direct naar inhoud van Regels
Plan: Leeghwaterstraat 1, Reeuwijk-Brug
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1901.Leeghwaterstraat1-BP80

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Leeghwaterstraat 1, Reeuwijk-Brug met identificatienummer NL.IMRO.1901.Leeghwaterstraat1-BP80 van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 afwijking

Een afwijking van het bestemmingsplan als bedoeld in art. 2.1, lid 1, onder c, van de Wabo juncto art. 2.12, eerste lid, onder a, sub 1, van de Wabo.

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan-huis-gebonden beroep

Een dienstverlenend beroep, dat in een (bedrijfs-)woning wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs-)woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in:
publieksgericht:
een dienstverlenend beroep met verkeersaantrekkende werking van (met name) bezoekers.
niet-publieksgericht:
een dienstverlenend beroep zonder verkeersaantrekkende werking.

1.7 achtererf

De gronden die behoren bij een (bedrijfs)woning en gelegen zijn achter de achtergevel en tussen de zijgevellijnen.

1.8 archeologisch onderzoek

Onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingvergunning beschikt.

1.9 archeologische waarde

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.10 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 bebouwingsgrens

Een grens van een bouwperceel, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

1.12 bebouwingspercentage

Een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.13 bedrijf

Een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren of verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.14 bedrijfsvloeroppervlak (bvo)

De totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.15 bedrijfsgebouw

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.

1.16 bedrijfswoning/ dienstwoning

Een woning, in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.17 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen

Afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig zijn, dan wel tot stand kunnen komen krachtens een omgevingsvergunning.

1.18 bestaande bouwwerken

Bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een omgevingsvergunning.

1.19 bestaand gebruik

Gebruik van gronden en bouwwerken die bestaan op het tijdstip van ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan.

1.20 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.21 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.22 bevoegd gezag

Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.23 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.24 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.25 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.26 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een onderbouw, kap of kapverdieping.

1.27 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.28 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.29 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.30 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.31 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling voor verkoop), verkopen en leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.32 detailhandel in volumineuze goederen

Een detailhandelsbedrijf in de volgende te onderscheiden categorieën:

  • a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  • b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;
  • c. tuincentra;
  • d. grootschalige meubelbedrijven inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering;
  • e. bouwmarkten.
1.33 erf

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.34 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.35 groothandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.36 hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.37 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Het in een (bedrijfs)woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.38 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.39 opslag

Het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.

1.40 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand.

1.41 peil
  • a. Voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte maaiveld.
1.42 plangrens

De geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.

1.43 prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.44 seksinrichting

Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval wordt verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.45 Staat van Bedrijfsactiviteiten

De bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.46 voorgevel

De gevel van een (bedrijfs)woning die naar aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling en oriëntatie als belangrijkste beeldbepalende gevel kan worden aangemerkt.

1.47 voorgevellijn

De grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.

1.48 zijerf

De gronden die behoren bij een (bedrijfs)woning en gelegen zijn tussen de zijgevellijn en de aan die zijde van die (bedrijfs)woning gelegen erfgrens.

1.49 zijgevellijn

Denkbeeldige lijn die strak langs de zijgevel van een (bedrijfs)woning loopt tot aan de erfgrens.

1.50 wijziging

Een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden

Afstanden tussen bouwwerken, perceelsgrenzen en andere lijnen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 bebouwd oppervlak van een bouwperceel

De gezamenlijke oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige gebouwen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in categorie 1 en 2 van de als Bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • b. één bedrijfswoning;
  • c. niet zelfstandige kantoren, met dien verstande dat – per bedrijf de oppervlakte van de kantooractiviteiten die functioneel verbonden zijn met de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten niet meer dan 50% mag bedragen van het totale bedrijfsvloeroppervlak (bvo), met een maximum van 3.000 m² bvo per vestiging;
  • d. ondersteunende aan het bedrijf gerelateerde detailhandel;
  • e. bij deze functies behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen, toegangswegen en paden, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen, opslag en uitstalling.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen als genoemd in 3.1 gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij anders op de verbeelding aangegeven;
  • c. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste 7 meter;
  • d. de afstand tussen de gebouwen onderling dient, indien niet aaneengesloten worden gebouwd, tenminste 5 m te bedragen.
3.2.2 Bedrijfswoningen
  • a. Binnen het gebied met bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 2 mag maximaal één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning mag, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer bedragen dan 550 m³;
  • c. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m;
  • d. de bouwhoogte bedraagt maximaal 8,5 m.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m.
3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien dit noodzakelijk is:

  • a. ter bescherming van de beleving en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. breedte-diepteverhouding;
  • c. nokrichting en dakvorm;
  • d. ten behoeve van de bereikbaarheid van hulpdiensten;
  • e. ter bescherming van de verkeersveiligheid.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Verbod

Voor de gronden gelden de volgende regels:

  • a. opslag van goederen is toegestaan, mits de hoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
  • b. parkeren is uitsluitend op eigen terrein toegestaan;
  • c. ondersteunende en aan het bedrijf gerelateerde detailhandel, zoals genoemd in lid 3.1 sub d. is toegestaan, met een maximum oppervlak van 125 m² bvo en een maximum van 25% van het bvo per vestiging;
  • d. het gebruik van bedrijfswoningen als woning voor personen die geen relatie hebben met het bedrijf waarbij wordt gewoond is toegestaan;
  • e. detailhandel in volumineuze goederen is niet toegestaan;
  • f. verkoop van goederen, waarvan de verkoop deel uitmaakt c.q. onderdeel is van een garagebedrijf, is toegestaan;
  • g. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan.
3.4.2 Beroeps- en bedrijfsuitoefening

Het gebruik van gedeelten van bedrijfswoningen ten behoeve van de uitoefening van niet-publieksgerichte aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan, voor zover:

  • a. het vloeroppervlak niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 60 m²;
  • b. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning uitvoert, tevens de bewoner van de bedrijfswoning is;
  • c. in de parkeerbehoefte op eigen terrein wordt voorzien;
  • d. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijken andere bedrijfscategorie

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1:

  • a. om bedrijven toe te laten in één bedrijfscategorie hoger dan in lid 3.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in lid 3.1 genoemde bedrijfscategorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de in lid 3.1 genoemde bedrijfscategorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

met inachtneming van het volgende:

  • c. geluidhinderlijke en risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan.
3.5.2 Beroeps- en bedrijfsoefening

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.2 ten behoeve van publieksgerichte aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, onder de voorwaarde dat:

  • a. het vloeroppervlak niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 60 m²;
  • b. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning uitvoert, tevens de bewoner van de woning is;
  • c. in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
  • d. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen binnen de bestemmingsgrenzen in afwijking van hoofdstuk 2 van de regels, uitsluitend worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, entreeportalen, afdaken, erkers, serres en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.

5.2 Ondergronds bouwen

De regels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval van ondergrondse bouw van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat deze uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. ondergrondse bouw is uitsluitend toegestaan onder de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, alsmede ter verbinding van gebouwen;
  • b. gebouwd mag worden tussen peil en 3,50 m onder peil.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

6.1 Verbod

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming en de overige regels. Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
6.2 Parkeren

Bij de beoordeling van de parkeernorm voor auto parkeerplaatsen wordt de gemeentelijke parkeernota gehanteerd en aanvullend voor zowel de maatvoering als gemiddelde normering van de ASVV van CROW (2012).

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

7.1 Vrijwaringszone - straalpad

Ter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - straalpad mag de hoogte van bouwwerken niet meer bedragen dan is aangegeven, tenzij een grotere hoogte - gehoord de beheerder van de straalverbinding - verenigbaar is met het belang van de straalverbinding.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Algemene afwijkingsregels ten behoeve van geringe afwijkingen

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 van de regels reeds een afwijking kan worden verleend - binnen de bestemmingsgrenzen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels in het plan voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. het bouwen van antenne-installaties tot een hoogte van 15 m;
  • d. het bouwen van overige andere bouwwerken tot een hoogte van 10 m.
8.2 Voorwaarden

De in 8.1 genoemde afwijkingen worden niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

9.2 Voorwaarden

De in 9.1 genoemde wijzigingen mogen slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken. Voorts dient de stedenbouwkundige waarde van de omgeving te zijn gewaarborgd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 10.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 10.1 sub a met maximaal 10%.
  • c. Lid 10.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 10.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 10.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Lid 10.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Leeghwaterstraat 1, Reeuwijk-Brug.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk

in zijn openbare raadsvergadering van 25 mei 2016.

De griffier, De voorzitter,



………………………… ……………………..........