Tegelijk met de Omgevingsvisie is de Omgevingsverordening Zuid-Holland in werking getreden. De Omgevingsverordening omvat in aanvulling op de Omgevingsvisie toetsbare criteria waaraan planvorming moet voldoen.
Planspecifiek
Stiltegebieden
In artikel 3.28 van de Omgevingsverordening is een zorgplicht voor stiltegebieden opgenomen waarmee deze beschermd worden. De voorgenomen ontwikkeling vindt niet plaats in (de nabijheid van) een stiltegebied.
Ruimtelijke kwaliteit
In artikel 6.9 van de Omgevingsverordening is opgenomen dat een bestemmingsplan, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit, kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling:
- de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit, waardoor de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft. In dit geval is er sprake van inpassen;
- de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar veroorzaakt wijziging op structuurniveau. Een dergelijke ontwikkeling wordt alleen toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit. In dit geval is er sprake van aanpassen;
- de ruimtelijke ontwikkeling past niet binnen de bestaande gebiedsidentiteit. Een dergelijke ontwikkeling wordt uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door een integraal ontwerp. Daarin wordt behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd en wordt ook rekening gehouden met de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit. In dit geval is er sprake van transformeren.
Ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit is sprake van een vorm van aanpassen (sub b), omdat de ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar een wijziging op structuurniveau voorziet die past bij de aard en schaal van het gebied. De relevante richtpunten van de kwaliteitskaart zijn in
toelichting paragraaf 3.2.1 toegelicht. Hieruit blijkt dat het beoogde plan aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart voldoet.
De planlocatie is volgens de Omgevingsverordening gelegen binnen beschermingscategorie 3, zijnde buitengebied(artikel 6.9a). Ontwikkelingen in het buitengebied zijn mogelijk wanneer deze inpassen, aanpassen of transformeren. De openheid en structuur van het landschap alsmede de vergezichten worden slechts beperkt aangetast. Het nieuwe gebouw met vergader-, food en overnachtvoorziening wordt zorgvuldig ingebed, door het achter op de kavel te situeren en daarmee aan de voorzijde van de bestaande serie bomen behorende bij de begraafplaats. Teneinde een landschappelijke inpassing worden aan de zuidoostzijde en oostzijde rijen beplantingen aangebracht, daarmee wordt een beplantingssingel gerealiseerd en het terrein ruimtelijk begrensd. Hierbij worden enkele doorzichten gecreëerd naar het landschap vanaf het tankstation. Door de vorm van deze beplantingssingel blijft de (noordzijde van de) locatie zichtbaar vanaf de A12 en de Verlengde Tuurluur.
Ook wordt de fysieke en visuele overgang naar het naastgelegen agrarische landschap gewaarborgd doordat de ontwikkeling plaatsvindt op een bestaande tankstationlocatie, deze locatie is gelegen naast een rotonde en de gronden in ruimtelijke zin onderdeel uitmaken van een bebouwingstrook van de (noordelijke) dorpskern van Waarder. Mede hierdoor worden het groene karakter en de kenmerkende strokenverkaveling zo min mogelijk aangetast, en blijft het open karakter van het landschap behouden. Tevens is de functie, gelegen aan de A12, passend bij de locatie. Er is immers in de huidige situatie al sprake van een tankstation en daardoor vindt geen onnodige verrommeling van de snelweg plaats.
Concluderend wordt de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd door een integraal ontwerp waarin aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied en aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd rekening is gehouden. Het plan voorziet in een duurzame ontwikkeling (duurzame mobility hub), door de aanleg van een waterstoftankstation en zonnepanelen op het dak, oplaadpunten voor elektrische auto's en een voorzieningengebouw van duurzaam materiaal dat eveneens wordt voorzien zonnepanelen en klimaatadaptief wordt gebouwd.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In artikel 6.10 lid 1 van de Omgevingsverordening is opgenomen dat 'een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:
- de toelichting van het bestemmingsplan gaat in op de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking overeenkomstig artikel 3.1.6, tweede, derde en vierde lid van het Besluit ruimtelijke ordening;
- Indien in de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan worden voorzien en voor zover daarvoor een locatie groter dan 3 hectare nodig is, wordt gebruik gemaakt van grote buitenstedelijke bouwlocaties waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 19 in bijlage II.
Bij het voorgenomen plan is in toelichting paragraaf 3.1.3 ingegaan op de ladder voor duurzame verstelijking. De ontwikkeling is aan te merken als stedelijke ontwikkeling en voldoet aan de ladder voor duurzame verstedelijking (zie ook toelichting paragraaf 3.1.3).
Risico's van klimaatverandering
In artikel 6.27a van de Omgevingsverordening is opgenomen dat rekening gehouden moet worden met de gevolgen van de risico’s van klimaatverandering, tenminste voor zover het betreft de risico’s ten aanzien van:
- wateroverlast door overvloedige neerslag;
- overstroming;
- hitte;
- droogte;
alsmede de effecten van de bovengenoemde risico’s op het risico van bodemdaling.
Voor zover risico’s zich voordoen moet rekening worden gehouden met het zo veel mogelijk voorkomen en beperken, via maatregelen of voorzieningen, dan wel het gericht aanvaarden van deze risico’s.
Wateroverlast
Uit raadpleging van de klimaatatlas blijkt dat vrijwel het gehele openbaar gebied in het plangebied bij extreme neerslag een waterdiepte van 20 cm en meer kent. Met de voorgenomen ontwikkeling neemt de hoeveelheid verharding toe. Echter zullen er aanpassingen gedaan worden die wateroverlast zullen verminderen. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de aanleg van groene daken. Deze maatregelen worden verder toegelicht in het waterhuishoudkundig plan.
Overstroming
Uit de klimaatatlas blijkt dat de overstromingskans voor primaire keringen extreem klein en voor regionale keringen klein is. Maatregelen tegen overstroming zijn daarom niet aan de orde.
Hitte
Doordat er in de huidige situatie relatief veel groen aanwezig is in de omgeving van het plangebied, heeft de beoogde ontwikkeling weinig gevolgen tot hittestress. In de toekomstige situatie zullen er wel twee gebouwen worden toegevoegd. Aangezien de kleinschalige aard van de ontwikkeling wordt er niet verwacht dat wordt de effecten van hittestress zullen toenemen.
Droogte
Om verdroging tegen te gaan zal er voldoende water in de bodem moeten kunnen infiltreren. Doordat het verhard oppervlak in de toekomstige situatie toeneemt dienen er infiltratievoorzieningen worden aangelegd om meer water kunnen infiltreren. Het plan voorziet in de extra berging van water, het vasthouden op locatie en infiltratie. In de waterparagraaf wordt hier nader op ingegaan.
Bovenstaande houdt ook een beperkt risico in op bodemdaling. Positieve effecten worden verwacht van het feit dat een forse vergroening plaats heeft, met meer ruimte voor infiltratie en het tegengaan van wateroverlast en hittestress.
Gezien het voorgaande kan geconcludeerd worden dat er geen belemmeringen zijn voor het voorgenomen plan vanuit de Omgevingsverordening Zuid-Holland.