direct naar inhoud van Regels
Plan: Westeinde 69/73
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1901.Westeinde6973-BP80

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Westeinde 69/73 met identificatienummer NL.IMRO.1901.Westeinde6973-BP80 van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 de analoge verbeelding:

de verbeelding bestaande uit het blad met het nummer NL.IMRO.1901.Westeinde6973-BP80 bestaande uit twee bladen met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een (bedrijfs)woning wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 aan- en uitbouw

een aan een (bedrijfs)woning gebouwd gebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan de (bedrijfs)woning.

1.8 achtererf

de gronden die behoren bij een (bedrijfs)woning en gelegen zijn achter de achtergevel en tussen de zijgevellijnen.

1.9 afhankelijke woonruimte

een bijbehorend bouwwerk waarin mantelzorg wordt verleend.

1.10 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.11 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennemast, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.12 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.13 bebouwingspercentage

een in de regels of op de plankaart aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.14 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren of verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet-zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.15 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.16 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.17 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig zijn, dan wel tot stand kunnen komen krachtens een bouwvergunning.

1.18 bestaande bouwwerken

bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een bouwvergunning.

1.19 bestaand gebruik

gebruik van gronden en bouwwerken die bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.20 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.21 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.22 bijgebouw

een gebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (bedrijfs)woning (bijvoorbeeld garages, bergingen etc.).

1.23 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.24 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.25 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.26 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.27 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.28 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.29 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.30 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.31 dienstverlening

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek.

1.32 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.33 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.34 geluidshinderlijke inrichtingen

bedrijven als genoemd in de Wet geluidhinder.

1.35 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.36 kantoor

een verblijfsruimte die door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard, al dan niet met baliefunctie.

1.37 kap

een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.

1.38 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een (bedrijfs)woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.39 mantelzorg

noodzakelijke zorg voor een zieke of gehandicapte die in duur en in intensiteit een meer gebruikelijke gang van zaken overstijgt en niet in georganiseerd verband en niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt verleend.

1.40 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en/of fauna.

1.41 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.42 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.43 onafhankelijke woonruimte

een woonruimte met een eigen voordeur en eigen voorzieningen;

1.44 onderbouw

een kelder of een souterrain.

1.45 opslag

het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en of activiteiten van administratieve aard.

1.46 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand.

1.47 peil
  • a. voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.48 platte afdekking

een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van het grondvlak van het gebouw beslaat.

1.49 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.50 risicovolle inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.51 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' die als Bijlage 1 van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.52 tuinmeubilair

voorzieningen ten behoeve van particuliere tuinen in de vorm van meubilair, verlichtingsvoorzieningen, parasols, speelhuisjes, zandbakken, schommels en daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

1.53 voorgevel

de gevel van een (bedrijfs)woning die naar aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling en oriëntatie als belangrijkste beeldbepalende gevel kan worden aangemerkt.

1.54 voorgevelrooilijn

denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van een (bedrijfs)woning en vanaf de hoeken van de (bedrijfs)woning evenwijdig aan de weg loopt.

1.55 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.56 zijerf

de gronden die behoren bij een (bedrijfs)woning en gelegen zijn tussen de zijgevellijn en de aan die zijde van die (bedrijfs)woning gelegen erfgrens.

1.57 zijerfgrens

denkbeeldige lijn die strak langs de zijgevel van een (bedrijfs)woning loopt tot aan de erfgrens.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren)en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.7 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.8 bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.9 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.10 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Agrarisch" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van een agrarisch bedrijf;
  • b. het behoud, het beheer en de versterking van de aanwezige landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals ontsluitingswegen, dammen, bruggen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op deze gronden worden ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat uitsluitend erfafscheidingen mogen worden gebouwd, waarbij de maximaal bouwhoogte 1 meter bedraagt.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Opslag van goederen is niet toegestaan.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is niet toegestaan op of in de gronden met de in lid 3.1 genoemde bestemming zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. afgraven en bodemverlagen;
  • b. egaliseren van de bodem;
  • c. aanleggen van dijken, taluds of andere verhogingen en bodemverhogen;
  • d. vergraven of ontgraven van al bestaande dijken of taluds;
  • e. aanbrengen van beplanting en houtgewassen;
  • f. aanleggen of verharden van paden;
  • g. aanbrengen van oppervlakteverharding;
  • h. aanleggen, vergraven of verruimen van waterlopen;
  • i. dempen van waterlopen;
  • j. vellen of rooien van beplanting en houtgewassen;
  • k. aanleggen damwand;
  • l. aanleggen harde oeverbescherming;
  • m. aanleggen paardenbakken.
3.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod als bedoeld in lid 3.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de bestemming betreffen;
  • b. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • c. de aanleg van ontsluitingspaden betreffen naar gebouwen binnen het bouwvlak, voor zover deze paden niet breder zijn dan 3 m.
3.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de landschapskwaliteiten niet onevenredig worden of zullen worden aangetast, dan wel de aantasting voldoende wordt gecompenseerd.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2;
  • b. een aannemingsbedrijf (SBI-code 45.1);
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen, toegangswegen en paden, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op deze gronden worden ten behoeve van de bestemming uitsluitend gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2.2 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m²)':
    • 1. het oppervlak niet meer mag bedragen dan aangegeven;
    • 2. de kaprichting evenwijdig aan de kaprichting van de bedrijfswoning is;
  • b. in afwijking van het bepaalde sub a mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hooiberg' een bijgebouw worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven bouwhoogte, met dien verstande dat de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hooiberg' niet meer dan 8 meter mag bedragen;
  • d. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven goothoogte.
4.2.3 Bedrijfswoning
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning inclusief erfbebouwing mag niet meer dan de bestaande inhoud bedragen;
  • c. voor de bedrijfswoning en daarbij horende erfbebouwing gelden de bouwregels zoals verwoord in Artikel 7 (Wonen), lid 7.2.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximaal toelaatbare bouwhoogten zoals is opgenomen in Artikel 10 (Algemene bouwregels), lid 10.1.2, met dien verstande dat voor de hoogte van erfafscheidingen een bouwhoogte van 2 meter is toegestaan vanaf 1 meter achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning.

4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Algemeen

Voor de gronden gelden de volgende regels:

  • a. opslag van goederen buiten het bouwvlak is toegestaan, mits:
    • 1. dit door middel van gebiedseigen beplanting aan het zicht wordt onttrokken en plaatsvindt in de nabijheid van het hoofdgebouw;
    • 2. de hoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
    • 3. tot een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
  • b. opslag van goederen binnen het bouwvlak is toegestaan, mits de hoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
  • c. parkeren is uitsluitend op eigen terrein toegestaan;
  • d. uitoefening van detailhandel, voor zover dit een ondersteunend en ondergeschikt bestandsdeel vormt van de bedrijfsuitoefening, is toegestaan;
  • e. opslag van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • f. het is verboden om bijgebouwen te gebruiken of te laten gebruiken als zelfstandige of als onafhankelijke woonruimte;
  • g. geluidshinderlijke en risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • h. voor de bedrijfswoning en daarbij horende erfbebouwing gelden de gebruiksregels voor aan-huis-gebonden beroepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en balkons en dakterrassen zoals verwoord in Artikel 7 (Wonen), lid 7.3.
4.3.2 Voorwaardelijke verplichting

Het gebruik van gronden ten behoeve van bedrijven als bedoeld in lid 4.1, sub a en b is uitsluitend toegestaan indien binnen een half jaar na de realisatie van een gebouw ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m²)' alle voormalige agrarische bedrijfsbebouwing is gesloopt.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, afwijken van het bepaalde in lid 4.1, sub a:

met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • c. opslag van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • d. geluidshinderlijke en risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan.

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Tuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. het behoud van landschappelijke doorzichten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwing uitgesloten';
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen, paden, terrassen, verhardingen en parkeren.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op deze gronden worden ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximaal toelaatbare bouwhoogten zoals is opgenomen in Artikel 10 (Algemene bouwregels), lid 10.1.2.

5.2.3 Vergunningvrij bouwen

De gronden als bedoeld in lid 5.1, sub b worden niet aangemerkt als erf als bedoeld in artikel 1 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.

Artikel 6 Water

De voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de waterhuishouding, waaronder vaarwegen, waterlopen en waterberging;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals duikers, dammen, bruggen en landhoofden, steigers, ligplaatsen, bermen, keermuren, oevers/oeverbeschoeiingen, rietkragen en taluds.

6.1 Bouwregels
6.1.1 Algemeen

Op deze gronden worden ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zoals duikers, bruggen, steigers, ligplaatsen, keermuren, oeverbeschoeiingen en taluds worden gebouwd.

6.1.2 Bruggen
  • a. per woning en per bedrijf is maximaal 1 brug toegestaan;
  • b. de breedte van bruggen ten behoeve van percelen met de bestemming "Agrarisch" en "Bedrijf" mag maximaal 4 meter bedragen en ter plaatse van een landhoofd maximaal 8 meter;
  • c. de breedte van bruggen ten behoeve van percelen met de bestemming "Wonen" mag maximaal 3 meter bedragen en ter plaatse van een landhoofd maximaal 6 meter.
6.1.3 Steigers
  • a. de oppervlakte van steigers mag ten hoogste 6 m² bedragen, met dien verstande dat de doorvaart niet gehinderd wordt;
  • b. de ruimte tussen de onderkant van de draagbalken en het hoogwaterpeil bedraagt ten minste 30 cm;
  • c. voor het aanleggen van een steiger is een Keurvergunning van het Waterschap nodig.
6.1.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximaal toelaatbare bouwhoogten zoals is opgenomen in Artikel 10 (Algemene bouwregels), lid 10.1.2.

6.2 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van gronden ten behoeve van woonschepen is niet toegestaan.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen in niet-gestapelde vorm;
  • b. aan-huis-gebonden beroep of kleinschalig bedrijf;
  • c. tuinen en erven;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en verhardingen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op deze gronden worden ten behoeve van de bestemming uitsluitend gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. garages en bergplaatsen;
  • c. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • d. kelders;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;
  • b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven bouwhoogte;
  • c. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • d. de inhoud van het hoofdgebouw inclusief aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 650 m³.
7.2.3 Maximaal toelaatbaar oppervlak erfbebouwing

Op de gronden achter de voorgevelrooilijn (uitgezonderd het hoofdgebouw) bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van garages en bergplaatsen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen, kelders en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 80 m²;

7.2.4 Plaats erfbebouwing
  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 1 meter achter de voorgevel van de w oning worden gebouwd;
  • b. daar waar al op minder dan 1 meter afstand is gebouwd, wordt in afwijking van hetgeen genoemd onder a in het verlengde van de aanwezige aan- of uitbouw of het bijgebouw gebouwd;
  • c. woningen mogen aan de achterzijde over een diepte van ten hoogste 3,5 meter achter de achtergevel worden uitgebreid;
  • d. de breedte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen op het zijerf van een woning bedraagt ten hoogste 4 meter;
  • e. in afwijking van het onder d vermelde, mag een aan-, uitbouw of (aangebouwd) bijgebouw een breedte van 40% van het zijerf hebben, indien het bij een woning behorende zijerf een breedte heeft van meer dan 10 m;
  • f. de afstand tussen erfbebouwing en water bedraagt ten minste 1 m.
7.2.5 Hoogte van erfbebouwing
  • a. voor aan- en uitbouwen geldt een maximale goothoogte van 3 meter, met dien verstande dat de goothoogte in ieder geval 0,25 meter boven de eerste verdiepingsvloer mag bedragen;
  • b. voor bijgebouwen (vrijstaand of aangebouwd) geldt een maximale goothoogte van 3 meter;
  • a. voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen geldt een maximale bouwhoogte van 4,5 meter.
7.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximaal toelaatbare bouwhoogten zoals is opgenomen in Artikel 10 (Algemene bouwregels), lid 10.1.2.

7.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan, voor zover:
    • 1. het vloeroppervlak ten behoeve van kantoor- en praktijkruimten en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 60 m²;
    • 2. ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, conform de richtlijn van het CROW (ASVV).
    • 3. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
  • b. Het is verboden om bijgebouwen te gebruiken of te laten gebruiken als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte.
  • c. Balkons en dakterrassen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan.

Artikel 8 Waarde - Cultuurhistorie

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Cultuurhistorie" aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van cultuurhistorische waarden.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd indien:
    • 1. de vergroting of verandering geen afbreuk doet aan de cultuurhistorische waarde van het gebouw of bouwwerk;
    • 2. voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning schriftelijk advies bij de Erfgoedcommissie van de gemeente Bodegaven-Reeuwijk is ingewonnen, waarbij Bijlage 2 "Beleidsnota cultuurhistorie - Westeinde 73" in acht wordt genomen.

8.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van gebouwen of bouwwerken
8.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming "Waarde - Cultuurhistorie" zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen of bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.

8.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod in lid 8.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 8.2 in acht is genomen;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
8.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in lid 8.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien:

  • a. de vergroting of verandering geen afbreuk doet aan de cultuurhistorische waarde van het gebouw of bouwwerk;
  • b. voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning schriftelijk advies bij de Erfgoedcommissie van de gemeente Bodegaven-Reeuwijk is ingewonnen, waarbij de Bijlage 2 "Beleidsnota cultuurhistorie - Westeinde 73" in acht wordt genomen.

8.4 Omgevingsvergunning voor extra zelfstandige wooneenheid in cultuurhistorisch waardevol object

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.1 tot en met 8.3, teneinde van de toevoeging een zelfstandige wooneenheid in een object met een cultuurhistorische waarde mits de onderliggende bestemming niet gewijzigd hoeft te worden en met inachtneming van het volgende:

  • a. voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning schriftelijk advies bij de Erfgoedcommissie van de gemeente Bodegaven-Reeuwijk is ingewonnen, waarbij Bijlage 2 "Beleidsnota cultuurhistorie - Westeinde 73" in acht wordt genomen.
  • b. de wijziging wordt uitsluitend toegepast indien de zelfstandige wooneenheid bijdraagt aan het behoud of verbetering van het oorspronkelijke en cultuurhistorische waardevolle karakter van de bebouwing;
  • c. na toevoeging van een zelfstandige wooneenheid, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, bedraagt het aantal wooneenheden maximaal 2 met uitzondering van de percelen waar een zomerhuis aanwezig is; in die gevallen bedraagt het aantal zelfstandige wooneenheden maximaal 3, waarbij het zomerhuis 1 wooneenheid bevat;
  • d. het hergebruik dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume: het uitwendige karakter van het hoofdgebouw en het zomerhuis- zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting - dient behouden te blijven;
  • e. de inpandige verbouwingen die noodzakelijk zijn voor het hergebruik mogen geen afbreuk doen aan de cultuurhistorische waarde van het bouwwerk;
  • f. in het geval van woningsplitsing van het hoofdgebouw dient het dak afgedekt te blijven met één aaneengesloten dak;
  • g. de toevoeging van een zelfstandige wooneenheid mag niet leiden tot beperkingen voor omliggende (agrarische) bedrijven (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • h. er is sprake van voldoende parkeergelegenheid;
  • i. ter plaatse van de nieuwe woning(en) dient sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Hoogteaanduiding
10.1.1 Gebouwen
  • a. voor de maximaal toelaatbare hoogten van gebouwen wordt hetgeen in Hoofdstuk 2 van de regels en hetgeen met maatvoeringaanduiding is bepaald in acht genomen;
  • b. de maximaal toelaatbare hoogten mogen worden overschreden door antenne-installaties, schoorstenen, liftkokers, trappenhuizen en andere ondergeschikte bouwdelen, tenzij in Hoofdstuk 2 van de regels anders is bepaald;
  • c. voor zover er in Hoofdstuk 2 van de regels of met een maatvoeringaanduiding geen nokhoogten zijn aangegeven, mogen de maximaal toelaatbare goot- en boeibordhoogten worden overschreden door hellende dakvlakken, topgevels en dakkapellen;
  • d. voor zover noch in de regels noch maatvoeringaanduidingen zijn opgenomen ten aanzien van de afdekking van gebouwen, mogen de gebouwen zowel met een kap als plat worden afgedekt; voor zover een platte afdekking wordt toegepast, geeft de met de maatvoeringaanduiding aangegeven maximaal toelaatbare goothoogte de maximaal toelaatbare hoogte van het boeibord van het platte dak aan.
10.1.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Tenzij in Hoofdstuk 2 van de regels of met maatvoeringaanduidingen anders is bepaald, bedraagt de maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

  • a. 1 meter voor erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
  • b. 2 meter voor erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
  • c. 3 meter voor tuinmeubilair;
  • d. 10 meter voor lichtmasten ten behoeve van sportvelden;
  • e. 12 meter voor straatmeubilair;
  • f. 3 meter voor schotelantenne-installaties, ongeacht of zij op of aan bouwwerken worden gebouwd;
  • g. 5 meter voor antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie, niet zijnde schotelantenne-installaties;
  • h. 15 meter voor antenne-installaties anders dan ten behoeve van mobiele telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast;
  • i. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2 Hoofdgebouwen

De maximaal toelaatbare hoogten mogen worden overschreden door antenne-installaties, schoorstenen, liftkokers, trappenhuizen en andere ondergeschikte bouwdelen, tenzij in Hoofdstuk 2 van de regels anders is bepaald.

10.3 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 meter bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 meter bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 meter bedraagt.

 

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Strijdig gebruik

Als verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksuele dienstverlening.

11.2 Parkeernormen

In het geval van de oprichting of uitbreiding van een gebouw dient ten behoeve van het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, indien voldaan wordt aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de Nota Parkeernormen zoals die geldt ten tijde van de aanvraag omgevingsvergunning om te bouwen.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Afwijkende maten en overschrijding bouwgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen tenzij op grond van hoofdstuk 2 van de regels reeds bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken bij een omgevingsvergunning, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, afwijken van de regels in het bestemmingsplan voor:

  • a. overschrijding van - voor bouwen geldende - afstands- en hoogtematen met ten hoogste 10%;
  • b. de bouw van andere bouwwerken die ten behoeve van nutsvoorzieningen dan wel voor waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk zijn, mits voorzieningen van geringe horizontale of verticale afmetingen zijn.

12.2 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, afwijken van het gebruik ten behoeve van mantelzorg met dien verstande dat:

  • a. het maximaal aantal woningen op het bouwvlak niet mag toenemen;
  • b. de toegestane maximale maten en afstanden van gebouwen niet mogen worden overschreden;
  • c. de woning dient bij gebruik door twee huishoudens een duidelijke uitstraling te hebben van één woning met bijbehorende bouwwerken;
  • d. er geen extra inritten of bruggen mogen worden aangelegd;
  • e. de woning maximaal één toegang mag hebben;
  • f. de zorgbehoefte moet zijn aangetoond via een indicatiebesluit of verklaring van de GGD, met uitzondering van zorgbehoevenden ouder dan 75 jaar;
  • g. bij beëindiging van de mantelzorg het gebruik van de woning en de bijbehorende bouwwerken wordt beëindigd.

12.3 Gastenverblijf

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, afwijken van het gebruik ten behoeve van een gastenverblijf met dien verstande dat:

  • a. het maximaal aantal woningen in het bouwvlak niet mag toenemen;
  • b. de toegestane maximale maten en afstanden van gebouwen niet mogen worden overschreden;
  • c. het oppervlakte een vrijstaand bijbehorende bouwwerk dat wordt gebruikt als gastenverblijf niet meer dan 80 m² mag bedragen;
  • d. er mogen geen extra inritten of bruggen worden aangelegd;
  • e. de woning maximaal één toegang mag hebben;
  • f. de gebruiker dient een reëel hoofdverblijf elders te hebben;
  • g. de woning dient bij gebruik door twee huishoudens een duidelijke uitstraling te hebben van één woning met eventueel bijbehorende bouwwerken.

12.4 Bed and breakfast

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, afwijken van het gebruik ten behoeve het toestaan van een bed and breakfast, met dien verstande dat:

  • a. de bed and breakfast is uitsluitend toegestaan in de woning en aangebouwde bijbehorende bouwwerken, de bed and breakfast is derhalve niet toestaan in een vrijstaand bijbehorende bouwwerk;
  • b. het gebruik ten behoeve van de bed and breakfast gekoppeld en ondergeschikt moet zijn aan de woonfunctie ter plaatse;
  • c. het vloeroppervlak van de bed and breakfast en van eventuele kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis in totaal niet groter mag zijn dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken met een maximum van 80 m²;
  • d. er mag tegelijkertijd aan niet meer dan acht personen in maximaal 4 kamers bed and breakfast worden geboden;
  • e. de bed and breakfastvoorziening mag door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet kunnen functioneren als een zelfstandige woning; dit betekent in ieder geval dat een aparte kookgelegenheid bij de voorziening is niet toegestaan;
  • f. de parkeerbehoefte van eigen terrein dient te worden opgevangen;
  • g. als gevolg van de bed and breakfast mogen geen onevenredige nadelige gevolgen ontstaan voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.

12.5 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.1 tot en met 12.4 wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Andere wettelijke regelingen

Waar in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de wettelijke regelingen, zoals die luidden op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 14.1, sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 14.1, sub a met maximaal 10%.
  • c. Lid 14.1, sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 14.2, sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 14.2, sub a de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Lid 14.2, sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: "Regels van het Bestemmingsplan Westeinde 69/73".