direct naar inhoud van Toelichting
Plan: 'Poort van Waarder' en Dorp 14, Waarder
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1901.PoortvanWaarder-BP40

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De PLUS supermarkt aan het Dorp 14 in Waarder is een full service supermarkt die hoofdzakelijk is bedoeld voor de inwoners van Driebruggen, Nieuwerbrug en Waarder. Om het voorzieningenniveau in stand te houden is een uitbreiding van de supermarkt noodzakelijk tot afgerond 2.000 m² bvo. Een vergroting hiervan is op de huidige locatie fysiek niet mogelijk. Daarbij komt dat er onvoldoende parkeerruimte is voor een uitbreiding en er in de huidige situatie sprake is van een verkeersonveilige situatie, omdat de supermarkt en het parkeerterrein zijn gescheiden door een doorgaande weg. In verband hiermede is een verplaatsing noodzakelijk.

Een nieuwe locatie voor een supermarkt is gevonden aan de entree van het dorp, de 'Poort van Waarder' aan de Molendijk ten noorden van de A12 in combinatie met een herinrichting van het vrachtwagenparkeerterrein en nieuwe locatie voor de mobiele friteskraam. Deze maakt plaats voor een horecagelegenheid van maximaal 125 m² die kan worden geïntegreerd in de bebouwing aan de voorzijde van de supermarkt. Gelijktijdig komen er op het parkeerterrein oplaadpunten voor elektrische auto's en op het parkeerterrein voor vrachtwagens een overslaglocatie voor de gemeente ten behoeve van het zwaar verkeer richting het Hoogeind en het Plassengebied.

Als gevolg van deze verplaatsing komt de achterlaatlocatie midden in het dorp aan het Dorp 14 vrij. Het winkelpand wordt getransformeerd naar Wonen. Op de begane grond kunnen 10 nieuwe wooneenheden worden toegevoegd. Hiermee wordt ingespeeld op de groeiende behoefte aan woningen in de dorpskern. Jongeren en starters kunnen daardoor in het dorp blijven wonen. Om deze ontwikkelingen mogelijk te maken is dit bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Ligging plangebied

Het deelgebied 'Poort van Waarder' ligt in de oksel van de A12 en Molendijk. In westelijke en zuidelijke richting ligt grasland. Dorp 14 ligt in de dorpskern met aan weerszijde vrijstaande woningen. Direct oostelijk en noordelijk van de supermarkt ligt de doodlopende Meester van Loostraat. Aan deze weg staan voorbij de bocht aan weerszijde grondgebonden woningen. Verderop eindigt de weg bij een veehouderijbedrijf op nummer 13. In zuidelijke richting, aan de overzijde van het Dorp, ligt een parkeerterrein voor onder andere de bezoekers van de huidige supermarkt met aansluitend een kerkgebouw. Een situatieschets is opgenomen in figuur 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.PoortvanWaarder-BP40_0001.png" Figuur 1: Plattegrond plangebied (rood gestippeld omlijnd) en omgeving.

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Voor het plangebied gelden de volgende bestemmingsplannen:

Bestemmingsplan   Raadsbesluit   Uitspraak Raad van State  
"Waarder"   25 maart 2010   n.v.t.  
"Parapluplan Parkeren Bodegraven-Reeuwijk"   29 mei 2019   n.v.t.  

In het bestemmingsplan 'Waarder' zijn de gronden in het deelgebied "Poort van Waarder' bestemd als 'Agrarisch' achter de bestemming 'Verkeer' langs de Molendijk ten behoeve van het bestaande vrachtwagenparkeerterrein. Voorts geldt ter plaatse van twee aardgastransportleidingen de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'. De achterlaatlocatie aan het Dorp 14 is in het bestemmingsplan bestemd voor 'Detailhandel' met de functieaanduiding 'bedrijfswoning'. Een uitsnede van de verbeelding is opgenomen in figuur 2. De planontwikkelingen zijn hiermee in strijd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.PoortvanWaarder-BP40_0002.png" Figuur 2: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Waarder' (plangebied rood gestippeld omlijnd.)

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 beschrijft de huidige situatie en geeft een planbeschrijving van de nieuwe toestand. In Hoofdstuk 3 wordt het beleidskader uiteengezet. Hierin wordt het voor dit bestemmingsplan relevante rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijke beleid beschreven. De Waterparagraaf in Hoofdstuk 4 opgenomen. Hoofdstuk 5 omvat de omgevingsaspecten, te weten milieu, archeologie en ecologie. In Hoofdstuk 6 wordt de keuze voor de planmethodiek nader toegelicht. Hoofdstuk 7 is gewijd aan de uitvoerbaarheid. Hier wordt met name ingegaan op de uitkomsten van de inspraak en het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Het dorp Waarder ligt in het centrum van het Hollands-Utrechts veenweidegebied, ten noorden van de Hollandsche IJssel. De vorming van dit rivierengebied gaat terug naar de ijstijden, waarvan de laatste zo'n 10.000 jaar geleden is geëindigd. De stijging van de temperatuur na het eind van de ijstijd had een weelderige vegetatieontwikkeling tot gevolg. Wanneer de afvoer van de rivieren stagneert door de stijging van de zeespiegel ontstaat een enorm moeraslandschap, waarin op grote schaal veenvorming plaatsvindt. Tegelijkertijd treden de rivieren regelmatig buiten hun oever waarbij ze telkens een dun laagje klei op het veen achter laten. Dicht bij de rivieren ontstaan zandige oeverwallen, verder van de rivier af ontstaan in de laagten kleiige kommen. Het dorp Waarder ligt op de komgronden ten noorden van de Hollandsche IJssel.

Lange tijd zijn grote delen van het rivierengebied vanwege het moerassige karakter en de vele overstromingen onbewoond gebleven. Alleen op de drogere donken vond al lang bewoning plaats. Dat geldt ook voor de oeverwallen. Vanaf het jaar 1000 wordt het gebied op grote schaal geschikt gemaakt voor bewoning. In betrekkelijk korte tijd is het gehele veengebied stelselmatig in cultuur gebracht. Als ontginningsbasis neemt men aanvankelijk een stuk vaste grond aan de rand van het veen, meestal een oeverwal langs de rivier. Aan deze basis zijn boerderijen gesticht. Zo ontstonden de kenmerkende langgerekte bebouwingslinten. Het gebied waarin Waarden en Driebruggen liggen, werd in de middeleeuwen in ontginning genomen. De veenstroom tussen Bekenes bij de Oude Rijn en Driebruggen vormde de ontginningsbases waarlangs het lintdorp Waarder is ontstaan. De lange, opstrekkende percelen zijn over het algemeen 1250 meter lang. Aan het einde ervan lopen kaden met een beplanting van hakhout. Deze beplante kaden brengen structuur aan in het verder open landschap. Rondom Waarder komen verschillende verkavelingsrichtingen bij elkaar. Het gebied kent dan ook een groot aantal verschillende ontginningen en ontginningsbases. Ten noorden van Waarder eindigt de ontginning die zijn basis heeft in de Oude Rijn en een sterke noord-zuid oriëntatie heeft. De beëindiging van de ontginning wordt gevormd door een veenstroompje. Aan de zuidzijde van De Groendijck-Dorp ligt, tussen De Groendijck en de noordwest-zuidoost georiënteerde verkaveling een onregelmatige kavel. Het heeft een ronde vorm en is een sterke onderbreking van de smalle verkaveling rondom. De kavel wordt aangeduid als 'De Kromme Kamp'. Uit de literatuur valt op te maken dat er waarschijnlijk een vluchtburcht heeft gestaan, maar hiervoor zijn in de bodem geen bewijzen voor gevonden. Waarder is ontstaan op een verhoging in het veenontginningsgebied en beslaat o.a. de polders Oosteinderpolder, Westeinderpolder, Korte Waarder en Kerverland.

Het dorp is lange tijd zeer beperkt geweest van omvang. In de loop van de 20e eeuw kende het dorp echter verschillende uitbreidingen. Het dorp breidde eerst uit aan de Kosterdijk, vervolgens achter de Kosterdijk in de periode van de jaren vijftig tot halverwege de jaren zeventig. De uitbreiding achter de Molendijk kwam tot stand in de jaren zeventig en begin tachtig, terwijl de uitbreiding Hof van Waarder en Kerkelaantje halverwege de jaren tachtig zijn begonnen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.PoortvanWaarder-BP40_0003.png" Historische kaart (1875). Verkavelingsrichtingen en ontginningsbases Waarder.

2.2 Ruimtelijke en functionele structuur plangebied en (directe omgeving)

'Poort van Waarder'
Het plangebied ligt aan de noordelijke entree van de dorpskern. Aan de overzijde van de Molendijk ligt een begraafplaats met aansluitend grondgebonden woningen in een bebouwingslint richting de dorpskern. In noordelijke richting ligt de afslag Waarder/ Driebruggen van de A12.

Dorpskern van Waarder vanaf Molendijk. Tegenover gelegen begraafplaats aan Molendijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.PoortvanWaarder-BP40_0004.png" Nabij gelegen woningen aan Molendijk. Plangebied vanaf Molendijk.

Planspecifiek
In de oksel van de Molendijk en rijksweg A12 ligt een parkeerplaats voor 10 vrachtwagens met een mobiele patatkraam op het voorterrein. Aan de noordzijde staat een zendmast. Het gebied achter het parkeerterrein is als grasland in gebruik. Hier tussen ligt een watergang.

Vrachtwagenparkeerplaats met patatkraam. Zendmast in noordelijk deel plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.PoortvanWaarder-BP40_0005.png" Plangebied PLUS. Bestaande hoofdwatergang.

Dorp
Het belangrijkste structurerende element bestaat uit de doorgaande weg Molendijk-Dorp-Groendijck. Deze weg vormt de verbinding tussen de snelweg A12, de kernen Waarder en Driebruggen en de kern Nieuwerbrug aan de noordelijke zijde van de snelweg.
Langs het Dorp ligt het centrum van Waarder nabij de kruising met de Kosterdijk. Hier liggen, tegenover elkaar, de Gereformeerde Kerk en de Nederlands Hervormde Kerk. Tussen beide kerken ligt een parkeerplaats waardoor in ruimtelijke zin een soort dorpsplein gevormd wordt. In de nabijheid van de kerken is een supermarkt en postagentschap gesitueerd. Een café-restaurant annex slijterij is al enige gesloten.

Nederlands Hervormde Kerk. Tegenover gelegen parkeerterrein/ dorpsplein.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.PoortvanWaarder-BP40_0006.png" Nabij gelegen gesloten café aan Dorp 24. Woningen aan Meester van Loostraat.

Planspecifiek
De supermarkt is gevestigd aan het Dorp 14. Op de verdieping zijn vijf appartementen aanwezig. Aan de achterzijde vindt bevoorrading plaats met vrachtwagens.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.PoortvanWaarder-BP40_0007.png" Huidige PLUS aan Dorp 14. Bevoorrading aan achterzijde van supermarkt.

2.3 Nieuwe situatie

'Poort van Waarder'
De te realiseren supermarkt krijgt een bruto vloeroppervlakte van circa 2.000 m², waarvan afgerond 1.300 m² winkelvloeroppervlak met behorend parkeerterrein. De maximum goot- en bouwhoogte is respectievelijk circa. 4,7 en 8,9 meter. Aan de noordzijde komt een horecagelegenheid met terras van maximaal 125 m² in plaats van de huidige mobiele friteskraam.

De aanwezige vrachtwagenparkeerplaats zal hiervoor worden verplaatst worden naar een andere plek op het kavel. Hiermee wordt een vriendelijker beeld aan de Molenweg bereikt. De nieuwe supermarkt is vormgegeven als een gebouw met een flauwe hellende kap met een dorpse uitstraling. Hiermee wordt aangesloten op de agrarische bebouwing in de omgeving en het bescheiden hoogteprofiel van het dorp Waarder. Het gebouw is met een opengewerkte kopgevel en royaal overstek op de Molenweg gericht. Dit is ook het herkenningspunt voor zowel klanten met een auto als op de fiets (via een nieuwe brug aansluitend op de bestaande langzaamverkeersroute). De expeditie is gecombineerd met het vrachtwagenparkeren om efficiënt om te gaan met de benodigde verkeers- en manoeuvreerruimte. Door deze functies achter op de kavel te leggen en in te pakken in het groen blijft de inbreuk op de bestaande situatie, een weiland, beperkt. De watercompensatie als gevolg van toename van de verharding wordt gerealiseerd door het graven van een waterpartij tussen de bestaande hoofdwatergang en de Molendijk. Verder worden bestaande watergangen aan de randen van het plangebied verbreed om de structuur in het landschap niet te veel te verstoren. Het merendeel van de parkeerplaatsen zal worden uitgevoerd in grasstenen. Het resterende deel van het kavel blijft onbebouwd.

Het bestaande vrachtwagenparkeerterrein met 10 parkeerplaatsen krijgt een nieuwe indeling ten zuiden van de afrit van de A12. Hierdoor ontstaat vanuit verkeerskundig oogpunt een veilige scheiding tussen personenverkeer van supermarkt-klanten enerzijds en de vrachtwagenparkeerplaats anderzijds. In figuur 3 is de nieuwe situatie opgenomen. Een vogelvluchtfoto is weergegeven in figuur 4.

Overslagpunt goederen naar Plassengebied
Om gereguleerde overslag van grond, bouwmaterialen en overig materieel naar het Plassengebied en het overige buitengebied mogelijk te maken zijn er enkele overslaglocaties gerealiseerd waar goederen van zware transportwagens, met name bouwmaterialen, kunnen worden overgeladen op kleinere en lichtere voertuigen die wel het plassengebied mogen inrijden. Aan de noordwestzijde van het Reeuwijkse Plassengebied ontbreekt hiervoor nog een locatie. Een klein gedeelte van het plangebied, nabij de vrachtwagnenparkeerplaats, is hiervoor bij uitstek geschikt nabij een afslag van de A12 en bovenlokale infrastructuur. Deze overslagactiviteiten veroorzaken geen overlast voor verderop gelegen milieugevoelige objecten (woningen). De afstand tussen de overslaglocatie en woningen aan de Prins Maurtslaan is meer dan 75 meter.

Snellaadstation elektrisch laden auto's
Bij de entree wordt een snellaadststion voor het elektrisch laden van auto's mogelijk gemaakt. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan verbetering van de laadinfrastructuur voor het snel opladen van elektrische auto's. Op de overkapping kunnen zonnecollectoren worden geplaatst. Deze locatie is gunstig gelegen via de lokale en regionale infrastructuur.


afbeelding "i_NL.IMRO.1901.PoortvanWaarder-BP40_0008.png" Figuur 3: Nieuwe situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.PoortvanWaarder-BP40_0009.png" Figuur 4: Vogelvluchtperspectief (indicatief).

Dorp 14
De begane grond van de supermarkt wordt getransformeerd naar woondoeleinden. In totaal kunnen hier 10 nieuwe appartementen worden gerealiseerd met bijbehorende bergingen. Het meest zuidoostelijke hoekappartement krijgt twee verdiepingen. Op de eerste verdieping zijn al vijf appartementen aanwezig. Deze situatie wordt nagenoeg niet gewijzigd. In figuur 5 is de bestaande en nieuwe situatie opgenomen. Enkele aanzichttekeningen van de nieuwe situatie zijn opgenomen in figuur 6.
 

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.PoortvanWaarder-BP40_0010.png" Figuur 5: Vogelvluchttekening Dorp 14; links bestaand en rechts nieuw.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.PoortvanWaarder-BP40_0011.png" Figuur 6. Aanzichttekeningen nieuwe situatie Dorp 14 (indicatief).

2.3.1 Woningbouwprogramma

Het woonprogramma voor het deelgebied Dorp 14 behelst het oprichten van 10 nieuwe appartementen in de koopsector voor de doelgroepen jongeren/starters. De appartementen worden levensloopbestendig. Als jongeren zich niet melden dan kunnen ze ook aan andere doelgroepen worden toegewezen. De verdeling van het woonprogramma luidt als volgt:

  • 2 appartementen in de dure koopsector;
  • 3 appartementen in de middendure koopsector (tot NHG-grens);
  • 5 appartementen in de goedkope koopsector (onder € 266.500, prijspeil 1 januari 2022).

2.4 Verkeer en parkeren

2.4.1 Verkeer

De 'Poort van Waarder' wordt ontsloten op de Molendijk. Via deze weg is in zuidelijke richting de dorpskern bereikbaar. In noordelijke richting ligt een rotonde richting rijksweg A12, Nieuwerbrug en Oudewater via de Verlengd Tuurluur. Voor langzaam verkeer wordt tevens een langzaam verkeersroute/ fietsbrug aangelegd, zodat er een verkeersveilige scheiding is met gemotoriseerd verkeer.

Het Dorp 14 ligt in de dorpskern. Deze straat is ingericht als een 30 km/uur gebied. De Meester van Loostraat sluit hierop aan. In zuidwestelijke richting ligt op circa 2 km de woonkern Driebruggen.

De Molendijk. Huidige inrit naar vrachtwagenparkeerplaats.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.PoortvanWaarder-BP40_0012.png" Dorp. Meester van Loostraat vanaf Dorp. Links PLUS.

Verkeersgeneratie
Toekomstige verkeerssituatie
De supermarkt heeft effect op verkeer van klanten en bevoorrading van de winkel. Uitgaande van een supermarkt met een winkelvloeroppervlak van maximaal 1.300 m² en een horecagelegenheid van maximaal 125 m² is de toekomstige verkeersgeneratie als volgt:

  • supermarkt gemiddeld 1.410 voertuigbewegingen per werkdag, waarvan 0,5% vrachtverkeer (bron CROW 381, december 2018; verkeersgeneratie 108,4 per 100 m² in rest bebouwde kom, weinig stedelijk voor full service-supermarkt).
  • cafetaria gemiddeld 100 voertuigbewegingen per werkdag (op basis van een schatting, omdat hiervan geen kengetallen beschikbaar zijn).

Effecten verkeersafwikkeling
Als gevolg van de nieuwe activiteiten, neemt de verkeersgeneratie met 1.510 motorvoertuigbewegingen per werkdagetmaal toe; ofwel 755 voertuigen. Aan de hand van de geprognosticeerde verkeersgeneratie kan worden vastgesteld dat het effect van deze ontwikkeling leidt tot een beperkte toename van het verkeer op de omliggende wegvakken. De toename vindt verspreid over de dag plaats en is verkeerskundig zodanig dat mag worden verondersteld dat het verkeer opgaat in het reguliere verkeersbeeld en niet leidt tot (nieuwe) knelpunten op gebied van verkeersafwikkeling.

2.4.2 Parkeren

Uitgangspunt voor parkeren is de door het college op 10 mei 2016 vastgestelde Nota Parkeernormen, welke is gebaseerd op de CROW. Hierbij kan worden uitgegaan van 'weinig stedelijk, rest bebouwde kom'. Uitgangspunt is dat parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein. De parkeernormen zijn gebaseerd op het gemiddelde van de kengetallen uit de CROW-publicatie 381 (december 2018). Bij afwijking kan gebruik worden gemaakt van het openbaar gebied. Op basis hiervan zijn de volgende parkeerkencijfers in de Nota van Uitgangspunten opgenomen in tabel 2.1.

Tabel 2.1 Parkeerkencijfers conform Nota van Uitgangspunten.

Functies   Norm
aantal / per 100 m²  
Aantal
woningen  
Oppervlakte supermarkt/ horeca (bvo)   Aantal parkeer- plaatsen  
Deelgebied Dorp 14          
Woning, koop etage duur   2,1 per woning   3 (bestaand)
2 (nieuw)  
  10,5  
Woning, koop etage midden   1,9 per woning   2 (bestaand)
3 (nieuw)  
  9,5  
Woning, koop etage goedkoop   1,6 per woning   5 (nieuw)     8,0  
Wo3,2ning, huur vrije sector   2,0 per woning        
Woning, huur sociaal   1,6 per woning        
Woning, huur duur   1,9 per woning        
Woning, midden/goedkoop   1,4 per woning        
         
Deelgebied 'Poort van Waarder'          
Full service supermarkt   5,6 pp per 100 m²     1.875 m²   105 pp  
Café/ Bar/ Cafetaria   7,0 pp per 100 m²     125 m²   8,8 pp  

'Poort van Waarder'
Voor het deelgebied 'Poort van Waarder zijn afgerond 114 parkeerplaatsen nodig. In totaal worden er 115 parkeerplaatsen aangelegd op eigen terrein, waarvan 2 mindervaliden parkeerplaatsen en 8 laadplaatsen voor elektrische auto's. Voorts worden er voldoende fietsparkeerplaatsen aangelegd voor fietsbezoekers.

Voor de vrachtwagenparkeerplaats, overslagpunt voor goederen en het elektrisch laden van auto's bij het snellaadstation zijn geen parkeerplaatsen nodig, omdat deze alleen worden gebruikt voor het stallen van vrachtauto's, overslag van goederen en het elektrisch laden van auto's.

Dorp 14
Voor de woningen aan het Dorp zijn in totaal 28 parkeerplaatsen benodigd. Op eigen terrein is geen parkeerruimte beschikbaar. Op dit moment zijn er 37 parkeerplaatsen fysiek aanwezig in de directe omgeving. Deze parkeerplaatsen waren met name bedoeld voor de supermarkt en vijf bestaande woningen. Dit aantal is ruim voldoende in de nieuwe situatie met uitsluitend 10 nieuwe woningen en de vijf bestaande woningen. Dit betekent dat met toepassing van de in de regels opgenomen afwijkingsregeling kan worden voldaan aan de parkeereis.

Resumerend kunnen deze planen voorzien in de parkeerbehoefte. In de Overige regels van het bestemmingsplan wordt dit geborgd.

2.5 Beeldkwaliteit

De verbinding Molendijk-Dorp-De Groendijck wordt vooral gekarakteriseerd door vrijstaande bebouwing. Ten oosten van de Molendijk zijn enkele woningen aaneengebouwd. De woningen aan de Molendijk beschikken in het algemeen over flinke voor- en zijtuinen. De bebouwing langs de Dorp is wat ouder en staat over het algemeen wat dichter op elkaar en op de weg. Er zijn hier ook verschillende niet-woonfuncties gerealiseerd waardoor het beeld van de weg wat diverser is.

Het huidige beeld voor het Dorp wordt gehandhaafd. Het winkelpand krijgt in de nieuwe situatie voorkanten aan het Dorp en Meester van Loostraat wat de beeldkwaliteit ten goede komt. Ook levert dit een bijdrage aan de sociale veiligheid in de openbare ruimte.

De nieuwe supermarkt in de 'Poort van Waarder' vormt vanuit noordelijke richting een nieuwe entree richting de dorpskern. Het parkeerterrein wordt landschappelijk ingepast met groen. De mobiele friteskraam verdwijnt. Deze krijgt een nieuwe plek aan de noordzijde van de supermarkt door deze te integreren in de nieuwbouw. Hierdoor wordt de ruimtelijke kwaliteit verbeterd. De vormgeving van de nieuwbouw wordt zodanig gekozen dat de identiteit en beeldkwaliteit van het gebied niet onevenredig wordt aangetast.
De zichtbaarheid van de naar de noordzijde te verplaatsen vrachtwagenparkeerplaats is minder dominant aanwezig door aanplant van hoogopstaand groen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (2020)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie 'Duurzaam perspectief voor onze leefomgeving' vastgesteld (afgekort NOVI). De visie bevat hoofdzaken van het strategisch rijksbeleid voor de fysieke leefomgeving. Deze Omgevingsvisie vervangt de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012). De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op de inwerkingtreding van die wet. Vanwege het uitstel van de inwerkingtreding van de Omgevingswet komt de NOVI als structuurvisie uit onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze structuurvisie gelden als de Nationale Omgevingsvisie, zoals in de nieuwe wet bedoeld.

In de NOVI wordt door het Rijk een langetermijnvisie gegeven op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI bestaat uit een visie, toelichting en uitvoeringsagenda. De combinatie van deze drie documenten zorgt voor een toetsing die leidt tot nationale strategische keuzes en gebiedsgericht maatwerk.

De NOVI beschrijft een toekomstperspectief met de ambities van het rijk. In de NOVI zijn 21 nationale belangen in de fysieke leefomgeving met bijbehorende opgaven geformuleerd. Die opgaven zijn in feite het verschil tussen de ambitie en de huidige situatie en verwachte ontwikkelingen.

De vier prioriteiten
De samenhang tussen opgaven manifesteert zich rond vier prioriteiten. Dat zijn complexe, omvangrijke en dringende opgaven die voortkomen uit of samenhangen met grote transities. Politieke en maatschappelijke keuzes zijn vooral daar nodig, om op deze prioriteiten voortgang te boeken op een manier die draagvlak heeft en bijdraagt aan de kwaliteit van de leefomgeving. Als een samenhangende, integrale aanpak nodig is, over de sectoren heen, vraagt dit een andere inzet. Het gaat hier om de volgende prioriteiten.

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied

Voor de vier NOVI-prioriteiten geldt steeds dat zowel voor de lange als de korte termijn maatregelen nodig zijn. Deze maatregelen dienen in de praktijk voortdurend op elkaar in te spelen. Bij de afweging van de belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving centraal voor zowel de boven- als de ondergrond.

Drie afwegingsprincipes
Doel van de Omgevingswet is het bereiken van een balans tussen: ‘(a) bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit en (b) doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften’. Deze dubbele doelstelling uit de Omgevingswet is vertaald in een omgevingsinclusieve benadering van de leefomgeving: ontwikkeling van de leefomgeving gaat samen met versterking van te beschermen waarden als gezondheid, landschap, waterveiligheid, natuur, cultureel erfgoed, leefomgevingskwaliteit en milieukwaliteit. Veiligheid, gezondheid en duurzaamheid zijn basale randvoorwaarden voor alle maatschappelijke activiteiten zoals bedrijfsmatige activiteiten, de energietransitie en de woningbouw. Om aan het afwegingsproces en de omgevingsinclusieve benadering richting te geven, gebruikt het rijk in het omgevingsbeleid drie afwegingsprincipes. Deze zijn:

  • 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
  • 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
  • 3. Afwentelen wordt voorkomen.

Relatie tot bestemmingsplan
In de uitwerking van prioriteit 3 'Sterke en gezonde steden en regio's' is een aantal beleidskeuzes opgenomen. Er zijn vooral in steden en stedelijke regio’s nieuwe locaties nodig voor wonen en werken. Het liefst binnen de bestaande stads- en dorpsgrenzen, zodat de open ruimten tussen stedelijke regio’s behouden blijven. Dit vraagt optimale afstemming op en investeringen in mobiliteit. Tegelijk wil het rijk de leefbaarheid en klimaatbestendigheid in steden en dorpen verbeteren. De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de herontwikkeling met 10 nieuwe woningen in bestaand stedelijk gebied en de verplaatsing/ nieuwbouw van een full service supermarkt.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (afgekort Barro) bevat een beperkt aantal beslissingen van wezenlijk belang uit de Structuurvisie. Deze algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Barro en de hierbij behorende ministeriële regeling zijn op 30 december 2011 in werking getreden. Door de (thans 14) nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte. De in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening genoemde rijksbelangen zijn niet in het geding.

3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening (2017)

Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen neemt het Rijk enkel nog een 'Ladder' voor duurzame verstedelijking op. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk. Dit betekent dat in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving wordt opgenomen van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Doel van de Ladder is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder is als een procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. Hierna wordt de planontwikkeling getoetst aan de Ladder, zoals deze vanaf 1 juli 2017 geldt.

Toetsing initiatief aan Ladder voor duurzame verstedelijking
Behoefte-onderzoek verplaatsen/oprichten supermarkt
Doel van de Ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De Ladder is als procesvereiste opgenomen in het Bro. In verband hiermede is een Ladderonderzoek uitgevoerd door DTNP te Nijmegen, waarin de stappen zijn doorlopen om de verplaatsing/ uitbreiding van de supermarkt in de 'Poort van Waarder' mogelijk te maken, waarbij nadrukkelijk wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor (1) de ruimtevraag, (2) de beschikbare ruimte en (3) de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt.

Op basis van het rapport van 4 oktober 2022, Bijlage 1) kan worden geconcludeerd dat er geen andere mogelijkheden binnen het onderzoeksgebied zijn gevonden om de voorziene ontwikkeling op te vangen binnen bestaand stedelijk gebied. Samenvattend toont dit rapport aan dat de ontwikkeling past binnen de kwantitatieve en kwalitatieve behoefte aan supermarkten in de regio. Hiermee voldoet de voorgenomen ontwikkeling aan de eisen van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking, temeer daar er sprake is van een verplaatsing en een beperkte uitbreiding van 675 m² bvo van de supermarkt voor het oostelijk deel van de gemeente waar de kernen Waarder, Driebruggen en Nieuwerburg deel van uitmaken.

Woningen aan Dorp 14
De belangrijkste motiveringsplichten van de Ladder, namelijk dat de behoefte aan een nieuwe ontwikkeling moet worden aangetoond en dat moet worden toegelicht – als de ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd – waarom het bestaand stedelijk gebied niet geschikt is voor de nieuwe ontwikkeling, vloeien voort uit andere wettelijke normen en jurisprudentie. Ook in het geval er geen sprake is van een formele 'nieuwe stedelijke ontwikkeling', moet toch het nut en de noodzaak aan die ontwikkeling en de uitvoerbaarheid daarvan worden aangetoond.
Dit bestemmingsplan maakt het oprichten van 10 woningen mogelijk. Het begrip 'woningbouwlocatie', zoals opgenomen in de definitie in het Besluit ruimtelijke ordening is niet nader gedefinieerd in het Bro. Het moet echter gaan om een ruimtelijke ontwikkeling van enige omvang.
Het bouwen van 10 woningen is geen stedelijke ontwikkeling in de zin van de Ladder (ABRvS 16 september 2015, nr. 201308263/2/R4). Gesteld kan worden dat de gebruiksmogelijkheden te kleinschalig zijn om onder het regime van artikel 3.1.6 lid 2 Bro te vallen, waarin de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen. Dit neemt niet weg dat de behoefte aan de mogelijk gemaakte ontwikkeling in het kader van de uitvoerbaarheid van het voorliggende plan dient te zijn onderbouwd. De behoefte naar deze woningtypologie is volop aanwezig, zoals beschreven in paragraaf 3.3.1 terwijl deze herontwikkeling vanuit een goede ruimtelijke ordening inpasbaar is, omdat gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing in binnenstedelijk gebied.

3.1.4 Conclusie Rijksbeleid

Het rijksbeleid laat zich niet specifiek uit over dergelijke kleinschalige ontwikkelingen. Het initiatief raakt geen rijksbelangen zoals opgenomen in de Nationale Omgevingsvisie en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. De supermarkt en 10 woningen zijn in overeenstemming met de Ladder voor duurzame verstedelijking. Vanuit rijksbeleid zijn er geen beperkingen aan deze planontwikkelingen.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Zuid-Holland

Op 20 februari 2019 hebben Provinciale Staten van Zuid-Holland de Omgevingsvisie Zuid-Holland en de Omgevingsverordening Zuid-Holland vastgesteld. In het Omgevingsbeleid is al het bestaande provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving samengevoegd in een Omgevingsvisie en Omgevingsverordening. Omdat onderdelen uit het Programma ruimte naar het visiedeel zijn omgezet, is het resterende deel hiervan nu onderdeel van het Omgevingsbeleid. Het gehele Omgevingsbeleid is alleen redactioneel gewijzigd, de beleidsinhoud is niet veranderd. Op 1 februari 2023 is de geconsolideerde versie van de Omgevingsvisie in werking getreden.

De provincie ziet zes richtinggevende ambities in de fysieke leefomgeving. Deze nevengeschikte ambities staan niet op zichzelf. Ze zijn geworteld in de historie, ligging en economische structuur van Zuid-Holland en gekoppeld aan de strategische uitdagingen waar deze regio voor staat. De ambities zijn de kaders waarbinnen de provincie ruimte geeft. Die ruimte kan per opgave verschillen. Door in te zetten op de zes ambities draagt de provincie bij aan het sterker maken van Zuid-Holland. Bij de zes ambities is een aantal opgaven geïdentificeerd. De opgaven zijn vanuit provinciale optiek en op een zeker abstractieniveau geformuleerd zonder een beoogde eindsituatie te schetsen. Daarom omvat de Omgevingsvisie geen eindbeeld voor 2030 of 2050, maar wel ambities die voortkomen uit actuele maatschappelijke opgaven. Het betreft de volgende ambities:

  • 1. Naar een klimaatbestendige delta
  • 2. Naar een nieuwe economie: the next level
  • 3. Naar een levendige meerkernige metropool
  • 4. Energievernieuwing
  • 5. Best bereikbare provincie
  • 6. Gezonde en aantrekkelijke leefomgeving

In het programma Ruimte zijn de instrumenten opgenomen waarmee de doelen en ambities uit de Omgevingsvisie uitgevoerd gaan worden.

Verstedelijking en wonen
Supermarkt 'Poort van Waarder'
Kleinschalige stedelijke ontwikkelingen die niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kunnen worden gerealiseerd, kunnen in het landelijk gebied plaatsvinden die aansluiten op bestaand stads- en dorpsgebied of in bebouwingslinten. Gedeputeerde Staten zien toe op toepassing door gemeenten van de Ladder voor duurzame verstedelijking en het beleid voor ruimtelijke kwaliteit. Hierover wordt opgemerkt dat de behoefte is aangetoond in het Ladderonderzoek zoals genoemd in paragraaf 3.1.3.

Woningen aan Dorp 14
De provincie voorziet op regionaal niveau, samen met gemeenten, marktpartijen en woningbouwcorporaties, in voldoende en passende woningen voor de verschillende doelgroepen, waaronder de doelgroepen van het huurbeleid. Hierbij gaat de voorkeur uit naar nieuwe woningbouw binnen bestaand stads- en dorpsgebied en georiënteerd op hoogwaardig openbaar vervoer. De provincie is terughoudend over het toevoegen van nieuwe woningbouwlocaties buiten bestaand stads- en dorpsgebied en vragen om de bodemdalingsgevoeligheid van een gebied expliciet mee te wegen.

Bouwen naar behoefte
De provincie hecht waarde aan de vestigingswens van haar inwoners en hanteert het uitgangspunt dat woningen daar worden gerealiseerd waar de behoefte zich manifesteert. Het uitgangspunt daarbij is dat de juiste woning op de juiste plek (op juiste moment) wordt gerealiseerd. Dat gaat allereerst over dat gebouwd wordt naar behoefte. De bouw van nieuwe woningen moet bijdragen aan de bestaande woningvoorraad, de (sub)regionale schaal van woningmarkt en de lange termijn in ogenschouw nemend. Bouwen binnen bestaand bebouwd gebied speelt in op de behoefte aan binnenstedelijk wonen. De provincie wil dat de Ladder op (sub)regionaal niveau wordt toegepast en dat samenwerkende gemeenten een gezamenlijk beeld ontwikkelen van de ontwikkelmogelijkheden binnen en buiten bestaand stads- en dorpsgebied.

Regionale woonvisie
Gemeenten stellen in regionaal verband woonvisies vast, waarin de gewenste kwalitatieve en kwantitatieve ontwikkelrichting voor de bestaande en gewenste woningvoorraad binnen de regio wordt bepaald. Gemeenten en provincie spreken in gezamenlijkheid af welke uitgangspunten en randvoorwaarden voor de woonvisie gelden. De woonvisie bevat tenminste een beschrijving van de kwalitatieve en kwantitatieve woonopgave op korte en lange termijn en een onderbouwing van de behoefte die regionaal is afgestemd. De regionale woonvisie vormt het kwalitatieve en kwantitatieve kader voor en de onderbouwing van het door de regio op te stellen regionale woningbouwprogramma en de beoordeling daarvan door de provincie. De woningen maken onderdeel uit van het woningbouwprogramma. Zie hiervoor verder paragraaf 3.3.1. Het plan is hiermee passend.

Omgevingskwaliteit
Verbetering omgevingskwaliteit
Centraal doel van het integrale omgevingsbeleid is het verbeteren van de omgevingskwaliteit. Daarbij streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Met het provinciaal omgevingsbeleid wordt aangesloten op de maatschappelijke doelen van de Omgevingswet: het doelmatig benutten van de fysieke leefomgeving voor maatschappelijke opgaven en het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit. Met het samenvoegen van al het bestaande beleid voor de fysieke leefomgeving heeft de provincie een eerste stap gezet richting een meer integrale sturing op omgevingskwaliteit. Een nadere uitwerking van het provinciale beleid voor het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit is weergegeven in de 'kwaliteitskaart' en de 'richtpunten ruimtelijke kwaliteit', behorende bij zowel de Omgevingsvisie als de Omgevingsverordening. In de Omgevingsvisie maakt het deelgebied Dorp 14 op kaart 59 onderdeel uit van het bestaand stads- en dorpsgebied 2018 (figuur 7).

Voor het realiseren van een goede omgevingskwaliteit werkt de provincie vanuit samenhangende opgaven van het omgevingsbeleid die zij van provinciaal belang acht. De 12 opgaven zijn: landschap en cultuurhistorie, gezondheid en veiligheid, natuur en recreatie, ruimte en verstedelijking, wonen, bodem en ondergrond, cultuurparticipatie en bibliotheken, klimaatadaptatie, zoetwater en drinkwater, bereikbaarheid, regionale economie en energievoorziening.

Kwaliteitskaart
Het ruimtelijk kwaliteitsbeleid bestaat uit een viertal kwaliteitskaarten, samengevat in één integrale kwaliteitskaart, bijbehorende richtpunten en een aantal bepalingen in de verordening. De kwaliteitskaart is voor de provincie een belangrijk instrument om ruimtelijke ontwikkelingen zodanig te sturen dat ze een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. De kaart geeft een beschrijving van de gebiedskenmerken en kwaliteiten van Zuid-Holland, waar rekening mee gehouden dient te worden in de planvorming.

De Laag van de ondergrond (eerste laag) wordt gevormd door rivierklei en veen. De komgronden en oeverwalgebieden van het rivierengebied in Zuid-Holland zijn opgebouwd uit rivierklei en liggen vooral in het oosten van de provincie. Ze zijn vermengd met de veenondergrond. De oeverwallen vormen plaatselijk hogere/drogere delen binnen het veengebied. Dit is terug te zien in het landschap. Het deelgebied Dorp 14 maakt tevens onderdeel uit van een bijzonder reliëf en aardkundige waarden. Als richtpunt wordt aangehouden dat ontwikkelingen in het rivierengebied het verschil tussen komgronden en oeverwallen herkenbaar houden.

In de Laag van cultuur- en natuurlandschappen maakt het plangebied onderdeel uit van het veen(weide) landschap aan een polderlint. De structuur in de veengebieden is sterk bepaald door de rivieren en veenstromen, de op enige afstand daarvan aangelegde weteringen en andere ontginningsbasissen. Loodrecht daarop staan de (regelmatige) verkavelingspatronen. Het landschap is tussen deze structuren weids met lange zichtlijnen. Belangrijke kenmerken van het veenweidegebied zijn het contrast tussen (meer verdichte) hooggelegen boezems, linten en bovenlanden en het uitgestrekte, ingeklonken veen (open gebied). Richtpunt is onder andere dat nieuwe bebouwing en bouwwerken worden geplaatst binnen bestaande structuren. Verder dienen ontwikkelingen rekening te houden met het behoud van kenmerkende landschapselementen,
De Molendijk en het Dorp zijn voorts aangeduid als lint. Richtpunten zijn onder meer:

  • Linten blijven linten als onderscheidende bebouwingsvorm in het gebied.
  • Linten behouden hun lineaire karakter, waarbij de achterzijde van de bebouwing een direct contact met het landschap heeft en de voorzijde aan de openbare weg of waterloop grenst.
  • Bij nieuwe ontwikkelingen zijn de huidige korrel, profiel, transparantie en respect voor historische gaafheid van een lint richtinggevend.

Op de Laag van de stedelijke occupatie maakt het plangebied onderdeel uit van de dorpsrand. Het deelgebied Dorp ligt voorts in de aanduiding steden en dorpen (figuur 7). Elk dorp ontwikkelt zijn eigen identiteit en bouwt voort op haar karakteristieke structuur en ligging aan en in het landschap. Het dorp is deel van het omringende landschap, doordat onderliggende patronen herkenbaar zijn in de structuur van het dorp. Als richtpunt wordt onder andere aangehouden dat ontwikkelingen bijdragen aan de karakteristieke kenmerken/identiteit van stad, kern of dorp. De stads- en dorpsrand is de zone op de grens van bebouwd gebied en landschap. Het is het deel van stad of dorp met potentie voor een hoogwaardig en geliefd woonmilieu, door o.a. de nabijheid van voorzieningen. De relatie tussen bebouwd gebied en landschap is afhankelijk van de karakteristieken van de bebouwingsrand en die van het aangrenzende landschap. Daarbij worden drie typen 'overgangskwaliteiten' onderscheiden. Uitgangspunt bij ontwikkelingen aan dorpsranden is de contactkwaliteit. Ontwikkelingen aan de stads- of dorpsrand dragen bij aan het realiseren van een rand met passende overgangskwaliteit (front, het contact en de overlap).

Op de Laag van de beleving is het plangebied niet specifiek aangeduid.

Conclusie
De Omgevingsvisie is zelfbindend voor de provincie. De behoefte aan het verplaatsen/ oprichten van een supermarkt is aangetoond in het Ladderonderzoek. Het toevoegen van 10 woningen is in overeenstemming met de opgaven wonen, ruimte en verstedelijking, omdat dit deelgebied binnen het bestaand stedelijk gebied ligt. Voldaan wordt aan de provinciale belangen met betrekking tot functie en gebruik; de richtpunten zijn niet in het geding. De planontwikkeling maakt onderdeel van de lokale woningbehoefte.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.PoortvanWaarder-BP40_0013.png" Figuur 7: Links uitsnede kaart 59 van de Provinciale Omgevingsvisie en rechts uitsnede Kwaliteitskaart (Laag van de Stedelijke Occupatie). Het plangebied is met zwarte omlijning aangeduid.

3.2.2 Omgevingsverordening Zuid-Holland

Provinciale Staten van Zuid-Holland hebben op 20 februari 2019 de Omgevingsverordening Zuid-Holland vastgesteld. De geconsolideerde versie is op 1 februari 2023 in werking getreden. In deze verordening zijn alle regels voor de fysieke leefomgeving van het bestaande provinciale omgevingsbeleid samengevoegd. Voor zover relevant worden deze hieronder toegelicht.

Ruimtelijke kwaliteit
Op grond van artikel 6.9, lid 5 van de Omgevingsverordening (Ruimtelijke kwaliteit) kan een bestemmingsplan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:

  • a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit, waardoor de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft. In dit geval is er sprake van inpassen;
  • b. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar veroorzaakt wijziging op structuurniveau. Een dergelijke ontwikkeling wordt alleen toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit. In dit geval is er sprake van aanpassen;
  • c. de ruimtelijke ontwikkeling past niet binnen de bestaande gebiedsidentiteit. Een dergelijke ontwikkeling wordt uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door een integraal ontwerp. Daarin wordt behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd en wordt ook rekening gehouden met de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit. In dit geval is er sprake van transformeren.

Toetsing aan ruimtelijke kwaliteit
Op de Kwaliteitskaart is het deelgebied Dorp 14 aangeduid als 'steden en dorpen'. Als richtpunt wordt onder andere aangehouden dat ontwikkelingen bijdragen aan de karakteristieke kenmerken/ identiteit van de kern of dorp. De nieuwbouw van 10 woningen levert een bijdrage aan het tekort aan woningen voor de doelgroepen starters, doorstromers en senioren. Deze planontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit en qua aard en schaal bij wat er al in de directe omgeving aan het Dorp. Gesteld kan worden dat hier sprake is van 'inpassing', zodat aanvullende maatregelen op het vlak van ruimtelijke kwaliteit niet nodig zijn voor dit plan.
De supermarkt wordt gerealiseerd in de dorpsrand. Voor ontwikkelingen aan de stads- of dorpsrand geldt als richtlijn dat deze bijdragen aan het realiseren van een rand met passende overgangskwaliteit. De nieuwbouw van een full service supermarkt voorziet in de behoefte voor de inwoners van Driebruggen, Nieuwerbrug en Waarder. De nieuwbouw wordt landschappelijk ingepast, waarbij gelijktijdig de vrachtwagenparkeerplaats wordt meegenomen. Via de extra langzaamverkeer verbinding ten behoeve van de supermarkt maakt het plan op deze manier ook verbinding met het dorp Waarder om invulling te geven aan de eisen van de provincie dat alleen het uitplaatsen van supermarkten in kleine dorpskernen verantwoord is als dit net buiten het dorpscentrum plaats vindt. Hier is sprake van 'aanpassing'. In paragraaf 2.5 is de landschappelijke inpassing beschreven. Hierin is aangetoond dat de ruimtelijke kwaliteit door de genomen maatregelen ten minste gelijk blijft.


Ladder voor duurzame verstedelijking
De in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in artikel 6.10 van de Omgevingsverordening. Op grond van dit artikel dient een ruimtelijk plan waarin een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt te voldoen aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening. Indien in de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stads- en dorpsgebied kan worden voorzien en voor zover daarvoor een locatie groter dan 3 hectare nodig is, wordt gebruik gemaakt van grote buitenstedelijke bouwlocaties waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 19 in bijlage II.

In lid 3 is bepaald dat Gedeputeerde Staten bij de aanvaarding van een regionale visie kunnen aangeven in hoeverre de ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau geheel of gedeeltelijk is doorlopen. In de toelichting van het bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid, kan in dat geval worden verwezen naar de regionale visie als motivering of gedeeltelijke motivering dat de stedelijke ontwikkeling voldoet aan het eerste lid.

Toetsing aan ladder voor duurzame verstedelijking
Supermarkt in 'Poort van Waarder'
De behoefte is aangetoond in het Ladderonderzoek zoals toegelicht in paragraaf 3.1.3.

Woningen aan Dorp 14
Het oprichten van 10 woningen vindt plaats in bestaand stedelijk gebied. Het begrip 'woningbouwlocatie', zoals opgenomen in de definitie in het Besluit ruimtelijke ordening is niet nader gedefinieerd in het Bro. Het moet echter gaan om een ruimtelijke ontwikkeling van enige omvang. Het bouwen van 10 woningen is geen stedelijke ontwikkeling, zoals is aangetoond in paragraaf 3.1.3. Gesteld kan worden dat de gebruiksmogelijkheden te kleinschalig zijn om onder het regime van artikel 3.1.6 lid 2 Bro te vallen, waarin de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen. Toetsing aan de Ladder is derhalve niet nodig.

Detailhandel
Op grond van artikel 6.13, lid 1 kan een bestemmingsplan uitsluitend voorzien in nieuwe detailhandel op gronden:

  • a. binnen of aansluitend aan een bestaande winkelconcentratie in de centra van steden, dorpen en wijken;
  • b. binnen een nieuwe wijkgebonden winkelconcentratie in een nieuwe woonwijk;
  • c. binnen een nieuwe goed bereikbare en centraal gelegen winkelconcentratie als gevolg van herallocatie.

Het eerste lid is niet van toepassing op een bestemmingsplan dat voorziet in onder andere de volgende nieuwe detailhandel: supermarkten net buiten het winkelconcentratiegebied in kleine kernen, als is aangetoond dat hiervoor onvoldoende ruimte is in een bestaande winkelconcentratie.

Toetsing aan detailhandel
De supermarkt vervult de functie van een centrale aankoopplaats, omdat het verzorgingsgebied te klein is voor een compleet winkelcentrum. De verplaatsing/ uitbreiding hiervan draagt bij aan het in stand houden van het voorzieningenniveau in de kernen Driebruggen, Nieuwerbrug en Waarder. Binnen de huidige vestiging is hiervoor geen ruimte aanwezig.

Door gelijktijdig in dit bestemmingsplan een herontwikkeling in het bestaande winkelpand aan het Dorp 14 naar wonen mogelijk te maken wordt voorkomen dat hier nieuwe detailhandel kan plaatsvinden. Hierdoor ontstaat er geen onaanvaardbare leegstand. Het woon- en leefklimaat wordt niet onevenredig aangetast.

De toevoeging (de oppervlakte van de nieuwe supermarkt minus de oppervlakte van de bestaande supermarkt) is minder dan 1.000 m² is, De bestaande supermarkt is namelijk circa 1.125 m². De nieuwe supermarkt wordt 2.000 m². Dat betekent een uitbreiding van circa 875 m². Om die reden kan een advies van de adviescommissie detailhandel Zuid-Holland achterwege worden gelaten. De herallocatie voldoet aan het bepaalde in artikel 6.13.

Risico's van klimaatverandering
In paragraaf 6.2.8a (toekomstbestendig bouwen en ontwikkelen) zijn in artikel 6.27a regels opgenomen over risico's van klimaatverandering. Hierin is vastgelegd dat in een bestemmingsplan rekening dient te worden gehouden met de gevolgen van de risico's van klimaatverandering tenminste voor zover het betreft de risico's ten aanzien van: a. wateroverlast door overvloedige neerslag, b. overstroming, c. hitte en d. droogte, alsmede de effecten van de bovengenoemde risico's op het risico van bodemdaling.
Voor zover risico's zich voordoen wordt rekening gehouden met het zo veel mogelijk voorkomen en beperken, via maatregelen of voorzieningen, dan wel het gericht aanvaarden van deze risico's. In paragraaf 3.4.7 (duurzaamheid) wordt nader ingegaan op welke wijze met risico's van klimaatverandering is omgegaan.

Conclusie
Supermarkt 'Poort van Waarder'
Het verplaatsen/ oprichten van een supermarkt voldoet aan de Ladder voor duurzame verstedelijking, zoals is aangetoond in het Ladderonderzoek. Dit sluit aan bij een eerder door de provincie op 27 mei 2021 positief ingenomen standpunt over het planvoornemen mits:

  • 1. de woningen op de achterblijflocatie passen binnen de regionale woningbouwafspraken en
  • 2. er extra aandacht wordt besteed aan duurzaamheid ( bijvoorbeeld zonnepanelen op het dak).

De supermarkt en de te verplaatsen vrachtwagenparkeerplaats worden landschappelijk ingepast, zodat de ruimtelijke kwaliteit ten minste gelijk blijft. De herallocatie van de supermarkt is eveneens in overeenstemming met de regels voor detailhandel. Duurzaamheid wordt toegelicht in paragraaf 3.4.7.
Dorp 14
Dit deelgebied ligt binnen de BSD. Deze planontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit en qua aard en schaal bij wat er al is in de directe omgeving van het plangebied. Gesteld kan worden dat hier sprake is van 'inpassing', zodat aanvullende maatregelen op het vlak van ruimtelijke kwaliteit niet nodig zijn voor dit bestemmingsplan.

3.2.3 Gebiedsprofiel Gouwe Wiericke

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland hebben voor Gouwe Wiericke op 16 december 2014 een gebiedsprofiel vastgesteld. Een gebiedsprofiel omvat een beschrijving van karakteristieken (wat is er), ontwikkeling (wat speelt er), kwaliteiten (wat is waardevol) en ambitie (wat willen we) van het landschap van het betreffende gebied. Het gebiedsprofiel is in samenwerking met gemeenten en andere overheden en gebiedspartners opgesteld als gezamenlijke basis voor de ruimtelijke kwaliteit van dit gebied.

Het gebiedsprofiel is een handreiking om de kwaliteit van plannen en ontwikkelingen te stimuleren om zo de ruimtelijke kwaliteit te behouden of te versterken. Het gebiedsprofiel bevat een schat aan informatie die gebruikt kan worden om te bepalen met welke kwaliteiten het wenselijk is rekening te houden bij ruimtelijke ontwikkelingen. Het gebiedsprofiel is de basis voor het plannen met kwaliteit. Elke ontwikkeling vraagt uiteindelijk om maatwerk. Voor de bestaande woonkern Waarder zijn in het gebiedsprofiel (onderdeel Kwaliteit in stads- en dorpsgebied) geen specifieke ambities geformuleerd.

Conclusie
Onderhavige planontwikkeling maakt het verplaatsen/ oprichten van een supermarkt in de dorpsrand mogelijk, alsmede 10 woningen in bestaand dorpsgebied. De supermarkt en vrachtwagenparkeerterrein worden landschappelijk ingepast. De woningen aan het Dorp 14 zijn ruimtelijk inpasbaar. Deze ontwikkeling voldoet aan het provinciale belang met betrekking tot ruimtelijke kwaliteit zoals is vastgelegd in artikel 6.9 van de Omgevingsverordening Zuid-Holland. De richtpunten zijn niet in het geding.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Regionale Agenda Wonen

Midden-Holland is een aantrekkelijke woonregio waar belangrijke waarden met betrekking tot wonen, werken, ondernemen en recreëren van groot belang worden geacht voor de ontwikkeling van de Randstad als geheel. Met een centrale ligging in het (internationale) handelsnetwerk en bedrijvigheid is de regio een goede vestigingsplek voor huishoudens. Ook door de ligging nabij de regio’s Utrecht, Holland Rijnland en de metropoolregio Rotterdam – Den Haag. De kwaliteiten van de centrale ligging worden versterkt doordat de regio goed bereikbaar is met zowel openbaar vervoer als auto, bijvoorbeeld dankzij het Hoogwaardig Openbaar Vervoersnetwerk (HOV) in combinatie met de A12 en de A20. Het unieke landschap en het erfgoed in de regio maakt Midden-Holland tot een fijne plek om te wonen. Ook door een variatie in woonmilieus zoals stedelijke of dorps/landelijk wonen. Mensen hebben wat te kiezen.

Regionale samenwerking rond wonen in de regio Midden-Holland is wenselijk vanwege de sterke samenhang in de woningmarkten in dit gebied. De samenwerkende gemeenten ambiëren een actuele, kwalitatieve en toekomstbestendige woonagenda voor een goed functionerende woningmarkt op lokaal en regionaal niveau. Die ambities zijn verwoord in de Regionale Agenda Wonen Midden-Holland 2019. Deze agenda beoogt bij te dragen aan versterking van de kwaliteiten van de woonmilieus in de verschillende delen van de regio, aansluitend bij de behoefte aan woningen.

De woonagenda is ook bedoeld om ontwikkelende partijen duidelijkheid te geven over wat de gewenste soorten woningen zijn en zo te stimuleren dat de juiste plannen gerealiseerd worden. Dit in goede samenwerking met ontwikkelende partijen zoals woningcorporaties, commerciële marktpartijen en zorgpartijen. In de Regionale Agenda Wonen Midden-Holland 2019 is een vijftal belangrijke gezamenlijke thema’s geformuleerd:

  • gevarieerd woon- en leefklimaat
  • duurzaamheid
  • wonen en zorg
  • betaalbaarheid/toegankelijkheid
  • beschikbaarheid.

Per thema is de regionale ambitie beschreven, aangevuld met een actielijst als eerste aanzet voor een uitvoeringsprogramma. De praktijk van de woningmarkt vraagt flexibiliteit en bewegingsruimte binnen gedeelde kaders en drie opgaven die prioriteit moeten krijgen. In de Regionale Agenda Wonen Midden-Holland 2019 leggen de gemeenten de nadruk op tempoversnelling in de productie, een knellende mismatch tussen vraag en aanbod voor een aantal groepen op de woningmarkt. De derde opgave is die van onderscheidende woonmilieus. Elk woongebied in de regio kent een eigen karakter. De profielen tezamen geven de breedte van het aanbod van woningen in de regio Midden-Holland weer. De Regionale Agenda Wonen vormt het vertrekpunt voor een nieuwe, flexibeler methodiek voor de regionale afstemming van woningprogrammering en uitvoeringsprogramma. De Regionale Agenda Wonen is complementair aan lokale woonvisies.

Bodegraven-Reeuwijk
Omdat in Bodegraven-Reeuwijk een toename van het aantal huishoudens te verwachten is, kent de gemeente weinig echt kwetsbare voorraad: er is geen voorraad met een negatieve toekomstwaarde. Bodegraven is met de A12 en Hoogwaardig Openbaar Vervoer goed ontsloten en dus interessant voor nieuwe inwoners. Strategische toevoegingen aan de bestaande voorraad zijn meergezinswoningen en huureengezinswoningen, in het woonmilieu laag- en hoogbouw. Reeuwijk kent een sterke positie, zowel ten opzichte van Gouda als in de regio Midden-Holland.

Conclusie
In het plangebied worden tien koopwoningen opgericht, waarvan vijf in de goedkope koopsector. Deze nieuwbouw levert een bijdrage aan het voorzien in de vraag naar woningen in Bodegraven-Reeuwijk voor de doelgroepen jongeren en starters. Volgens de afspraken hoeft dit plan gezien de omvang (10 woningen) niet te worden afgestemd met de regio, maar alleen te worden gemeld voor de regionale monitor. Het plan past binnen de regionale woningbouwafspraken en de Regionale Agenda Wonen.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Toekomstvisie Bodegraven-Reeuwijk

De gemeenteraad van Bodegraven-Reeuwijk heeft op 15 december 2021 de Toekomstvisie 'Knooppunt in het Groene Hart' vastgesteld. De Toekomstvisie is opgesteld met het oog op de nieuwe Omgevingswet die naar verwachting op 1 januari 2024 in werking treedt.

Deze Toekomstvisie is bedoeld als vertrekpunt waarmee gemeente, inwoners en organisaties samenwerken aan de toekomst. De toekomstvisie geeft aan hoe de gemeente zich in de toekomst ziet en hoe zij omgaat met de verschillende vraagstukken en ontwikkelingen die er spelen.
De toekomstvisie is formeel een ‘omgevingsvisie’. Dat is een visie op de leefomgeving, die elke gemeente moet maken. Deze omgevingsvisie vormt de basis van al het ruimtelijke beleid én alle regels over de ruimtelijke leefomgeving in de gemeente. De omgevingsvisie wordt daarom verder uitgewerkt in het omgevingsplan. De gemeente heeft de volgende opgaven geformuleerd, waarop de toekomstvisie een passend antwoord geeft.

  • Klimaatverandering, energie, grondstoffen en de landbouwtransitie
  • Stijgend zorggebruik en ongelijke kansen
  • Kwaliteit van de leefomgeving wordt steeds belangrijker
  • Meer mensen en vraag naar ruimte
  • Vraag om een betere samenwerking en andere rolverdeling
  • digitalisering en individualisering, maar ook behoefte aan ontmoeting

De visie voor de gemeente is dat de gemeente in 2040 klimaatneutraal is waar inwoners van jong tot oud, fijn en gezond kunnen samenleven, werken en hun vrije tijd doorbrengen. In drie gebieden, de Bodegraafse Oude Rijnzone, het Reeuwijkse Plassengebied en het open landschap met de kleinere dorpen en buurtschappen, zijn langs de thema's gezonde dorpen, duurzaam landschap en sterke samenleving de ambities voor de toekomst geformuleerd. Bij nieuwe ontwikkelingen richt de gemeente de leefomgeving meteen slim en toekomstbestendig in: gezond, duurzaam én inclusief.

Gezonde dorpen
Het oplossen van het woningtekort moet meer prioriteit krijgen; dat vinden ook de inwoners. Daarom biedt de gemeente tot 2035 de mogelijkheid om 3000 tot 3500 nieuwe woningen toe te voegen én om bestaande woningen aan te passen. De gemeente speelt daarbij beter in op de behoefte: wonen voor kleine huishoudens, senioren en starters, betaalbare koop- en huurwoningen en woningen voor bijzondere doelgroepen, zoals arbeidsmigranten, statushouders en woonwagenbewoners. Ook bij nieuwe ontwikkelingen en plannen krijgt dit een plek. Dat biedt al deze groepen mensen meer kansen én zorgt voor meer draagvlak voor voorzieningen. De gemeente gaat hier meer regie op voeren.

Bouwen naar behoefte en op logische plekken
Bij het bouwen van woningen sluit de gemeente aan op de behoefte en het karakter per dorp. Zij kiest voor woningbouw op plekken die daar het meest geschikt voor zijn. Dat zijn allereerst verouderde terreinen binnen de dorpen, die worden omgevormd tot woongebieden. Het is soms nodig om aan de randen van onze dorpen woningen toe te voegen. Dan kiezen we vooral voor locaties die goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer en de snelweg, en die qua ondergrond geschikt zijn om op te bouwen. In de kern Bodegraven bouwt de gemeente daarom flink veel extra woningen. Door het versterken van dit knooppunt en door compact te bouwen in dit gebied zorgt de gemeente voor ‘duurzame groei’, stimuleert zij andere vormen van mobiliteit (trein, fiets) en blijft Bodegraven-Reeuwijk een groene gemeente.

Winkels, horeca en voorzieningen: behouden op een innovatieve manier
In gezonde dorpen is een goed, passend aanbod aan voorzieningen van belang: winkels, horeca, sport, zorg, religie, cultuur en scholen. Dat is niet vanzelfsprekend. In enkele kleinere dorpen is bijvoorbeeld geen winkel meer; ook grotere dorpen hebben te maken met leegstand. Digitalisering en individualisering zetten dit verder onder druk. De gemeente wil het behoud van (maatschappelijke) voorzieningen zo veel mogelijk stimuleren. Zo blijven dorpen aantrekkelijk voor jonge mensen, kunnen oudere mensen lang zelfstandig wonen en zijn ze minder afhankelijk van hulp. Voorzieningen zijn ook ontmoetingsplekken (in een gebouw of in de openbare ruimte) waar mensen elkaar tegenkomen, elkaar helpen en zorgen voor minder eenzaamheid. Ze hebben een enorme meerwaarde.
Samenwerking tussen gemeente, ondernemers en organisaties is hierbij cruciaal. Samen moeten we zoeken naar mogelijkheden om winkels en voorzieningen in stand te houden. Niet alle voorzieningen zijn of blijven in elk dorp mogelijk. Goede bereikbaarheid tussen de dorpen is daarom ook belangrijk voor een goed voorzieningenaanbod.

Winkels en horeca behouden
In grotere winkelgebieden moet iets te beleven zijn! Een aantrekkelijke openbare ruimte, een compacter winkelgebied, een mix aan horeca en winkels die inspelen op een veranderende samenleving. Daar is de gemeente mee bezig en zet zij voort. De gemeente zet zich ook in voor minder regeldruk, ruimte voor nieuwe (winkel)concepten en lokaal ondernemerschap. Zij stimuleert lokaal winkelen en versterkt het toerisme in bepaalde gebieden. Ook voldoende woningen (en daarmee voldoende inwoners) zijn belangrijk voor het draagvlak.

Toetsing planinitiatief
Dit plan levert een bijdrage aan de opgave 'Meer mensen en vraag naar ruimte'. Het aantal inwoners en huishoudens in de gemeente en in de regio groeit de komende jaren. Vooral het aantal eenpersoonshuishoudens neemt sterk toe. Er is een groot en groeiend tekort aan (betaalbare) woningen en de gemeente bouwt te weinig.

De locatie ligt in de dorpsrand op een logische plek om hier een verplaatsing van de supermarkt mogelijk te maken. Gelijktijdig wordt het vrachtwagenparkeerterrein heringericht. Het oprichten van 10 koopwoningen voor de doelgroepen jongeren en starters op de achterblijflocatie is een passende vervolgfunctie in de dorpskern. Deze ontwikkeling past bij het dorpse karakter van Waarder. Hiermee wordt ingespeeld op de groeiende vraag naar dit type woningen. De winkel en woningen worden duurzaam gebouwd zoals nader toegelicht in paragraaf 3.4.7.

Conclusie
De Toekomstvisie heeft een hoog abstractieniveau, waar ontwikkelingen op perceelsniveau niet zijn beschreven. De beoogde ontwikkelingen zijn in de Toekomstvisie niet specifiek beschreven. Gesteld kan worden dat het verplaatsen/ oprichten van een supermarkt en het toevoegen van 10 woningen voor de doelgroepen jongeren en starters in overeenstemming is met de uitgangspunten van de Toekomstvisie. De entree van het dorp wordt hierdoor aantrekkelijker, terwijl de woningen in de dorpskern een bijdrage leveren aan de leefbaarheid van het dorp.

3.4.2 Dorpsvisie Waarder 2030 'Vitaal en Zelfvoorzienend'

Waarder is een dorp met zo’n 1700 inwoners. Er wordt al over Waarder gesproken sinds het jaar 1108! Daarom vierde het dorp in 2008 haar 900-jarig bestaan. Tot in de hoge middeleeuwen bestond de regio uit onbewoonbaar moeras en veenwildernis. Tussen 1050 en 1125 werd begonnen met de ontginning. Hierdoor ontstond het kenmerkende polderlandschap zoals dat nu nog steeds bestaat.

Waarder is ontstaan rondom een hoger gelegen stuk grond, langs het veenriviertje de Kerverse Wetering. Het dorp beslaat onder de andere de Oosteinderpolder, Westeinderpolder, Korte Waarder en Kerverland. Daarnaast vallen de buurtschappen Oosteinde en Westeinde er voor een groot gedeelte onder. In de jaren zeventig werd het dorp uitgebreid aan de Kosterdijk en een nieuwbouwwijk achter de Molendijk. De laatste uitbreidingen vonden plaats aan het Hof van Waarder, parallel lopend aan het middeleeuwse Kerkelaantje, de Jenneke E. Bijlhof, en de Meester van Loostraat.

Waarder ligt vlak aan de A12 op de grens met de provincie Utrecht. Het dorp was tot 1964 een zelfstandige gemeente, waarna de gemeente opging in de gemeente Driebruggen. Van 1989 tot 2011 behoorde het tot de gemeente Reeuwijk. Daarna werd het onderdeel van de huidige gemeente Bodegraven-Reeuwijk. Door haar ligging aan wegen als De Groendijck, Kosterdijk en Molendijk is Waarder een ‘wegdorp’ te noemen. De historische Hervormde Kerk is prominent aanwezig in het landschap. Naast dit rijksmonument telt het dorp 5 andere rijksmonumenten en 5 gemeentelijke monumenten.

Waarder heeft een kleinschalig winkelaanbod met onder andere een supermarkt, basisschool, en een kapsalon. Het dorp kent, samen met Driebruggen, verschillende actieve verenigingen en terugkerende evenementen die bijdragen aan het dorpsleven. Zo is er de SDWA (Stichting Driebruggen Waarder Actief), speeltuinvereniging Speelvreugd, Oranjevereniging “Trouw aan Oranje”, voetbalvereniging WDS, tennisvereniging “Slagwaardig”. Vanuit de kerken die in het dorp een belangrijke plaats innemen zijn verschillende initiatieven. Jaarlijks zijn dit een Boerenlandfair en een Rommelmarkt. Ook heeft het dorp een activiteitencentrum ‘Huis van Alles’ en een eigen Huiskamer van Waarder.

Prettig samenleven
De meeste inwoners zijn te spreken over de voorzieningen in het dorp. Vooral de supermarkt wordt erg gewaardeerd, maar ook de school, kerken en ouderenzorg. Wel zouden inwoners graag een gezellig dorpsplein rond de kerk hebben, en iets meer horeca (zoals een lunchroom/koffiezaak/restaurant). Ook is er behoefte aan een meer divers winkelaanbod.

Voldoende, betaalbare woningen
Waarder telde in 2020 1655 inwoners, dat is een lichte stijging ten opzichte van het jaar 2000 toen Waarder 1590 inwoners telde. De bevolking van Waarder lag de afgelopen twintig jaar tussen plusminus 1600 en 1725 inwoners. Dat de bevolking maar beperkt gegroeid is betekent niet dat er geen behoefte aan woningen is. De bevolkingssamenstelling verandert, er zijn bijvoorbeeld meer ouderen, en de jongeren verlaten het dorp. Ook zien we in heel Nederland dat het aantal eenpersoonshuishoudens groeit en dat starters moeite hebben om een huis te kopen. Dit betekent dat er behoefte is aan meer woningen, maar vooral ook aan woningen die betaalbaar zijn en aansluiten bij de behoeften van de doelgroep.
In 2030 is de ambitie dat Waarder er 200 woningen bij heeft. Dit mede omdat Waarder qua woningbouw stil is blijven staan ten opzichte van andere vergelijkbare kernen zoals Nieuwerbrug met project “Eigen Wiericke” en Driebruggen met project “Voor de Brug”. Daarnaast moet minimaal 50% van deze woningen bedoeld en betaalbaar zijn voor starters.

Conclusie
De de verplaatsing/ uitbreiding van de supermarkt en herontwikkeling van de achterlaatlocatie aan Dorp 14 met vijf goedkope en vijf (midden)dure koopwoningen voor de doelgroepen jongeren en starters speelt in op de behoefte hiernaar. Deze ontwikkelingen zijn in overeenstemming is met de uitgangspunten van de Dorpsvisie Waarder 2030.

3.4.3 Onderzoek supermarktstructuur gemeente Bodegraven-Reeuwijk

De gemeenteraad van Bodegraven-Reeuwijk heeft op 24 juni 2020 het ontwikkelingskader voor een evenwichtige en toekomstbestendige supermarktstructuur binnen de gemeente Bodegraven-Reeuwijk vastgesteld.

Binnen de oostelijke dorpen Nieuwerbrug, Waarder en Driebruggen ziet de gemeente een kans voor schaalvergroting (aanvraag Plus), waarmee een robuuste toekomstbestendige voorziening kan worden gecreëerd voor deze drie dorpen. Het faciliteren van een uitbreiding van de Plus in Waarder sluit aan bij de wens om belangrijke voorzieningen voor inwoners zo dichtbij mogelijk bij eigen huis te behouden binnen een reëel economisch perspectief. Uit de marktontwikkelingen blijkt dat beperkte schaalvergroting binnen de supermarktbranche een trend is. Nu deze gewenste schaalvergroting op de huidige locatie in Waarder niet mogelijk blijkt, vreest de gemeente dat wanneer geen ruimte wordt geboden op een andere locatie, het dorp op termijn deze supermarkt kan verliezen.
Van belang is hierbij aan te tekenen dat de supermarkt in Waarder een andere functie vervult dan de kleinschalige supermarkten in Driebruggen en Nieuwerbrug. De supermarkt in Waarder is bedoeld als full service supermarkt hoofdzakelijk voor de inwoners van Driebruggen, Nieuwerbrug en Waarder. De dagwinkels in Nieuwerbrug (en in potentie in Driebruggen) vervullen een belangrijke rol voor inwoners van het eigen dorp voor dagelijkse (vers)boodschappen en als ontmoetingsplek. Ook al is de marktruimte beperkt, zoals ook in het rapport is onderschreven, ziet het college de huidige structuur in het oosten van de gemeente (één grotere centraal gelegen supermarkt en twee kleine dagwinkels) als passend bij de dorpen.
Dit standpunt wordt ondersteund door recente ontwikkelingen waarbij een ondernemer in Nieuwerbrug ruimte heeft gezien de dagwinkel te heropenen waarbij een combinatie is gemaakt met zorg- en werkervaringsplekken voor mensen met afstand tot arbeidsmarkt. Op deze wijze wordt beoogd om een sociaal-maatschappelijke functie te creëren welke tevens economisch rendabel is. De gemeente streeft er naar om dergelijke concepten, waar mogelijk, te ondersteunen. Indien er sprake blijkt van langdurige leegstand wordt gezocht naar passende herbestemming.
Eén en ander resulteert in de volgende indicatieve marktruimte voor supermarkten tot en met 2025 voor Waarder, Driebruggen, Nieuwerbrug: 1.250 m² winkelvloeroppervlak.

Conclusie
Uit de resultaten van een onderzoek naar de marktstructuur van DTNP van 23 maart 2020 is aangetoond dat er voor Waarder, Driebruggen en Nieuwerbrug een marktruimte is voor verplaatsing/ nieuwbouw van een supermarkt. Uit het nadien uitgevoerde distributieplanologisch onderzoek is gebleken dat een supermarkt van afgerond 2.000 m² vanuit een Ladderonderbouwing verantwoord is gebleken.

3.4.4 Nota van Uitgangspunten 'Poort van Waarder'

De huidige supermarkt PLUS in Waarder wil uitbreiden en daarvoor is een verplaatsing naar Poort van Waarder nodig. De achterliggende locatie kan daardoor worden omgevormd tot woningen. Ten behoeve hiervan hebben burgemeester en wethouders een Nota van Uitgangspunten vastgesteld. Het doel van de gemeente is om daarmee een integrale, samenhangende ontwikkeling van beide locaties te laten plaatsvinden.

Het doel van de Nota van Uitgangspunten is om de hoofdlijnen aan te geven waaraan de plannen moeten voldoen. Het gaat om de volgende uitgangspunten:

Deelgebied 'Poort van Waarder'

  • Verplaatsing van de supermarkt naar een locatie nabij de A12, waarbij de locatie van de standplaats ten behoeve van frietverkoop in het plan wordt meegenomen (inpandig of op de locatie zelf).
  • Het programma is maximaal 2.000 m² bvo detailhandel op de begane grond en maximaal 125 m² op de verdieping.
  • Een kleinschalige inpandige horeca ter vervanging van de patatkraam met een oppervlakte van maximaal 125 m² (als onderdeel van de supermarkt).
  • Het vrachtwagenparkeerterrein voor 10 vrachtwagens dient onderdeel uit te maken van de inrichting van het plangebied.
  • Op en bij de locatie dient rekening te worden gehouden met de twee gasleidingen van de Gasunie.

Deelgebied Dorp 14

  • Verbouwing van de supermarkt tot woningen met 10 wooneenheden in de plinten. De vijf bestaande woningen blijven behouden.
  • 5 van de 10 woningen dienen te voldoen aan de grens betaalbare koop (NHG-grens € 355.000, prijspeil 2022).
  • De doelgroep is jongeren en starters. De appartementen moeten levensloopbestendig worden. Als jongeren zich niet melden dan kunnen ze ook aan andere doelgroepen worden toegewezen.
  • Het gebouw dient aan drie kanten een voorkant aan straatzijde te krijgen vanaf het Dorp en de Meester van Loostraat.
  • De uitstraling is een dorpse schaal, geknipt volume, maximaal 3 lagen met kap eventueel met op de hoek een platdak.
  • Wanneer alleen het volume van de huidige supermarkt wordt getransformeerd in woningen, wordt de aansluiting op de openbare ruimte in overleg met de gemeente afgestemd.
  • Het woningbouwprogramma dient te worden afgestemd de uitgangspunten van de Woonvisie Bodegraven-Reeuwijk 2021-2025.


De Nota van Uitgangspunten is leidraad geweest voor uitwerking van de plannen op basis waarvan dit bestemmingsplan is opgesteld.

3.4.5 Woonvisie Bodegraven-Reeuwijk 2021 - 2025

De gemeenteraad van Bodegraven-Reeuwijk heeft op 25 november 2020 de Woonvisie Bodegraven-Reeuwijk 2021-2025 vastgesteld. Deze visie legt het woonbeleid van de gemeente vast voor de periode 2021 tot 2025. De Woonvisie van 2015 is geactualiseerd, omdat:

  • 1. De woningmarkt sterk is veranderd.
  • 2. De woonvisie uit 2015 geen onderscheid maakt naar dorpen.
  • 3. De nieuwe woonvisie een bouwsteen is voor de toekomstvisie en de dorpsvisies.

De rode draad van de Woonvisie is proberen de groepen met een zwakke positie op de woningmarkt een zetje te geven. Samen met de inwoners wil de gemeente er voor zorgen dat:

  • de kwaliteit van de woningen en woonomgeving op peil blijft en klaar is voor de toekomst wat betreft wooncomfort, verduurzaming, klimaatbestendigheid etc.;
  • voor jongeren en starters een passende en betaalbare woning te vinden is zodat de vitaliteit van de dorpen behouden blijft;
  • rekening houdend met de vergrijzing er ook voor ouder en hulpbehoevender wordende bewoners plek is.

De Woonvisie gaat uit van vier hoofdlijnen van het woonbeleid:

  • 1. Hoofdlijn 1, bouwen aansluitend op de verschillen: een meer dorpsgericht woonbeleid
  • 2. Hoofdlijn 2, de juiste woning… een eigen stek: meer regie op het woningbouwprogramma en meer aandacht voor specifieke doelgroepen
  • 3. Hoofdlijn 3, verbouwen = bouwen: meer aandacht voor de bestaande voorraad
  • 4. Hoofdlijn 4, meer dan alleen wonen: meer integratie van wonen, zorg, welzijn en leefbaarheid.

Uit deze vier hoofdlijnen volgen 22 actiepunten die zijn samengevat in de Woonvisie en zijn uitgewerkt in een actieprogramma. In de Woonvisie ligt verder de nadruk bij het onderwerp duurzaamheid op het verduurzamen van de bestaande koopwoningvoorraad. De visie vormt tevens de basis voor de woningbouwprogrammering en de invulling daarvan in de komende 10 jaar.

Meer regie voeren op het woningbouwprogramma
Gezien de toenemende behoefte aan gelijkvloerse woningen, gaat de gemeente meer regie voeren op het woningbouwprogramma. Bij bouwprojecten met koopwoningen op geschikte locaties, bijvoorbeeld in of nabij dorpscentra, stelt zij als eis dat 40% van het programma uit gelijkvloerse woningen moet bestaan die (ook) voor ouderen geschikt zijn. Dat kunnen appartementen in diverse prijsklassen zijn, maar ook grondgebonden patiowoningen. Door de eis te stellen bij voor ouderen geschikte locaties, geeft de gemeente de ruimte voor een ander programma op andere locaties, bijvoorbeeld met een accent op (eveneens veel gevraagde) vrijstaande woningen. Met de eis dat op geschikte locaties 40% van de woningen in de koopsector gelijkvloers moet zijn, sluit de gemeente nauw aan bij de uitkomsten van de Kwalitatieve woningbehoefteverkenning van de provincie.

Meer regie voeren op het woningbouwprogramma
Om het aandeel betaalbare koopwoningen in het woningbouwprogramma te waarborgen gaat de gemeente meer regie voeren op het woningbouwprogramma. Zij stelt bij nieuwe bouwprojecten de eis dat tenminste 10% van het programma moet bestaan uit koopwoningen met koopprijs beneden de prijsgrens van betaalbare koopwoningen (nu € 225.000, voorstel richting regio is dit vast te zetten op 75% van de NHG-grens, nu € 355.000, prijspeil 2022). Om dit bij de huidige bouwprijzen mogelijk te maken wijst de gemeente ontwikkelaars op terugkoopregelingen zoals Koopstart of Koopgarant. Deze koopwoningen zijn met name bestemd voor jongeren en starters uit de dorpen. Voor deze woningen voert de gemeente een zelfbewoningsplicht in.

Conclusie
Het toevoegen van 10 wooneenheden, waarvan 5 in de goedkope koopsector en 5 in de (midden)dure koopsector bevordert de doorstroming en betekent een toevoeging van segmenten, waaraan veel behoefte is. De planontwikkeling wordt door herprioritering opgenomen in het woningbouwprogramma overeenkomstig hoofdlijn 1 (actiepunt 1) en hoofdlijn 2 (actiepunt 4) van de Woonvisie. Daarmee is de planontwikkeling in overeenstemming met de gemeentelijke volkshuisvestelijke uitgangspunten.

3.4.6 Welstandsbeleid

De gemeenteraad van Bodegraven-Reeuwijk heeft op 15 februari 2017 een nieuwe Welstandsnota vastgesteld. Deze is op 15 augustus 2017 in werking getreden. Voor elk welstandsgebied is het gewenste welstandsniveau aangegeven om met een minimum aan regels de kwaliteit van de omgeving te regelen. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen verschillende niveaus van welstand.

  • soepel welstandsniveau
    De meeste bebouwing heeft een soepel welstandsniveau. Het betreft hier de woongebieden, bedrijventerreinen en groen en parken. Bouwplannen in deze gebieden doen in principe geen afbreuk aan de basiskwaliteit van de openbare ruimte. Dit betekent dat bouwplannen aan achterkanten als deze beperkt zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, zeer beperkt worden getoetst.
  • Gewoon welstandsniveau
    Het landelijk gebied van Bodegraven-Reeuwijk heeft een gewoon welstandsniveau. Hier ligt de lat vanwege de landschappelijke kwaliteit en het belang voor het aanzien van de gemeente wat hoger dan in de gebieden met een soepel welstandsniveau. Het uiterlijk van de bebouwing mag geen obstakel zijn voor de beleving van het gebied.
  • Bijzonder welstandsniveau
    Het oude centrum van Bodegraven, de oude dorpskernen, de linten langs de Oude Rijn en het plassengebied hebben een bijzonder welstandsniveau. Hier is inspanning ten behoeve van het behoud en de versterking van de ruimtelijke kwaliteit op zijn plaats.
  • Vrij
    Gezien het karakter van volkstuinen en de beperkte invloed van de aanwezige bebouwing op de omgeving zijn volkstuincomplexen welstandvrij.

Het deelgebied Poort van Waarder ligt in het landelijk gebied met een gewoon welstandsniveau langs de Molendijk. Het deelgebied aan het Dorp ligt in de dorpskern met een bijzonder welstandsniveau. Uitgangspunt is dat bouwplannen een positieve bijdrage leveren aan het traditionele bebouwingsbeeld, waarbij voor de inpassing van bouwwerken het behoud of de versterking van de landschappelijke kwaliteit van belang is. Het definitieve bouwplan zal aan de welstandscommissie (de stichting Dorp, Stad en Land) om advies worden voorgelegd.

Conclusie
Bij uitwerking van de bouwplannen wordt rekening gehouden met de criteria uit de Welstandsnota Bodegraven-Reeuwijk 2017.

3.4.7 Duurzaamheid

De gemeenteraad van Bodegraven-Reeuwijk heeft op 19 april 2017 het 'Actieplan 2017-2021 klimaatneutraal Bodegraven-Reeuwijk 2035' vastgesteld; een nadere uitwerking van de 'Routekaart Klimaatneutraal Bodegraven-Reeuwijk 2035'.
De uitdaging om klimaatneutraal te zijn is veelomvattend en moet zijn weerklank krijgen in de keuzes die de gemeente wil maken. De routekaart en het actieplan worden daarom gekenmerkt door de brede, samenhangende aanpak. Daarbij is er oog voor de vele facetten die duurzaamheid raakt. In de routekaart is een tiental thema's opgenomen die in samenhang met elkaar een evenwichtige keuze vinden. De thema's zijn duurzame energie, water, afval, transport, wonen, maatschappelijk vastgoed, economie, voedsel, leefbaarheid en recreatie.
De gemeente heeft in kaart gebracht welke prioriteiten en acties er zijn per thema, die het aannemelijk maken dat zij de komende periode de juiste route volgt om in 2035 klimaatneutraal te zijn. De gemeente focust zich de komende jaren op deze punten, maar sluit niet uit dat additionele onderwerpen ook aandacht vergen. Het is daarbij van belang dat er een balans is tussen effectiviteit en sociaal draagvlak. Bij het kiezen voor de maatregelen is daarom gelet op maatschappelijke, financiële en duurzame overwegingen. Allereerst gaat het er om dat er sociaal draagvlak is en een maatregel een maatschappelijk draagwijdte heeft. Er is daarom gekeken naar de lokale gemeenschap en de mogelijke kansen en belemmeringen. Er is voor deze brede, maar ook lokale aanpak gekozen om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de beweging in de samenleving. Op deze manier is er aandacht voor lokale initiatieven en oog voor wat er regionaal gebeurt. Daarnaast moet er steeds een balans zijn tussen de bijdrage aan duurzaamheid, de financiële haalbaarheid en kosteneffectiviteit en het beste moment om een actie te ondernemen.
Niet alle acties die nodig zijn op het gebied van duurzaamheid heeft gemeente in de hand. Klimaatverandering is immers een wereldwijde uitdaging. Een aantal actiepunten ligt in haar invloedssfeer en door in gesprek te zijn met de gemeenschap en de regio, samen te werken met ondernemers en andere partners en initiatieven te faciliteren kan de gemeente soms toch ook op andere gebieden een rol spelen. De uitwerking van de overwegingen over de acties zijn opgenomen in het actieplan.

Klimaatadaptatie
Volgens de stresstest ruimtelijke adaptatie spelen op en rond de locatie de volgende kansen en knelpunten, zoals opgenomen in tabel 3.1. De huidige situatie van de kaart Hittestress is opgenomen in figuur 8.

Tabel 3.1: Overzicht aandachtspunten klimaatadaptatie.

  Deelgebied 'Poort van Waarder'   Deelgebied Dorp 14  
Wateroverlast   Gemiddeld. Oppervlaktewater in de buurt om naar af te voeren.   Gemiddeld. Oppervlaktewater in de buurt om naar af te voeren.  
Overstromingen   Waterdiepte 0,5-2 meter bij doorbraak regionale kering.   Waterdiepte 0,5-2 meter bij doorbraak regionale kering.  
Droogte   Enigszins gevoelig voor bodemdaling door droogte. Voorkom in project daling grondwaterpeil.   Enigszins gevoelig voor bodemdaling door droogte. Voorkom in project daling grondwaterpeil.  
Hittestress   Locatie heeft nu groen en water dat de omgeving (woningen) verkoelt. Door bebouwing en verharding neemt dit af. Beperkt dit effect door groene daken, halfopen bestrating e.d. (klimaatadaptatie/civiel).   Locatie is nu dichtbebouwd en warmt snel op. Bij transformatie dit verbeteren door groen toevoegen.  

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.PoortvanWaarder-BP40_0014.png" Figuur 8: Hittestress plangebied (blauw gestippeld omlijnd) en omgeving.

Toetsing planinitiatief
De supermarkt en woningen worden overeenkomstig de eisen van Bijna Energieneutrale Gebouwen (BENG) gerealiseerd. De supermarkt en nieuwe woningen niet meer aangesloten op het aardgasnetwerk. De supermarkt krijgt voorts zonnepanelen op het dak. De isolatie-eisen zijn conform eisen van het Bouwbesluit. Overige nader te onderzoeken maatregelen zijn onder andere: warmteopslag in de grond of warmtepomp via de lucht, warmteterugwinning vanuit ventilatie en opvang en recyclen van regenwater.

Voor wat betreft biodiversiteit en ecologie wordt voor de supermarkt onder andere aan de volgende punten gedacht:

  • zo weinig mogelijk verharding (parkeervakken mogelijk als grasparkeren);
  • platte daken afdekken met een sedum dak voorzien van een biodiversteitspakket (voor waterberging en voor vlinders, bijen en zweefvliegen);
  • in de nieuwbouw zullen huismuskasten en vleermuiskasten worden meegenomen.

Bij het indienen van een aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen van een hoofdgebouw zal worden aangetoond dat initiatiefnemer voldoet aan het Programma van Eisen (bijlage A.1) uit het convenant Klimaatadaptief bouwen in Zuid-Holland. Deze Klimaattoets wordt in artikel 11.2 van de Algemene bouwregels geborgd.

Conclusie
Bij uitwerking van de bouwplannen wordt rekening gehouden met de gemeentelijke uitgangspunten zoals verwoord in het 'Actieplan 2017-2021 klimaatneutraal Bodegraven-Reeuwijk 2035' en het convenant Klimaat adaptief bouwen Zuid-Holland. De aandachtspunten hittestress en droogte worden in overleg met het team klimaatadaptatie/ civiel van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk uitgewerkt.

Hoofdstuk 4 Water

4.1 Inleiding

Water en ruimtelijke ordening hebben veel met elkaar te maken. Aan de ene kant is water één van de sturende principes in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik. Aan de andere kant kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding.
Een watertoets geeft aan wat de gevolgen zijn van een ruimtelijk plan voor de waterhuishouding in het betreffende gebied. Doel van de watertoets is de relatie tussen planvorming op het gebied van de ruimtelijke ordening en de waterhuishouding te versterken.

4.2 Beleidskader

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding. Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's.

4.2.1 Rijk

Op 10 december 2015 hebben de minister van Infrastructuur en Milieu en de staatssecretaris van Economische Zaken het Nationaal Waterplan 2016 – 2021 (NWP2) vastgesteld. Het NWP2 is het formele rijksplan voor het nationale waterbeleid en is, voor wat betreft de ruimtelijke aspecten, een structuurvisie zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. In de Waterwet is vastgelegd dat het Rijk dit plan eens in de zes jaar actualiseert. Het NWP2 geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016 - 2021 voert om te komen tot duurzaam waterbeheer. Het NWP2 richt zich op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart.
In het Nationaal Waterplan zijn de maatregelen benoemd die worden genomen om de verschillende doelen te bereiken. In het Nationaal Waterplan 2016-2021 staan de volgende ambities centraal:

  • Nederland blijft de veiligste delta in de wereld;
  • Nederlandse wateren zijn schoon en gezond en er is genoeg zoetwater;
  • Nederland is klimaatbestendig en waterrobuust ingericht;
  • Nederland is en blijft een gidsland voor watermanagement;
  • Nederlanders leven waterbewust.

Het waterbeleid zoals geformuleerd in het NWP2 werkt door op provinciaal en regionaal niveau, om zo te komen tot gebiedsgericht beleid. Via het provinciaal en gemeentelijk waterbeleid en het beleid van de waterschappen dient het rijksbeleid zoals geformuleerd in het NWP door te werken tot op bestemmingsplanniveau. De watertoets, die is geregeld in het Besluit ruimtelijke ordening, blijft een belangrijk instrument om de waterbeheerder vroegtijdig bij ruimtelijke planprocessen te betrekken. Daarnaast is in het NWP2 aangegeven dat aandacht moet worden geschonken aan de planologische borging van beschermingszones van primaire waterkeringen, door deze vast te leggen in bestemmingsplannen. Eén en ander is op rijksniveau in het Barro vastgelegd.

4.2.2 Provincie

Regionaal waterprogramma Zuid Holland 2022-2027
Provinciale Staten hebben op 9 maart 2022 het regionaal waterprogramma Zuid-Holland 2022-2027 vastgesteld. In dit programma beschrijft de provincie Zuid-Holland haar waterbeleid. In dit programma staat wat de provincie doet om uitvoering te geven aan de Europese richtlijnen die betrekking hebben op water (verplichte onderdelen). Het gaat om de volgende richtlijnen:

  • Kaderrichtlijn Water;
  • - Grondwaterrichtlijn;
  • - Drinkwaterrichtlijn;
  • - Richtlijn Overstromingsrisico’s;
  • - Zwemwaterrichtlijn.

Naast deze verplichte onderdelen bevat het regionaal waterprogramma Zuid-Holland 2022-2027 ook niet-verplichte onderwerpen, zoals zoetwatervoorziening, wateroverlast, vaarwegbeheer en waterrecreatie. Hiermee laat provincie Zuid-Holland zien hoe ze samen met haar partners werkt aan een regionaal watersysteem dat bijdraagt aan een gezond, veilig, aantrekkelijk, concurrerend en bereikbaar Zuid-Holland.

Het regionaal waterprogramma is zelfbindend. Dat betekent dat alleen Gedeputeerde Staten eraan gebonden zijn. Toch heeft het regionaal waterprogramma ook gevolgen voor andere overheden. Die zijn wettelijk verplicht rekening te houden met de verplichte onderdelen van het regionaal waterprogramma. De binding van andere overheden aan de niet-verplichte onderdelen is waar nodig geregeld via de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening.

4.2.3 Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden. Dit schap is in het gebied verantwoordelijk voor de waterhuishouding: het waterkwaliteitsbeheer, het waterkwantiteitsbeheer en de zorg voor de waterkeringen. Voor elk bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over de effecten van de bouwmogelijkheden op het waterbeheer. De waterbeheerder voert de Watertoets uit. De Watertoets heeft als doel het voorkomen dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. De opmerkingen van de waterbeheerder worden verwerkt in deze waterparagraaf.

Waterbeheerprogramma 2022 - 2027: Stroomopwaarts, klimaatbestendig en duurzaam
In het op 22 december 2021 vastgestelde waterbeheerprogramma staan de ambities van het waterschap voor de komende zes jaar.

Grote maatschappelijke opgaven

Nederland staat de komende jaren voor grote maatschappelijke opgaven. De snelheid van klimaatverandering is ongeëvenaard en de effecten (extreme droogte én extreme neerslag) zijn nu al zichtbaar. Ook de afname van biodiversiteit gaat sneller dan ooit in de menselijke geschiedenis. Om dit tegen te gaan is een energietransitie gaande, moet het hoogheemraadschap een omslag maken naar een klimaatbestendige inrichting, een circulaire economie en meer duurzame landbouw. In al deze uitdagingen speelt water een rol. Daarnaast is er een grote woningbouwopgave. Deze opgaven samen leveren een grote druk op de ruimte op.

Stroomopwaarts werken
Het hoogheemraadschap wil als waterschap meer aan het roer zitten om water een sturende rol in de ruimtelijke ordening te geven. Zij noemen dat stroomopwaarts werken, gericht op de toekomst. Het hoogheemraadschap investeert zelf - op haar eigen terreinen - in biodiversiteit, circulariteit en duurzaamheid. Zij stimuleert waterbewust gedrag, en vraagt daarmee ook iets van de inwoners. Tegelijk zet zij zich volop in voor een veilige, gezonde en prettige leefomgeving voor iedereen.

Toekomstbestendig gebied
Om voorbereid te zijn op de toekomst investeert het hoogheemraadschap in het watersysteem. Zij werkt samen met partners aan gezamenlijke maatschappelijke opgaven:

  • De komende jaren versterkt het waterschap de dijk langs de Lek; dit project Sterke Lekdijk biedt kansen voor groen en landschap. Daarnaast vraagt zij haar partners om de gevolgen van overstromingen tegen te gaan via ruimtelijke inrichting (2e laag waterveiligheid);
  • Voor de zoetwatervoorziening van West-Nederland is tijdens extreem droge periodes de wateraanvoer via het watersysteem van De Stichtse Rijnlanden van essentieel belang. Deze aanvoercapaciteit vergroot zij de komende jaren via het project Capaciteitsuitbreiding Klimaatbestendige Wateraanvoer (KWA+). Zij gaat de inlaat vanuit de Neder-Rijn bij Wijk bij Duurstede ook bij extreem lage rivierwaterstanden zeker stellen door het bouwen van een inlaatgemaal;
  • De afvoer van water gaat voor een groot deel van de regio via het Amsterdam-Rijnkanaal, waarin beperkt ruimte is om extremere buien op te vangen. Het is nodig het watersysteem te optimaliseren en de afhankelijkheid ervan te verkleinen door een meer waterrobuuste inrichting van steden en polders;
  • Verbeteren waterkwaliteit en vergroten biodiversiteit. Het hoogheemraadschap streeft overal naar schoon en levendig water: gezond water in de stad, levendige boerensloten en natuurwater vol leven. Dit vraagt de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het is nodig voor een robuuste, gezonde en prettige leefomgeving. Voor elke categorie gaan we de samenwerking aan met de relevante partners;
  • Warmte en grondstoffen uit (afval)water. Thermische energie uit oppervlaktewater (TEO) en afvalwater (TEA) heeft veel potentie én kansen in onze regio vanwege de grote woningbouwopgave langs grote wateren. Het hoogheemraadschap stimuleert het gebruik van warmte en grondstoffen uit (afval)water.

4.3 Waterhuishouding

Onderzoek/ beoordeling
Het deelgebied Dorp 14 wijzigt alleen van functie door een verbouwing van het bestaande winkelpand naar wonen. Waterhuishoudkundig verandert hier niets aan. Om die reden is de beoordeling beperkt tot het deelgebied 'Poort van Waarder'.

Veiligheid en waterkeringen
Ter plaatse van het plangebied liggen geen regionale waterkeringen. Er zijn geen beperkingen voor het plangebied.

Oppervlaktewater
In het plangebied ligt primair oppervlaktewater met een beschermingszone van 5 meter. De overige watergangen rondom het plangebied betreffen watergangen in een tertiaire kernzone met een beschermingszone van 2 meter (figuur 9). De bestaande primaire watergang in het plangebied blijft behouden. De nieuw te bouwen supermarkt wordt buiten de beschermingszones van primaire en tertiaire watergangen gerealiseerd. Met inachtneming hiervan zijn er geen beperkingen voor het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.PoortvanWaarder-BP40_0015.png" Figuur 9: Uitsnede kaart oppervlaktewateren. Plangebied blauw gestippeld omlijnd.


afbeelding "i_NL.IMRO.1901.PoortvanWaarder-BP40_0016.png" De te dempen primaire watergang. Bestaande zuidelijke tertiaire watergang.

Ruimtelijke ontwikkelingen
Elke ruimtelijke ontwikkeling kan invloed hebben op water. Niet alleen bouwen nabij of op een waterkering, maar ook een toename van verhard oppervlak. Een ruimtelijke ontwikkeling moet minimaal voldoen aan de belangrijkste minimale voorwaarde: “het standstill beginsel”. Dit beginsel houdt in dat door het plan geen verslechtering van de waterhuishouding mag ontstaan. In het kader van een watertoetsproces moeten de gemeente en het waterschap zoeken naar kansen om het watersysteem te verbeteren en duurzaam in te richten. Voor elke toename van verharding van meer dan 500 m² in stedelijk gebied en 5.000 m² in landelijk gebied is een Watervergunning nodig. Dempingen moeten geheel worden gecompenseerd.

Beschrijving waterkwantiteit
Op grond van artikel 3.3 van de Keur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (geldig vanaf 1 mei 2019) is het verboden om zonder vergunning van het college hemelwater afkomstig van nieuw verhard oppervlak versneld tot afvoer te laten komen en te lozen. Voor het versneld tot afvoer laten komen van hemelwater afkomstig van nieuw verhard oppervlak is geen vergunning vereist indien minder dan 5.000 m² onverharde grond wordt bebouwd of verhard (over een periode van 5 jaar).
Het deelgebied 'Poort van Waarder' is in gebruik als weiland met een vrachtwagenparkeerplaats. Op grond van de richtlijnen van het hoogheemraadschap dient in beginsel 15% water te worden gecompenseerd wanneer meer dan 5.000 m² verhard oppervlak wordt aangelegd over een periode van 5 jaar. In casu is er sprake van een toename van het verhard oppervlak met afgerond 7.474 m². Op grond van de richtlijnen van het hoogheemraadschap is 15% van 8.067 m² = 1.210 m² watercompensatie nodig. Er worden geen (hoofd)watergangen gedempt. Watercompensatie vindt plaats door middel van het graven van een waterpartij tussen de hoofdwatergang en Molendijk. Verder vindt compensatie plaats door middel van verbreding van aanwezige watergangen aan de randen van het plangebied. De berekening bestaand en nieuw is in tabel 4.1 opgenomen. Voor graven van water zal tijdig bij het Hoogheemraadschap een Watervergunning worden aangevraagd.

Tabel 4.1 Waterbalans.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.PoortvanWaarder-BP40_0017.png"

Waterafvoer
Het hemelwater van de verharding en de nieuwbouw wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater. Het afvalwater zal op het riool worden aangesloten overeenkomstig de door het bevoegd gezag te stellen eisen. Voor vergunningplichtige activiteiten zal tijdig een Watervergunning worden aangevraagd bij het hoogheemraadschap. Bij de nieuwbouw zal geen gebruik worden gemaakt van uitloogbare materialen.

Wateradvies
Het watertoetsproces wordt doorlopen in kader van het artikel 3.1.1 Bro overleg met het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. De resultaten hiervan worden verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.

Conclusie
Vanuit waterhuishoudkundige overwegingen bestaan er geen bezwaren tegen dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

De beleidsvelden milieu en ruimtelijke ordening groeien de laatste decennia steeds meer naar elkaar toe. Ook op rijksniveau wordt steeds meer aandacht gevraagd voor de wisselwerking tussen milieu en ruimtelijke ordening. Milieubeleid kan beperkingen opleggen aan de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen maar is primair bedoeld om een zo optimaal mogelijke leefomgeving te realiseren. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de omgevingsaspecten die een rol spelen bij de ruimtelijke ontwikkelingen binnen dit plan. Deze worden in dit hoofdstuk toegelicht voor zover deze relevant zijn voor het planologisch mogelijk maken van deze planontwikkeling.

5.1 Milieu

De te behandelen thema's die vanuit een oogpunt van milieu van belang zijn voor deze planontwikkeling zijn M.E.R., Milieuzonering, Geluid, Bodem, Luchtkwaliteit en Externe veiligheid.

5.1.1 M.E.R.

Wettelijk kader

In het Besluit milieueffectrapportage is bepaald dat een milieueffectbeoordeling ook uitgevoerd moet worden als een project, dat wordt genoemd in de bijlage onder D van het Besluit m.e.r., nadelige gevolgen heeft voor het milieu. Omdat dit project wordt genoemd in de D-lijst (categorie D 11.2, stedelijk ontwikkelingsproject), maar de omvang onder de drempelwaarde van 200.000 m² bedrijfsvloeroppervlak en 2.000 woningen ligt, kan worden volstaan met een vormvrije m.e.r.-beoordeling, die onderdeel moet zijn van dit bestemmingsplan.

Onderzoek/ beoordeling

Algemeen
De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijk belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU Richtlijn m.e.r. De richtlijn is van toepassing op de milieueffectbeoordeling van openbare en particuliere projecten die aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De Europese regelgeving is in de Nederlandse wetgeving onder andere geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (verder Wm) en in het Besluit milieueffectrapportage 1994. In de bijlagen behorende bij het Besluit m.e.r. zijn de m.e.r.-plichtige activiteiten (de C-lijst) en de m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten (de D-lijst) beschreven.

Plan/besluit
Dit bestemmingsplan voorziet in het oprichten van een supermarkt, horecagelegenheid, herinrichting van een vrachtwagenparkeerplaats, overslaglocatie, snellaadstation voor elektrisch laden van auto's en 10 nieuwe appartementen. De planontwikkeling zit qua omvang ruim onder de grens voor een aparte m.e.r.-beoordelingsprocedure, omdat de bedrijfsvloeroppervlakte van de supermarkt maar 2.000 m² is en het aantal woningen is beperkt tot 10 nieuwe appartementen. De m.e.r.-beoordeling kan deel uitmaken van de plantoelichting Op basis van de kenmerken genoemd in Bijlage III van de Europese richtlijn 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten' dient te worden gemotiveerd waarom geen MER noodzakelijk is voor de beoogde ontwikkeling. Het plan is getoetst aan de volgende kenmerken.

  • Kenmerken van het project

Sprake is van een geringe omvang van het plangebied, terwijl er geen cumulatie is met andere projecten. Evenmin is het gebruik van natuurlijke hulpbronnen aan de orde. Voorts is er geen sprake van productie van afvalstoffen en verontreiniging. Hinder wordt ondervangen door voldoende afstand te houden van nabijgelegen milieubelastende activiteiten (in paragraaf 5.1.2 wordt hierop nader ingegaan). Risico van ongevallen speelt eveneens niet bij de voorgestelde supermarkt zoals toegelicht in paragraaf 5.1.7.

  • Plaats van het project

Het plangebied is niet van cultureel of archeologisch belang. Dit aspect is beschreven in paragraaf 5.2. Het plangebied ligt voorts niet binnen de invloedssfeer van het verderop gelegen Natura 2000-gebied Broekvelden/ Vettenbroek. Ook is er geen toename van stikstofdepositie. In paragraaf 5.3 wordt hierop ingegaan.

  • Kenmerken van het potentiële effect

Het project heeft in samenhang met de hiervoor genoemde criteria geen aanzienlijke effecten op de bevolking. Evenmin is er sprake van een grensoverschrijdend karakter. Bovendien is er geen sprake van een onomkeerbaarheid van het effect. De complexiteit is gering gelet op de omvang van het plangebied.
Conclusie
Op basis van de in Bijlage 2 opgenomen Aanmeldingsnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling en bovenstaande korte toelichting kan worden geconcludeerd dat de beoogde planontwikkeling geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu tot gevolg zal hebben.

5.1.2 Milieuzonering

Wettelijk kader
Bedrijvigheid is een milieubelastende activiteit. Ten gevolge van aanwezige bedrijvigheid kan mogelijk hinder voor de omgeving optreden met betrekking tot de milieuaspecten geluid, geur, stof en gevaar. Nieuwe situaties, waarin milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies met elkaar worden gecombineerd, moeten worden beoordeeld op mogelijke hindersituaties. Daarbij wordt getoetst aan de Wet milieubeheer, Algemene Maatregelen van Bestuur onder de Wet milieubeheer en de brochure Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009).
De richtafstanden in Bedrijven en Milieuzonering gelden ten opzichte van een milieugevoelige functie, zoals bedoeld met de omgevingstypen rustige woonwijk of rustig buitengebied. In het geval de milieugevoelige functies zijn gelokaliseerd in omgevingstype gemengd gebied kan een afwijkende systematiek worden toegepast, die meer ruimte biedt aan bedrijven. Dit betekent dat de richtafstanden met één afstandstap kunnen worden verminderd (tabel 5.1). Deze richtafstand geldt met name voor het onderdeel geluid.

Tabel 5.1: Richtafstanden en omgevingstype.

Milieucategorie   Richtafstand tot omgevingstype rustig woongebied   Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied  
1   10 m   0 m  
2   30 m   10 m  
3.1   50 m   30 m  
3.2   100 m   50 m  

Onderzoek/ beoordeling
'Poort van Waarder'
In dit deelgebied worden een supermarkt met parkeerterrein en horecagelegenheid gerealiseerd, alsmede een herinrichting van een bestaand vrachtwagenparkeerterrein. Dit betreffen milieubelastende activiteiten. Op ca. 30 meter liggen de dichtstbijzijnde woningen aan de Molendijk. Een supermarkt is volgens de VNG handreiking bedrijven en milieuzonering milieucategorie 1, met een richtafstand van 10 meter tot een rustige woonwijk. Ook een horecagelegenheid valt onder milieucategorie 1. De nabijgelegen woonwijk valt te zien als gemengd gebied vanwege de ligging nabij de A12. De vrachtwagenparkeerplaats (zonder koelinstallaties) valt onder milieucategorie 2. met een richtafstand van 10 m in gemengd gebied. Datzelfde geldt voor het snellaadstation voor het elektrisch laden van auto's. De dichtstbijzijnde woningen liggen ruim buiten het invloedsgebied, zodat voor deze woningen een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd.

Overslaglocatie voor goederen
Het oprichten van een overslagpunt vindt plaats langs de noordelijke entree naar het vrachtwagenparkeerterrein. Een overslaglocatie zoals hier beoogd komt niet voor in de VNG handreiking Bedrijven en Milieuzonering. De activiteit is vergelijkbaar met een groothandel in zand en grind (SBI code 46735), te weten de variant met bedrijfsoppervlak kleiner dan of gelijk aan 200 m². Deze activiteit is in de VNG handreiking ingedeeld in milieucategorie 2 met een richtafstand tot gemengd gebied van 10 meter. De dichtstbijzijnde woningen liggen ruim buiten het invloedsgebied op meer dan 75 meter afstand, zodat voor bestaande woningen een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd.


Dorp 14
De nieuwe woningen vallen onder de noemer een milieugevoelige activiteit. In de directe nabijheid liggen geen milieubelastende bestemmingen. De naast de supermarkt gelegen viskraam zal mee verhuizen naar de nieuwe locatie, zodat er vanuit milieuzonering geen belemmeringen voor dit deelgebied.


Conclusie
Uit de inventarisatie is gebleken dat er geen relevante milieubelastende c.q. milieugevoelige activiteiten in de nabijheid van het plangebied zijn gevestigd. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de beoogde activiteiten binnen het plangebied milieuhygiënische knelpunten naar de omgeving zullen opleveren. De woningen aan het Dorp 14 hebben een goed woon- en leefklimaat. Vanuit milieuzonering bestaan er geen bezwaren tegen dit bestemmingsplan.

5.1.3 Geluid

Wettelijk kader wegverkeerslawaai
Ter bepaling van de geluidsbelasting dient op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) iedere weg in beschouwing te worden genomen, tenzij deze binnen een woonerf gelegen is of voor de weg een maximum rijsnelheid van 30 km/uur geldt. Deze wegen hebben een zone. Dit is een aandachtsgebied waarbinnen een akoestisch onderzoek dient plaats te vinden, voor zover sprake is van wonen. De grootte van de zones is afhankelijk van het aantal rijstroken en de definitie van het gebied (buitenstedelijk of binnenstedelijk). Buitenstedelijk is het gebied dat buiten de bebouwde kom is gelegen en het gebied binnen de bebouwde kom voor zover liggend langs een autosnelweg. Het overige gebied is binnenstedelijk.

Wettelijk kader Industrielawaai
Industrielawaai kan de leefkwaliteit van een gebied sterk beïnvloeden. Mensen die veelvuldig worden blootgesteld aan een hoog niveau van industrielawaai kunnen hier lichamelijke en psychische klachten door oplopen. De Wet geluidhinder (Wgh) verplicht ertoe een industrieterrein te zoneren, indien het bestemmingsplan de vestiging van zogenaamde grote lawaaimakers (conform art. 2.4, Inrichtingen en Vergunningenbesluit) toestaat (art. 40 Wgh). Dat betekent dat de maximale geluiduitstraling van het industrieterrein wordt vastgelegd middels het opnemen van een 50 dB(A)-contour voorkeursgrenswaarde) in het bestemmingsplan.

Onderzoek/ beoordeling
Verkeerslawaai
'Poort van Waarder'
De supermarkt, horecagelegenheid en vrachtwagenparkeerplaats vallen niet onder de noemer geluidsgevoelige gebouwen, zodat de Wet geluidhinder hierop niet van toepassing is voor wat betreft wegverkeerslawaai ten gevolge van de A12, Molendijk en Verlengde Tuurluur.

Dorp 14
De relevante wegen in de directe omgeving van het deelgebied Dorp 14 zijn de A12 en westelijk gelegen Groendijck met een zonebreedte van respectievelijk 600 m (rijksweg) en 250 m. De overige nabijgelegen wegen hebben vanwege een maximumsnelheid van 30 km/uur geen zone. In deze situatie is sprake van bestaande wegen en nieuwe woningen. De voorkeursgrenswaarde voor nieuwe woningen bedraagt (inclusief aftrek) 48 (dB) Lden met een maximale ontheffingswaarde van 63 (dB) Lden voor de Groendijck en 53 (dB) voor rijksweg A12. Indien de gemeten belasting genoemde waarde overschrijdt, dient in eerste instantie onderzocht te worden of maatregelen mogelijk zijn die de geluidsbelasting verlagen tot de voorkeursgrenswaarde of minder. In verband met het vorenstaande is een akoestisch onderzoek uitgevoerd door Cauberg Huygen B.V. te Rotterdam (rapport van 9 februari 2023, referentie 08076-55218-04, Bijlage 3). Hieruit kan het volgende worden afgeleid (overgenomen uit rapport).

De berekende geluidbelastingen zijn getoetst aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder:

  • Stedelijke wegen: voorkeursgrenswaarde 48 dB maximale ontheffingswaarde 63 dB.
  • Rijkswegen: voorkeursgrenswaarde 48 dB maximale ontheffingswaarde 53 dB.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat ten gevolge van de rijksweg A12 een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde aanwezig is. De hoogst berekende geluidbelasting is 58 dB na aftrek ex art. 110g Wgh. De geluidbelasting ten gevolge van de 30 km/uur wegen is ten hoogste:

  • Dorp/Molendijk: 58 dB na aftrek
  • Hof van Waarder en Kosterdijk: 39 dB na aftrek
  • Meester van Loostraat: 48 dB na aftrek.

Cumulatieve geluidbelasting en gevelgeluidwering
De cumulatie van de wegen resulteert in een gecumuleerde geluidbelasting LVL,cum van maximaal 58 dB (na aftrek) voor de beoordeling van een geluidluwe zijde.

Maatregelen en hogere waarden
Omdat geluidreducerende bron- en overdrachtsmaatregelen op diverse bezwaren stuiten wordt geadviseerd om het volgende in het hogere waardenbesluit en bestemmingsplan op te nemen:

  • 1. De noordgevel moet ten behoeve van geluidgevoelige functies worden voorzien van dove gevels.
  • 2. Het bepaalde onder 1 is niet van toepassing indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting op de betreffende gevel of geveldelen gelijk is aan of lager is dan de voorkeurgrenswaarde, danwel een vastgestelde hogere waarde.
  • 3. Elke woning dient te voorzien van minimaal één geluidluwe zijde.

Eén en ander wordt geborgd in de bouwregels van de bestemming Wonen (artikel 8.2.2, lid f en g, alsmede in de specifieke gebruikregels in artikel 8.3.3 Voorwaardelijke verplichting geluidwering gevels. De hogere waarde ten gevolge van de rijksweg A12 wordt vastgesteld op 53 dB. Twee van de tien woningen voldoen niet aan het hogere waardenbeleid. Voor deze woningen zijn in paragraaf 4.3.3 van het akoestisch rapport maatregelen voorgesteld om aan het hogere waardenbeleid te voldoen.

 
Industrielawaai
In de directe omgeving van het plangebied liggen geen gezoneerde bedrijventerrein. In paragraaf 5.1.2 is toegelicht dat vanuit oogpunt van geluid geen belemmeringen zijn voor bestaande milieubelastende en/of milieugevoelige activiteiten. Andersom geredeneerd is er voor de woningbouw aan het Dorp 14 sprake van een goed woon- en leefklimaat.

Conclusie
Vanuit de Wet geluidhinder bestaan er geen beperkingen tegen onderhavige planontwikkeling, nadat een procedure hogere grenswaarde ten gevolge van het wegverkeerslawaai voor de woningen aan het Dorp 14 is doorlopen. Deze procedure wordt gelijktijdig doorlopen met terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

5.1.4 Bodem

Wettelijk kader
Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen. Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft.

Onderzoek/ beoordeling
De Omgevingsdienst Midden-Holland heeft in oktober 2013 het beleid voor het uitvoeren van bodemonderzoeken in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen geactualiseerd. Het nieuwe beleid is vastgelegd in de Nota 'Bodemkwaliteit bij bouwen' (oktober 2013). Dankzij het Bodem Informatie Systeem en de bodemkwaliteitskaart Midden-Holland is al veel bekend van de bodemkwaliteit. Door gebruik te maken van deze kennis kan in veel gevallen worden volstaan met een verminderde onderzoeksinspanning, wat een lastenverlichting voor burgers en bedrijven oplevert. In de beleidsnota worden vele raakvlakken concreet uitgewerkt en het beleid vormt hierdoor een goed handvat bij de beoordeling van bodemonderzoeken voor omgevingsvergunningen. De beleidsregels hebben burgemeester en wethouders van Bodegraven-Reeuwijk op 28 januari 2014 vastgesteld.

'Poort van Waarder'
Voor het huidige vrachtwagen parkeerterrein is in 1999 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Aanleiding was het voornemen om een bedrijventerrein aan te leggen. Conclusie van dat onderzoek was dat de bodem toen onverdacht was. Dit bodemonderzoek is verouderd. Voor de rest van het plangebied is geen bodemonderzoek bekend. In verband hiermede heeft Waders Milieu B.V. te Waddinxveen een vooronderzoek overeenkomstig NEN 5725 uitgevoerd (rapport van 24 augustus 2021, kenmerk 21421901H, Bijlage 4). Uit de resultaten hiervan kan het volgende worden afgeleid (overgenomen uit rapport).

Op het zuidelijke deel van perceel 127 heeft in het verleden opslag van materiaal, zoals een zoutstrooier, verhardingsmaterialen e.d. plaatsgevonden. Tevens is een ontsluitingsweg met asfalt aanwezig. Verder zijn op perceel 127 tijdens het locatiebezoek 3 blauwe vaten (met onbekend inhoud) aangetroffen. Op perceel 535 is een gedempte sloot aanwezig en aan de noordelijke rand van de onderzoekslocatie is 1 dam aanwezig. Verder is op beide percelen puin op het maaiveld waargenomen. Op de locatie is met uitzondering van een transformatorhuisje geen bebouwing aanwezig (geweest). Van het oostelijke deel van de locatie (perceel 127) is een onderzoeksrapport bekend. Tijdens de uitvoering van dit voorgaand onderzoek was de verharding minder ver uitgebreid dan nu. In de bovengrond zijn toentertijd plaatselijk licht verhoogde gehalten PAK en minerale olie aangetoond. In de ondergrond is plaatselijk een licht verhoogd gehalte minerale olie aangetoond. In het grondwater zijn een sterk verhoogd gehalte nikkel en licht verhoogde gehalten chroom en zink aangetoond.
Op basis van bovenstaande informatie worden ten hoogste licht verhoogde gehalten verwacht met uitzondering van nikkel in het grondwater. Echter overschrijden de aangetoonde licht verhoogde gehalten wel de lokale achtergrondwaarden van de geldende bodemkwaliteitskaart in zone 19.
Geadviseerd wordt om op de locatie een verkennend bodemonderzoek conform de NEN 5740 uit te voeren. Hierbij dient extra aandacht uit te gaan naar de 3 blauwe vaten (met onbekende inhoud) ter plaatse van perceel 127, het sterk verhoogde gehalte aan nikkel in het grondwater en naar de gedempte sloot op het weilandperceel (perceel 535). In verband met de aanwezigheid van een dam en ongedefinieerd puin op maaiveld en in de bodem wordt geadviseerd ook om een verkennend onderzoek naar asbest conform de NEN 5707 uit te voeren. Indien de sloot tussen perceel 127 en 535 gedempt moet worden voor de realisatie van de nieuwbouw supermarkt zal tevens een verkennend waterbodemonderzoek conform de NEN 5720 uitgevoerd moeten worden. Afhankelijk van de toekomstige indeling van het terrein zal mogelijk het asfalt en de onderliggende funderingslaag ter plaatse van de vrachtwagenparkeerplaats onderzocht moeten worden.

Dorp 14
De bestaande bebouwing blijft staan. Nieuwe bewoners komen niet in aanraking met de bodem. Onderzoek is niet nodig in het kader van de ruimtelijke procedure.

Conclusie
Op basis van het historisch bodemonderzoek voor het deelgebied 'Poort van Waarder' is de milieuhygiënische bodemkwaliteit in voldoende mate bepaald. De onderzoekslocatie is niet zondermeer geschikt voor het voorgenomen gebruik. Voorafgaand aan het bouwrijpmaken van het terrein en aanvraag omgevingsvergunning zal een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. Dit onderzoek zal ter goedkeuring wordt voorgelegd aan het bevoegd gezag. Initiatiefnemer zal voor onderzoek en eventuele bodemsanering een budget reserveren. Met inachtneming hiervan is het aspect bodem in het kader van het bestemmingsplan voldoende onderzocht. Na afronding van het onderzoek en de eventuele sanering zijn er geen risico's voor de volksgezondheid en het milieu aanwezig.
Voor het oprichten van 10 woningen in het deelgebied Dorp 14 kan planologisch vergunning worden verleend, omdat er geen bodemverontreiniging wordt verwacht. Hiermee is dit bestemmingsplan uitvoerbaar ten aanzien van bodem.

Wanneer grond van de locatie moet worden afgevoerd of ergens anders zal moeten worden toegepast zal initiatiefnemer de kwaliteit van de vrijkomende grond laten onderzoeken conform de eisen van het Besluit Bodemkwaliteit of hetgeen is gesteld in het grondstromenbeleid Midden-Holland.

5.1.5 Luchtkwaliteit

Wettelijk kader
De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vanaf 15 november 2007 vastgelegd in hoofdstuk 5, Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Luchtkwaliteitseisen). In de wet zijn onder andere regels en grenswaarden opgenomen voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet. In tabel 5.2 is een overzicht gegeven van de grenswaarden.

Tabel 5.2: Grenswaarden maatgevende stoffen Wet milieubeheer.

stof   jaargemiddelde   uurgemiddelde   24-uursgemiddelde   Opmerkingen  
NO2   40 µg/m3   200 µg/m3   n.v.t.   Uurgemiddelde mag 18x per jaar worden overschreden  
PM2,5   25 µg/m3   n.v.t.   n.v.t.   n.v.t.  
PM10   40 µg/m3   n.v.t.   50 µg/m3   24-uursgemiddelde Mag 35x per jaar worden overschreden  

De Wet luchtkwaliteit (artikel 5.16, eerste lid, Wm) stelt dat ruimtelijke plannen doorgang kunnen vinden indien aan één van de onderstaande voorwaarden is voldaan:

  • a. de plannen niet leiden tot het overschrijden van een grenswaarde;
  • b. de luchtkwaliteit ten gevolge van de plannen (per saldo) verbetert of ten minste gelijk blijft;
  • c. de plannen niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de concentratie van NO2 en PM10 in de buitenlucht. Vanaf het in werking treden van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit op 1 augustus 2009 wordt onder een NIBM bijdrage een bijdrage van minder dan 3% van de grenswaarde verstaan;
  • d. het project is opgenomen of past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Verder is er met deze wijziging een wettelijke basis voor een Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit opgesteld.

Luchtkwaliteit en goede ruimtelijke ordening
Naast de bovenstaande bepalingen wordt in de Wet Luchtkwaliteit een relatie gelegd met de Wet ruimtelijke ordening, in de zin van dat bij een nieuwe ontwikkeling er sprake moet zijn van een "goede ruimtelijke ordening". Een dergelijke afweging wordt uiteindelijk gemaakt in samenspraak met de andere milieuaspecten. Gekeken naar het aspect luchtkwaliteit kan gesteld worden dat de huidige grenswaarden geen absolute bescherming bieden – ook onder de normen kunnen, vooral bij gevoelige groepen gezondheidseffecten optreden. In het algemeen geldt voor een goede luchtkwaliteit - hoe verder van een drukke weg (de belangrijkste bron van luchtvervuiling) hoe beter.

Onderzoek luchtkwaliteit
'Poort van Waarder'
Met het plan wordt beoogd een verplaatsing/nieuwbouw van een supermarkt en horecagelegenheid te realiseren in de 'Poort van Waarder'. Voor het plan is met behulp van de zogenaamde NIBM-tool berekend of de beoogde ontwikkeling leidt tot een in betekenende mate bijdrage aan de luchtkwaliteit. De bevoorrading van de supermarkt en horecagelegenheid is hierbij als middelzwaar en zwaar vrachtverkeer meegenomen. Hierbij is uitgegaan van 1.510 verkeersbewegingen, waarvan 0,5% vrachtverkeer. In tabel 5.3 is de uitkomst van de gevolgen voor de luchtkwaliteit weergegeven. Hieruit blijkt dat de beoogde ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een nader onderzoek is dan ook niet nodig is.

Tabel 5.3: Worst-case berekening voor de bijdrage van het extra verkeer als gevolg van het plan op de luchtkwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.PoortvanWaarder-BP40_0018.png"

Opgemerkt wordt dat de NIBM-tool berust op een worst-case situatie: voor de berekening van de concentratietoename zijn de kenmerken van het verkeer, de straat en de omgeving zo gekozen dat een situatie ontstaat met een maximale luchtverontreiniging. De berekende toename aan luchtverontreinigende stoffen is hiermee als maximaal te beschouwen. In werkelijkheid is immers bijvoorbeeld geen sprake van enkel stagnerend verkeer, zoals wel als uitgangspunt gehanteerd wordt in de NIBM-tool.

Woningen Dorp 14
Voor de toetsing of het plan in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit is van belang met welke functies het plangebied wordt uitgebreid. In het gebied al aanwezige functies worden niet meegerekend bij het bepalen van de verkeersaantrekkende werking van het plan. Ten opzichte van de bestaande situatie (supermarkt met 5 woningen) is er sprake van het toevoegen van 10 woningen.

De NSL monitoringstool, die behoort bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit, is geraadpleegd voor 2020 en het prognosejaar 2030 in de jaargemiddelde achtergrondconcentraties NO2, PM10, PM2,5 en EC-concentratie langs de Molendijk, Dorp en A12. Volgens de NSL monitoringtool is de concentratie NO2, PM10, PM2,5 en EC-concentratie op de rekenpunten onder de grenswaarden. Geconcludeerd wordt dat de Wlk de uitvoering van het project niet in de weg staat.


Conclusie
In het algemeen kan worden gesteld dat als in de huidige situatie aan de grenswaarden wordt voldaan, ook in toekomstige jaren wordt voldaan. Deze ontwikkeling maakt het verplaatsen/ oprichten van een supermarkt, horecagelegenheid en het toevoegen van 10 woningen mogelijk. Volgens de NSL monitoringtool is de concentratie NO2, PM10 en PM2,5 op de rekenpunten onder de grenswaarden, zodat er geen gevolgen zijn voor deze bestemming. Hoofdstuk 5, Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Luchtkwaliteitseisen) staat deze planontwikkeling dan ook niet in de weg.

5.1.6 Externe veiligheid

Wettelijk kader
Bij Externe Veiligheid (EV) gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de opslag, productie of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Binnen de EV worden twee normstellingen gehanteerd:

  • Het Plaatsgebonden risico (PR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers.
  • Het Groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen.

Bebouwing is niet toegestaan binnen de zogenaamde 10-6 contour van het PR:

  • rond inrichtingen, waarin opslag/verwerking van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • langs transportroutes (weg, spoor, water, buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

Risico's verbonden aan het transport van gevaarlijke stoffen zijn in kaart gebracht in de diverse risicoatlassen. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) is opgenomen dat voor iedere toename van het GR een verantwoordingsplicht geldt, ook als de verandering geen overschrijding van de norm veroorzaakt.

Onderzoek / beoordeling
Vanuit Externe Veiligheid zijn er geen beperkingen voor het Dorp 14. De beoordeling is daarom beperkt tot het deelgebied 'Poort van Waarder'.

Transport gevaarlijke stoffen
Gevaarlijke stoffen worden vervoerd over de modaliteiten binnenwater, spoor, weg en door buisleidingen. Indien een bestemming is gepland binnen het invloedsgebied van de transportas dient de toename van het GR berekend te worden en afhankelijk van de uitkomst van de berekening dient een verantwoording GR te worden opgesteld.
Op 1 april 2015 is het Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, weg en het spoor in werking getreden. Met de invoering van het Basisnet beoogt het Rijk een evenwicht tot stand te brengen tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen, ruimtelijke ontwikkelingen en externe veiligheid.

Transport over water
Er ligt in de omgeving van het plangebied geen hoofdvaarweg, waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Er is dus geen beperking voor het plangebied.

Transport over spoor
Er ligt binnen een zone van 200 meter van het plangebied geen spoorbaan, waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Er is dus geen beperking voor het plangebied.

Wegtransport
Er ligt ten noorden van het deelgebied 'Poort van Waarder' een route gevaarlijke stoffen over rijksweg A12. Om te voorkomen dat het transport van gevaarlijke stoffen over snelwegen ongeremd groeit, met alle gevolgen van dien voor bestaande of geplande ruimtelijke ontwikkelingen, zijn de Rijksoverheid, gemeenten, provincies en het bedrijfsleven in gezamenlijk overleg gekomen tot het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet weg schept duidelijkheid over het maximale risico vanwege het transport van gevaarlijke stoffen op de omgeving.

Plaatsgebonden risico (PR)
Voor het transport gevaarlijke stoffen over de A12 moet ter hoogte van het plangebied rekening worden gehouden met een afstand van 26 m. Dit betekent dat het plaatsgebonden risico vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen op het 26 meter van het midden van de weg niet meer bedraagt dan 10-6 per jaar. Het plaatsgebonden risico vormt daarom geen belemmering voor de ontwikkeling.

Groepsrisico (GR)
De rijksweg A12 heeft een invloedsgebied van 200 meter. Er dient een verantwoording GR te worden opgesteld wanneer binnen deze zone (minder) kwetsbare bestemmingen worden gepland en er sprake is van een significante toename van het Groepsrisico.
Uit het onderzoek blijkt dat het groepsrisico kleiner is dan 0.1 keer de oriëntatiewaarde. Door de voorgenomen ontwikkeling neemt het groepsrisico toe maar blijft kleiner dan 0.1 keer de oriëntatiewaarde. Dit betekent dat vanuit het Bevt geen verdere verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is.

Plasbrandaandachtsgebied
In het Basisnet Weg wordt het zogenaamde plasbrandaandachtsgebied (PAG) geïntroduceerd. Het PAG is het gebied tot 30 m van de weg waarin, bij de realisering van (kwetsbare) objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand. De 30 m voor het PAG wordt gemeten vanaf de buitenste kantlijn van de zuidelijke rijstrook. Voor deze transportroute geldt een PAG. Het plangebied ligt op meer dan 80 m van de buitenste kantlijn, zodat het PAG geen belemmering vormt voor de ontwikkeling van het plangebied. Dat betekent dat er geen aparte verantwoording in het kader van het PAG hoeft plaats te vinden.

Transport per buisleiding
Voor zoneringsafstanden van hogedruk gasleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Bij de beoordeling hiervan dient te worden uitgegaan van de risico-afstanden zoals aangegeven in het Besluit. In het noordelijke gedeelte van het deelgebied 'Poort van Waarder' liggen twee gasleidingen van de Gasunie, te weten:

  • een gasleiding van 12 inch met een maximale druk van 40 bar (leiding W-501-01);
  • een gasleiding van 7 inch met een maximale druk van 40 bar (leiding W-501-12).

In figuur 11 zijn de buisleidingen aangeduid. Het plaatsgebonden risico (106) ter hoogte van het plangebied bedraagt 0 meter. De bebouwing ligt buiten de beschermingszone. Het plaatsgebonden risico vormt dus geen belemmering voor het plangebied.

Voor 12 inch leiding met een druk van 40 bar geldt een inventarisatieafstand van 140 meter waarbinnen het groepsrisico moet worden beschouwd. Voor de 7 inch gasleiding is dat 70 m. Uit rekenresultaten blijkt dat het groepsrisico ter hoogte van het plangebied kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. In het besluit moet het GR verantwoord worden aan de hand van de criteria uit de Visie Externe Veiligheid Bodegraven-Reeuwijk 2013. Het groepsrisico wordt verantwoord in paragraaf 5.1.7.1.

Inrichtingen
Binnen de 10-6 contour van een risicovolle inrichting mogen geen kwetsbare bestemmingen geplaatst worden. Indien een bestemming is gepland binnen het invloedsgebied van de EV relevante inrichtingen dient de toename van het GR berekend te worden en afhankelijk van de uitkomst van de berekening dient een verantwoording GR te worden opgesteld. In de nabijheid van het plangebied zijn geen EV-relevante inrichtingen gevestigd, zodat het GR hier geen belemmering vormt.

Risicokaart
De Risicokaart geeft inzicht in de risico's in de woon- en werkomgeving. Op de kaart staan meerdere soorten typen rampen, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. Deze gegevens zijn afkomstig van gemeenten, waterschappen, provincie en de rijksoverheid. Op de signaleringskaart EV (zie figuur 10) zijn ter hoogte van de planlocatie geen risicovolle bedrijven en/of activiteiten vermeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.PoortvanWaarder-BP40_0019.png" Figuur 10: Uitsnede Signaleringskaart EV.

Mechanische ventilatie
Indien er in de omgeving een incident voordoet waarbij giftige (rook) gassen vrijkomen moet worden voorkomen dat deze naar binnen worden gezogen. Daarom moeten nieuwe detailhandl en woningen worden voorzien van mechanische ventilatie die met één druk op de knop is uit te schakelen. In verband hiermede is in artikel 3.3.3 (voor de supermarkt) en artikel 8.3.4 (voor nieuwe woningen) een specifieke gebruiksregel opgenomen dat een winkel c.q. woning pas mag worden gebruikt indien ventilatieopeningen, ventilatiesystemen en luchtbehandelingsinstallaties kunnen worden afgesloten en uitgeschakeld bij calamiteiten door gebruikers/ c.q. bewoners.

Niet gesprongen explosieven
Uit ervaring blijkt dat circa 10 tot 15% van de gebruikte Conventionele Explosieven (CE) uit WOll tijd niet functioneerde en als blindganger in de bodem is achtergebleven. Een blindganger vormt een wezenlijk risico tijdens grondroerende werkzaamheden.
In 2018 is historisch vooronderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van CE voor het grondgebied van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk. Hieruit blijkt dat het plangebied onverdacht is voor wat betreft het voorkomen van CE. Verder onderzoek naar CE is niet noodzakelijk. Hoewel er geen indicaties zijn voor de aanwezigheid van CE, kan niet met zekerheid worden gesteld dat die er niet zijn. Als men bij graafwerk stuit op een verdacht object, zijn passende maatregelen nodig.

5.1.7 Rapport Externe Veiligheid

Aardgastransportleidingen
Ten behoeve van deze planontwikkeling is een risicoberekening voor het Plaatsgebonden Risico opgesteld in verband met de aan de noordzijde gelegen twee hogedruk aardgasleidingen. De risicoberekening is uitgevoerd door adviesgroep AVIV B.V. te Enschede (rapport van 7 september 2021, project 214647, Bijlage 5).

Het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van de A12 en relevante aardgasleidingen is berekend voor de huidige situatie en toekomstige situatie.

Plaatsgebonden risico
Voor leidingen met een druk van maximaal 40 bar zoals in dit geval, geldt een belemmeringenstrook van tenminste 4 m aan weerszijden van de buisleiding, gemeten vanuit het hart van de buisleiding. Uit het rapport blijkt dat twee aardgasleidingen het plangebied doorsnijden. Binnen de belemmeringenstroken is geen bebouwing geprojecteerd. Het plaatsgebonden risico vormt daarmee geen belemmering voor het oprichten van een supermarkt en horecagelegenheid.

Groepsrisico
In het rapport is het groepsrisico als factor ten opzichte van de oriëntatiewaarde vergeleken tussen de huidige en toekomstige situatie. Hieruit blijkt dat het groepsrisico door het plan niet toeneemt. (Het groepsrisico is in de huidige en toekomstige situatie minder dan 10% van de oriëntatiewaarde.) Er kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico. Het bevoegd gezag dient de Veiligheidsregio Hollands Midden in de gelegenheid te stellen advies uit te brengen.

5.1.7.1 Verantwoording groepsrisico

Beperkte verantwoording van het groepsrisico
Conform de 'Visie Externe Veiligheid Bodegraven-Reeuwijk 2013 (paragraaf 3.6) is het van belang dat nieuwe bouwwerken waar mensen verblijven, worden voorzien van de mogelijkheid om de mechanische ventilatie met één druk op de knop uit te schakelen. Dit geldt voor de gehele gemeente. Hiermee wordt voorkomen dat bij een incident toxische (rook)gassen naar binnen worden gezogen. Dit kan al bereikt worden door de stekker van de mechanische ventilatie op een makkelijk bereikbare plek te situeren.
Om het vluchten te optimaliseren zijn twee zaken noodzakelijk, ten eerste voldoende vluchtmogelijkheden en ten tweede mensen moeten zich bewust zijn van het risico en weten hoe men het beste kan handelen ten tijde van een incident. Deze informatie kan bijvoorbeeld deel uitmaken van informatie/ documentatie die gebruikers ontvangen. Hiermee wordt optimaal invulling gegeven aan eigen verantwoordelijkheid en het risicobewustzijn van de burger.

Er dient een verantwoording te worden opgesteld, omdat het plangebied binnen het invloedsgebied ligt van rijksweg A12 en twee gasleidingen van de Gasunie. Een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico is wel/ niet nodig, omdat het groepsrisico ten gevolge van de nieuwbouw nagenoeg wel/niet wijzigt. De hoogte van het groepsrisico moet worden onderzocht en bestuurlijk worden verantwoord. Door deze verantwoordingsplicht zijn betrokken partijen gedwongen om een goede ruimtelijke afweging te maken waarin de veiligheid in het plangebied in de omgeving voldoende is gewaarborgd. In het kader van het wettelijk vooroverleg wordt voor de verantwoording aanvullend advies gevraagd aan de Veiligheidsregio.

Advies Veiligheidsregio Hollands Midden
PM

Toetsing plan aan plaatsgebonden risico en verantwoordingsplicht groepsrisico
De ontvluchting vanuit het plangebied vanaf de risicobronnen is voldoende. Via de voor- en zuidzijde van de supermarkt kan in zuidelijke richting worden ontvlucht. Aangenomen wordt dat de mobiliteit van de aanwezigen goed is en dat deze goed in staat zijn om zichzelf in veiligheid te brengen. De bestrijdbaarheid wordt als goed beoordeeld. De Molendijk is goed bereikbaar en de bluswatervoorziening ter plaatse is voldoende om een incident met gevaarlijke stoffen effectief te bestrijden. Er kan vanuit de meerdere aanwezige sloten water worden verkregen voor de bestrijding van een incident. Met inachtneming hiervan zijn er geen beperkingen voor het plangebied.

Plaatsgebonden risico
Voor deze risicobronnen is geen sprake van een plaatsgebonden risicocontour PR=10-6 die over het plangebied ligt. Ook ligt de locatie niet binnen de veiligheidszone van een plasbrandaandachtsgebied.

Verantwoordingsplicht groepsrisico
De risico's van de gasleidingen en het transport van gevaarlijke stoffen over de A12 ter hoogte van het plangebied ligt op maximaal 0,01* oriëntatiewaarde voor het groepsrisico (OW). Er is geen sprake van een significante toename van het groepsrisico. Een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico is dan ook niet nodig.

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. Het plangebied is goed bereikbaar voor hulpdiensten vanaf verschillende windrichtingen. Via het bestaande wegennetwerk kan ook van de bron af gevlucht worden.

Zelfredzaamheid
De personen binnen het plangebied zijn hoofdzakelijk zelfredzaam. Er wordt een supermarkt gerealiseerd waar zelfredzame personen komen. Het bestemmingsplan voorziet niet in functies die specifiek bedoeld zijn voor verminderd zelfredzame personen. Eventueel aanwezige kinderen, ouderen en gehandicapten worden wel beschouwd als verminderd zelfredzame personen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de ouders/verzorgers de verminderd zelfredzame personen kunnen begeleiden.

Verantwoording
Het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Bodegraven-Reeuwijk hebben kennis genomen van de inhoud van deze rapportage en de gegeven adviezen en achten het groepsrisico, na het nemen van de voorgestelde maatregelen, aanvaardbaar.

Conclusie
Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die in de directe omgeving aanwezig zijn in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoeren van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Het deelgebied 'Poort van Waarder' ligt binnen het invloedsgebied van rijksweg A12 en twee gasleidingen van de Gasunie. Met de voorgenomen ontwikkeling kan in dit deelgebied een supermarkt met horecagelegenheid worden opgericht. Dit leidt tot een beperkte toename van het aantal personen waardoor de toename van het groepsrisico verwaarloosbaar is. Uit de beknopte verantwoording blijkt daarnaast dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd. Het aspect externe veiligheid staat vaststelling van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg

5.2 Archeologie en cultuurhistorie

Wettelijk kader
In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 door Nederland geratificeerd. Doelstelling van het verdrag is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
In het verdrag van Malta wordt gesteld dat archeologie van wezenlijk belang is voor de geschiedschrijving van de mensheid. Het verdrag is erop gericht deze waarden voor de toekomst te behouden. De gehanteerde uitgangspunten zijn:

  • archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren (behoud in situ);
  • in ruimtelijke ordening (planvorming) al rekening houden met archeologische waarden;
  • de bodemverstoorder betaalt archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen.

Het verdrag is geïmplementeerd in de Erfgoedwet die per 1 juli 2016 in werking is getreden. Deze wet is in de plaats gekomen van 6 wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed. De gemeenten zijn verplicht om bij het vaststellen van ruimtelijke plannen rekening te houden met eventueel aanwezige archeologische waarden.

5.2.1 Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland

In de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (provincie Zuid-Holland) is het gebied niet specifiek aangeduid. Er is onderscheid gemaakt in drie kleuren categorieën (drie tinten bruin). De toekenning van een (zeer) grote, redelijke of lage kans op sporen (kleuren donker-, middel- en lichtbruin) heeft betrekking op de relatieve dichtheid van archeologische vondsten die in een bepaald gebied verwacht wordt. De witte gebieden hebben een lage trefkans. De plankaart laat zien dat het deelgebied de 'Poort van Waarder' geen trefkans op archeologische sporen heeft. Het deelgebied Dorp 14 ligt in Oude stroomgordels en geulafzettingen in de Formatie van Echteld met hoge archeologische waarden van 0 - 5 m onder maaiveld.

5.2.2 Gemeentelijke beleidsnota archeologie

De gemeente Bodegraven-Reeuwijk heeft het rapport “Bewoning en ontginning rondom Rijn en Wiericke” opgesteld. Dit rapport met bijbehorende vier kaartbijlagen heeft de gemeenteraad op 4 juli 2012 vastgesteld en dient als uitgangspunt voor de nog op te stellen ruimtelijke plannen. Naast deze documenten staan bepalingen aangaande archeologie in de Kadernota Erfgoed welke eveneens op 4 juli 2012 is vastgesteld door de gemeenteraad.
Op de gemeentelijke archeologische verwachtingenkaart is het deelgebied 'Poort van Waarder' aangeduid als "medebestemming te Verwachten Archeologische Waarden VAW 3" (figuur 12). Op grond hiervan geldt een vrijstellingsgrens voor bodemingrepen dieper dan 200 cm -Mv en plangebied groter dan 25.000 m². Het deelgebied Dorp 14 heeft de aanduiding "medebestemming te Verwachten Archeologische Waarden VAW 2" (figuur 11). Op grond hiervan geldt een vrijstellingsgrens voor bodemingrepen dieper dan 40 cm Mv en plangebied groter dan 500 m².

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.PoortvanWaarder-BP40_0020.png" Figuur 11: Uitsnede gemeentelijke archeologische verwachtingenkaart 2012, plangebied zwart omlijnd.


Onderzoek / beoordeling
'Poort van Waarder'
Dit bestemmingsplan maakt het oprichten van supermarkt, horecagelegenheid met parkeerterrein mogelijk op een totale oppervlakte van ca. 14.000 m². Gelet hierop kan een Bureauonderzoek naar archeologie achterwege worden gelaten.

Dorp 14
In dit deelgebied vindt alleen een functiewijziging plaats zonder dat er grondingrepen plaatsvinden. In verband hiermede kan een onderzoek naar archeologie achterwege worden gelaten.

Het is niet volledig uit te sluiten dat binnen het gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij het bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 5.10 van de Erfgoedwet. Deze aanbeveling zal worden overgenomen. Wanneer onverhoopt tijdens het bouwrijp maken toch archeologische sporen worden gevonden, dan zullen verdere bodemingrepen onder archeologische begeleiding plaatsvinden.

Conclusie
Het initiatief tast de archeologische waarden niet aan, zodat er vanuit dit gezichtspunt geen beperkingen worden gesteld aan deze planontwikkeling.

5.2.3 Cultuurhistorie en monumenten

Met ingang van 1 januari 2012 is het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Het voorstel tot wijziging is een uitvloeisel van de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (MoMo) uit 2009. Op basis van artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a Bro moeten naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten ook cultuurhistorische waarden worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen.
In het deelgebied 'Poort van Waarder' staat geen bebouwing. De bebouwing aan het Dorp 14 is van eenvoudige architectuur. Het plangebied is niet van cultuurhistorische waarden.

Conclusie
Het initiatief tast de cultuurhistorische waarden niet aan, zodat er vanuit dit gezichtspunt geen beperkingen worden gesteld aan deze planontwikkeling.

5.3 Flora en fauna

Wettelijk kader
Op 1 januari 2017 is de Wet Natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. Doelen van de Wet natuurbescherming zijn het beschermen en ontwikkelen van de natuur, het behouden en herstellen van biologische diversiteit en het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de natuur en het verzekeren van een samenhangend beleid gericht op het behoud en beheer van waardevolle landschappen. De Wet Natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. In de wet blijft de bescherming van Natura 2000-gebieden vrijwel hetzelfde. De bescherming van Beschermde Natuurmonumenten is komen te vervallen. Wel kunnen provincies ervoor kiezen om deze gebieden alsnog te beschermen via het provinciale beleid. De provincie voegt dan gebieden toe aan het Natuurnetwerk Nederland (NNN), voorheen Ecologische hoofdstructuur (EHS) of wijst ze aan als bijzonder provinciaal natuurgebied of -landschap.

Onderzoek/ beoordeling
Gebiedsbescherming
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een Natura2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura2000-gebied 'Broekvelden/Vettenbroek & Polder Stein' ligt voor de 'Poort van Waarder' en Dorp 14 op respectievelijk 3,2 km en 3,1 km ten westen van het plangebied. Dit gebied, bestaande uit plassen en graslandpolders, is aangewezen als Speciale BeschermingsZone (SBZ) in het kader van de Vogelrichtlijn. In onderhavige situatie is er geen sprake is van verstorende effecten op de SBZ-Broekvelden/Vettenbroek zoals veranderde geluidsbelasting, lucht-, water- en bodemverontreiniging en verstoring door mensen en licht tijdens de aanleg. Het Natura2000-gebied 'Nieuwkoopse Plassen & de Haeck' ligt op circa 6,6 km ten noorden van de 'Poort van Waarder'. Het deelgebied Dorp 14 ligt op een afstand van circa 6,8 km. In noordelijke en westelijke richting ligt op minimaal 350 meter een belangrijk weidevogelgebied (figuur 12). Deze planontwikkeling heeft geen nadelige gevolgen hiervoor, zodat een natuuronderzoek achterwege kan worden gelaten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.PoortvanWaarder-BP40_0021.png" Figuur 12: NNN in de directe omgeving van het plangebied (plangebied met rode stippen aangeduid).

5.3.1 Stikstofdepositie

Natura2000-gebieden kunnen gevoelig zijn voor stikstofdepositie. Het natura2000-gebied 'Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein' ligt op circa 3,1 km tot 3,2 km ten oosten van het plangebied. Dit gebied is momenteel niet stikstofgevoelig, maar mogelijk wordt de Polder Stein binnenkort wel aangewezen als stikstofgevoelig gebied.
Het Natura2000-gebied 'Nieuwkoopse Plassen & De Haeck' is wel een stikstofrelevant habitatrichtlijngebied. Dit gebied ligt op circa 6,6 km tot 6,8 km afstand, zodat er geen sprake is van negatieve effecten van stikstofdepositie op kwetsbare natuur.

Op 1 juli 2021 is de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) in werking getreden onder de Wet natuurbescherming (dat ook geldt onder de in te voeren Omgevingswet op 1 januari 2024). De Wsn bevat onder andere de resultaatsverplichting om stapsgewijs de stikstofbelasting op stikstofgevoelige habitattypes in de Natura 2000-gebieden onder de kritische depositiewaarde te krijgen. Hiertoe zijn een drietal omgevingswaarden opgenomen in de wet voor 2025, 2030 en 2035.
De bebouwing wordt gebouwd volgens de eisen van het BENG. In de aanleg- en gebruiksfase is er geen sprake van toename van stikstofdepositie, zoals dat is aangetoond in de notitie stikstofberekeningen van Stalbouw.NL van 21 februari 2023, Bijlage 6. Het aspect stikstofdepositie vormt voor dit bestemmingsplan geen belemmering. Kort samengevat:

  • Op de planlocatie is géén regelgeving met betrekking tot Natura 2000 van toepassing.
  • Met betrekking tot stikstofdepositie zijn er geen effecten te verwachten.
  • Het plangebied vormt géén onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland.
5.3.2 Flora- en faunatoets

Soortenbescherming
Bij een bestemmingsplanherziening moet bekeken worden wat het effect is op de aanwezige flora- en fauna. In verband hiermede heeft Watersnip Advies te Reeuwijk een ecologisch onderzoek uitgevoerd (rapport van oktober 2021, rapportnummer 21A089, Bijlage 7). Op basis van een inventarisatie, literatuuronderzoek en verkennend onderzoek kunnen de volgende conclusies en aanbevelingen worden getrokken (overgenomen uit het rapport).

Gebiedsbescherming  
Natuurgebieden   Gevolgen  
Natura2000  
Habitattypen
 
Natura 2000-gebieden 'Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein' en 'Nieuwkoopse Plassen & De Haeck' hebben habitattypen die zijn aangewezen als stikstofgevoelig. Voor de nieuwe ontwikkeling dient daarom getoetst te worden of er sprake is van stikstof depositie op de natuurgebieden.  
Soorten   Nee  
NNN-gebieden   Nee  
Provinciale Omgevingsvisie en Omgevingsverordening   Nee  

Soortenbescherming  
Soortgroep   Overtreding verbodsbepalingen  
Algemeen   Voor de beschermde soorten, Bastaardkikker, Bunzing, Egel, Haas en Hermelijn geldt een algemene vrijstelling in het kader van de Wet Natuurbescherming (Wnb) door de provincie Zuid-Holland. Er hoeft voor deze soorten geen ontheffing aangevraagd te worden. Wel dient voor deze soorten de algemene zorgplicht in acht genomen te worden.  
Flora   Nee  
Vissen   Nee  
Reptielen   Nee  
Zoogdieren   Nee  
Vleermuizen   Nee  
Overige soorten   Nee  

Aanvullende maatregelen vereist  
Soortgroep   Overtreding verbodsbepalingen, aanvullende maatregelen vereist  
Vogels   Nee. Indien bomen en struiken verwijderd worden, dient dit bij voorkeur buiten het broedseizoen van vogels te gebeuren, zodat overtreding van de Wnb wordt voorkomen. Het broedseizoen loopt globaal van 15 maart tot 15 juli. De Wnb hanteert echter geen standaard periode voor het broedseizoen; van belang is of een nest bewoond is. Indien een bewoond nest wordt aangetroffen, mogen er geen werkzaamheden uitgevoerd worden die het nest verstoren. Vogelnesten die jaarrond beschermd worden door de Wnb, zijn niet aangetroffen of te verwachten binnen het plangebied.
Voor aanvang van werkzaamheden tijdens het broedseizoen dient een terzake kundige een inspectie uit te voeren ten aanzien van eventuele broedende vogels.  
Jaarrond beschermde nesten   Nee, mits de aanwezige nesten behouden blijven en gewerkt wordt buiten het broedseizoen van de Huiszwaluw globaal van half mei t/m begin augustus.  
Amfibieën   Nee, mits voorkomen wordt dat er gedurende de voortplantingsperiode van de Rugstreeppad (globaal half april – augustus) water stagneert en er plassen en poelen ontstaan waar de Rugstreeppad haar eieren in af kan zetten. Tevens dient voorkomen te worden dat er lang zand/grond braak ligt gedurende de overwinteringsperiode (globaal van november – maart). Dit om ingraven voor overwintering te voorkomen.  

Algemene Zorgplicht
Voor planten- en diersoorten geldt in het kader van de Wet Natuurbescherming de algemene zorgplicht. Deze bepaalt dat een ieder die weet dat zijn of haar handelen nadelige gevolgen kan hebben voor flora en/of fauna, deze handelingen achterwege dient te laten of verplicht is om maatregelen te nemen (voor zover redelijkerwijs kan worden gevraagd) die deze negatieve gevolgen zoveel mogelijk voorkomen, beperken of ongedaan maken. De zorgplicht kan gezien worden als algemene fatsoenseis die voor iedereen geldt.

Geadviseerd wordt om het meest zuidelijke deel van de houtwal, waar deze smaller wordt, in tact te laten. Dit komt ten gunste van het microklimaat (windvangen en koeling), de biodiversiteit aan de rand van het dorp en is belangrijk met het oog op een goede landschappelijke inpassing van de nieuwbouw.

Natuur-inclusief bouwen
Het is gewenst natuur-inclusief te bouwen met het oog op de biodiversiteit en in dit kader een aantal gewenste voorzieningen te integreren voor Huismus, Gierzwaluw en vleermuizen:

  • Voor de Huismus kan ruimte beschikbaar worden gehouden onder onderste twee rijen dakpannen. Op een aantal plaatsen kunnen in afwijking hiervan vogelvides worden aangebracht op de onderste panlat.
  • Voor de Gierzwaluw kunnen holle inbouwstenen ingemetseld worden in de randen van de zijgevels.
  • Voor vleermuizen kunnen kasten ingemetseld worden in de spouw op diverse plaatsen en op een aantal zijgevels vleermuiskasten geplaatst.

Aanbevolen wordt: voorzieningen voor de Gewone dwergvleermuis, voor de Laatvlieger en in beperkte mate voor de Ruige dwergvleermuis.

Conclusie
Vanuit de Wet natuurbescherming zijn er geen beperkingen tegen deze planontwikkeling. Bij uitwerking van bouwplannen zullen de in het rapport genoemde aanbevelingen worden overgenomen.

5.4 Overige realiserings- en uitvoeringsaspecten

5.4.1 Kabels en leidingen

In het deelgebied 'Poort van Waarder' liggen twee gasleidingen van de Gasunie. Voor het overige liggen er behoudens de gebruikelijke kabels en leidingen voor huisaansluitingen van gas, water, elektra, kabel/telefoon en openbare verlichting geen planologisch relevante transportleidingen. Voor de gasleidingen wordt een beschermende regeling opgenomen door middel van het opnemen van een dubbelbestemming 'Leiding - Gas'.

Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving

6.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop de ruimtelijke en functionele ontwikkelingen een vertaling hebben gekregen in de juridisch bindende onderdelen van het bestemmingsplan, de plankaart (de verbeelding van de geometrische plaatsbepaling) en de regels.

6.2 Verbeelding

Op de verbeelding (plankaart), getekend op een kadastrale ondergrond schaal 1:1.000, zijn door middel van coderingen (via combinatie van letteraanduidingen, arceringen en/of kleur) de bestemmingen aangegeven. Gekozen is voor een gedetailleerd bestemmingsplan.

6.3 Regels

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De regels zijn, overeenkomstig de SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. In artikel 1 zijn de begrippen opgenomen die van belang zijn voor de toepassing van de regels. Artikel 2 betreft de wijze van meten, waarin is aangegeven hoe bij de toepassing van de bestemmingsregels wordt gemeten.
  • Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels. In dit hoofdstuk zijn per bestemming regels opgenomen voor het toegestane gebruik en de toegestane bebouwing van de gronden. In paragraaf 6.3.2 wordt nader ingegaan op de bestemmingen die voorkomen binnen het plangebied.
  • Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Het betreft regels die voor het hele plangebied of voor verschillende bestemmingen van toepassing zijn. In dit hoofdstuk zijn de anti-dubbeltelregel, algemene bouw- en gebruiksregels, algemene afwijkingsregels en overige regels voor parkeren opgenomen.
  • Hoofdstuk 4 bevat twee artikelen. In het eerste artikel is het overgangsrecht opgenomen, zoals dat ingevolge het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Het tweede artikel bevat de slotregel. In de slotregel is aangegeven hoe de regels kunnen worden aangehaald.
6.3.1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat 2 artikelen.

Artikel 1 Begrippen
In het artikel 'Begrippen' wordt een aantal in de planregels voorkomende begrippen nader omschreven. Door de omschrijving wordt de interpretatie van deze begrippen beperkt, waarmee de duidelijkheid van het plan en daarmee de rechtszekerheid wordt vergroot.

Artikel 2 Wijze van meten
In het artikel 'Wijze van meten' wordt aangegeven hoe de in het plan voorgeschreven maatvoeringen dienen te worden bepaald.

6.3.2 Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bevat de regels waarin de materiële inhoud van de op de verbeelding gegeven bestemmingen zijn opgenomen. Bij de opzet van de artikelen is, zoals de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012) bepaalt, een vaste indeling aangehouden. Voor de volgorde van de bestemmingen leidt dit ertoe dat eerst de bestemmingsomschrijvingen worden benoemd en hierna de bouwregels en in voorkomende geval nadere eisen, afwijken van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijken van de gebruiksregels en omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.


Artikel 3 Detailhandel
De bestemming 'Detailhandel' is opgenomen voor een supermarkt met beperkte horecavoorziening. Binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak is een supermarkt, alsmede een horecavestiging bij een winkelvoorziening, mogelijk. Bebouwing is toegestaan binnen het bouwvlak. De maximum goot- en bouwhoogten zijn opgenomen op de verbeelding.

Artikel 4 Groen
De bestemming 'Groen' is opgenomen voor de (openbare) groenvoorzieningen in het plangebied. De gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, alsmede de daarbij behorende dan wel ondergeschikte voorzieningen. Binnen de bestemming mogen in principe uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming en gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd.

Artikel 5 Verkeer
Het verkeersgebied betreft de ontsluiting en het vrachtwagenparkeerterrein. Binnen de bestemming is de aanleg van straten, parkeervoorzieningen, voet- en fietspaden mogelijk, alsook de aanleg van groen en water. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - vrachtwagenparkeerplaats' is een parkeerplaats toegestaan voor vrachtwagens. Een snellaadstation met bijbehorende bouwwerken voor het elektrisch laden van autos'is mogelijk binnen de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - snellaadstation'.
Verder is een overslaglocatie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - overslagpunt' toegestaan. Binnen deze aanduiding is gereguleerde overslag van goederen, zoals bouwmaterialen e.d., mogelijk voor zware voertuigen naar kleine- en lichte transportwagens voor transport van en naar het Reeuwijkse Plassengebied. Permanente opslag van goederen is niet toegestaan.

Artikel 6 Verkeer - Verblijf
Binnen dit gebied wordt parkeergelegenheid gerealiseerd voor de supermarkt. Deze functie is opgenomen onder 'Verkeer - Verblijf'. Deze grond is primair bedoeld als verblijfsgebied. Daarnaast is één permanente en incidentele standplaats toegestaan.

Artikel 7 Water
De bestemming 'Water' is van toepassing voor de nieuw te graven watergang in het deelgebied 'Poort van Waarder'. Deze watergang zorgt voor een veilige en duurzame waterhuishouding in het deelgebied dat tevens een afwaterings- of bergingsfunctie vervult. Binnen de bestemming “Water” zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming toegestaan.

Artikel 8 Wonen
De gronden met de bestemming ‘Wonen’ zijn bestemd voor wonen. Bij de woonfunctie zijn aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven onder voorwaarden toegestaan. Binnen deze bestemming zijn de volgende bouwwerken toegestaan: hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, zoals bijgebouwen en aan- of uitbouwen en andere bouwwerken. Hoofdgebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. In het bouwvlak is het maximum aantal woningen vermeld. In totaal mogen in het plangebied niet meer dan 15 woningen worden gerealiseerd. In de regels is aangegeven dat de maximale goot- en bouwhoogte op de verbeelding is aangeduid. In de regels zijn nadere voorwaarden gegeven voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 9 Leiding – Gas
Deze dubbelbestemming geldt voor de twee gasleidingen in het plangebied. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden opgericht. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming mogen een maximale bouwhoogte hebben van 3 meter. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken voor het bouwen van bouwwerken ten dienste van andere onderliggende bestemmingen. Daarnaast is het verboden om zonder omgevingsvergunning werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren. Het bevoegd gezag dient eerst een advies in te winnen van de leidingbeheerder, voordat hierop wordt beslist.

6.3.3 Algemene regels

Dit hoofdstuk bevat meerdere artikelen die op de bestemmingen uit hoofdstuk 2 van toepassing zijn.

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Het artikel 'Anti-dubbeltelregel' bevat een regeling waarmee wordt voorkomen dat met het bestemmingsplan strijdige situaties ontstaan of worden vergroot.

Artikel 11 Algemene bouwregels
In het artikel 'Algemene bouwregels' is een aantal aanvullende bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen kunnen gelden.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels
In het artikel 'Algemene gebruiksregels' is een algemeen verbod opgenomen voor gebruik in strijd met de bestemmingen.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels
Het artikel 'Algemene afwijkingsregels' is gebaseerd op artikel 2.1, lid 1 onder a, b of c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en heeft onder meer tot doel enige flexibiliteit in de regels aan te brengen. Met een door het bevoegd gezag te verlenen afwijking kunnen onder meer geringe wijzigingen in de maatvoeringen voor bouwwerken, zoals genoemd in hoofdstuk 2 van de regels, worden aangebracht en (openbare) nutsvoorzieningen worden gerealiseerd.

Artikel 14 Overige regels
In dit artikel zijn de parkeerregels opgenomen. Deze komen er op neer dat het parkeerbeleid van de gemeente dient te worden toegepast bij nieuwe bouwplannen en functiewijzigingen.

6.3.4 Overgangs- en slotregels

Het laatste hoofdstuk van de planregels bevat twee artikelen.

Artikel 15 Overgangsrecht
Het artikel 'Overgangsrecht' heeft ten doel de rechtstoestand te begeleiden van situaties die afwijken van de regels van het bestemmingsplan. Lid 1 van dit artikel geeft regels voor bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden, en die afwijken van de bebouwingsregels van het plan. Lid 2 van dit artikel regelt het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken in het plan, voor zover dit gebruik op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, afwijkt van de in het plan gegeven bestemming.

Artikel 16 Slotregel
Het artikel 'Slotregel' bevat de titel waaronder het bestemmingsplan kan worden geciteerd. Dit artikel wordt dan ook wel het citeerartikel genoemd.

6.4 Handhaving bestemmingsplan

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft alleen zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels.

Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid:

  • 1. Voldoende kenbaarheid van het plan
    Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De wet bevat enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure: deze heeft in de bestemmingsplanprocedure een aantal inspraakmomenten ingebouwd.
  • 2. Voldoende maatschappelijk draagvlak voor beleid en regeling in het plan
    De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden indien het beleid en de regeling vanuit een oogpunt van algemeen belang aanvaardbaar is. De belangen van omwonenden worden hierbij vooraf gewogen in het kader van de inspraak.
  • 3. Realistische en inzichtelijke regeling
    Een juridische regeling dient realistisch en inzichtelijk te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de bepalingen goed controleerbaar zijn. De regels moeten derhalve niet meer regelen dan noodzakelijk is.
  • 4. Actief handhavingsbeleid
    Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle van de feitelijke situatie in het plangebied. Daarnaast moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de regels worden overtreden. Indien dit wordt nagelaten, ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.

Conclusie
Het bestemmingsplan is zodanig opgesteld met toelichting, regels en verbeelding dat handhaving op naleving hiervan goed mogelijk is.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid en resultaten overleg

7.1 Economische uitvoerbaarheid

De gemeente en initiatiefnemer/exploitant van de planontwikkeling hebben over de economische uitvoerbaarheid van het plan overleg gehad. De planontwikkeling zal in overeenstemming zijn met provinciale, regionale en gemeentelijke uitgangspunten. De afspraken zijn vastgelegd in een tussen de gemeente en initiatiefnemer/exploitant gesloten exploitatieovereenkomst. Hiermee is het kostenverhaal voor de ontwikkeling verzekerd en is het niet noodzakelijk om een exploitatieplan vast te stellen. Er zijn ook geen overige redenen als bedoeld in artikel 6.12 Wro, om een exploitatieplan vast te stellen. Alle eisen en voorwaarden waaraan moet worden voldaan zijn opgenomen in de exploitatieovereenkomst.

7.2 Resultaten overleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het overleg ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan een aantal adviesinstanties.

7.3 Communicatie

Hier volgt een bespreking van de momenten dat omwonenden ingelicht en betrokken zijn bij de planvorming en hoe de argumentatie zijn weerslag in het bestemmingsplan heeft gevonden.

Op 17 maart 2022 heeft initiatiefnemer in het kader van participatie voor de plannen 'Poort van Waarder' en Dorp 14 een informatieavond gehouden in het Wapen van Waarder om de plannen toe te lichten.

Het eerste deel van de avond was gereserveerd voor de direct betrokkenen aan de Molendijk, de Mauritslaan, de Christiaanstraat, Dorp en Meester van Loostraat. Zij hadden een persoonlijke uitnodiging ontvangen. Het tweede deel was voor overige belangstellenden die via een advertentie in de Kijk op Bodegraven/Reeuwijk waren uitgenodigd. Ook de Dorpsteams van Waarder, Nieuwerbrug en Driebruggen waren uitgenodigd. In totaal hebben circa 70-80 personen de bijeenkomst bijgewoond.

De bewoners aan de Molendijk die pal tegenover de ontwikkeling 'Poort van Waarder' woonachtig zijn waren op een aantal punten kritisch, met name over de verandering van het uitzicht vanuit hun woning. Positief punt was de oplossingsgerichtheid die werd getoond. Alle aanwezigen zijn bereid mee te denken over hoe eventuele overlast zo veel mogelijk kan worden beperkt.

De bewoners achter de huidige supermarkt zijn al eerder geïnformeerd. De (overige) aanwezigen hebben positief gereageerd op deze planontwikkeling.

7.4 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Voor onderhavig ontwerpbestemmingsplan wordt de uniforme voorbereidingsprocedure gevolgd als bedoeld in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening en Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Het ontwerpbestemmingsplan met bijbehorende stukken heeft daartoe vanaf DDMMJJ tot en met DDMMJJ zes weken ter inzage gelegen.

Gedurende de termijn van terinzagelegging zijn wel/geen schriftelijke en/of mondelinge zienswijzen ingediend.