Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Raadhuisweg 57-75 Reeuwijk-Brug
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.1901.Raadhuisweg5775-BP40

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan:

het bestemmingsplan ‘Raadhuisweg 57-75 Reeuwijk-Brug’, van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk;

1.2 het bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML- bestand
:
NL.IMRO.1901.Raadhuisweg5775-BP20 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan- en uitbouw:

een aan een woning gebouwd gebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan de woning;

1.6 achtererf:

de gronden die behoren bij een woning en gelegen zijn achter de achtergevel en tussen de zijgevellijnen;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen:

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig zijn, dan wel tot stand kunnen komen krachtens een omgevingsvergunning;

1.9 bestaande bouwwerken:

bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een omgevingsvergunning
;

1.10 bestaand gebruik:

gebruik van gronden en bouwwerken die bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bevoegd gezag:

bevoegd gezag, zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.14 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak, zoals aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen;

1.15 bijgebouw:

een gebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan en op hetzelfde bouwperceel gelegen woning (bijvoorbeeld garages, bergingen etc.);

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, als mede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd. Bij het bepalen van het aantal bouwlagen worden de ruimten in de kap (zolder) en de bouwlagen onder de begane grond (kelder e.d.) niet meegerekend;

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.24 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders  dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.25 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek;

1.26 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.27 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.28 gemeentelijke parkeernorm:

de parkeernorm, zoals vastgelegd in de gemeentelijke nota 'Nota Parkeernormen’ d.d. 10 mei 2016;

1.29 hoofdgebouw:

gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.30 huishouden:

persoon of groep van personen, die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;

1.31 kap:

een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°;

1.32 kleinschalige beroepen en bedrijven-aan-huis:

activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past;

1.33 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.34 opslag:

het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en of activiteiten van administratieve aard;

1.35 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand;

1.36 peil:

  1. voor bouwwerken waarvan
    de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.37 sexuele dienstverlening

een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische vertoningen;

1.38 voorgevel:

de gevel van een woning die naar aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling en oriëntatie als belangrijkste beeldbepalende gevel kan worden aangemerkt;

1.39 voorgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van een woning en vanaf de hoeken van de woning evenwijdig aan de weg loopt;

1.40 wonen:

het gebruik van een woning door
éé
n huishouden;

1.41 woning:

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.42 woongebouw:

een gebouw dat meerdere geheel of gedeeltelijk naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat, dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden en waarvan in ieder geval een gedeelte van de tot het gebouw behorende woningen niet direct toegankelijk is vanaf het aangrenzende maaiveld.
  

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;  

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hard van de scheidsmuren.
   

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, paden, terrassen, verhardingen, perceelsontsluitingen, in- en uitritten en parkeren.

3.2 Bouwregels

 
3.2.1 Bouwwerken
Op deze gronden worden ten behoeve van de bestemming geen gebouwen, waaronder erkers en serres gebouwd.
3.2.2 Balkons
Uitsluitend balkons zij toegestaan voor zover aangeduid op de verbeelding.
3.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1 meter;
  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter.
  

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.              
het wonen;
b.              
kleinschalige beroepen en bedrijven-aan-huis
met inachtneming van het bepaalde in 4.3.1;
c.              
tuinen en erven;
d.              
ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’: gestapelde woningen (woongebouwen) met inbegrip van de daarbij behorende bergingen en andere nevenruimten;
e.              
bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, paden, terrassen, verhardingen, perceelsontsluitingen, in- en uitritten en parkeren.

4.2 Bouwregels

4.2.1
Op deze gronden worden ten behoeve van de bestemming uitsluitend gebouwd:
  1. hoofdgebouwen;
  2. bijbehorende bouwwerken, zoals aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  3. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
4.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de aanduiding ‘bouwvlak’ worden gebouwd;
  2. per bouwvlak is één woning toegestaan, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een ander maximum aantal woningen is aangegeven;
  3. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  4. uitsluitend ter plaatse van de bouwaanduiding ‘gestapeld’ mag gestapeld worden gebouwd, in maximaal 3 bouwlagen;
  5. balkons en dakterrassen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, of voor zover aangeduid op de verbeelding.
4.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. Bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan op een afstand van tenminste 1 meter achter de voorgevel van de woning worden gebouwd en met dien verstande dat:
    1. op de begane grond geen bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht voor de oorspronkelijke voorgevelrooilijn;
    2. geen bebouwing is toegestaan indien hierdoor de parkeerplaats op eigen erf wordt verkleind of dat deze parkeerplaats komt te vervallen;
  2. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 120 m², met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer mag bedragen dan 50%;
  3. de afstand tussen bijbehorende bouwwerken en water bedraagt ten minste 1 meter;
  4. voor bijbehorende bouwwerken geldt een maximale goothoogte van 3 meter;
  5. een kap op de bijbehorende bouwwerken is  niet toegestaan.
4.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 meter mag bedragen;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 meter,
  3. met dien verstande dat de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 meter mag bedragen.
 

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.3.1 Kleinschalige beroepen en bedrijven-aan-huis
Het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van kleinschalige beroepen en bedrijven-aan-huis is toegestaan, voor zover:
  1. het vloeroppervlak ten behoeve van kleinschalige beroepen en bedrijven-aan-huis niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief bijbehorende bouwwerken met een maximum van 60 m²;
  2. ten behoeve van de kleinschalige beroepen en bedrijven-aan-huis in voldoende parkeergelegenheid op eigen erf wordt voorzien;
  3. de bedrijven-aan-huis geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  4. de activiteit geen onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  5. degene die de activiteiten verricht tevens de gebruiker van de eigenlijke woning is.
4.3.2 Balkons en dakterrassen
Balkons en dakterrassen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, of voor zover aangeduid op de verbeelding.
4.3.3 Gebruik bijgebouwen
Het is verboden om bijgebouwen te gebruiken of te laten gebruiken als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte.
 
 

3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
 

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 meter bedraagt
  2. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 meter bedraagt.
 

6.2 Geluidwering gevels

Een omgevingsvergunning wordt slechts verleent , indien voor alle woningen de geluidwering van de gevel is bepaald en getoetst aan de gestelde geluidwering eisen van het Bouwbesluit 2012.

6.3 Ondergronds bouwen

6.3.1 Algemeen
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het aanwezige oppervlak aan bouwwerken boven peil,
  2. alsmede ter plaatse van gestapelde woningen ter verbinding van de afzonderlijke gebouwen uitsluitend in de zone tussen de voor-, en achtergevel van de gebouwen;
  3. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,50 meter onder peil.
 
6.3.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.3.1 a ten behoeve van ondergrondse bouw buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
  • het maximaal toelaatbare oppervlak aan erfbebouwing wordt niet overschreden, met dien verstande dat in- en uitritvoorzieningen zijn toegestaan;
  • de ondergrondse bebouwing heeft geen onevenredige nadelige gevolgen voor de naastgelegen percelen.
 

6.4 Parkeervoorzieningen

Het bevoegd gezag kan pas een omgevingsvergunning verlenen voor de activiteiten bouwen en/of het gebruiken van gronden en/of de activiteit handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening, met inachtneming van het volgende:
  1. in het geval van nieuwbouw, uitbreiding of functiewijziging van gebouwen en/of voorzieningen, dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen;
  2. er is sprake van voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen, indien:
    1. voldaan wordt aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren en laden en lossen, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning;
    2. de parkeerplaatsen voldoen aan de verdere eisen (maatvoering en ontwerp) die zijn neergelegd in de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning.
 

6.5 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.4 indien:
  1. aanpassing van het bouwplan om alsnog te kunnen voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein redelijkerwijs niet kan worden verlangd en
  2. op een andere wijze is of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen om de toename van de parkeerbehoefte op te vangen.
 

6.6 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van het bepaalde in lid 6.4, indien dit noodzakelijk is om een goede verkeersstructuur en/of bereikbaarheid voor een pand, perceel, straat (of deel daarvan) dan wel een andere ruimtelijke functionele structuur te waarborgen.
  

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Als verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan het gebruik van:
  1. gronden en bouwwerken voor seksuele dienstverlening;
  2. bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte;
  3. gronden buiten het bouwvlak voor buitenopslag;
  4. gronden als stallings- en of opslagplaats van een of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer- vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Afwijkende maten en overschrijding bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van Hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - met een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
  1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover:
    1. zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
    2. de overschrijdingen niet meer dan  3 meter bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
  3. De omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend indien:
    1. de werken en werkzaamheden verband houden met een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig de bestemming, en;
    2. met de afwijking geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
 

Artikel 9 Overige regels

9.1 Andere wettelijke regelingen

Waar in deze regels wordt naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de wettelijke regelingen, zoals die luidden op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan.
 
 

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 10.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 10.1 sub a met maximaal 10%;
  3. lid 10.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 

10.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 10.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in lid 10.2 onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. lid 10.2 onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:  “Regels van het bestemmingsplan Raadhuisweg 57-75 Reeuwijk-Brug”