direct naar inhoud van Regels
Plan: Parapluplan Cultuurhistorie Bodegraven-Reeuwijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1901.BPplucultuur-BP80

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan “Parapluplan Cultuurhistorie Bodegraven-Reeuwijk” met identificatienummer NL.IMRO.1901.BPplucultuur-BP80 van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aaneengesloten dak

een aaneengesloten dak zonder onderbrekingen die kan bestaan uit één of meerdere soorten dakbedekking

1.6 bebouwde kom:

het gebied zoals aangewezen in bijlage 1 van “Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden o.g.v. artikel 4 bijlage 2 Bor, van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk.

1.7 bebouwing:

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 bevoegd gezag:

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.11 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.12 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.13 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij

elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.14 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.15 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de

regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.16 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.17 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.18 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of perceel toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik in de loop van de geschiedenis van het bouwwerk.

1.19 cultuurhistorisch waardevol object:

Een object dat wegens zijn cultuurhistorische waarde is opgenomen in de 'Beleidsnota Cultuurhistorie', van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk.

1.20 Erfgoedcommissie:

de ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Erfgoedwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de verordening en het gemeentelijk erfgoedbeleid.

1.21 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.22 hoofdgebouw:

één of meer gebouw(en) of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.23 huishouden:

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijk huishouding voeren of willen gaan voeren;

1.24 winkelgebied

Het winkelgebied zoals aangegeven in Bijlage 4.

1.25 monument:

een object dat wegens zijn cultuurhistorische waarde is opgenomen op de gemeentelijke monumentlijst van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk of is aangeduid als Rijksmonument.

1.26 Rijkdienst voor het Cultureel Erfgoed

een dienst van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap die wet- en regelgeving en het erfgoedbeleid uitvoert.

1.27 voldoende parkeergelegenheid:

parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, waarvan het aantal parkeerplaatsen en de omvang daarvan voldoet aan het geldende parkeerbeleid van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk.

1.28 voorgevel:

de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevels, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt.

1.29 voorgevelrooilijn:

de lijn in het verlengde van de voorgevel.

1.30 woning:

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.31 zelfstandige wooneenheid:

Een wooneenheid die een eigen toegang heeft en door een huishouden kan worden bewoond zonder wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.

1.32 zomerhuis:

een relatief klein huis naast of achter een (voormalige) boerderij met een cultuurhistorische waarde.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte van de betreffende gevel, wordt de goothoogte, druiplijnhoogte of boeiboordhoogte van de dakkapel als goothoogte aangemerkt.

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken, dakkapellen en dakopbouwen.

2.6 inhoud van een overkapping, carport of daarmee gelijk te stellen gebouw of bouwwerk

vanaf peil tot aan de buitenzijde van het dak en tussen de buitenwerkse maten van de draagconstructie.

2.7 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580 (Nederlandse Norm voor ruimtelijke data).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Waarde - Monument

3.1 Bestemmingsomschrijving

Percelen met de bestemming 'Waarde - Monument' zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van cultuurhistorische waarden.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd indien:
    • 1. de vergroting of verandering geen afbreuk doet aan de cultuurhistorische waarde van het gebouw of bouwwerk;
    • 2. voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning schriftelijk advies bij de Erfgoedcommissie van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk is ingewonnen of wanneer het initiatief betrekking heeft op een Rijksmonument schriftelijk advies is ingewonnen bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

3.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van gebouwen of bouwwerken
3.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Monument' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen of bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.

3.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod in 3.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij artikel 3.2 in acht is genomen;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

3.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in 3.3.1, zijn slechts toelaatbaar indien:

  • a. de vergroting of verandering geen afbreuk doet aan de cultuurhistorische waarde van het gebouw of bouwwerk;
  • b. voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning schriftelijk advies bij de Erfgoedcommissie van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk is ingewonnen of wanneer het initiatief betrekking heeft op een Rijksmonument schriftelijk advies is ingewonnen bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

3.4 Omgevingsvergunning voor toevoeging zelfstandige wooneenheid in monumentaal object

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde artikel 3.1 t/m 3.3, teneinde de toevoeging van een zelfstandige wooneenheid in een object met een cultuurhistorische waarde mits de onderliggende bestemming niet gewijzigd hoeft te worden en met inachtneming van het volgende:

  • a. voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning schriftelijk advies bij de Erfgoedcommissie van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk is ingewonnen of wanneer het initiatief betrekking heeft op een Rijksmonument schriftelijk advies is ingewonnen bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;
  • b. in de objecten opgenomen in Bijlage 3 – objecten binnen het winkelgebied van Bodegraven centrum – is het niet toegestaan wooneenheden op de begane grond te realiseren die georiënteerd zijn op de straatzijde;
  • c. de wijziging wordt uitsluitend toegepast indien de zelfstandige wooneenheid bijdraagt aan het behoud of verbetering van het oorspronkelijke en cultuurhistorische waardevolle karakter van de bebouwing;
  • d. na toevoeging van een zelfstandige wooneenheid, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, bedraagt het aantal wooneenheden maximaal 2 met uitzondering van de percelen waar een zomerhuis aanwezig is; in die gevallen bedraagt het aantal zelfstandige wooneenheden, maximaal 3, waarbij het zomerhuis 1 zelfstandige wooneenheid bevat;
  • e. het hergebruik dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume: het uitwendige karakter van het hoofdgebouw en het zomerhuis- zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting - dient behouden te blijven;
  • f. de inpandige verbouwingen die noodzakelijk zijn voor het hergebruik mogen geen afbreuk doen aan de cultuurhistorische waarde van het bouwwerk;
  • g. in het geval van woningsplitsing van het hoofdgebouw dient het dak afgedekt te blijven met één aaneengesloten dak;
  • h. de toevoeging van een zelfstandige wooneenheid mag niet leiden tot beperkingen voor omliggende (agrarische) bedrijven (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • i. er is sprake van voldoende parkeergelegenheid;
  • j. ter plaatse van de nieuwe woning(en) dient sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Artikel 4 Waarde - Cultuurhistorie

4.1 Bestemmingsomschrijving

Percelen met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van cultuurhistorische waarden zoals opgenomen in de Beleidsnota Cultuurhistorie. De bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' en de bijbehorende artikelen 4.2 tot en met 4.4 zijn niet van toepassing op de cultuurhistorische objecten zoals opgenomen in Bijlage 2 van de regels.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd indien:
    • 1. de vergroting of verandering geen afbreuk doet aan de cultuurhistorische waarde van het gebouw of bouwwerk;
    • 2. voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning schriftelijk advies bij de Erfgoedcommissie van de gemeente Bodegaven-Reeuwijk is ingewonnen, waarbij de "Beleidsnota Cultuurhistorie" in acht wordt genomen;

4.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van gebouwen of bouwwerken
4.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen of bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.

4.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod in 4.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij artikel 4.2 in acht is genomen;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

4.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in 4.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien:

  • a. de vergroting of verandering geen afbreuk doet aan de cultuurhistorische waarde van het gebouw of bouwwerk;
  • b. voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning schriftelijk advies bij de Erfgoedcommissie van de gemeente Bodegaven-Reeuwijk is ingewonnen, waarbij de “Beleidsnota Cultuurhistorie” in acht wordt genomen.

4.4 Omgevingsvergunning voor extra zelfstandige wooneenheid in cultuurhistorisch waardevol object

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 t/m 4.3, teneinde de toevoeging van een zelfstandige wooneenheid in een object met een cultuurhistorische waarde mits de onderliggende bestemming niet gewijzigd hoeft te worden en met inachtneming van het volgende:

  • a. voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning schriftelijk advies bij de Erfgoedcommissie van de gemeente Bodegaven-Reeuwijk is ingewonnen, waarbij de “Beleidsnota Cultuurhistorie” in acht wordt genomen.
  • b. in de objecten opgenomen in Bijlage 3 - objecten binnen het winkelgebied van Bodegraven centrum - is het niet toegestaan wooneenheden op de begane grond te realiseren die georiënteerd zijn op de straatzijde;
  • c. de wijziging wordt uitsluitend toegepast indien de zelfstandige wooneenheid bijdraagt aan het behoud of verbetering van het oorspronkelijke en cultuurhistorische waardevolle karakter van de bebouwing;
  • d. na toevoeging van een zelfstandige wooneenheid, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, bedraagt het aantal wooneenheden maximaal 2 met uitzondering van de percelen waar een zomerhuis aanwezig is; in die gevallen bedraagt het aantal zelfstandige wooneenheden maximaal 3, waarbij het zomerhuis 1 wooneenheid bevat;
  • e. het hergebruik dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume: het uitwendige karakter van het hoofdgebouw en het zomerhuis- zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting - dient behouden te blijven;
  • f. in het geval van woningsplitsing van het hoofdgebouw dient het dak afgedekt te blijven met één aaneengesloten dak;
  • g. de toevoeging van een zelfstandige wooneenheid mag niet leiden tot beperkingen voor omliggende (agrarische) bedrijven (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • h. er is sprake van voldoende parkeergelegenheid;
  • i. ter plaatse van de nieuwe woning(en) dient sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Overige regels

6.1 Van toepassing verklaren

De in artikel 3 en 4 van dit bestemmingsplan opgenomen regels gelden in aanvulling op c.q. in afwijking van de regels over cultuurhistorie van de eerder door de gemeenteraad vastgestelde in tabel 1 opgenomen en in werking getreden bestemmingsplannen op het grondgebied van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk.

Bestemmingsplan   Regeling  
Kern Bodegraven,
vastgesteld op 20 mei 2010  
Artikel 41.1  
Buitengebied Noord,
vastgesteld op 22 november 2017  
Artikel 23 en 29.5  
Buitengebied West,
vastgesteld 14 oktober, 2015  
Artikel 21 en 27,5  
Buitengebied West 1e herziening,
vastgesteld op 19 april 2017  
Artikel 21 en 27.5  
Lange Ruige Weide,
vastgesteld op 2 oktober 2006  
Artikel 21, lid 3 sub b  
Reeuwijk-Dorp,
vastgesteld op 15 mei 2013  
Artikel 23  
Sierteeltgebied, Randenburg,
vastgesteld op 4 juli 2012  
Artikel 12.6  
Plassengebied,
Vastgesteld op 24 juni 2015  
Artikel 6 lid 1 sub d, artikel 16 lid 1 sub d, Artikel 18 lid 1 sub d en artikel 30.4 en 30.5  
Bedrijventerrein Zoutman,
vastgesteld op 1 november 2010  
Artikel 20.3  

Tabel 1 Regelingen cultuurhistorie in bestemmingsplannen Bodegraven-Reeuwijk

Artikel 7 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening, de geldende bestemming te wijzigen naar een woonbestemming teneinde de toevoeging van een zelfstandige wooneenheid in een object met een cultuurhistorische waarde, met inachtneming van het volgende:

  • a. voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning schriftelijk advies bij de Erfgoedcommissie van de gemeente Bodegaven-Reeuwijk is ingewonnen, waarbij de “Beleidsnota Cultuurhistorie” in acht wordt genomen.
  • b. in de objecten opgenomen in bijlage 3 – objecten binnen het winkelgebied van Bodegraven centrum – is het niet toegestaan wooneenheden op de begane grond te realiseren die georiënteerd zijn op de straatzijde.
  • c. de wijziging wordt uitsluitend toegepast indien de zelfstandige wooneenheid bijdraagt aan het behoud of verbetering van het oorspronkelijke en cultuurhistorische waardevolle karakter van de bebouwing;
  • d. na toevoeging van een zelfstandige wooneenheid, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, bedraagt het aantal wooneenheden maximaal 2 met uitzondering van de percelen waar een zomerhuis aanwezig is; in die gevallen bedraagt het aantal zelfstandige wooneenheden maximaal 3, waarbij het zomerhuis 1 wooneenheid bevat;
  • e. het hergebruik dient plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume: het uitwendige karakter van het hoofdgebouw en het zomerhuis- zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting - dient behouden te blijven;
  • f. in het geval van woningsplitsing van het hoofdgebouw dient het dak afgedekt te blijven met één aaneengesloten dak;
  • g. de toevoeging van een zelfstandige wooneenheid mag niet leiden tot beperkingen voor omliggende (agrarische) bedrijven (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • h. er is sprake van voldoende parkeergelegenheid;
  • i. ter plaatse van de nieuwe woning(en) dient sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht bouwwerken

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoerig is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Parapluplan Cultuurhistorie Bodegraven-Reeuwijk.