Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Weideveld 2016
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1901.Weideveld2016-BP80

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

het bestemmingsplan 'Weideveld 2016 ' van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk;
 

1.2 Bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1901.Weideveld2016-BP80 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 Aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 Aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 Aan- of uitbouw:

een aan een hoofdgebouw gebouwde, en vanuit dat hoofdgebouw rechtstreeks toegankelijke ruimte, die in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw, maar daaraan ruimtelijk (door zijn constructie en/of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap - met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is, toegankelijk vanuit het hoofdgebouw en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw is;

1.6 Aangebouwd of vrijstaand bijgebouw

een vrijstaand of aan het hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat zowel ruimtelijk (door zijn constructie en/of afmetingen) als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw maar van daaruit niet rechtstreeks toegankelijk is en ten dienste staat van dat hoofdgebouw;

1.7 Bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 Bebouwingspercentage

het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.9 Begane grond

de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau danwel waarvan de bovenkant van de vloer maximaal 1 m boven peil is gelegen;

1.10 Beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

  1. publieksgericht: een min of meer publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;
  2. niet publieksgericht: een niet-milieuvergunning- c.q. meldingsplichtige beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke en/of architectonische uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;
 

1.11 Bestaand

  • bij gebruik: aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van dit plan;
  • bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.12 Bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 Bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 Bijbehorende bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouwd, of anderbouwwerk, met een dak;

1.15 Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.16 Bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.17 Bouwlaag

een gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd. Bij de bepaling van het aantal bouwlagen worden de ruimten in de kap (zolder) en de bouwlagen die geheel of gedeeltelijk onder de begane grond zijn gelegen (kelder e.d.) niet meegerekend;

1.18 Bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 Bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.20 Bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.21 Bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 Bouwwijze

de wijze van bouwen van een hoofdgebouw, te weten vrijstaand, twee-aaneen, aaneengebouwd of gestapeld, waarbij:
  • onder ‘vrijstaand’ wordt verstaan dat het hoofdgebouw van een woning niet begrensd is door scheidsmuren van andere hoofdgebouwen;
  • onder ‘twee-aaneen’ wordt verstaan dat het hoofdgebouw van een woning naar één zijde door een scheidsmuur van een naastgelegen hoofdgebouw is begrensd;
  • onder ‘aaneengebouwd’wordt verstaan dat het hoofdgebouw deel uitmaakt van een blok van meer dan twee hoofdgebouwen, die naar twee zijden door scheidsmuren van naastgelegen hoofdgebouwen zijn begrensd, met uitzondering van de hoofdgebouwen die de aldus gevormde rij beëindigen;
  • onder ‘gestapeld’wordt verstaan een gebouw, dat uit meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) bestaat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.23 Carport

bouwwerken, geen gebouwen zijnde met één dakvlak en maximaal één gesloten wand;

1.24 Detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en waarbij een showroom en/of verkoopruimte ter plaatse aanwezig is; horeca-activiteiten zijn hieronder niet begrepen;

1.25 Erfafscheiding

een bouwwerk dat dient ter gehele of gedeeltelijke omheining van een bouwperceel, bouwvlak of ander stuk grond;

1.26 Gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 Geluidluwe buitenruimte

een buitenruimte grenzend aan een geluidsluwe gevel van een woning;

1.28 Geluidluwe gevel

een gevel/zijde van een woning, waar de geluidbelasting laag is. Het geluidniveau op deze gevel magniet hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde voor railverkeerslawaai van 55 dB. Bij het rekenkundig bepalen van de geluidbelasting moet worden uitgegaan van de waarneemhoogten, waarop geluidhinder daadwerkelijk te verwachten is;

1.29 Hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.30 Kwetsbaar object

een object als bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen zoals dit luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;

1.31 Nutsvoorzieningen

(gebouwde) voorzieningen van openbaar nut ten behoeve van water, electriciteit, gas e.d.;

1.32 Ondergeschikte bouwdelen

ondergeschikte delen aan een gebouw zoals, trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, liftopbouwen, technische installaties en andere ondergeschikte (dak)opbouwen;

1.33 Overige bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.34 Overkapping

bouwwerken, geen gebouwen zijnde met één dakvlak en maximaal één gesloten wand;

1.35 Prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.36 Seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.37 Sociale huurwoning

Huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarbij de instandhouding voor de in de gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste 10 jaar na ingebruikname is verzekerd;

1.38 Sociale kooprwoning

Koopwoning met een koopprijs vrij op naam van ten hoogste het bedrag genoemd in artikel 26, tweede lid, onder g, van het Besluit beheer sociale huursector, waarbij de instandhouding voor de in de gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor een in de verordening vastgesteld tijdvak van ten minste een jaar en ten hoogste 10 jaar na ingebruikname is verzekerd;

1.39 Voorgevel

De naar architectuur, indeling en/of uitstraling meest gezichtsbepalende gevel van een hoofdgebouw;

1.40 Voorgevelrooilijn

de lijn die gelijk loopt aan de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan;

1.41 Woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden;

1.42 Woon-/werkeenheid

een ruimte, in en in combinatie met een woning, waarin een al dan niet publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis wordt uitgeoefend.
 

1.43 Zij-erf

Het erf gelegen tussen (het denkbeeldig verlengde van) de voor- en achtergevel van het hoofdgebouw;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 De goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of daarbij gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 De inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 De oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 De dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.6 De bouwdiepte van een hoofdgebouw:

De diepte van een hoofdgebouw wordt loodrecht vanaf de voorgevel van het hoofdgebouw tot het uiterste punt van de achtergevel van het hoofdgebouw gemeten;

2.7 De diepte van aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw:

De diepte van een hoofdgebouw wordt loodrecht vanaf de voorgevel van het hoofdgebouw tot het uiterste punt van de achtergevel van het hoofdgebouw gemeten;
 
de diepte van een aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw wordt loodrecht vanaf de gevel van het hoofdgebouw, waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd, gemeten tot het uiterste punt van de achtergevel van de aanbouw;

2.8 Peil:

  1. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst; de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein dat het bouwwerk omgeeft (maaiveld).
 

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.1.1 Algemeen
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. plantsoenen;
  3. bebossing;
  4. voet- en fietspaden;
  5. calamiteitenontsluiting;
  6. recreatief medegebruik;
  7. waterlopen en waterpartijen, waterretentie en waterhuishouding;
  8. bruggen, dammen, duikers;
  9. beeldende kunstwerken;
  10. nutsvoorzieningen;
  11. sport- en speelvoorzieningen;
  12. geluidwerende voorzieningen;
één en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals ondergrondse retentievoorzieningen, ondergrondse afvalcontainers, bergbezinkbassins, (riool)gemaal.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aan het volgende te voldoen: 
  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 8 m.
  2. De bouwhoogte van beeldende kunstwerken mag niet meer bedragen dan 6 m.
  3. De bebouwde oppervlakte van beeldende kunstwerken mag niet meer bedragen dan 25 m2 
  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

Artikel 4 Verkeer - Railverkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. railverkeer;
  2. spoorwegovergangen;
  3. tunnels;
  4. groenvoorzieningen;
  5. nutsvoorzieningen;
  6. kunstwerken;
  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. dammen en duikers;
  9. geluidwerende voorzieningen;
één en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals ondergrondse retentievoorzieningen, ondergrondse afvalcontainers en bergbezinkbassins.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Algemeen
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, alsmede gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen.
4.2.2 Maatvoering nutsvoorzieningen
Voor nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
  2. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m2.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aan het volgende te voldoen:
  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 8 m.
  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.3.1 Omgevingsvergunning nutsvoorziening
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.1. teneinde het oprichten van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
  1. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2
  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
  3. De verkeersveiligheid mag niet in gevaar worden gebracht.
  4. De stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving mag niet onevenredig worden aangetast.
 

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen, voet- en fietspaden;
  2. bruggen, dammen, duikers en viaducten;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. sport- en speelvoorzieningen;
  6. verblijfsvoorzieningen;
  7. nutsvoorzieningen;
  8. beeldende kunstwerken;
  9. geluidwerende voorzieningen;
  10. waterlopen en waterpartijen, waterretentie en waterhuishoudkundige voorzieningen;
één en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals ondergrondse retentievoorzieningen, ondergrondse afvalcontainers, bergbezinkbassins, (riool)gemaal.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Algemeen
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwwerken dienen aan het volgende te voldoen:
  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 8 m.
  2. De bouwhoogte van beeldende kunstwerken mag niet meer bedragen dan 5 m.
  3. De bebouwde oppervlakte van beeldende kunstwerken mag niet meer bedragen dan 25 m2.
  4. De bouwhoogte van bruggen en viaducten mag niet meer bedragen dan 8 m.
  5. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.3.1 Omgevingsvergunning nutsvoorziening
 Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.1 teneinde het oprichten van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
  1. De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2.
  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
  3. De verkeersveiligheid mag niet in gevaar worden gebracht.
  4. De stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving mag niet onevenredig worden aangetast.
 

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.1.1 Algemeen
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. water met de bijbehorende voorzieningen zoals bermen, duikers, dammen, keermuren, paden, oevers/oeverbeschoeiingen, rietkragen, bruggen, voetgangers- en fietsbruggen, nutsvoorzieningen e.d.;
  2. verkeersvoorzieningen;
  3. recreatief medegebruik;
  4. groenvoorzieningen;
  5. aanlegsteigers;
  6. beeldende kunstwerken;
  7. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterberging;

6.2 Bouwregels

6.2.1 Algemeen
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.
6.2.2 Maatvoering bouwwerken
De bouwwerken dienen aan het volgende te voldoen:
  1. De bouwhoogte van kunstwerken, brug of overspanning mag niet meer bedragen dan 8 m.
 
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m;
  2. de oppervlakte van aanlegsteigers mag niet meer bedragen dan 2,5 m² in watergangen met een breedte van ten minste 3 meter en 5 m² in watergangen met een breedte van tenminste 10 meter;
  3. voor de hoogte van steigers geldt dat deze niet meer bedraagt dan 1 meter boven het waterpeil;
  4. voor zover de bestemming Water grenst aan de bestemming Woongebied of Wonen – Uit te werken, mag ten hoogste één steiger per bouwperceel worden gerealiseerd.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
  1. woonschepen zijn niet toegestaan.

Artikel 7 Wonen (W)

7.1 Bestemmingsomschrijving

7.1.1 Algemeen
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woningen;
  2. geluidwerende voorzieningen;
één en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals water, nutsvoorzieningen, tuinen, erven, groenvoorziening, parkeervoorzieningen, paden e.d. en overeenkomstig de in 7.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.
 
7.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 7.1.1:
  1. Niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
    • Binnen deze bestemming wordt het gebruik van ruimten binnen de woning en/of aan-/ uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit als gebruik overeenkomstig de bestemming in een woning aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden;
      1. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste en in totaal 50 m² mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroep;
      2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
      3. uitsluitend is toegestaan een inrichting type a conform het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
      4. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden.
  2. Geluidwerende voorziening
    • De woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' mogen uitsluitend worden gebouwd indien ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm':een muur wordt gerealiseerd met een minimale bouwhoogte van 3 m danwel, in plaats van (een gedeelte van) de muur een afschermende constructie met een minimale bouwhoogte van 3 m, welke wordt gevormd door een aaneenschakeling van gevels van gebouwen of bouwwerken.

7.2 Bouwregels

7.2.1 Algemeen
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming, zoals hoofdgebouwen in de vorm van woningen en aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.
7.2.2 Hoofdgebouwen
Hoofdgebouwen dienen aan de volgende eisen te voldoen:
  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  2. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan in de overeenkomstig aangeduide bouwwijze:
    1. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd', uitsluitend woningen in de bouwwijze aaneengebouwd;
    2. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld', uitsluitend woningen in de bouwwijze gestapeld;
    3. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen', uitsluitend woningen in de bouwwijze twee-aaneen;
    4. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand', uitsluitend woningen in de bouwwijze vrijstaand;
    5. indien binnen een bouwvlak meerdere bouwwijzen zijn aangeduid, dan zijn deze bouwwijzen naast elkaar toegestaan;
  3. hoofdgebouwen dienen te worden afgedekt met een kap;
  4. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" is aangegeven;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan aangegeven;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het bebouwingspercentage van het bouwvlak niet meer bedragen dan aangegeven;
  7. de dakhelling van hoofdgebouwen mag niet minder bedragen dan 30° en niet meer dan 65°, met dien verstande dat:
    1. het voorgaande niet van toepassing is op woningen in de bouwwijze 'gestapeld';
    2. het voorgaande niet van toepassing is voor een woning met een mansardekap.
7.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor bijbehorende bouwwerken, zoals de aan- en uitbouwen,aangebouwde bijgebouwen, (aangebouwde) overkappingen en vrijstaande bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. bij ieder hoofdgebouw zijn, op een afstand van minimaal 1 m achter (het denkbeeldig verlengde van) de voorgevel van dat hoofdgebouw, bijbehorende bouwwerken toegestaan;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – 1’ zijn bijbehorende bouwwerken toegestaan tot aan het (denkbeeldige verlengde van) de voorgevel toegestaan.
  3. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw van een grondgebonden woning, mag niet meer bedragen dan 120 m2, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ niet meer mag bedragen dan 50%;
  4. de goothoogte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 30 cm;
  5. voor de bouwhoogte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken geldt het volgende:
    1. indien het bijbehorend bouwwerk wordt voorzien van een plat dak mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 30 cm;
    2. indien het bijbehorend bouwwerk wordt voorzien van een kap dient de dakhelling gelijk te zijn aan de dakhelling van het hoofdgebouw waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bovenkant van de scheidingsconstructie met de derde bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 30 cm;
  6. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
  7. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  8. de afstand tussen bijbehorende bouwwerken en openbaar water bedraagt ten minste 1 m;
  9. de bouwdiepte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m, gemeten vanaf de achtergevel van het hoofdgebouw met dien verstande, dat de breedte van bijbehorende bouwwerken op het zij-erf van een woning bedraagt ten hoogste 4 m, met dien verstande dat een bijbehorend bouwwerk een breedte van 40% van het zij-erf mag hebben, indien het bij een woning behorende zij-erf een breedte heeft van meer dan 10 m;
  10. de afstand tot de naar de openbare weg gekeerde perceelsgrens dient minimaal 3 m te bedragen;
  11. de voorgevelrooilijn mag worden overschreden door tot het gebouw behorende erkers en serres, mits;
    1. de breedte bedraagt maximaal 2/3 van de frontbreedte van het hoofdgebouw, met een maximum van 4 m;
    2. de diepte bedraagt maximaal 1/3 van de breedte van de erker met een maximum van 1,50 m;
    3. de diepte bedraagt maximaal 1/3 van de diepte van de grondstrook voor de voorgevelrooilijn;
    4. de goothoogte is maximaal gelijk aan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer vermeerderd met 30 cm;
    5. tussen erker of entree en perceelsgrens of gezamenlijke hoek bedraagt de afstand minimaal 0,50 m, met dien verstande dat er geen minimale afstand geldt indien het 2 aaneengesloten erkers betreft;
    6. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast wat in ieder geval betekent dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
    7. het behoud van een stedenbouwkundige eenheid van de straat in acht genomen wordt.
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden devolgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan 2 m en daarvoor niet meer dan 1 m;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
 
7.2.5 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de hoofdvorm en de situering van bouwwerken, ter waarborging van:
  1. de verkeersveiligheid;
  2. de parkeercapaciteit;
  3. een evenwichtig ruimtelijk beeld;
  4. de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.
7.2.6 Afwijkingenregeling
In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd krachtens een bouw- dan wel omgevingsvergunning, het volgende: indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van bijbehorende bouwwerken , de genoemde maxima, dan wel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.
7.2.7 Ondergronds bouwen
Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan binnen de aanduiding ’bouwvlak’

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.3.1 Omgevingsvergunning goot en/of bouwhoogte
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.2 teneinde een grotere goothoogte en/of bouwhoogte toe te staan, mits:
  1. de op grond van 7.2.2 toegestane goot- en/of bouwhoogte met niet meer dan 3 m wordt verhoogd;
  2. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  3. bij de omgevingsvergunning het behoud van een stedenbouwkundige eenheid van de desbetreffende straat in acht wordt genomen.

7.4 Specifieke gebruiksregels

7.4.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:
  1. het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf;
  3. het plaatsen van caravans;
  4. zelfstandige bewoning van vrijstaande bijgebouwen.

Artikel 8 Woongebied

8.1 Bestemmingsomschrijving

8.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woningen;
  2. tuinen en erven;
  3. erftoegangswegen en verblijfsvoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. dammen, duikers en bruggen;
  8. speelvoorzieningen;
  9. nutsvoorzieningen;
  10. kunstwerken;
  11. fiets- en voetpaden;
  12. geluidwerende voorzieningen;
  13. steigers.
8.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 8.1.1:
  1. Publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
    • Binnen deze bestemming wordt het gebruik van ruimten binnen de woning en/of aan-/ uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit als gebruik overeenkomstig de bestemming in een woning of woning aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
      1. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste en in totaal 50 m² mag worden gebruikt voor een aan huis verbonden beroep;
      2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens bewoner van de woning te zijn;
      3. uitsluitend is toegestaan een inrichting type a conform het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
      4. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden;
  2. Groenvoorzieningen
    • Ter plaatse van de aanduidingen ‘groenvoorzieningen’ dient tenminste een totale oppervlakte van 7.500. m²groenvoorzieningen te worden gerealiseerd die, voor zover de aanduidinggrenst aan de bestemming ‘Groen’, in verbinding staat met de bestemming ‘Groen’.

8.2 Bouwregels

8.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
  1. hoofdgebouwen;
  2. bijbehorende bouwwerken;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. voor zover op de verbeelding een aanduiding ‘bouwvlak’ is opgenomen, mogen hoofdgebouwen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’;
  2. het maximaal te realiseren aantal woningen , inclusief het maximaal aantal te realiseren woningen binnen de bestemming Wonen – Uit te werken, mag niet meer bedragen dan 412;
  3. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘Gestapeld’ zijn gestapelde woningen toegestaan;
  4. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – 2’ mogen alleen hoofdgebouwen worden opgericht mits de geluidbelasting van de gevel als gevolg van het railverkeerslawaai niet meer bedraagt dan:
    1. de voorkeursgrenswaarde, dan wel;
    2. de door burgemeester en wethouders vastgestelde hogere grenswaarde Wet geluidhinder waarbij voorts geldt dat elke woning waarvoor een hogere grenswaarde Wet geluidhinder is verleend van hoger dan 60 dB railverkeerslawaai dient te beschikken over een geluidluwe gevel en een geluidluwe buitenruimte.
  5. de bouwdiepte van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 12 meter met uitzondering van de gestapelde woningen als bedoeld in lid c ter plaatse van de aanduiding ‘Gestapeld’;
  6. alle hoofdgebouwen dienen uitgevoerd te worden met een kap met een dakhelling van niet minder dan 30° en niet meer dan 65° met uitzondering van de gestapelde woningen als bedoeld in lid c ter plaatse van de aanduiding ‘Gestapeld’;
  7. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 6,5 meter;
  8. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 11 meter;
  9. de bouwhoogte van gestapelde woningen mag niet meer bedragen dan 18 meter;
  10. Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan onder het (toekomstige) hoofdgebouw;
8.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. bij ieder hoofdgebouw zijn, op een afstand van minimaal 1 m achter (het denkbeeldig verlengde van) de voorgevel van dat hoofdgebouw, bijbehorende bouwwerken toegestaan;
  2. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw van een grondgebonden woning, mag niet meer bedragen dan 120 m2, met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het bouwperceel voor zover gelegen op 1 meter achter (het denkbeeldige verlengde) van de voorgevel niet meer mag bedragen dan 50%;
  3. de goothoogte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 30 cm;
  4. voor de bouwhoogte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken geldt het volgende:
    1. indien het bijbehorend bouwwerk wordt voorzien van een plat dak mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 30 cm;
    2. indien het bijbehorend bouwwerk wordt voorzien van een kap dient de dakhelling gelijk te zijn aan de dakhelling van het hoofdgebouw waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bovenkant van de scheidingsconstructie met de derde bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 30 cm;
  5. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
  6. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  7. de afstand tussen bijbehorende bouwwerken en openbaar water bedraagt ten minste 1 m;
  8. de bouwdiepte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 4 m, gemeten vanaf de achtergevel van het hoofdgebouw;
  9. de breedte van de bijbehorende bouwwerken op het zij-erf van een woning bedraagt ten hoogste 4 m, met dien verstande dat een bijbehorend bouwwerk een breedte van 40% van het zij-erf mag hebben, indien het bij een woning behorende zij-erf een breedte heeft van meer dan 10 m;
  10. de afstand tot de naar de openbare weg gekeerde perceelsgrens dient minimaal 3 m te bedragen;
  11. de voorgevelrooilijn mag worden overschreden door tot het gebouw behorende erkers en serres, mits:
    1. de breedte bedraagt maximaal 2/3 van de frontbreedte van het hoofdgebouw, met een maximum van 4 m;
    2. de diepte bedraagt maximaal 1/3 van de breedte van de erker met een maximum van 1,50 m;
    3. de diepte bedraagt maximaal 1/3 van de diepte van de grondstrook voor de voorgevelrooilijn;
    4. de goothoogte is maximaal gelijk aan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer vermeerderd met 30 cm;
    5. tussen erker of entree en perceelsgrens of gezamenlijke hoek bedraagt de afstand minimaal 0,50 m, met dien verstande dat er geen minimale afstand geldt indien het 2 aaneengesloten erkers betreft;
    6. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast wat in ieder geval betekent dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
    7. het behoud van een stedenbouwkundige eenheid van de straat in acht genomen wordt.
8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen en steigers, gelden devolgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag achter (het verlengde van) de voorgevelvan het hoofdgebouw niet meer bedragen dan 2 m en daarvoor niet meer dan 1 m;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m;
  3. de oppervlakte van aanlegsteigers mag niet meer bedragen dan 2,5 m² in watergangen met een breedte van ten minste 3 meter en 5 m² in watergangen met een breedte van tenminste 10 meter;
  4. voor de hoogte van steigers geldt dat deze niet meer bedraagt dan 1 meter boven het waterpeil;
  5. er mag ten hoogste één steiger per bouwperceel worden gerealiseerd.

8.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de hoofdvorm en de situering van bouwwerken, ter waarborging van:
  1. de verkeersveiligheid;
  2. de parkeercapaciteit;
  3. een evenwichtig ruimtelijk beeld;
  4. de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.
 

8.4 Afwijken van de bouwregels

8.4.1 Omgevingsvergunning goot- en/of bouwhoogte
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.2 teneinde een woning met een andere kap(vorm) een grotere goothoogte en/of bouwhoogte toe te staan, mits:
  1. de op grond van 8.2.2 toegestane goot- en/of bouwhoogte met niet meer dan 3 m wordt verhoogd;
  2. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  3. bij de omgevingsvergunning het behoud van een stedenbouwkundige eenheid van de desbetreffende straat in acht wordt genomen.
8.4.2 Omgevingsvergunning vervallen kapverplichting
 
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.2 teneinde een gewijzigde kaphelling of een plat dak toe te staan mits:
  1. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperk;
  2. bij de omgevingsvergunning het behoud van een stedenbouwkundige eenheid van de desbetreffende straat in acht wordt genomen.

8.5 Specifieke gebruiksregels

8.5.1 Voorwaarde
De gronden mogen uitsluitend worden gebruikt voor wonen indien vertilatieopeningen, ventilatiesystemen en luchtbehandelingsinstallaties in de woning door bewoners kunnen worden afgesloten en uitgeschakeld bij calamiteiten.
8.5.2 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:
  1. het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf;
  3. het plaatsen van caravans;
  4. zelfstandige bewoning van vrijstaande bijgebouwen.

Artikel 9 Woongebied - Uit te werken

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis met de daarbij behorende tuinen, erven en terreinen;
  2. woonstraten en voet- en fietspaden;
  3. openbare nsvoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. bermen en beplantingen;
  6. parkeervoorzieningen;
  7. speelvoorzieningen;
  8. pleinen;
  9. verblijfsvoorzieningen;
  10. nutsvoorzieningen;
  11. beeldende kunstwerken;
  12. geluidwerende voorzieningen;
  13. water, waterlopen, waterberging en waterhuishouding;
  14. dammen, duikers en bruggen;
met de daarbij behorende:
o. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

9.2 Uitwerkingsregels

9.2.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders werken de in 9.1 omschreven bestemming nader uit overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van de volgende regels.
9.2.2 Inrichtingseisen
Voor het inrichten van het gebied gelden de volgende bepalingen:
  1. de bestemming kan pas worden uitgewerkt wanneer een stedenbouwkundig plan voor het deelgebied door burgemeester en wethouders is vastgesteld;
  2. het maximaal te realiseren aantal woningen, inclusief het maximaal aantal te realiseren woningen binnen de bestemming Woongebied, mag niet meer bedragen dan 412;
  3. in het uitwerkingsplan zal worden vastgelegd dat bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, dient vast te staan dat voldoende parkeergelegenheid, overeenkomstig de beleidsregels in de Nota Parkeernormen zoals vastgesteld op 10 maart 2015, zal worden gerealiseerd.
  4. Als de onder d bedoelde beleidsregels binnen de planperiode van het bestemmingsplan worden gewijzigd, zal in het kader van het uitwerkingsplan genoemd onder sub d, met die wijziging worden rekening gehouden.
9.2.3 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend grondgebonden woningen en appartementengebouwen worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van een grondgebonden woning mag niet meer dan 12 m bedragen;
  3. de bouwhoogte van een hoofdgebouw in de bouwwijze “gestapeld” mag niet meer dan 18 m bedragen.
9.2.4 Voorwaarde
De gronden mogen uitsluitend worden gebruikt voor wonen indien ventilatieopeningen, ventilatiesystemen en luchtbehandelingsinstallaties in de woning door bewoners kunnen worden afgesloten en of uitgeschakeld bij calamiteiten.

9.3 Bouwregels

Op of in de in 9.1 bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een uitwerkingsplan dat rechtskracht heeft verkregen en krachtens het in een zodanig plan bepaalde.

9.4 Afwijken van de bouwregels

9.4.1 Omgevingsvergunning bouwen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.3  voor het bouwen van bouwwerken op of in de gronden, indien het bouwplan in overeenstemming is met een ontwerp uitwerkingsplan;

Artikel 10 Leiding - Gas

10.1 Bestemmingsomschrijving

  1. De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een gasleiding;
  2. De dubbelbestemming 'Leiding - Gas' is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

10.2 Bouwregels

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, zoals meet- en regelkasten en afsluiterputten.

10.3 Afwijken van de bouwregels

10.3.1 Omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat, alsmede uit het oogpunt van externe veiligheid.
10.3.2 Advies Leidingbeheerder
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in 10.3.1 winnen zij schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.4.1 Vergunningsplichtige werken
Het is verboden op de in deze bestemming bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen;
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
  5. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  6. het vellen of rooien van houtgewas;
  7. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  8. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

 
10.4.2 Uitzonderingen
Het onder10.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanlegvergunning of omgevingsvergunning is verleend;
  2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  3. welke betreffen het normale onderhoud van leidingen;
  4. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende ontheffing op grond van het bepaalde in 10.3;
  5. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
10.4.3 Verlening
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 10.4.1mag alleen worden verleend indien door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de betreffende leiding niet wordt aangetast.
10.4.4 Advies Leidingbeheerder
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoel 10.4.1 winnen zij schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder.

Artikel 11 Leiding - Ondergrondse energievoorziening

11.1 Bestemmingsomschrijving

  1. De voor 'Leiding - Ondergrondse energievoorziening' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van waterpomp en een watertransportleiding;
  2. De dubbelbestemming 'Leiding - Ondergrondse energievoorziening' is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

11.2 Bouwregels

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, zoals meet- en regelkasten en afsluiterputten.

11.3 Afwijken van de bouwregels

 
11.3.1 Omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat, alsmede uit het oogpunt van externe veiligheid.
11.3.2 Advies Leidingbeheerder
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in 11.3.1 winnen zij schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

11.4.1 Vergunningsplichtige werken
Het is verboden op de in deze bestemming bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen;
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
  5. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  6. het vellen of rooien van houtgewas.

 
11.4.2 Uitzonderingen
Het onder 11.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanlegvergunning of omgevingsvergunning is verleend;
  2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  3. welke betreffen het normale onderhoud van leidingen;
  4. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende ontheffing op grond van het bepaalde in 11.3;
  5. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
11.4.3 Verlening
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 11.4.1 mag alleen worden verleend indien door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de betreffende leiding niet wordt aangetast.
11.4.4 Advies Leidingbeheerder
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoel 11.4.1 winnen zij schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder.

Artikel 12 Leiding - Water

12.1 Bestemmingsomschrijving

  1. De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een watertransportleiding;
  2. De dubbelbestemming 'Leiding - Water' is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

12.2 Bouwregels

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, zoals meet- en regelkasten en afsluiterputten.

12.3 Afwijken van de bouwregels

 
12.3.1 Omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat, alsmede uit het oogpunt van externe veiligheid.
12.3.2 Advies Leidingbeheerder
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in 12.3.1winnen zij schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

12.4.1 Vergunningsplichtige werken
Het is verboden op de in deze bestemming bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen;
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
  5. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  6. het vellen of rooien van houtgewas.

 
12.4.2 Uitzonderingen
Het onder 12.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanlegvergunning of omgevingsvergunning is verleend;
  2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  3. welke betreffen het normale onderhoud van leidingen;
  4. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende ontheffing op grond van het bepaalde in 12.3;
  5. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
12.4.3 Verlening
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 12.4.1 mag alleen worden verleend indien door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de betreffende leiding niet wordt aangetast.
12.4.4 Advies Leidingbeheerder
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoel 12.4.1 winnen zij schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder.

3 Algemene regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

 
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene bouwregels

14.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren

  1. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, staat vast dat voldoende parkeergelegenheid, overeenkomstig de beleidsregels in de Nota Parkeernormen zoals vastgesteld op 10 maart 2015, wordt gerealiseerd.
  2. Als de onder a bedoelde beleidsregels worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.

14.2 Ondergeschikte bouwdelen

Overschrijding van het bouwvlak en/of bestemmingsvlak en de bouwhoogte van het gebouw is toegestaan voor ondergeschikte bouwdelen, mits voldaan wordt aan het volgende:
  1. de overschrijding van het bouwvlak en/of bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan maximaal 1 m, met dien verstande dat de overschrijding bij woningen in de bouwwijze ‘gestapeld’ in afwijking van het voorgaande maximaal 1,6 m mag bedragen;
  2. de overschrijding van de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan maximaal 1 m, met dien verstande dat de overschrijding van de bouwhoogte voor ondergeschikte bouwdelen zoals liftschachten en glasbewassingsinstallaties e.d. maximaal 3 m bedraagt.

Artikel 15 Algemene gebruiksregels

15.1 Gebruiksverbod publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen gebruik van ruimten binnen de woning of aan- en uitbouwen en bijgebouwen voor publieksgerichte beroeps-of bedrijfsactiviteiten aan huis.

15.2 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
  1. als opslagplaats voor bagger en grondspecie;
  2. als opslagplaats voor vaten en kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
  3. als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
  4. als opstalplaats van een caravan/camper;
  5. als seksinrichting.

15.3 Geen strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
  1. vormen van gebruik als bedoeld in 15.2, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt;
  2. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.

15.4 Strijdig gebruik parkeren

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de in lid 14.1 bedoelde
parkeergelegenheid voor andere doeleinden, zoals dit onder meer blijkt uit het verwijderen van de
verharding, dan wel het ontoegankelijk maken van de parkeergelegenheid.

Artikel 16 Algemene afwijkingsregels

16.1 Omgevinsvergunning publieksgerichte beroeps- en bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1.2 en 8.1.2 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/ of uit- en aanbouwen en bijgebouwen voor een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste en in totaal 50 m² mag worden gebruikt voor publieksgerichte beroep- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  2. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  3. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd of in de directe omgeving mits hierdoor geen overlast wordt veroorzaakt;
  4. het bedrijf dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  5. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan huis verbonden activiteit.

16.2 Omgevingsvergunning10%-bepaling

Het bevoegd gezag kan, voorzover niet reeds op grond van een andere bepaling van dit plan een omgevingsvergunning kan worden verleend, een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van de op de verbeelding of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentagestot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.

16.3 Omgevingsvergunning parkeren

Het bevoegd gezag kan, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling van de regels kan worden afgeweken, bij een omgevingsvergunning afwijken van de parkeernormen die gehanteerd worden voor het parkeren of stallen van auto's, indien;
  1. op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien;
  2. andere besluitvorming ten aanzien van parkeerbeleid en/of parkeernormen aanleiding geeft om af te wijken van de in de bijlage 1 van de regels opgenomen parkeernormen.

Artikel 17 Algemene wijzigingsregels

17.1 Wijzigen bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van:
  1. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/ of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 3 m mag bedragen en het bestemmingsvlak niet meer dan 10% mag worden vergroot, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding;

17.2 Realisatie sociale huur- en/of koopwoningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd artikel 8.2.2 en 9.2.2 te wijzigen waardoor het maximaal aantal te realiseren woningen binnen de bestemmingen Woongebied en Wonen – Uit te werken mag worden verhoogd, voor zover de extra te realiseren woningen worden gebouwd en gebruikt als sociale huur- en/of koopwoning.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Overgangsrecht bouwwerken

18.1.1 Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
18.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 18.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 18.1.1 met maximaal 10%.
18.1.3 Uitzonderingen
Het bepaalde in 18.1.1. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

18.2 Overgangsrecht gebruik

18.2.1 Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
18.2.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 18.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
18.2.3 Onderbroken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in 18.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
18.2.4 UItzonderingen
Het bepaalde in 18.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Weideveld 2016.