateren aan de opslag van chemicaliën.

Overig terrein

In de bovengrond ter plaatse van het overig terrein wordt maximaal een licht verhoogd gehalte aan nikkel gemeten. In de ondergrond van het overig terrein worden geen verhoogde gehalten gemeten aan onderzochte stoffen.

  • Grondwater

Het grondwater bevat ten hoogste een licht verhoogd gehalte aan barium en chloride (enkel bij peilbuis 24). De overige onderzochte stoffen zijn niet verhoogd. Barium komt in alle peilbuizen licht verhoogd voor. Het gemeten gehalte aan barium is waarschijnlijk van nature verhoogd aangezien op de locatie van de peilbuizen geen antropogene bron aanwezig lijkt te zijn. Het is mogelijk dat het gemeten gehalte aan chloride afkomstig is van de opslag aan chemicaliën.

Volgens het rapport van de RIVM (RIVM rapport 711701075/2008, Afleiding van milieurisicogrenzen voor chloride in oppervlaktewater, grondwater, bodem en waterbodem) is er een milieurisicogrens voor chloride in grondwater. Het huidige verhoogde gehalte bij peilbuis 24 overschrijdt zowel het niveau waarbij geen schadelijke effecten zijn te verwachten, MTR (94 mg Cl/l) als het niveau waarbij mogelijk ernstige effecten voor ecosystemen zijn te verwachten, ER (570 mg Cl/l). De locatie blijft in de toekomst in gebruik als zwembad, waardoor nader onderzoek naar het verhoogde chloride gehalte niet nodig is.

Het grondwater voldoet naar alle waarschijnlijkheid aan de eisen conform het Besluit Lozen Buiteninrichtingen zoals gesteld door het Hoogheemraadschap Rijnland.

  • Toetsing hypothese

Voormalige kartbaan: De vooraf opgestelde hypothese 'verdachte locatie' wordt aanvaard, vanwege de licht verhoogde gehalten aan PAK in de bovengrond en het sterk verhoogde gehalte aan koper in de ondergrond. Het grondwater bevat ten hoogste een licht verhoogd gehalte aan barium, wat waarschijnlijk van nature verhoogd is.

Opslag chemicaliën: De vooraf opgestelde hypothese 'verdachte locatie' wordt aanvaard, vanwege de licht verhoogde gehalten aan zware metalen, PAK en PCB in de bovengrond en het licht verhoogde gehalte aan nikkel in de ondergrond. Het grondwater bevat ten hoogste een licht verhoogd gehalte aan barium, wat waarschijnlijk van nature verhoogd is en een licht verhoogd gehalte aan chloride. Het gehalte aan chloride kan mogelijk ernstige effecten voor het ecosysteem hebben, echter omdat de locatie in gebruik blijft als zwembad is nu geen nader onderzoek noodzakelijk.

Overig terrein: De vooraf opgestelde hypothese 'onverdachte locatie' wordt verworpen, vanwege de licht verhoogde gehalten aan nikkel in de bovengrond. Het grondwater bevat ten hoogste een licht verhoogd gehalte aan barium, wat waarschijnlijk van nature verhoogd is.

In het opgeboorde materiaal op het totale terrein is sporadisch puin aangetroffen. Conform de NEN 5707 + C1 (bodem – inspectie en monsterneming van asbest in bodem en partijen grond) blijft de aanname ‘onverdacht’ zoals gesteld in het vooronderzoek van kracht omdat er geen aanwijzingen zijn voor bodembelastende activiteiten met asbest en geen asbestverdachte materialen zijn aangetroffen in het opgeboorde materiaal.

  • Aanbevelingen

De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van vervolgonderzoek, omdat het sterk verhoogde gehalte aan koper afgeperkt is. Tijdens de werkzaamheden op deze locatie dient er rekening gehouden te worden met de verontreiniging aan koper.

Uit het aanvullend onderzoek blijkt dat de omvang van de verontreiniging met koper bij boring 12 circa 14 m3 bedraagt. Er is geen sprake van een geval. De verontreiniging is niet mobiel en bevindt zich op een diepte van 1,3 – 2,0 m-mv.

Deze grond kan niet hergebruikt worden en aanbevolen wordt om de grond van deze locatie

tijdens de werkzaamheden af te voeren naar een erkend verwerker. Aangezien het geen geval is (<25 m3), zal een melding bij het bevoegd gezag niet nodig zijn.

De beoogde werkzaamheden zullen in den droge plaatsvinden. Hiervoor zal bemaling van het grondwater plaatsvinden. Uit de resultaten blijkt dat het grondwater voldoet om te lozen buiten een inrichting.

Voornoemde conclusies zijn gebaseerd op het vooronderzoek, de zintuiglijke waarnemingen en analyseresultaten van dit onderzoek.

5.3 Archeologie

5.3.1 Wet- en regelgeving

Het archeologisch erfgoed wordt binnen Nederland als zeer waardevol beschouwd: het betreft een kwetsbaar en onvervangbaar onderdeel van ons cultureel erfgoed. De Erfgoedwet legt de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het archeologische erfgoed bij de gemeente. De taken in het kader van de Erfgoedwet behelzen o.a. het integreren van archeologie in de besluiten op het gebied van de Ruimtelijke Ordening (zoals omgevingsvergunning) en de koppeling tussen bestemmingsplannen en archeologische waarden en verwachtingen.

De Erfgoedwet verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan of bij het verlenen van een omgevingsvergunning rekening te houden met in de bodem aanwezige of te verwachten archeologische waarden. De feitelijke bescherming daarvan krijgt gestalte door het opnemen van regels in het bestemmingsplan ten aanzien van de afgifte van een omgevingsvergunning voor bodemverstorende activiteiten in die gebieden die als archeologisch waardevol zijn aangemerkt. Deze regels kunnen betrekking hebben op archeologisch vooronderzoek dat de aanvrager van de vergunning moet laten uitvoeren. Aan de vergunning zelf kunnen aanvullende voorwaarden worden verbonden, met als uiterste de verplichting tot planaanpassing of het laten verrichten van een opgraving.

Gemeentelijk archeologiebeleid

De gemeente Bodegraven-Reeuwijk heeft sinds 2012 een eigen vastgesteld archeologiebeleid. Aan de hand van dit beleid is per gebied bepaald of en wanneer archeologisch (voor)onderzoek verplicht is. Wanneer een archeologisch onderzoek niet verplicht is, zijn er geen belemmeringen van archeologische aard voor de voorgenomen ontwikkelingen. Wanneer een archeologisch onderzoek wel verplicht is, dienen verschillende stappen van onderzoek en besluitvorming gevolgd te worden. Deze stappen worden beschreven in de cyclus van de Archeologische Monumentenzorg.

Cyclus Archeologische Monumentenzorg

Elk archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd conform de bepalingen in de Monumentenwet, het provinciaal en/of gemeentelijk beleid en de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), waarbij in de regel de Archeologische Monumenten Zorg (AMZ) cyclus wordt doorlopen. De cyclus bestaat uit een vooronderzoek dat een rapport moet opleveren waarbij de archeologische waarde van een terrein aangetoond wordt. Dit vooronderzoek dient afgerond te zijn bij het aanvragen van een omgevingsvergunning. Vervolgens neemt het bevoegd gezag een beslissing (een selectiebesluit) over de eventueel aanwezige archeologische waarden en dient dit onderzoek uitgevoerd te worden.

Onderzoek

Door IDDS Archeologie is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor een deel van het terrein van zwembad De Kuil. De rapportage is als Bijlage 6 Archeologie: bureauonderzoek toegevoegd.

Resultaten

Uit cartografisch onderzoek blijkt dat het onderzoeksgebied vanaf het eind van de jaren 1960 tot en met het eind van de jaren 1980 in gebruik is geweest als buitenbad. Uit het eerder uitgevoerde archeologisch onderzoek uit 2010 blijkt dat de bodem is opgebouwd uit een pakket beddingafzettingen (zand), afgedekt door een dun laagje komafzettingen (klei). Door de aanleg van een buitenzwembad zal de bodem tot ruim in de beddingafzettingen vergraven zijn. Aangezien eventuele archeologische waarden op- en niet ruim in de beddingafzettingen worden verwacht, kan de archeologische verwachting naar beneden bijgesteld worden.

5.3.2 Conclusie en advies

Het plangebied is voldoende onderzocht, er is geen vervolgonderzoek nodig. Bij de uitvoering is het volgende van belang:

  • Op basis van het beoordeelde onderzoek zijn er verder geen redenen van archeologische aard die een beletsel of beperking vormen ten aanzien van de beoogde bouwplannen op de locatie.
  • Als de werkzaamheden afwijken van de geschetste ontwikkeling, of dieper reiken dan de genoemde waarden, moet nader advies worden ingewonnen over de noodzaak van eventuele aanvullende stappen.
  • Als tijdens de werkzaamheden blijkt dat (toch) archeologische resten aanwezig zijn, dan dient het bevoegd gezag meteen op de hoogte gesteld te worden en een beslissing te nemen over hoe om te gaan met de resten. Dit conform paragraaf 5.4, artikel 5.10 van de Erfgoedwet.

5.4 Geluid

5.4.1 Wet- en regelgeving

Blootstelling aan hogere geluidsniveaus kan leiden tot negatieve effecten op de lichamelijke gezondheid. Daarom moet bij de ruimtelijke planvorming rekening worden gehouden met de geluidsniveaus die vanwege de planvorming bij woningen ontstaan.

Het zwembad is een inrichting in de zin van het Activiteitenbesluit milieubeheer. De geluidsniveaus die door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten, bij woningen worden veroorzaakt zijn begrensd op voor de gezondheid aanvaardbare niveaus. Het Activiteitenbesluit geeft de mogelijkheid om door middel van maatwerkvoorschriften strengere voorwaarden te stellen.

Het Activiteitenbesluit laat het stemgeluid van bezoekers op het open terrein van een inrichting voor sport- of recreatieactiviteiten buiten beschouwing. De toetsing of er vanwege het stemgeluid sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat dient te worden uitgevoerd in de ruimtelijke procedure waarmee de inrichting mogelijk wordt gemaakt. Bij de toetsing wordt nagegaan of het stemgeluid bij woningen geluidsniveaus veroorzaakt waarbij er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Een overschrijding van deze geluidsniveaus wordt alleen toelaatbaar gevonden als de nieuwe inrichting niet meer geluid veroorzaakt dan de bestaande inrichting.

5.4.2 Onderzoek

Door ODMH is een akoestisch rapport opgesteld, kenmerk 2018008389

versie 1, d.d. 29 mei 2018. In dit onderzoek wordt ingegaan op de aspecten die vallen onder het Activiteitenbesluit en op het binnen de inrichting veroorzaakt stemgeluid. Het akoestisch rapport is als Bijlage 7 Geluid vanuit de inrichting: zoekgebied ligweide en toegevoegd. Dit akoestisch onderzoek is gebaseerd op het gebied dat is aangewezen als zoekgebied ligweide.

Er zijn echter twee aanleidingen voor het aanpassen van het geluidsrapport. De eerste is een aanpassing van de richtlijnen. In de actuele richtlijnen heeft het zoekgebied voor het nieuwe zwembad als optie dat (een deel van) de ligweide in het zoekgebied komt te liggen, waarmee een grotere ligweide kan worden gerealiseerd. De tweede aanleiding is dat er meer duidelijkheid is gekomen over de ligging van het gebouw van het zwembad. Er zijn 2 kansrijke opties. In dit rapport worden de ligweiden behandeld die bij deze opties horen.

In vergelijking met versie 1 van het rapport is een nuancering op de normstelling toegevoegd. Dit akoestisch rapport is opgesteld door ODMH (kenmerk 2018095178, 15 mei 2018, versie 2) en is als bijlage Bijlage 8 Geluid vanuit de inrichting 2 opties toegevoegd.

5.4.3 Resultaten
5.4.3.1 Geluid installaties

Ten aanzien van de aspecten die vallen onder het Activiteitenbesluit wordt in het akoestisch rapport vastgesteld dat de volgens het Activiteitenbesluit toelaatbare geluidsniveaus merkbaar kunnen zijn in de tuinen van de omliggende woningen. Het Activiteitenbesluit hanteert hierbij een normstelling die afhankelijk is van de etmaalperiode. Gedurende de dagperiode (7.00-19.00 uur) en de avondperiode (19.00-23.00 uur) zijn hogere geluidsniveaus toegelaten dan in de nachtperiode (23.00-7.00 uur).

Daar de installaties van het zwembad het hele etmaal in bedrijf kunnen zijn zullen zij moeten voldoen aan de strengste voorwaarde tijdens de nachtperiode. Dit betekent dat zij overdag ook aan de norm voor de nacht voldoen.

5.4.3.2 Stemgeluid

In het akoestisch rapport wordt aandacht geschonken aan het stemgeluid dat wordt veroorzaakt op de ligweide en door gillende kinderen in het kinderbad of op de waterglijbaan. Zonder maatregelen ligt het veroorzaakte geluidsniveau bij een aantal woningen boven een waarde waarbij een goed woonen leefklimaat bestaat. Daarbij wordt bij enkele woningen ook het huidige geluidsniveau overschreden.

Om te kunnen voldoen aan de gestelde voorwaarden (zie 5.4.1) is een afschermende voorziening noodzakelijk tussen de ligweide en de woningen aan de Koninginnenweg. De afscherming kan worden uitgevoerd als een geluidsscherm of als een geluidswal. Daarbij zijn er beperkingen voor de posities waar het kinderbad en de waterglijbaan kunnen worden geplaatst.

5.4.4 Conclusie en advies

Er is voor de invulling van het plangebied rekening gehouden met 2 kansrijke opties voor de ligging van het nieuwe gebouw van het zwembad en de ligweide. Daarbij is er van uitgegaan dat de ligweide het gebied beslaat buiten het gebouw, dit is een worst case scenario.

Om de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus bij woningen vanwege het stemgeluid dat ontstaat op de ligweiden te beperken moet een afschermende voorziening aan de noordoostzijde van de ligweide worden geplaatst. Deze voorziening kan de vorm krijgen van een geluidsscherm met een hoogte van 2,5 meter of van een geluidswal met een hoogte van 3 meter. Gedetailleerde voorschriften zijn in hoofdstuk 4 opgenomen.

Uitgaande van de genoemde afschermende voorziening voor de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus geven de piekniveaus vanwege gillende kinderen beperkingen aan de posities waar het kinderbad en de waterglijbaan kunnen worden geplaatst. Het is niet mogelijk om ze overal op de nieuwe ligweide te plaatsen.

Voor het kinderbad gelden geringe beperkingen aan de noordwestzijde van het gebied. Bij een rigide toepassing van de in dit rapport gebruikte normstelling gelden voor de waterglijbaan grotere beperkingen, die de exploitatie van het zwembad lastiger kunnen maken. Wanneer voor woningen waarbij de tuinen niet in de richting van het zwembad liggen overschrijdingen worden toegelaten kan de waterglijbaan op meer posities worden geplaatst. Er wordt daarbij de voorwaarde gesteld dat deze posities alleen kunnen worden gebruikt als rekening is gehouden met de mogelijkheid dat klachten van omwonenden ontstaan. Wanneer er binnen een jaar na het in gebruik nemen van het zwembad volgens de gemeente klachten aanleiding zijn om de situatie te verbeteren moeten afschermende maatregelen aan de waterglijbaan worden getroffen.

De formulering en motivering van de voorwaarden is opgenomen in hoofdstuk 4 van Bijlage 8 Geluid vanuit de inrichting 2 opties.

5.5 Luchtkwaliteit

5.5.1 Wet- en regelgeving

Indien mensen met regelmaat luchtverontreinigende stoffen inademen kan dit leiden tot effecten op de lichamelijke gezondheid. Daarom moet bij ruimtelijke planvorming rekening worden gehouden met de effecten van de plannen op de luchtkwaliteit en de luchtkwaliteit ter plaatse.

Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna te noemen: Wet luchtkwaliteit), het Besluit niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen) en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen grenzen aan de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. De meest kritische stoffen ten gevolge van het verkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5). De grenzen voor deze stoffen zijn opgenomen in onderstaande tabel.

Tabel 2.1: Grenswaarden Wet luchtkwaliteit

stof   jaargemiddelde   uurgemiddelde   24-uursgemiddelde   Opmerkingen  
NO2   40 µg/m3   200 µg/m3   n.v.t.   Uurgemiddelde mag 18x per jaar worden overschreden  
PM10   40 µg/m3   n.v.t.   50 µg/m3   24-uursgemiddelde mag 35x per jaar worden overschreden  
PM2,5   25 µg/m3   n.v.t.   n.v.t.   -  

De Wet luchtkwaliteit en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen dat

ruimtelijke plannen doorgang kunnen vinden indien:

  • 1. de luchtkwaliteit ten gevolge van de plannen per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft;
  • 2. de plannen niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de concentratie van NO2 en PM10 in de buitenlucht. Vanaf het in werking treden van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit op 1 augustus 2009 wordt onder een NIBM bijdrage een bijdrage van minder dan 3% verstaan;
  • 3. de plannen niet leiden tot het overschrijden van een grenswaarde;
  • 4. gevoelige bestemmingen (waaronder scholen en zorginstellingen) niet binnen 300 meter van een rijksweg en 50 meter van een provinciale weg worden gerealiseerd (of indien binnen deze zones geen sprake is van een (dreigende) overschrijding).

Regeling NIBM

Het Besluit NIBM heeft een aantal NIBM-grenzen vastgesteld, waarvan met zekerheid kan worden

gesteld dat de 3%-grens niet zal worden overschreden, te weten:

  • Woningbouw: 1500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg, en 3000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.
  • Kantoorlocaties: 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte bij minimaal 1 ontsluitingsweg, en 200.000 m2 bruto vloeroppervlakte bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

In alle overige gevallen of combinaties van bovenstaande grenzen zal met een berekening

moeten worden aangetoond of de bijdrage niet in betekenende mate is of dat de grenswaarden niet

worden overschreden.

Tevens is in het Besluit NIBM een anticumulatie bepaling opgenomen, die zegt dat de effecten van beoogde ontwikkelingen in de omgeving van het plangebied moeten worden meegenomen in de beoordeling van het betreffende plan. Hiermee wordt voorkomen dat verschillende NIBM-projecten samen toch in betekenende mate bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit.

5.5.2 Onderzoek

De luchtkwaliteit in de nabijheid van het plangebied is in de figuren 5.1 t/m 5.3 aan hand van de NSL-monitoringstool 2017 (www.nsl-monitoring.nl), die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort, inzichtelijk gemaakt. De figuren geven een indruk van de luchtkwaliteit langs de drukke wegen (intensiteit meer dan 10.000 mvt/etmaal) rond het gebied, voor het jaar 2016.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.zwembaddekuil-BP80_0025.jpg"

Jaargemiddelde Stikstofdioxide (NO2)

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.zwembaddekuil-BP80_0026.jpg"

Jaargemiddelde Fijn stof (PM10)

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.zwembaddekuil-BP80_0027.jpg"

Jaargemiddelde Fijn stof (PM2,5)

Uit de figuren blijkt dat in 2016 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof (PM10) direct langs de maatgevende wegen onder de 35 µ/m³ liggen en daarmee ruimschoots onder de wettelijke grenswaarde van 40 µg/m³. Voor PM2,5 geldt dat de concentraties onder de 20 •g/m³ liggen en daarmee onder de wettelijke waarde van 25 µg/m³. Omdat in de huidige situatie aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook in de toekomstige situatie het geval zijn. De concentraties zullen de komende jaren namelijk afnemen, door onder andere het schoner worden van de voertuigen.

Met dit bestemmingsplan wordt de bouw van een nieuw zwembad mogelijk gemaakt. Deze ontwikkeling zal niet leiden tot een toename van de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Het is niet de verwachting dat het nieuwe zwembad meer verkeer zal aantrekken dan het huidige zwembad.

Zoals voorgaand bepaald liggen de huidige concentraties luchtverontreinigende stoffen ruim onder de wettelijke grenswaarden.

5.5.3 Conclusie en advies

Uit de monitoringstool blijkt dat langs de maatgevende wegen in de nabijheid van het plangebied aan de grenswaarden wordt voldaan.

De nieuwbouw van het zwembad zal niet leiden tot een toename van de concentraties luchtverontreinigende stoffen aangezien de verkeersaantrekkende werking gelijk zal blijven aan de bestaande situatie. Het plan kan conform Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) dan ook toelaatbaar worden geacht.

5.6 Bedrijven en milieuzonering

5.6.1 Wet- en regelgeving

Bij de realisatie van het zwembad dient te worden aangetoond dat deze geen effect zullen hebben op de gevoelige functies in de omgeving en of er sprake blijft van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In verband hiermee is de voorgenomen ontwikkeling getoetst aan de Handreiking Bedrijven en milieuzonering van de VNG. Er is een inventarisatie gemaakt van het soort bedrijvigheid dat gerealiseerd kan worden en welke gevoelige functies er in de directe omgeving aanwezig zijn.

5.6.2 Onderzoek

In de Handreiking Bedrijven en milieuzonering geldt voor overdekte zwembaden (milieucategorie 3.1) een richtafstand van 50 meter voor het aspect geluid. Omdat ook in de huidige situatie niet aan de richtafstand wordt voldaan, is dit aspect onderzocht in 5.4 Geluid. Andere relevante aspecten voor overdekte zwembaden zijn geur en gevaar. Voor beide aspecten hanteert de Handreiking een richtafstand van 10 meter. De bestemmingsgrens van 'Sport' dient een minimale afstand van 10 meter aan te houden ten opzichte van de dichtstbijzijnde woningen.

5.6.3 Conclusies en advies

Het nieuwe zwembad zal vanwege de aspecten geur en veiligheidsrisico's niet leiden tot een verslechtering van het woon- en leefklimaat. Voor deze twee aspecten is een minimale afstand van 10 meter vereist ten opzichte van omliggende woningen. De werkelijke afstand tot omliggende woningen is veel groter vanwege het voorkomen van geluidhinder.

5.7 Externe veiligheid

5.7.1 Wet- en regelgeving

Activiteiten met gevaarlijke stoffen leveren risico's op voor de omgeving. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) vormen op dit moment het wettelijk kader voor het omgaan met deze risico's. Door het stellen van eisen aan afstanden tussen de activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten (woningen, kantoren, scholen, enz.) worden de eventuele gevolgen van deze risico's zoveel mogelijk beperkt.

Plaatsgebonden risico (PR)

Als “harde” afstandseis voor externe veiligheid geldt een contour voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6), die wordt aangegeven als een afstand ten opzichte van de activiteit met gevaarlijke stoffen (risicobron). Binnen deze PR 10-6 contour mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn of worden geprojecteerd.

Groepsrisico (GR)

Afhankelijk van de aard van de risicobron is er sprake van een bepaald invloedsgebied. Binnen dit invloedsgebied moet worden onderzocht hoe groot de kans per jaar is dat een groep van ten minste 10 (zich binnen dit invloedsgebied bevindende) personen overlijdt ten gevolge van een ramp of zwaar ongeval met de betreffende risicobron. De uitkomst van dit onderzoek geeft de hoogte van het GR weer en wordt uitgedrukt in een curve, waarbij als norm voor het GR een oriënterende waarde is vastgesteld. De hoogte van het GR moet door middel van een bestuurlijke afweging worden verantwoord. Als binnen het invloedsgebied (beperkt) kwetsbare bestemmingen worden geprojecteerd, geldt ook voor de hiermee samenhangende toename van het GR een bestuurlijke verantwoordingsplicht.

5.7.2 Onderzoek

Door de ODMH is onderzocht of er risicobronnen zijn binnen of nabij het plangebied die van invloed zijn op het bestemmingsplan. Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van beschikbare risicokaarten voor inrichtingen, transport van gevaarlijke stoffen en buisleidingen in GeoWeb.

De inventarisatie naar risicobronnen in de nabije omgeving heeft het volgende opgeleverd:

  • Op een afstand van ruim 550 meter is een LPG tankstation gesitueerd, westelijk van het plangebied. Het invloedsgebied van dit LPG tankstation bedraagt 150 meter. Dit LPG tankstation heeft derhalve geen gevolgen voor het bestemmingsplan.
  • Ten westen van de N11 ligt een gasleiding, op 720 meter afstand van het plangebied. Het invloedsgebied van deze gasleiding bedraagt ter hoogte van het plangebied 600 meter en vormt daarmee geen belemmering voor het plangebied.
  • Noordelijk van het plangebied ligt de provinciale weg N458 waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het plangebied ligt buiten de 200-meter zone van deze weg, waardoor er geen noemenswaardige risico's zijn voor bezoekers en gebruikers van het zwembad.
5.7.3 Conclusies en advies

In de omgeving van bevinden zich drie verschillende risicobronnen. Het invloedsgebied van deze risicobronnen ligt op ruime afstand van het plangebied. De externe veiligheidsrisico's zijn verwaarloosbaar en vormen geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan. Wel wordt geadviseerd om de ventilatie van het zwembad automatisch te kunnen sluiten bij eventuele calamiteiten. Hiermee wordt voorkomen dat bij een incident buiten het zwembad giftige (rook)gassen naar binnen worden gezogen.

5.8 Ecologie

5.8.1 Wet- en regelgeving

Om natuurwaarden in Nederland te beschermen gelden de volgende landelijke wetten: de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Deze wetgeving is voor een deel verwerkt in provinciaal beleid, te weten: Verordening Ruimte en Milieu 2014, actualisatie 2018 (VR 2014); natuurbeheerplan Zuid-Holland 2018; Beleidsregel compensatie natuur, recreatie en landschap Zuid-Holland 2013 en de verordening Wet natuurbescherming provincie Zuid-Holland. Indien beschermde natuurwaarden aanwezig zijn in een plangebied dient met behulp van een quickscan (combinatie van bureauonderzoek en één veldbezoek) te worden vastgesteld of het voornemen redelijkerwijs uitvoerbaar is, en:

  • Er overtreding van de verbodsbepalingen voor beschermde soorten plaatsvindt (toetsing soortbescherming Wnb);
  • Er mogelijke significante gevolgen zijn voor beschermde gebieden (toetsing aan Wnb gebiedsbescherming, ook wel voortoets genoemd);
  • Er wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) aangetast worden, maar ook of het provinciaal compensatiebeleid met betrekking tot door de provincie aangewezen 'belangrijke weidevogelgebieden' aan de orde is.

Indien deze beschermde natuurwaarden niet worden aangetast, wordt het project conform de eerder genoemde regelgeving toelaatbaar geacht. In dat geval dient rekening te worden gehouden met de algemeen geldende zorgplicht (artikel 1.11) van de Wnb. De zorgplicht bepaalt dat een ieder die weet dat zijn of haar handelen nadelige gevolgen voor flora of fauna veroorzaakt, verplicht is maatregelen te nemen die deze negatieve gevolgen zoveel mogelijk voorkomen, beperken of ongedaan maken. De zorgplicht kan gezien worden als algemene fatsoenseis die voor iedereen geldt.

Volgens verwachte planning in 2021 zal, tijdens de geldigheid van het op te stellen bestemmingsplan de Omgevingswet worden ingevoerd. In deze wet zullen Wro en Wnb tezamen met vele andere wet- en regelgeving gebundeld worden. Dit kan gevolgen hebben voor activiteiten die uitgevoerd zullen worden in het plangebied na de wetswijziging.

5.8.2 Onderzoek

Door de ODMH is een Quickscan Ecologie opgesteld (kenmerk 2017274901, d.d. 22 januari 2018), waarbij op 11 januari 2018 een veldbezoek aan het plangebied heeft plaatsgevonden. De rapportage is als Bijlage 9 Ecologie: Quickscan toegevoegd.

5.8.3 Conclusie en advies

Uit de Quick Scan Ecologie is gebleken dat er geen belemmeringen zijn met betrekking tot de Wnb en Wro regelgeving bij vaststelling van het bestemmingsplan Zwembad De Kuil. Wel zijn er enkele aandachtspunten waarmee bij de sloop en de bouw van het binnenbad rekening moet worden gehouden. Het gaat om de mogelijke aanwezigheid van vleermuizen in het trafo huisje, broedende vogels in het broedseizoen en foeragerende vogels. Voorts is een uitgangspunt dat de bomen zoveel mogelijk behouden blijven, of binnen het plangebied worden herplaatst.

Samengevat zijn de belangrijkste conclusies en aanbevelingen voor het aspect ecologie:

  • Strikt beschermde soorten kunnen in het plangebied worden uitgesloten. Er moet in ieder geval rekening worden gehouden met algemeen broedende vogels in het broedseizoen. Vogelnesten in gebruik zijn altijd beschermd, ongeacht de soort. Bij werkzaamheden tijdens het broedseizoen moet voorafgaand aan de werkzaamheden beoordeeld worden of algemene broedvogels kunnen worden verstoord. Om verstoring van de foeragerende vleermuizen te voorkomen dient bouwplaatsverlichting en toekomstige buitenverlichting van de groenstrook af te worden gericht.
  • Uitgangspunt is dat de bomen zoveel mogelijk behouden blijven of binnen het plangebied worden herplaatst. Een nestcheck voor de te verplaatsen bomen is nodig, als dit binnen het broedseizoen gebeurt. Indien de bomen echt moeten worden gekapt, dan is nog nodig dat de stammen hiervoor worden gecontroleerd op boomholten, die geschiktheid voor vogelnesten of vleermuisverblijfplaatsen aangeven. Het verwijderen van een verblijfplaats is ontheffingsplichtig.
  • Vestiging van de strikt beschermde rugstreeppad in het plangebied dient te worden voorkomen door ervoor te zorgen dat het bouwterrein vrij blijft van snel opwarmende plasjes water waarin de soort haar eieren kan leggen tijdens de actieve voorplantingsperiode van begin april tot en met oktober.
  • Gebiedsbescherming vormt geen juridische belemmering bij het ten uitvoer brengen van dit plan, er is geen sprake van interne of externe werking op beschermde natuurgebieden. De sloop van het binnenbadgebouw is niet ontheffingsplichtig, wegens gebleken ongeschiktheid voor jaarrond beschermde nesten en verblijfplaatsen van gebouwbewonende vleermuizen.

5.9 Duurzaamheid en energie

5.9.1 Wet- en regelgeving

Voor het zwembad is de volgende wet- en regelgeving relevant:

  • Het Bouwbesluit met eisen aan energieprestatiecoëfficiënt en de thermische isolatie en de luchtdoorlatendheid van de omhullende constructie. Vanaf 2019 zal gelden, dat nieuwe overheidsgebouwen bijna energieneutraal moeten zijn.
  • Wet milieubeheer op basis waarvan het zwembad vergunningplichtig is. In de vergunning kunnen eisen worden gesteld op gebied van vierjaarlijks energieonderzoek, uitvoeren rendabele energiebesparende maatregelen en energiebeheer.

Voor de gemeente is de Tijdelijke regeling implementatie artikelen 8 en 14 Richtlijn energie-efficiëntie (EED) van toepassing. Daarin staat de verplichting van een vierjaarlijkse energie-audit. Als de gemeente het zwembad in eigen beheer houdt, is ze dus al verplicht een vierjaarlijkse onderzoek te doen en hoeft dit niet via de vergunning te worden geregeld.

5.9.2 Gemeentelijk beleid

Op 12 november 2014 heeft de gemeenteraad van Bodegraven-Reeuwijk een motie aangenomen die inhoudt, dat de gemeente Bodegraven-Reeuwijk in 2035 een klimaatneutrale gemeente wil zijn. In haar actieplan benoemt de gemeente onder andere de speerpunten: duurzame energieopwekking, afkoppelen hemelwater van riolering en aardgasloze nieuwbouw. In de Routekaart Klimaatneutraal Bodegraven-Reeuwijk 2035 geeft de gemeente aan hoe ze dit wil bereiken. Daarbij zijn de volgende actiepunten van belang:

  • Energiebesparing en duurzame energie onder andere door warmtepompen, lokale warmte-wisseling, energieopslag en energieterugwinning,
  • Aanpassen aan veranderend klimaat door onder andere afkoppelen hemelwaterafvoer gebouwen van riolering, ontharding van terrein (meer groen), bestendigheid tegen hitte en hevige neerslag,
  • Verduurzamen maatschappelijk vastgoed waaronder sportaccommodaties.

In een raadsinformatiebrief geeft het college aan dat bij het ontwerp wordt gewerkt met de GPR-Gebouw en gekeken wordt naar CO2-uitstoot en energieneutraliteit. Daarnaast wordt ook aandacht besteed aan toegepaste materialen.

5.9.3 Onderzoek

De wet- en regelgeving kent op het gebied van duurzaamheid geen gebiedsafhankelijke componenten. In die zin is er geen aanvullend onderzoek nodig.

Voor deze ontwikkeling heeft de gemeente heeft een tender uitgezet voor ontwerper-ontwikkelaars (design and build). In het tenderdocument laat ze zien dat ze een ontwerper-ontwikkelaar zoekt die ervaring heeft met duurzaamheid zoals een gebouw met een hogere GPR-gebouwscore dan 8,0. Tevens staat daar bij: 'Vergaande optimalisering van gebouwconcept met door duurzaamheid gestuurde ontwerpkeuzen, hetgeen heeft geleid tot bijvoorbeeld een all-electric en/of energieneutraal of CO2-neutraal gebouw.'

Een klimaatneutrale gemeente wordt bereikt als er alleen nog maar duurzame energie wordt gebruikt. Dat betekent dat het gebruik van fossiele brandstoffen zoals aardgas wordt afgebouwd. Het bouwen van een nieuw zwembad biedt kansen om het meteen klimaatneutraal te realiseren, zodat het niet over 10 tot 15 jaar alsnog klimaatneutraal en aardgasloos moet worden gemaakt.

Het huidige zwembad is op dit moment waarschijnlijk van een gasaansluiting voorzien. Het is zinvol te voorkomen dat de gasaansluiting in capaciteit uitgebreid moet worden. Als de gasaansluiting vergroot wordt, is er op termijn sprake van een desinvestering omdat de grotere aardgasaansluiting bij de aankomende overschakeling van aardgas op duurzame energie nog niet is afgeschreven.

De uitbreiding komt op een terrein, dat nu voor een deel bestaat uit gras (ligweide). Door de nieuwbouw neemt het verhard oppervlak toe. Dit is in strijd met het beleid om de bestendigheid voor hevige neerslag te verbeteren. Een oplossing hiervoor is het toepassen van groene daken.

Groene daken beschermen gebouwen ook beter tegen oververhitting. Bovendien verbeteren ze de lokale luchtkwaliteit. Zonnepanelen en een groen dak zijn goed te combineren.

NB: er is geen sprake van een uitbreiding maar van nieuwbouw in combinatie met sloop van het huidige binnenbad.

5.9.4 Conclusies en advies

De gemeente heeft in haar beleid de ambitie opgenomen in 2035 klimaatneutraal te zijn. Daarbij past het, dat nieuwbouw niet meer op aardgas wordt aangesloten en nieuwbouw wordt voorzien van een duurzame warmtebron. Tevens is het van belang dat alle mogelijkheden om duurzame energie op te wekken, worden benut.

Geadviseerd wordt om met de ontwerper-ontwikkelaar duidelijke eisen te stellen waarmee het zwembad als goed voorbeeldproject kan dienen voor het gemeentelijke beleid. Hierbij zijn de volgende eisen zinvol:

  • Aardgasloos: geen aansluiting op het gasnet, maar een duurzame wijze van verwarming toepassen
  • Als een aardgasloze uitbreiding op dit moment nog niet haalbaar is, dan is het zinvol dat de nieuwbouw in ieder geval wordt voorbereid op een aardgasloze toekomst door bijvoorbeeld extra isolatie en lage temperatuurverwarming (zoals vloerverwarming) toe te passen.
  • GPR-gebouw voor het onderdeel energie 10 (energieneutraal) en voor de andere onderdelen gemiddeld een 8 of hoger.
  • Toepassing van zonne-energie voor duurzame energieopwekking (warmte en elektriciteit)
  • Toepassing van groene daken.

Als warmtepompen worden toegepast, dan zijn deze goed te combineren met het bestaande deel van het zwembad. De warmtepomp kan dan gedurende een deel van het jaar ook het bestaande deel verwarmen. Bij strenge vorst kan de hele capaciteit van de warmtepomp voor de nieuwbouw worden gebruikt en zal de huidige ketel het bestaande deel van het zwembad verwarmen. Het idee is dat de ketel dan alleen met strenge vorst in bedrijf hoeft te komen.

Daar de gemeente zelf de regie in de ontwikkeling neemt, is dit een geweldige kans om als gemeente het goede voorbeeld te geven op het gebied van duurzaamheid.

5.10 Milieueffectrapportage

5.10.1 Wet- en regelgeving

De wet- en regelgeving voor milieueffectrapportage (m.e.r.) is vastgelegd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in de AMvB Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In de Wet milieubeheer zijn vooral de procedurele verplichtingen opgenomen. In Besluit m.e.r. is opgenomen wanneer een m.e.r. verplicht is. Globaal zijn er 3 soorten m.e.r.

 

  • 1. Een plan-m.e.r. is wettelijk verplicht wanneer:
    • a. Het plan kaders stelt voor activiteiten in het plangebied waarvoor een (project-)m.e.r. noodzakelijk is, dan wel waarvoor beoordeeld moet worden of een (project-)m.e.r. noodzakelijk is. Dit zijn de activiteiten die genoemd zijn in kolom 1 van Bijlage C en D van het Besluit m.e.r. Voor een activiteit uit Bijlage D geldt de plan-m.e.r. plicht direct als ze groter is dan de getalsmatige drempelwaarden in kolom 2. Als ze kleiner is dan die drempelwaarden, wordt de plan-m.e.r. plicht bepaald door de (vormvrije) m.e.r.-beoordeling.
    • b. De activiteiten in het bestemmingsplan leiden tot mogelijk significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden (passende beoordeling noodzakelijk).

Bij een plan-m.e.r. gaat het om besluiten uit kolom 3 van Bijlage C en D van het Besluit m.e.r.

  • 2. Een project- of besluit-m.e.r. is wettelijk verplicht wanneer:
    • a. De activiteit genoemd is in Bijlage C van het Besluit m.e.r.
    • b. De initiatiefnemer of het bevoegd gezag besloten hebben dat voor een activiteit uit Bijlage D van het Besluit m.e.r. een milieueffectrapport wordt, c.q. moet worden opgesteld.

Bij een project- of besluit-m.e.r. gaat het om besluiten uit kolom 4 van Bijlage C of D va het Besluit m.e.r. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om een bestemmingsplan dat in directe zin woningbouw mogelijk maakt waarvoor een m.e.r.-plicht geldt, of om een omgevingsvergunning voor het in werking hebben van een bedrijf (met aanzienlijke milieugevolgen).

  • 3. Een m.e.r.-beoordeling is wettelijk verplicht voor de activiteiten in kolom 1 van Bijlage D van het Besluit m.e.r.

Indien de activiteit groter is dan de getalsmatige drempelwaarden in kolom 2 van Bijlage D dient de in de wet milieubeheer beschreven m.e.r.-beoordelingsprocedure doorlopen te worden.

Indien de activiteit kleiner is dan de getalsmatige drempelwaarden in kolom 2 van Bijlage D dient beoordeeld te worden of de in de Wet milieubeheer beschreven (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsprocedure al dan niet nodig is. Bij een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling gaat het om besluiten uit kolom 4 van Bijlage 4 van het Besluit m.e.r.

5.10.2 Onderzoek

De realisatie van een nieuw zwembad is geen activiteit die is opgenomen in bijlage C of D van het Besluit m.e.r. Van een stedelijk ontwikkelingsproject is geen sprake. De sloop van het huidige zwembad en de bouw van een nieuw binnenbad is qua omvang een relatief bescheiden binnenstedelijke bouwactiviteit. De nieuwe situatie wijzigt slechts in beperkte mate ten opzichte van de huidige situatie. Het uitvoeren van een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling is niet aan de orde. De belangrijkste milieueffecten zijn geluidhinder van de speelweide en het verkeer. Deze effecten zijn in deze milieuparagraaf beoordeeld. Daarnaast is voor de verwarming van het zwembad veel energie nodig. Hiervoor is een duurzame en energiezuinige oplossing gevonden (zie paragraaf 5.9 Duurzaamheid en energie).

5.10.3 Conclusie en advies

De ontwikkeling is niet m.e.r.-beoordelingsplichtig. Er zijn geen ernstige milieugevolgen te verwachten die het nodig maken een m.e.r.-beoordelingsprocedure te volgen.

5.11 Provinciaal milieubelang

5.11.1 Wet- en regelgeving

De provincie Zuid-Holland heeft in de Provinciale Structuurvisie en in de Provinciale Milieuverordening het provinciaal milieubelang beschreven. Ruimtelijke plannen worden doorgaans na publicatie van het ontwerpbesluit aan de Provincie toegestuurd. De Provincie toetst dan of het provinciaal belang in het geding is en of er mogelijk in strijd met het provinciaal belang wordt gehandeld.

In dit hoofdstuk wordt reeds een voortoets voor het provinciaal milieubelang uitgevoerd. Daarmee wordt tijdig zicht gekregen op strijdigheden en waar mogelijk worden oplossingsrichtingen benoemd.

Het provinciaal milieubelang heeft betrekking op vier thema's:

  • bescherming van stiltegebieden
  • windenergie stimuleren
  • beschermen bedrijventerreinen voor HMC-bedrijven
  • beschermen van grote groepen mensen
5.11.2 Onderzoek

Getoetst is of bij het voorgenomen plan het provinciaal belang in het geding is. Zo ja, dan wordt bekeken of er mogelijk sprake is van strijdigheid met het provinciaal belang. Indien dit het geval is zullen –voor zover mogelijk- oplossingsrichtingen worden geformuleerd.

Toetsing aan het provinciaal belang beschermen van grote groepen mensen vindt plaats in de paragraaf 5.7 Externe veiligheid.

5.12 Resultaten en conclusie

  • Bescherming van stiltegebieden
    De voorgenomen ontwikkeling vindt niet plaats in (de nabijheid van) een stiltegebied.
  • Windenergie stimuleren
    De voorgenomen ontwikkeling vindt niet plaats in (de nabijheid van) een plaatsingsgebied voor windmolens conform de Provinciale Verordening Ruimte.
  • Beschermen bedrijventerreinen voor HMC-bedrijven
    De voorgenomen ontwikkeling heeft door zijn aard geen invloed op HMC-bedrijventerreinen. Afname van HMC-locaties is derhalve niet aan de orde.
  • Beschermen van grote groepen mensen
    De voorgenomen ontwikkeling is niet gelegen in een invloedsgebied Groepsrisico van een EV-relevante risicobron.

5.13 Conclusie en aanbevelingen

De sloop en nieuwbouw van zwembad De Kuil is vanuit het oogpunt van archeologie, luchtkwaliteit, externe veiligheid, bedrijven en milieuzonering zonder meer toelaatbaar. Vanwege de milieuaspecten bodem, geluid en ecologie is het plan toelaatbaar, maar gelden nog wel de volgende aandachtspunten.

Bodem

  • Ter plaatse van de onderzoekslocatie en het aangrenzend perceel zijn potentiële bodembedreigende activiteiten of aanwijzingen daarvoor gevonden die de bodemkwaliteit negatief beïnvloeden. Om die reden wordt nog een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd om uit te sluiten dat er mogelijk sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging.
  • Daarnaast wordt geadviseerd voorafgaande aan sloopwerkzaamheden een asbestinventarisatie uit te voeren.

Geluid

  • Het nieuwe zwembad zal niet leiden tot een verslechtering van het woon- en leefklimaat. Om dit te bereiken zal het geluid vanwege de installaties van het zwembad met behulp van een maatwerkvoorschrift, zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer, moeten worden beperkt.
  • Het stemgeluid van gebruikers van de buitenvoorzieningen in de vorm van een ligweide, het kinderbad en de waterglijbaan veroorzaakt geluidshinder bij woningen. Een afschermende voorziening is noodzakelijk tussen de ligweide en de woningen aan de Koninginneweg. De voorwaarden voor een afschermende voorziening zijn opgenomen in de planregels.

Ecologie:

  • Bij werkzaamheden tijdens het broedseizoen moet voorafgaand aan de werkzaamheden beoordeeld worden of algemene broedvogels kunnen worden verstoord. Om verstoring van de foeragerende vleermuizen te voorkomen dient bouwplaatsverlichting en toekomstige buitenverlichting van de groenstrook af te worden gericht.
  • Voor het te verwijderen trafohuisje adviseren wij het niet te slopen, maar te behouden in de huidige vorm en het gebouwtje volledig te verplaatsen naar de nieuwe binnenbadlocatie, zodat mogelijke (paar)verblijfplaatsen van gewone dwergvleermuis kunnen worden behouden.
  • De bomen dienen zoveel mogelijk behouden te blijven of binnen het plangebied te worden herplaatst. Voor te verplaatsen bomen is een nestcheck nodig als dit binnen het broedseizoen gebeurt. Bij een eventuele kap van de bomen is het nodig de stammen hiervoor te controleren op boomholten die geschiktheid voor vogelnesten of vleermuisverblijfplaatsen aangeven. Het verwijderen van een verblijfplaats is ontheffingsplichtig.
  • Vestiging van de strikt beschermde rugstreeppad in het plangebied dient te worden voorkomen door ervoor te zorgen dat het bouwterrein vrij blijft van snel opwarmende plasjes water waarin de soort haar eieren kan leggen tijdens de actieve voorplantingsperiode van begin april tot en met oktober.

Duurzaamheid en energie

  • Aardgasloos: geen aansluiting op het gasnet, maar een duurzame wijze van verwarming toepassen
  • Als een aardgasloze uitbreiding op dit moment nog niet haalbaar is, dan is het zinvol dat de nieuwbouw in ieder geval wordt voorbereid op een aardgasloze toekomst door bijvoorbeeld extra isolatie en lage temperatuurverwarming (zoals vloerverwarming) toe te passen.
  • GPR-gebouw voor het onderdeel energie 10 (energieneutraal) en voor de andere onderdelen gemiddeld een 8 of hoger.
  • Toepassing van zonne-energie voor duurzame energieopwekking (warmte en elektriciteit)
  • Toepassing van groene daken.

Er is geen sprake verplichting tot het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling.

Er is geen provinciaal milieubelang in het geding.

Hoofdstuk 6 Juridisch kader

6.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan betreft een bestemmingsplan bestaande uit een zelfstandige verbeelding en regels, begeleid door een toelichting.

De beleidsdoelstellingen zijn juridisch vertaald in de regels en de bijbehorende verbeelding. De basis voor de verbeelding, de tekening, is een recente kadastrale ondergrond en topografische gegevens. Op de verbeelding is de grens van het bestemmingsplangebied aangegeven. Binnen die grens zijn de verschillende bestemmingen met verschillende kleuren en letteraanduidingen weergegeven. Voorts zijn aanduidingen opgenomen, waarnaar in de regels wordt verwezen.

Het inhoudelijke uitgangspunt voor de regels en verbeelding betreft het vigerende bestemmingsplan "Kern Bodegraven". Dat bestemmingsplan is echter nog gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008). Inmiddels is de Wabo en Wro in werking getreden en geldt SVBP2012/IMRO2012. De planregels zijn daarop aangepast.

6.2 Indeling

De regels zijn als volgt opgebouwd:

  • Hoofdstuk 1 bevat de begripsbepalingen en een bepaling over de manier waarop de in het plan genoemde maten zijn bepaald;
  • Hoofdstuk 2 bevat de regeling van de afzonderlijke bestemmingen;
  • Hoofdstuk 3 bevat een aantal algemene en aanvullende bepalingen, waaronder algemene afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden en een gebruiksbepaling.
  • Hoofdstuk 4 tenslotte bevat overgangsbepalingen en de titel van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 1: “Inleidende regels” bevat een artikel met begripsbepalingen. Daarnaast zijn in een apart artikel enkele bepalingen opgenomen omtrent de “wijze van meten”. Die bepalingen zijn van belang voor een juiste interpretatie van de bouwregels.

Hoofdstuk 2: “Bestemmingsregels” vormt de kern van de regels. In dit hoofdstuk zijn artikelsgewijs de regels behorende bij de specifieke bestemming neergelegd. De artikelen zijn opgezet volgens een vast stramien, in zoverre deze relevant zijn voor het betreffende artikel:

  • Bestemmingsomschrijving
    Hierin is bepaald voor welke doeleinden de gronden bestemd zijn (m.a.w. voor welk gebruik de gronden zijn gereserveerd);
  • Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
    In deze bepaling wordt een nadere detaillering gegeven van de bestemmingsomschrijving;
  • Bouwregels
    In deze bepaling is aangegeven aan welke maatvoeringseisen de bebouwing binnen de betreffende bestemming moet voldoen;
  • Afwijken van de bouwregels
    In deze bepaling zijn afwijkingsmogelijkheden van de bouwregels opgenomen.
  • Specifieke gebruiksregels
    In de bestemmingsregelingen is expliciet aangegeven welk gebruik in ieder geval in strijd wordt geacht met de aan de gronden gegeven bestemming. Een dergelijk gebruiksverbod is een nadere invulling van het algemeen gebruiksverbod, zoals opgenomen in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • Afwijken van de gebruiksregels
    In deze bepaling zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen van de gebruiksregels.

Hoofdstuk 3: “Algemene regels” bevat bepalingen die van toepassing zijn op het gehele plangebied. Naast de anti-dubbeltelregel zijn de volgende bepalingen opgenomen:

  • 4. Algemene bouwregels

In de algemene bouwregels is een regeling opgenomen voor ondergeschikte bouwdelen welke buiten het bouwvlak of bestemmingsvlak vallen.

  • 5. Algemene gebruiksregels

In de algemene gebruiksregels is een bepaling opgenomen voor de aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten, indien dit aan de orde is.

  • 6. Algemene afwijkingsregels
    Het gaat hierbij om een afwijkingsmogelijkheid van de in de regels gegeven maten en normen met betrekking tot het bouwen.

Hoofdstuk 4: “Overgangs- en slotregels” bevat bepalingen die min of meer losstaan van de bestemmingsbepalingen, en worden om die reden in een aparte hoofdstuk opgenomen. Hierin staan opgenomen:

  • Overgangsrecht

De formulering van het overgangsrecht is overgenomen uit artikel 3.2.1 en 3.2.2. van het Besluit ruimtelijke ordening, waarin standaardregels voor het overgangsrecht in uitwerkingsplannen is opgenomen.

  • Slotregel

In deze bepaling is de officiële benaming van het plan vastgelegd.

6.3 Bebouwing

In het bestemmingsplan wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Voor de situering en maatvoering van bouwwerken is het belangrijk dat er regels zijn opgenomen met betrekking tot:

  • Situering
    Op de verbeelding is een aanduiding 'bouwvlak' opgenomen. Hierbinnen mogen gebouwen en overkappingen worden gesitueerd.
  • Maatvoering
    In de regels zijn per bestemming de toegestane goot- en bouwhoogte opgenomen. Indien een maximale bebouwde oppervlakte geldt, dan is dit op de verbeelding opgenomen.

Onderhavig plan maakt de nieuwbouw van het zwembad mogelijk, met behoud van de bestaande sporthal.

6.4 Bestemmingen

6.4.1 Bedrijf - Nutsvoorziening

De bestaande nutsgebouwen en nutsvoorzieningen zijn overeenkomstig de vigerende bestemming overgenomen. Het meest oostelijk gelegen nutsgebouwtje is tevens een berging. Deze vormt een uitzondering op de regel, namelijk dat dit nutsgebouwtje binnen de bestemming 'Sport' de aanduiding 'nutsvoorziening' heeft gekregen. Hiermee is het mogelijk dat dit gebouw ook deels wordt afgebroken, of juist dat de bergruimte binnen de juiste bestemming in stand kan blijven.

6.4.2 Groen

De bestemming 'Groen' is opgenomen op de bestaande groenstrook rondom het sportcomplexterrein. Teneinde een groene inpassing te behouden is een aanduiding opgenomen, waaraan specifieke voorwaarden zijn verbonden ter instandhouding en eventuele versterking van de groene inpassing.

6.4.3 Sport

De bestemming 'Sport' is opgenomen voor het sportcomplex, bestaande uit het nieuwe zwembad met buitenbad en ligweide en voor de bestaande sporthal. Door middel van een aanduiding 'bouwvlak' en bouwhoogtes wordt het planologische kader vastgelegd waarbinnen het ontwerp kan worden vormgegeven. Het bestemmingsvlak is aan de zuidzijde rechtgetrokken, in plaats van de strakke begrenzing van de voorgevel te volgen.

Op het terrein zijn in de huidige situatie diverse facilitaire gebouwtjes aanwezig. Dit zijn onder andere opslagruimtes en kleedhokjes. De oppervlakte hiervan mag in het bestemmingsplan buiten het bouwvlak worden teruggebouwd. Voorstelbaar is dat dit wordt geïntegreerd in het complex. Het bestemmingsplan maakt beide varianten mogelijk. Dan wordt deze oppervlakte opgeteld bij de maximaal toegestane oppervlakte. In het complex is de ruimte die in totaliteit aan facilitaire ruimte wordt ingericht (vanzelfsprekend) niet begrensd.

De vigerende regeling is zoveel mogelijk behouden, voor zover dat het planvoornemen niet in de weg staat. Dat betekent dat voor- en naschoolse opvang is toegestaan en er een aanduiding is opgenomen binnen welk gebied dit niet is toegestaan. De sporthal is verdiept vormgegeven, waartoe een specifieke bouwaanduiding is opgenomen.

Voor een aantal buitenvoorzieningen (ligweide, kinderbad en grote glijbaan) zijn geluidafschermende voorzieningen benodigd. Deze buitenvoorzieningen zijn op de verbeelding aangeduid. Aangezien de ligging van deze buitenvoorzieningen eventueel ook buiten deze aanduiding mogelijk moet kunnen zijn, is hiervoor een afwijkingsbepaling opgenomen. De voorwaarde hiervoor is dat sprake moet zijn van een goed woon- en leefklimaat voor de woningen in de omgeving. Indien er, om dat te bereiken, geluidafschermende voorzieningen nodig zijn, dan kunnen deze eveneens worden toegestaan, eventueel door een hogere bouwhoogte hiervoor toe te staan dan de regels reeds mogelijk maken.

6.4.4 Waarde - Archeologie

De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' is uit het vigerende bestemmingsplan overgenomen. Het bouwplan kan zonder verder nader onderzoek worden uitgevoerd. Deze dubbelbestemming dient ter bescherming van de archeologische verwachtingswaarden indien er eventueel grondbewerkingen worden uitgevoerd.


De inhoud van deze dubbelbestemming gaat vóór ten opzichte van de hieronder liggende enkelbestemmingen.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

Gelet op het bepaalde in artikel 3.1 van de Wro dient in het kader van een bestemmingsplan onder andere inzicht te worden verschaft in de economische uitvoerbaarheid van het plan binnen de wettelijke planperiode van 10 jaar.

De gemeente is reeds eigenaar van de grond en zal het eigendom van de grond in alle gevallen behouden. De nieuwbouw van de opstallen zal door de gemeente in 1e instantie gefinancierd gaan worden. Hiervoor is door de gemeenteraad een investeringsbedrag van € 12.400.000 vastgesteld met een maximale jaarlijkse last van € 750.000. De Design&Build-aanbesteding zal hieraan moeten voldoen. De wijze van financiering mag in ieder geval niet leiden tot verhoging van de leningenportefeuille van de gemeente.

De gemeente gaat niet zelf bouwen maar geeft opdracht aan een aannemer / ontwikkelaar om de nieuwbouw te realiseren. In een later stadium zal worden bezien of de opstallen worden overgedragen aan een derde partij.

7.2 Maatschappelijk aanvaardbaarheid

7.2.1 Vooroverleg

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat de gemeente bij de voorbereiding van een ruimtelijke ontwikkeling overleg moeten plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

In het kader van het vooroverleg wordt het plan besproken met de vooroverlegpartners besproken, zoals bijvoorbeeld de provincie.

De reacties zijn of worden verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan.

7.2.2 Ontwerp

De voorbereiding van het besluit omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan wordt op grond van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht in het kader van de zienswijzen gedurende zes weken als ontwerp ter visie gelegd.

Eenieder kan gedurende deze periode een zienswijze indienen. Deze zienswijzen zullen onderdeel zijn van de besluitvorming. De Nota van zienswijzen en ambtshalve aanpassingen zal bij het vaststellingsbesluit worden gevoegd.

Publicatie

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van donderdag 22 februari 2018 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tevens is het ontwerpbestemmingsplan gedurende deze periode digitaal raadpleegbaar geweest, zowel op www.ruimtelijkeplannen.nl (NL.IMRO.1901.zwembaddekuilBP40) als - in combinatie met overige relevante stukken - in PDF-format op de gemeentelijke website www.bodegraven-reeuwijk.nl. Eenieder is daarbij in de gelegenheid gesteld om naar aanleiding van het ontwerpbestemmingsplan - mondeling of schriftelijk - een zienswijze in te dienen. Tevens is tijdens de inzageperiode een informatiebijeenkomst georganiseerd. Belangstellenden zijn in de gelegenheid gesteld de plannen in te zien en vragen te stellen aan de medewerkers.

Schriftelijke zienswijzen naar aanleiding van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan “Zwembad De Kuil”

Gedurende de termijn van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is één zienswijze ontvangen, die door meerdere omwonenden is ondertekend (zie Vaststellingsbesluit bijlage). In deze zienswijzennota zijn de zienswijzen naar aanleiding van het ontwerpbestemmingsplan samengevat en beantwoord. Vanwege de Wet bescherming persoonsgegevens is de zienswijze geanonimiseerd, omdat het niet is toegelaten om persoonsgegevens van reclamanten digitaal openbaar te maken.

Bijlagen bij toelichting

 

Bijlage 1 Stedenbouwkundige richtlijnen

Bijlage 2 Memo parkeerbalans

Bijlage 3 Bodem: historisch vooronderzoek

Bijlage 4 Bodem: verkennend onderzoek

Bijlage 5 Bodem: aanvullend onderzoek

Bijlage 6 Archeologie: bureauonderzoek

Bijlage 7 Geluid vanuit de inrichting: zoekgebied ligweide

Bijlage 8 Geluid vanuit de inrichting 2 opties

Bijlage 9 Ecologie: Quickscan