direct naar inhoud van Regels
Plan: Lemsteraak, Rijnhoek
Status: ontwerp
Plantype: Bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1901.Lemsteraak-BP40

Regels

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Lemsteraak, Rijnhoek met identificatienummer NL.IMRO.1901.Lemsteraak-BP40

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 achtererf

erf gelegen op minstens 1 meter achter de voorgevellijn.

1.6 akoestische gebiedseenheid

een op de verbeelding aangegeven deel van het bedrijvenpark Rijnhoek, gelegen binnen onderhavig plangebied, waarvan de beschikbare geluidruimte is uitgedrukt in een emmissie-kental.

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.8 bebouwingspercentage

het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen.

1.9 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.10 bestaand
  • a. bestaand gebruik: legaal aanwezig ten tijde van het in werking treden van dit bestemmingsplan;
  • b. bestaand bouwwerk: een bouwwerk, dat op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is dan wel na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens of bij de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.14 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.15 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.16 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd. Bij het bepalen van het aantal bouwlagen worden de ruimten in de kap (zolder) en de bouwlagen onder de begane grond (kelder e.d.) niet meegerekend.

1.17 bouwmarkt

detailhandelsvestiging waarvan het hoofdassortiment bestaat uit bouwmaterialen, alsmede materialen die voor het verrichten van bouw- en verbouwwerkzaamheden nodig zijn;

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.19 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.22 bruto vloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van de ruimte, dan wel van meerdere ruimten van een vastgoedobject gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de buitenste opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte of ruimten omhult.

1.23 CROW

het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte.

1.24 deelbron

een oppervlaktebron die bestaat uit één of meer deel(punt)bronnen die regelmatig over de oppervlaktebron zijn verdeeld. De deelbronnen hebben een bepaalde onderlinge afstand gedefinieerd naar de x en y as.

1.25 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.26 detailhandel in volumineuze goederen
  • detailhandel waarbij het hoofdassortiment bestaat uit omvangrijke goederen waarvoor een grote uitstallingsruimte nodig is, zoals auto's, boten, caravans, grove bouwmaterialen, landbouwwerktuigen, (motor)fietsen, zwembaden, buitenspeelapparatuur, fitnessapparatuur, piano's, orgels, surfplanken en tenten en;
  • detailhandel in volumineuze woongoederen, zoals keukens, badkamers, vloeren, zonwering en jacuzzi's, alsmede in ondergeschikte mate een assortiment woninginrichting en stoffering en;
  • bouwmarkten en;
  • tuincentra.

1.27 emmissie-kental

geluidemissie van een kavel of akoestische gebiedseenheid uitgedrukt als bronvermogen per vierkante meter, als Lw per m², uitgedrukt in dB(A) / m²; het emissie-kental betreft een etmaalwaarde zoals bedoeld in de Handleiding meten en rekenen industrielawaai (HMRI) 1999.

1.28 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.29 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 geluidruimte

een aan een kavel of akoestische gebiedseenheid toegekende emissie-voorwaarde.

1.31 geluidsbelasting

etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.32 geluidsgevoelige objecten

te beschermen woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.33 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting, zoals genoemd in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.34 gevellijn

de als zodanig aangegeven lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd.

1.35 grenswaarde

de vastgestelde ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting voor de toetspunten zoals aangegeven in bijlage 2.

1.36 HMRI

Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai 1999.

1.37 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.38 horecacategorie

horecabedrijven zijn in drie categorieën te onderscheiden:

  • horecacategorie 1: vormen van horeca-activiteiten waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans geen aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt: restaurants, kookstations, hotels, pensions, wijnkelder/wijnproeflokaal;
  • horecacategorie 2: vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen en waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije dranken worden verstrekt en waarvan de exploitatie onder omstandigheden een aantasting van het woon- en leefklimaat met zich mee kan brengen: broodjeszaken, cafetaria's, ijssalons, eethuisjes, lunchrooms, automatiek, internetcafé voor zover een horeca-activiteit wordt ontplooid, afhaalhoreca. Met betrekking tot de gerichtheid van de horeca-activiteiten kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
    • 1. vormen die zich qua exploitatie en qua openingstijden richten op de winkelactiviteiten en geen druk op de omgeving veroorzaken;
    • 2. vormen die zich qua exploitatie en qua openingstijden richten op de reguliere horeca en druk op de omgeving kunnen veroorzaken;
  • horecacategorie 3: vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak alcoholische drank wordt verstrekt en waarvan de exploitatie een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt: café, bars, dancings, discotheken en nachtclubs, alsmede horeca met zaalaccommodatie.
1.39 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.40 kavel

een gebied, dat gelijk is aan of een deel is van een akoestische gebiedseenheid, waarop een inrichting als bedoeld in artikel 1.1 Wet milieubeheer is of kan worden gevestigd.

1.41 netto verkoopvloeroppervlak

oppervlakte van het gedeelte van een winkel of bedrijf dat toegankelijk is voor het publiek en waar de producten voor verkoop en verhuur zijn uitgestald.

1.42 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.43 ondersteunende horeca

de horeca-activiteit die de hoofdactiviteit ondersteunt. Het is nimmer de hoofdactiviteit van een ondernemer.

1.44 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.45 oppervlaktebron

een geluidbron, bestaande uit deelbronnen die regelmatig zijn verdeeld over een bepaald oppervlak, waarbij een zekere bronhoogte en brondichtheid wordt aangehouden; een oppervlaktebron bepaalt het emissie-kental voor het bepaalde oppervlak.

1.46 peil
  • a. voor bestaande situaties:
  • voor gebouwen die maximaal 5 m van de weg zijn gelegen: de hoogte van die weg;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
  • b. voor nieuwe bouwwerken in de bestemming Bedrijventerrein – Stripzone:
  • de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de nieuwbouw -1.15 m1 NAP (de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer is gelegen -0,90 m1 NAP).
1.47 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie, wat betekent dat maximaal 25 % van het bruto vloeroppervlakte in gebruik mag zijn voor de detailhandelfunctie.

1.48 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.49 reclamezuil

een op de grond staand bouwwerk, geen gebouw zijnde, met het doel te functioneren als drager van reclame-uitingen, niet zijnde een vlaggenmast.

1.50 risicovolle inrichting

inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid.

1.51 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval wordt verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.52 toetspunt

een beoordelingspunt gelegen buiten het bedrijvenpark ter plaatse van geluidsgevoelige objecten.

1.53 tuincentrum

detailhandelsvestiging waarvan het hoofdassortiment bestaat uit boomkwekerijproducten, planten, bloembollen, bloemen, attributen voor de inrichting en het onderhoud van tuinen, balkons en terrassen waaronder tuinmeubilair, alsmede de daarbij benodigde hulpmaterialen.

1.54 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererf.

1.55 voorgevel

bij hoofdgebouwen:

een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw.

1.56 voorgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.57 waterhuishoudkundige voorzieningen

waterhuishoudkundige voorzieningen zijn voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.

1.58 workshop

een bijeenkomst, een activiteit of een (korte) praktische cursus van ten hoogste een dag met als doelstelling training en kennisuitwisseling, waarbij deelnemers specifieke kennis meekrijgen over een bepaald onderwerp (zowel theoretisch als praktisch) en waarbij van de deelnemers een hoge mate van participatie wordt verwacht.

1.59 zeer kwetsbare groepen

doelgroepen met een permanente functionele beperking. Concreet groepen van personen die door geestelijke of lichamelijke beperkingen of door zeer jonge leeftijd of door detentie niet in staat zijn om zichzelf zonder daadwerkelijke hulp van buitenaf binnen korte tijd in veiligheid te brengen (vluchten) of bescherming te zoeken tegen de nadelige effecten van een calamiteit (schuilen).

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 berekenen emissie kental

de emissie-kentallen op het bedrijvenpark Rijnhoek komen tot stand door voor elke akoestische gebiedseenheid een oppervlaktebron aan te maken in een op de HMRI 1999 gebaseerde rekenmodel. Deze oppervlaktebron heeft een hoogte van 5 meter boven het plaatselijk maaiveld en een verdeling van tenminste één deelbron per 625 m² in de x en 7 richting.

2.2 berekenen geluidemissie kavels

in geval het bevoegd gezag akoestische gebiedseenheden opdeelt in kavels, wordt hetzelfde emissie-kental gehanteerd als voor de akoestische gebiedseenheid en wordt tevens dezelfde systematiek voor de (deel)oppervlaktebron gehanteerd.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; ondergeschikte bouwdelen, zoals dakoverstekken, wolfseinden en goten van dakkapellen, niet meegerekend. Indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte van de betreffende gevel, wordt de goothoogte, druiplijnhoogte of boeiboordhoogte van de dakkapel als goothoogte aangemerkt.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van scheidingsmuren).

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein - Stripzone

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - Stripzone' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven uit ten hoogste categorie 1 en 2 van de staat van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 1;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1', bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de staat van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 1 ;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2', bedrijven uit ten hoogste categorie 3.2 van de staat van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 1 ;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus', mede voor detailhandel in volumineuze goederen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - detailhandel volumineus 1', mede voor één detailhandelsvestiging met in ieder geval een hoofdassortiment in de branches tuin en dier, eventueel aangevuld met kleding, waarvoor vanwege de aard en de omvang van het gevoerde assortiment en de dagelijkse bevoorrading een groot bedrijfsoppervlak nodig is;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - lunchroom, mede voor ondersteunende horeca in de vorm van uitsluitend een lunchroom in de horecacategorie 2 onder 1, als bedoeld in artikel 1.38;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - mobiele verkoopkraam ' alsmede een mobiele verkoopkraam en zithoek ten behoeve van direct te consumeren waren, zoals stroopwafels, oliebollen, poffertjes en suikerspinnen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bloemenshop', mede voor kleinschalige detailhandel in bloemen en planten uitsluitend als onderdeel van een verzamelgebouw voor volumineuze detailhandel;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - niet zelfstandige detailhandel', mede voor detailhandel in huishoudelijke artikelen en speelgoed uitsluitend als onderdeel van een bouwmarkt;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kleinschalige kantoren', mede voor kleinschalige kantoren en kantoren met een lokaal verzorgingsgebied;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afhaalpunt', mede voor een afhaalpunt voor niet-dagelijkse goederen;
  • l. ondergeschikte verkoop van consumentenvuurwerk;
  • m. productiegebonden detailhandel;
  • n. laad- en losvoorzieningen;
  • o. opslag;
  • p. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • q. ondersteunende bedrijfsfaciliteiten;
  • r. niet zelfstandige kantoorruimte;
  • s. showrooms;
  • t. perceel- en verkeersontsluitingswegen;
  • u. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • v. voet- en fietspaden;
  • w. erven en terreinen;
  • x. groenvoorzieningen;
  • y. parkeervoorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwregels voor bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten dienste van de bestemming gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding ‘gevellijn’ dient de voorgevel van het hoofdgebouw voor minimaal 50% aaneengesloten te worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – bouwzone 2’ dient de afstand van bebouwing tot de zijdelingse perceelsgrens aan één zijde minimaal 5 m te bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – bouwzone 1’ geldt een minimum bebouwingspercentage van 50% en een maximum bebouwingspercentage van 100%;
  • f. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – bouwzone 2’ geldt een maximum bebouwingspercentage van 50%;
  • g. het bouwperceel mag voor maximaal 60% worden bebouwd met gebouwen en overkappingen.

3.2.2 Bouwregels voor de patiomuur

In aanvulling op het bepaalde onder 3.2.1 gelden de volgende regels:

  • a. op de onbebouwde delen van de grens van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwzone 1' moet een patiomuur met een hoogte van 5,25 m worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn', de patiomuur gesitueerd wordt op 0,2 m voor de gevellijn;
  • b. in een patiomuur zijn openingen toegestaan met een maximale hoogte van 4,45 m en een maximale breedte van 6 m, met dien verstande dat tussen twee openingen een minimale muurbreedte van 0,8 m aanwezig dient te zijn;
  • c. vrijstaande bouwwerken achter de patiomuur zijn toegestaan op minimaal 1 m afstand van de patiomuur.

3.2.3 Bouwregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van reclamezuilen en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat per bouwperceel maximaal 1 reclamezuil en 1 vlaggenmast zijn toegestaan;
  • c. in afwijking van lid b zijn ter plaatse van detailhandel in volumineuze (woon)goederen bij winkelgebouwen per (aaneengesloten) gebouw ten hoogste 2 reclamezuilen en ten hoogste 6 vlaggenmasten toegestaan waarbij de bouwhoogte van vlaggenmasten niet meer mag bedragen dan 10 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m, behoudens de patiomuur onder lid 3.2.2;

3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijkingsbevoegdheden

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. het bepaalde onder 3.2.1 onder b voor het vergroten van de derde bouwlaag;
  • b. het bepaalde onder 3.2.1 onder d voor het bouwen tot op de zijdelingse perceelsgrens;
  • c. het bepaalde onder 3.2.1 onder f voor een bebouwingspercentage van maximaal 75 %;
  • d. het bepaalde onder 3.2.1 onder g voor een bebouwingspercentage van maximaal 80%;
  • e. het bepaalde onder 3.2.2 onder b voor het aanbrengen van openingen in de patiomuur/wand tot een maximale breedte van 10 meter.

3.4.2 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.4.1 wordt uitsluitend verleend, mits:

  • a. belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. de functionele en ruimtelijke structuur niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de bestaande stedenbouwkundige samenhang niet onevenredig wordt verstoord;
  • d. de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding is gewaarborgd;
  • e. er voldoende ruimte aanwezig blijft binnen het bouwperceel ten behoeve van parkeren en laden en lossen.

in aanvulling op het bovenstaande, geldt voor de afwijking zoals genoemd in artikel 3.4.1 onder a de volgende aanvullende toetsingscriteria:

  • f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • g. de derde bouwlaag dient in de gevellijn aan de spoorzijde gebouwd te worden;
  • h. de breedte van de derde bouwlaag bedraagt minimaal 25% van de breedte van de daaronder liggende bouwlagen;
  • i. de afwijking is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Gebruiksregels

Voor de in lid 3.1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels:

  • a. de specifieke gebruiksfuncties: productiegebonden detailhandel, ondersteunende bedrijfsfaciliteiten, niet zelfstandige kantoorruimte en showrooms, zoals genoemd in lid 3.1, zijn uitsluitend toegestaan als ondergeschikt onderdeel van de bedrijfsfunctie, met dien verstande dat per bedrijf het gezamenlijke gebruik niet meer dan 50% van het bruto vloeroppervlakte bedraagt met een maximum van 2.000 m²;
  • b. het parkeren, opstellen van auto´s, vrachtwagens en andere (voortgetrokken) voertuigen van werknemers en bezoekers en het laden en lossen dient geheel plaats te vinden binnen het bouwperceel;
  • c. de buitenopslag van goederen en materialen dient plaats te vinden binnen het bouwvlak achter de voorgevel en niet naar een tot de openbare weg gekeerde zijde tot een maximale hoogte van 5 m.
  • d. bij detailhandel in volumineuze goederen mag ten hoogste 20% van het netto verkoopvloeroppervlak worden gebruikt voor de verkoop van een nevenassortiment, waarbij het nevenassortiment past bij het hoofdassortiment;
  • e. gebruik ten behoeve van de specifieke gebruiksfuncties ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - niet zelfstandige detailhandel', is uitsluitend toegestaan indien deze ondergeschikte niet-zelfstandige detailhandel onderdeel uitmaakt van een bouwmarkt, met dien verstande dat het oppervlak van de huishoudelijke artikelen niet meer bedraagt dan 245 m² vvo en het oppervlak van de speelgoed niet meer bedraagt dan 125 m² vvo;
  • f. gebruik ten behoeve van de specifieke gebruiksfuncties ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - lunchroom' is uitsluitend toegestaan indien het bruto vloeroppervlak van de ondersteunende horeca niet meer bedraagt dan 125 m² ;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - lunchroom' is tevens internetverkoop met opslag en bezorgen van vlaaien toegestaan indien het bruto vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 10% van het totale bruto vloeroppervlak van de ondersteunende horeca en niet wordt gecombineerd met een showroom, uitstalling van producten en/of betaling ter plaatse;
  • h. gebruik ten behoeve van de specifieke gebruiksfuncties ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - mobiele verkoopkraam' is uitsluitend toegestaan indien het bruto vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30 m²;
  • i. gebruik ten behoeve van de specifieke gebruiksfuncties ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bloemenshop', is uitsluitend toegestaan indien de verkoop van bloemen en planten en de daarbij behorende artikelen niet meer bedraagt dan 90 m²;
  • j. gebruik ten behoeve van de specifieke gebruiksfuncties ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kleinschalige kantoren' is uitsluitend toelaatbaar indien het totale oppervlakte aan zelfstandige kantoorruimte per perceel niet meer bedraagt dan 500 m2;
  • k. gebruik ten behoeve van de specifieke gebruiksfuncties ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afhaalpunt' is uitsluitend toegestaan indien het bruto vloeroppervlak van het afhaalpunt voor niet-dagelijkse goederen niet meer bedraagt dan 125 m2;
  • l. de verkoop van consumentenvuurwerk is uitsluitend toegestaan indien het bruto vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 125 m2;
  • m. de buitenverkoop van bomen, planten en bloemen met ondergeschikt bijbehorende artikelen mag ten hoogste 200 m² per aaneengesloten hoofdgebouw bedragen, mits wordt voldaan aan de parkeernorm uit artikel 6.1;
  • n. gebruik ten behoeve van het geven van workshops bij volumineuze detailhandel is uitsluitend toegestaan indien het onderwerp van de workshop is gerelateerd aan een toegestaan hoofdassortiment, het gebruiksoppervlak niet meer bedraagt dan 100 m² vvo en het aantal aanwezige personen ten hoogste 25 bedraagt.

3.5.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. risicovolle inrichtingen;
  • b. zelfstandige kantoren met uitzondering van het bepaalde in artikel 3.1 sub i;
  • c. zelfstandige detailhandel met uitzondering van het bepaalde in de artikelen 3.1 en3.5.1;
  • d. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • e. verkooppunten voor motorbrandstoffen (incl. LPG), met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'verkoop motorbrandstoffen zonder lpg';
  • f. seksinrichtingen;
  • g. prostitutie;
  • h. smart- en growshops;
  • i. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
  • j. buitenopslag van goederen en materialen die niet gerelateerd zijn aan het ter plaatse aanwezige bedrijf;
  • k. buitenverkoop van goederen met uitzondering van het bepaalde in artikel 3.5.1 onder l.

3.5.3 Voorwaardelijke verplichting patiomuur

Het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten is alleen toegestaan, indien voor de onbebouwde delen van de grens van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – bouwzone 1’ een patiomuur zoals bedoeld in artikel 3.2.2 is gerealiseerd en in stand gehouden wordt.

3.6 Afwijken van gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.1 onder a, b en c ten behoeve van:
    • 1. het toelaten van bedrijven uit een categorie hoger dan in lid 3.1 onder a, b of c genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving, waaronder de natuur begrepen, (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 3.1 onder a, b of c toegelaten categorieën van de staat van bedrijfsactiviteiten;
    • 2. het toelaten van bedrijven die niet in de staat van bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving, waaronder de natuur begrepen, geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 3.1 onder a, b of c toegelaten categorieën van de staat van bedrijfsactiviteiten.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen en de in artikel 3.1 lid i genoemde functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - niet zelfstandige detailhandel' verwijderen indien het huidige gebruik, zoals nader gespecificeerd in artikel 3.5.1 lid e, definitief wordt beëindigd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Overschrijding bouw- en bestemmingsgrenzen
  • a. de bouwhoogte van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, luchtbehandelingkasten, liftkokers, lichtkappen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen bedraagt ten hoogste 2 m ten opzichte van de voor het betreffende perceel geldende maatvoering.
  • b. de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak mogen naar de buitenzijde worden overschreden door plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,2 m.
5.2 Ondergronds bouwen en -aanleggen
5.2.1 Ondergrondse werken, geen gebouw zijnde

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen bepalingen, geen beperkingen.

5.2.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken, gelden de volgende bepalingen, tenzij in de regels anders is opgenomen:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de ondergrondse bouwhoogte van de ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 m onder peil.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

6.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren

Het planologisch toegelaten gebruik van gronden, zoals na oprichting van een gebouw en bij verandering van functie of uitbreiding van bestaand gebruik, is slechts toegestaan als voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen en in stand wordt gehouden. Bij een aanvraag omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag pas een omgevingsvergunning verlenen voor de activiteiten bouwen en/of het gebruiken van gronden en/of de activiteit handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening als er sprake is van voldoende parkeergelegenheid en voldoende laad- en losvoorzieningen. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen, indien:

  • a. voldaan wordt aan de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren en laden en lossen, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning;
  • b. voldaan wordt aan de verdere eisen die zijn neergelegd in de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren en laden en lossen, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning.

6.2 Nadere eis

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van het bepaalde in 6.1, indien dit noodzakelijk is om een goede verkeersstructuur en/of bereikbaarheid voor een bouwwerk, perceel, straat (of deel daarvan) dan wel een andere ruimtelijke functionele structuur te waarborgen.

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

7.1 Milieuzone - zonebeheer
7.1.1 Aanduidingsdoelstelling

Voor de met 'Milieuzone - zonebeheer' aangeduide gronden gelden de volgende regels:

  • a. de geluidemissie mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'geluidemissie in dB(A)/m²' aangegeven maximum geluidemissie in dB(A)/m²;
  • b. een akoestisch gebiedseenheid kan al dan niet op verzoek door het bevoegd gezag worden opgedeeld in één of meerder kavels, waarbij de berekeningsprocedure dient te worden gevolgd zoals bepaald in artikel 2 van dit bestemmingsplan.

7.1.2 Specifieke gebruiksregels

Binnen de aanduiding 'Milieuzone - zonebeheer' is het navolgende gebruik niet toegestaan:

  • a. het gebruik van de gronden door inrichtingen voor zover dit gebruik een grotere geluidemissie tot gevolg heeft dan is aangegeven onder lid 7.1.1 onder a en/of leidt tot overschrijding van de grenswaardes;
  • b. het in gebruik hebben van een inrichting zonder te beschikken over een akoestische rapportage, tenzij het bevoegd gezag besluit dat het overleggen van een rapport van een akoestisch onderzoek niet is vereist, aangezien aannemelijk is gemaakt dat voldaan wordt aan de waarden als bedoeld in lid 7.1.1 onder a.

7.1.3 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd de akoestische gebiedseenheden te wijzigen, die zijn aangegeven met de aanduiding 'Milieuzone - zonebeheer' alsmede met de aanduiding 'geluidemissie in dB(A)/m²', onder de volgende voorwaarden:

  • a. er vindt geen overschrijding plaats van de grenswaardes;
  • b. de bedrijven worden niet beperkt in hun bedrijfsvoering;
  • c. met de wijziging wordt een positieve bijdrage geleverd aan de optimalisering van een effectief en doelmatig geluidruimtegebruik.

7.2 Veiligheidszone - leiding
7.2.1 Gebruiksregels

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - leiding' is de vestiging van functies of objecten voor 'zeer kwetsbare groepen' niet toegestaan, behoudens waar het betreft bestaande vestigingen van functies of objecten voor 'zeer kwetsbare groepen'.

7.2.2 Afwijking van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.1 voor de vestiging van 'zeer kwetsbare groepen', binnen de aanduiding 'Veiligheidszone - leiding', indien:

  • a. voorzien wordt in voldoende bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen voor de brandweer;
  • b. voorzien wordt in verschillende aanrijdroutes (keuze route is afhankelijk van windrichting);
  • c. voorzien wordt in voldoende mogelijkheden voor ontvluchting van objecten;
  • d. voorzien wordt in een goede ontvluchting door optimale inrichting/ontsluiting van de openbare ruimte;
  • e. in het bouwplan voorzien wordt in een centrale afgrendeling van het circulatiesysteem of andere maatregelen aan nieuwe gebouwen of specifieke bestaande gebouwen die veel mensen huisvesten om de schuilmogelijkheden in geval van een toxisch gas te vergroten;

met dien verstande dat:

  • f. er voldoende aandacht is voor risicocommunicatie en het voorbereiden/oefenen van bewoners/werknemers op het handelen bij een calamiteit;
  • g. voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning schriftelijk advies bij de brandweer is ingewonnen.

7.3 Vrijwaringszone - molenbiotoop
7.3.1 Bouwregels

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' gelden, ter bescherming en instandhouding van de belangen van de bestaande molen als werktuig en beeldbepalend landschapselement en ter behoud, beheer en bescherming van de cultuurhistorische waarden van de molen, met betrekking tot de bouw van bouwwerken de volgende voorwaarden:

  • a. binnen een straal van 100 m, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag geen nieuwe bebouwing worden opgericht of beplanting aanwezig zijn, hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • b. binnen een straal van 100 m tot 400 m, gerekend vanaf het middelpunt van de molen, mag de maximale hoogte van bebouwing en beplanting niet hoger zijn dan 1/30e van de afstand tussen bouwwerk en/of beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek.

7.3.2 Afwijken bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 7.3.1, indien de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en de belangen van de bestaande molen als werktuig en beeldbepalend landschapselement en ter behoud, beheer en bescherming van de cultuurhistorische waarden van de molen en voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning schriftelijk advies bij een ter zake deskundige is ingewonnen.

7.3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur, voor zover het geen bouwwerken betreft;
    • 2. het ophogen van gronden;
    • 3. het beplanten van bomen, heesters en andere opgaande begroeiing;
  • b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
    • 2. op het tijdstip waarop dit plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning;
  • c. de onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of toekomstige functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de waarde van de molen als landschapselement en de cultuurhistorische waarde, niet onevenredig aangetast worden. Hiertoe wordt advies ingewonnen bij een terzake deskundige.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Overschrijding bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan - tenzij hiervoor op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10 %;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en de overschrijding van het bouwvlak mag niet meer dan 10% bedragen.
  • c. de omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend, indien:
    • 1. de afwijking van maten en/of de overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, noodzakelijk is omwille van bouwtechnische, architectonische of bedrijfstechnische redenen, en;
    • 2. met de afwijking geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen op grond van artikel 3.6, lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van de vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk zoals bedoeld in dit lid onder a, met ten hoogste 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

Voor het gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangeduid als de regels van het bestemmingsplan 'Lemsteraak, Rijnhoek'.