direct naar inhoud van Regels
Plan: Weijpoort 20 - 21c
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1901.WEIJPOORT21-BP80

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan “Weijpoort 20 - 21c” met identificatienummer NL.IMRO.1901.WEIJPOORT21-BP80 van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aan- of uitbouw:

een aan een hoofdgebouw gebouwde, en vanuit dat hoofdgebouw rechtstreeks toegankelijke ruimte, die in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw, maar daaraan ruimtelijk (door zijn constructie en/of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap - met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is, toegankelijk vanuit het hoofdgebouw en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw is;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aangebouwd of vrijstaand bijgebouw:

een vrijstaand of aan het hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat zowel ruimtelijk (door zijn constructie en/of afmetingen) als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw maar van daaruit niet rechtstreeks toegankelijk is en ten dienste staat van dat hoofdgebouw;

1.7 aan-huis-gebonden beroep:

het in een woning of bijgebouw door de bewoner op beroepsmatige wijze verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermede naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bed & breakfast:

een kleinschalige, aan de woonfunctie of agrarische bedrijfswoning ondergeschikte verblijfsvoorziening, gericht op het aanbieden van logies en ontbijt. Onder een bed & breakfast voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.

1.10 bebouwingsgrens:

een grens van een bouwperceel, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen;

1.11 bebouwingspercentage:

het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.12 begane grond:

de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau dan wel waarvan de bovenkant van de vloer maximaal 1 meter boven peil is gelegen;

1.13 bestaand:

bij gebruik: aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van dit plan;

bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.17 bijgebouw:

een vrijstaand of aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat door zijn situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en die vanuit het hoofdgebouw niet rechtstreeks toegankelijk is;

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwlaag:

een gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd. Bij de bepaling van het aantal bouwlagen worden de ruimten in de kap (zolder) en de bouwlagen die onder de begane grond zijn gelegen (kelder e.d.) niet meegerekend;

1.21 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.22 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.23 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.24 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en waarbij een showroom en/of verkoopruimte ter plaatse aanwezig is; horeca-activiteiten zijn hieronder niet begrepen;

1.26 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.28 kleinschalig beroep- en bedrijf-aan-huis:

Activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.29 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.30 overkapping:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde met één dakvlak en maximaal één gesloten wand;

1.31 peil:
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang maximaal 5 meter van de weg is gelegen: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein dat het bouwwerk omgeeft (maaiveld), met dien verstande dat het maaiveld te allen tijde minimaal 0,05 m boven NAP is gelegen en niet meer dan 0,40 m boven NAP is gelegen;
1.32 plangrens:

de geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan;

1.33 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.34 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval wordt verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.35 voorgevel:

een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw;

1.36 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de diepte van een aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw:

de diepte van een aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw wordt loodrecht vanaf de gevel van het hoofdgebouw, waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd, gemeten tot het uiterste punt van de achtergevel van de aanbouw;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. beplanting, groenstroken, plantsoenen en bermen;
  • b. een haven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'haven';
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals voet- en fietspaden en ontsluitingswegen (oprijlaan) naar de aangrenzende woonpercelen en andere verhardingen, nutsvoorzieningen, landhoofden, bruggen, kunstwerken en water, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte aan verhardingen per bestemmingsvlak niet meer mag bedragen dan op de verbeelding middels de aanduiding 'maximum verharding' is aangegeven;
    • 2. speelvoorzieningen niet zijn toegestaan.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de in artikel 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aan het volgende te voldoen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf en verplaatsing;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, straatmeubilair, kunstobjecten, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, water, parkeervoorzieningen en bruggen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Op de in artikel 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
    • 1. lichtmasten, verkeers- en verwijsborden;
    • 2. bruggen en duikers;
    • 3. speelvoorzieningen;
    • 4. (ondergrondse) afvalinzamelsystemen;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming.
  • b. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aan het volgende te voldoen: De bouwhoogte van de in artikel 4.2.1 sub a. genoemde bouwwerken mag maximaal 3 meter bedragen, met dien verstande dat voor lichtmasten de bouwhoogte maximaal 6 meter mag bedragen.

Artikel 5 Wonen - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. hoofdgebouwen in de vorm van woningen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, toegangswegen- en paden, tuinen en water.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen als genoemd in artikel 5.1 gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de verbeelding opgenomen bouwvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient de voorgevel van het hoofdgebouw in de gevellijn te worden gesitueerd;
  • c. het aantal woningen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven op verbeelding middels de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • d. het maximale bebouwingspercentage binnen een bouwvlak mag niet meer bedragen dan 50;
  • e. de inhoud van een woning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 750 m3, waarbij de inhoud van eventuele vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet wordt betrokken;
  • f. de bouwhoogte van de gebouwen bedraagt:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoogte 1' de goothoogte maximaal 4,5 meter en bouwhoogte maximaal 10 meter bedraagt;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoogte 2' de goothoogte maximaal 4,5 meter en bouwhoogte maximaal 10 meter bedraagt;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoogte 3' de goothoogte maximaal 4,5 meter en bouwhoogte maximaal 10 meter bedraagt.
5.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor de aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen, aangebouwde overkappingen en vrijstaande bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlak van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen, overkappingen en vrijstaande bijgebouwen bedraagt per woning ten hoogste 40% van het zij- en achtererf met een maximum van 50 m2;
  • b. de onder a. genoemde 50 m2 mag worden vermeerderd met 10% van het oppervlak dat het betrokken erf groter is dan 125 m2 tot een maximum van 80 m2, met dien verstande dat van geen afzonderlijk bouwwerk het grondoppervlak meer dan 50 m2 bedraagt;
  • c. de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het denkbeeldige verlengde daarvan bedraagt ten minste 1 meter;
  • d. de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 meter dan wel 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping van de woning;
  • e. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde overkappingen bedraagt ten hoogste de bouwhoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 4,5 meter.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 meter;
  • b. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 2 meter;
  • c. de bouwhoogte voor palen en masten bedraagt ten hoogste 7 meter.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan, voor zover:
    • 1. het vloeroppervlak ten behoeve van kantoor- en praktijkruimten en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 60 m2;
    • 2. ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, conform het gemeentelijke parkeerbeleid;
    • 3. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. het is verboden om bijgebouwen te gebruiken of te laten gebruiken als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte;
  • c. De woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoogte 2' mogen niet eerder in gebruik worden genomen dan nadat in of aan de hoofdgebouwen op een hoogte van ten minste 3,5 meter vier afzonderlijke voorzieningen (één per woning), in de vorm van een permanente verblijfplaats voor vleermuizen, zijn gerealiseerd.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1 onder f sub 2 en een maximale goothoogte van 6 meter en een maximale bouwhoogte van 11 meter toestaan, met inachtneming van het gestelde onder artikel 5.4.2.

5.4.2

Afwijking is slechts toegestaan indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • 1. er blijft sprake van een evenwichtig ruimtelijk beeld;
  • 2. de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen wordt niet onevenredig gehinderd.

Artikel 6 Wonen - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. hoofdgebouwen in de vorm van woningen;
  • b. kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis, voor zover:
    • 1. het vloeroppervlak ten behoeve van kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen met een maximum van 80 m2;
    • 2. ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in voldoende parkeergelegenheid op eigen erf wordt voorzien;
    • 3. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    • 4. de activiteit geen onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
    • 5. degene die de activiteiten verricht tevens de gebruiker van de eigenlijke woning is;
  • c. vergader-, cursus-, praktijk-, bijeenkomstruimten en dagbesteding, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bijeenkomstruimte', met dien verstande dat de totale bruto vloeroppervlakte maximaal 350 m2 bedraagt;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals terrassen, zwembaden, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water en toegangswegen.
6.2 Bouwregels
  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a zijn erf- en terreinafscheidingen tevens buiten het bouwvlak toegestaan;
  • c. ten aanzien van de bouw en inhoud van woningen geldt het volgende:
    • 1. het aantal woningen per bouwvlak mag niet hoger zijn dan het aantal zoals aangegeven in de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal woonheden' ter plaatse van het betreffende bouwvlak;
    • 2. bij herbouw van een woning dient de woning op de plaats van de fundamenten van de bestaande woning te worden teruggebouwd;
    • 3. de inhoud van een woning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag te allen tijde 650 m3 bedragen, waarbij de inhoud van eventuele vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet wordt betrokken;
    • 4. indien de bestaande woning inclusief bijbehorende bouwwerken een inhoud heeft van meer dan 650 m3 mag de inhoud van de woning inclusief bijbehorende bouwwerken vergroot worden tot maximaal 750 m3;
    • 5. indien de bestaande woning en de aangebouwde bijbehorende bouwwerken een inhoud hebben van meer dan 750 m3, geldt deze bestaande inhoud als maximum voor de woning en de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat bij herbouw van de woning de inhoud van de woning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken maximaal 750 m3 mag bedragen;
  • d. ten behoeve van zwembaden gelden de volgende regels:
    • 1. zwembaden zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
    • 2. per bouwvlak is ten hoogste één zwembad toegestaan;
    • 3. de oppervlakte van het zwembad bedraagt maximaal 400 m2;
    • 4. het zwembad dient achter de woning gerealiseerd te worden;
    • 5. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 25 meter wordt aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen van derden;
    • 6. lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • e. binnen een afstand van 5 meter tot de rand van de openbare weg en binnen een afstand van 5 meter tot de zijdelingse erfgrens mogen geen gebouwen worden gebouwd, waarbij de bestaande gebouwen behouden mogen blijven;
  • f. voorts geldt het volgende:
    maximaal oppervlak    maximale goothoogte    maximale bouwhoogte   
woningen (inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken)       3,5 m   10 m  
vrijstaande bijbehorende bouwwerken   75 m2    3 m   5 m  
erf- en terreinafscheidingen:
- binnen het bouwvlak:
- buiten het bouwvlak:  
       
2 m
1 m  
overige bouwwerken, niet zijnde gebouwen en erf- of terreinafscheidingen           3 m  
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Herbouw van woningen buiten bestaande fundamenten

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2 ten behoeve van de herbouw van woningen op een andere plaats dan de plaats van de fundamenten van de bestaande woning met inachtneming van het volgende:

  • a. de herbouw vindt plaats binnen hetzelfde bouwvlak;
  • b. de nieuwe situering dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen milieutechnische beperkingen voor omliggende, bestaande (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • c. ter plaatse van de nieuwe woning dient sprake te zijn van een aanvaardbaar woon en leefklimaat.
6.3.2 Afwijken ten behoeve van bouwen tot in de erfgrens

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2 onder e ten behoeve van het bouwen van een gebouw tot in de zijdelingse erfgrens onder de volgende voorwaarden:

  • a. er mag slechts aan één zijde tot in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd;
  • b. de minimale afstand tot aan de zijdelingse perceelsgrens blijft aan één zijde ten minste 2,5 m;
  • c. er blijft sprake van een evenwichtig ruimtelijk beeld;
  • d. de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen wordt niet onevenredig gehinderd.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
6.4.1 Bed and breakfast
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.1 voor het gebruik tot het toestaan van een bed and breakfast, met inachtneming van het volgende:
  • b. De bed and breakfast is uitsluitend toegestaan in gebouwen binnen een bouwvlak zoals bepaald in artikel 6.2 onder a;
  • c. het gebruik ten behoeve van de bed and breakfast dient gekoppeld te zijn aan de woonfunctie ter plaatse en dient hieraan ondergeschikt te zijn;
  • d. het vloeroppervlak van de bed and breakfast mag in totaal niet groter zijn dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken met een maximum van 80 m2;
  • e. er mag tegelijkertijd aan niet meer dan acht personen in maximaal 4 kamers bed and breakfast worden geboden;
  • f. de bed and breakfastvoorziening mag door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet kunnen functioneren als een zelfstandige woning; dit betekent in ieder geval dat een aparte kookgelegenheid bij de voorziening niet is toegestaan;
  • g. de parkeerbehoefte van de functie dient op eigen terrein of in de directe omgeving te worden opgevangen, waarbij conform de op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels wordt bepaald of is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • h. als gevolg van de bed and breakfast mogen geen onevenredige nadelige gevolgen ontstaan voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
6.5.1 Sociale functie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Wonen - 2' te wijzigen ten behoeve van een vervolgfunctie, met inachtneming van het volgende:

  • a. wijziging is slechts toegestaan naar een sociale functie (zoals resocialisatie, therapie, kinderopvang, zorgboerderij);
  • b. de sociale functie is uitsluitend toegestaan binnen het geldende bouwvlak en op de gronden die zijn gelegen tussen het bouwvlak en de dichtstbijzijnde weg aan de zijde van de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • c. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • d. de vervolgfunctie mag de bestaande landschappelijke en cultuurhistorische waarden en natuurwaarden in de directe omgeving niet onevenredig aantasten;
  • e. het aantal woningen mag als gevolg van de functiewijziging niet toenemen;
  • f. de verkeersaantrekkende werking van de vervolgfunctie dient passend te zijn bij de ter plaatse feitelijk aanwezige ontsluitingssituatie;
  • g. de parkeerbehoefte van de vervolgfunctie dient op eigen terrein of in de directe omgeving te worden opgevangen, waarbij conform de op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels wordt bepaald of is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • h. buitenopslag en de stalling van voertuigen en machines in de buitenlucht is niet toegestaan;
  • i. ten behoeve van vervolgfunctie gelden de volgende bouwregels:
    • 1. vervolgfuncties maken gebruik van de legaal aanwezige bebouwing waarbij herbouw van deze aanwezige bebouwing niet is toegestaan;
    • 2. de oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van de legaal aanwezige bebouwing mag niet worden vergroot;
    • 3. de bebouwing die niet behoort bij de vervolgfunctie (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;
    • 4. indien vrijkomende bedrijfsgebouwen niet geschikt zijn voor de vervolgfunctie, kan aanspraak gemaakt worden op een saneringsregeling waarbij de huidige bebouwing gesloopt wordt, waarna 50% van de totale oppervlakte van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag worden teruggebouwd en/of behouden blijven met dien verstande dat na sanering niet meer dan 250 m2 aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel aanwezig zijn.

Artikel 7 Waterstaat - Waterkering

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de waterkering alsmede bij deze waterkering behorende voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien aan de eisen voldaan wordt die de waterkeringenbeheerder in een watervergunning stelt.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2 onder b indien:

  • a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
  • b. het belang van de waterkering door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning schriftelijk advies bij de betreffende beheerder van de waterkering is ingewonnen.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in gronden met de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen gebouw zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is;
  • d. aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • f. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • g. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
7.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod in artikel 7.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij artikel 7.3 in acht is genomen;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
7.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in artikel 7.4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien het belang van de waterkering daardoor niet onevenredig wordt geschaad en voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning schriftelijk advies bij de betreffende beheerder van de waterkering is ingewonnen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Overschrijding bouwgrenzen
9.1.1 Toepassing

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftopbouwen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 2 meter bedraagt.

9.2 Ondergronds bouwen
9.2.1 Algemeen

De regels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval van ondergrondse bouw van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat deze uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. ondergrondse bouw is uitsluitend toegestaan onder de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, alsmede ter verbinding van gebouwen;
  • b. gebouwd mag worden tussen peil en 3,50 meter onder peil.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:

  • a. als opslagplaats voor bagger en grondspecie;
  • b. als opslagplaats voor vaten en kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
  • c. het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, inclusief buitenpandige opslag, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
  • e. als seksinrichting;
  • f. ten behoeve van de woonfunctie voordat een bodemkundig saneringsplan is vastgesteld en dit plan naar het oordeel van het bevoegd gezag op een juiste wijze is uitgevoerd.
10.2 Geen strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:

  • a. vormen van gebruik als bedoeld in artikel 10.1, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Algemene afwijkingsregels ten behoeve van geringe afwijkingen

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels een omgevingsvergunning kan worden verleend, kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning ter afwijking verlenen van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:

  • a. geringe afwijkingen van het plan indien blijkt dat uitsluitend ten gevolge van onnauwkeurigheden in de kaart of in deze regels, deze geringe afwijkingen in het belang van een juiste verwerkelijking of toepassing van het plan gewenst of noodzakelijk zijn, of welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  • b. afwijkingen van de bebouwingspercentages en in het plan voorgeschreven maten van ten hoogste 10%, waarbij de in de bestemmingsregels voorziene afwijkingsmogelijkheden buiten beschouwing blijven.
11.2 Voorwaarden

De in artikel 11.1 genoemde afwijkingen mogen slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken. Voorts dient de stedenbouwkundige waarde van de omgeving te zijn gewaarborgd.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

12.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van:

  • a. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/ of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 3 meter mag bedragen en het bestemmingsvlak niet meer dan 10% mag worden vergroot, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding;
  • b. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Parkeren
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat wordt of zal worden voldaan aan het gemeentelijke parkeerbeleid.
  • b. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a, mits:
    • 1. het voldoen aan deze bepaling door bijzondere omstandigheden op zwaarwegende bezwaren stuit, of;
    • 2. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien.
13.2 Bodemsanering

Een gebruik ten behoeve van de bestemmingen 'Wonen - 1' en 'Wonen - 2' is niet eerder toegestaan dan nadat een bodemsaneringsplan is vastgesteld en dit plan, naar het oordeel van het bevoegd gezag, op een juiste wijze is uitgevoerd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
14.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
14.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 14.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 14.1.1 met maximaal 10%.

14.1.3 Uitzondering

Artikel 14.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik
14.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan/inpassingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

14.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 14.1.2, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 14.1.2, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

14.2.4 Uitzondering

Artikel 14.1.2 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Weijpoort 20 - 21c.