direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Parapluplan Doorvaarthoogtes Reeuwijk-Brug
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1901.BPPluDVHBrug-BP40

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 28 juni 2017 heeft de gemeenteraad het voorbereidingsbesluit 'Watergangen Reeuwijk-Brug' genomen. Aanleiding voor dit voorbereidingsbesluit is dat de bestemmingsplannen binnen Reeuwijk-Brug e.o. geen minimale doorvaarthoogte (en breedte) voor particuliere vaste bruggen bevatten. Hierdoor kunnen er situaties ontstaan waarbij de doorvaart van boten van de bewoners van Reeuwijk-Brug dusdanig wordt geblokkeerd dat zij niet meer onder een particuliere vaste brug door kunnen varen en het plassengebied niet kunnen bereiken.

Om dit te voorkomen is voor het gebied waar het voorbereidingsbesluit gold dit paraplubestemmingsplan opgesteld waarin regels gelden voor te vervangen of nieuw te realiseren particuliere vaste bruggen binnen de bestemming 'Water'. De regeling in dit paraplubestemmingsplan vult de nu geldende bestemmingsplannen in het gebied aan, waardoor in al die bestemmingsplannen in één keer dezelfde regels gelden op het gebied van de doorvaarthoogte en -breedte.

1.2 Vigerende bestemmingsplannen

Een paraplubestemmingsplan herziet meerdere onderliggende bestemmingsplannen. In dit paraplubestemmingsplan zijn de volgende onderliggende bestemmingsplannen van kracht. De bestemmingsplannen 1 t/m 5 worden herzien middels dit paraplubestemmingsplan:

  • 1. Reeuwijk Brug (vastgesteld 04-10-2010);
  • 2. Nieuw Westveen (vastgesteld 05-03-2014);
  • 3. De Miereakker (vastgesteld 2010-10-04) inclusief De Miereakker 1e partiële herziening (vastgesteld 26-09-2012);
  • 4. De Venen Oost (vastgesteld 01-11-2011);
  • 5. een deel van: Bestemmingsplan Bedrijventerrein Zoutman (vastgesteld 2010-11-01);
  • 6. Parapluplan Parkeren Bodegraven-Reeuwijk (vastgesteld 2018-11-21);
  • 7. Parapluplan Cultuurhistorie Bodegraven-Reeuwijk (vastgesteld 2019-05-29);
  • 8. Parapluplan Archeologie (vastgesteld 27-09-2023).

1.3 Ligging plangebied

De ligging van het plangebied betreft alle bestemmingsplannen waar het voorbereidingsbesluit 'Watergangen Reeuwijk-Brug' ligt. Het voorbereidingsbesluit is weergegeven in figuur 1.1. In figuur 1.2 is vervolgens het plangebied van dit paraplubestemmingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.BPPluDVHBrug-BP40_0001.png"

Figuur 1.1 - begrenzing voorbereidingsbesluit (bron: Ruimtelijke plannen)

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.BPPluDVHBrug-BP40_0002.png"

Figuur 1.2 - ligging plangebied

1.4 Toelichting op aanpassing

Voor dit bestemmingsplan worden de regels voor de bestemming 'Water' van de bestemmingsplannen 1 t/m 5 gewijzigd. De paraplubestemmingsplannen 6, 7 en 8 bevatten geen bestemming 'Water' en wijzigen dus niet. Er is een toevoeging gedaan op de bouwregels om een minimale doorvaarthoogte en -breedte bij te vervangen of nieuw te realiseren vaste bruggen te garanderen. Indien bruggen beweegbaar zijn dan geldt geen minimale doorvaarthoogte.

Tevens is er een afwijkingsbevoegdheid toegevoegd. Het bevoegd gezag kan gebruik maken van deze afwijkingsbevoegdheid indien de doorvaart niet wordt belemmerd of op een andere wijze in voldoende doorvaart wordt voorzien.

Een deel van de bestemming 'Water' uit het bestemmingsplan Bedrijventerrein Zoutman valt binnen deze herziening. Het gaat dan om de strook water ten noorden van de Nieuwdorperweg. Omdat het niet de bedoeling is deze bestemming te wijzigen voor het gehele bestemmingsplan Bedrijventerrein Zoutman wordt een aanduiding 'specifieke vorm van water - doorvaarthoogte' opgenomen op de verbeelding om specifiek voor dit bestemmingsplan de doorvaarthoogte te regelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.BPPluDVHBrug-BP40_0003.png"

Figuur 1.3 - aanduiding 'specifieke vorm van water - doorvaarthoogte' ten noorden van de Nieuwdorperweg

Tevens is er een gedeelte van het voorbereidingsbesluit dat buiten het plangebied is gelaten. Het gaat hierbij om een kleine hoek waar het 'Buitengebied West, 1e herziening' het geldende plan is. Omdat het hier niet om particuliere grond gaat is dit hoekje (kadastraal perceel 5169 en 5168 en delen van 5259 en een stukje van 5260, naast de A12) buiten de contouren van het plangebied gelaten. Zie hiervoor ook figuur 1.4.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.BPPluDVHBrug-BP40_0004.png"

Figuur 1.4 - de percelen uit het plan Buitengebied West, 1e herziening' die niet zijn meegenomen (geel omlijnd)

In de regels van dit bestemmingsplan is bepaald dat een brug die wordt vervangen of nieuw wordt gebouwd een hoogte moet hebben van tenminste 90 cm, gemeten tussen het onderste punt van de brug tot -2,21 NAP, wat het hoogste waterpeil in de winter is. Daarnaast moet de doorvaartbreedte ten minste 150 cm zijn.

De hoogte is tot stand gekomen na afstemming met het hoogheemraadschap over haar regels, een inventarisatie van een aantal bestaande bruggen in vaarroutes richting de Reeuwijkse Plassen en een inschatting van de hoogte van een gemiddelde boot. Daarbij is afgewogen dat het hoogheemraadschap ten behoeve van het schouwen een hoogte hanteert van 80 cm en dat pleziervaartuigen een wat hogere doorvaarthoogte nodig hebben. Uit de inventarisatie bleek verder dat meerdere bestaande bruggen in vaarroutes al een doorvaarthoogte hebben van 90 cm of meer. Voor bestaande bruggen waarvan de doorvaarthoogte lager is en/of de doorvaartbreedte smaller is en waarbij de doorvaart op termijn geen probleem vormt kan eventueel met een opgenomen afwijkingsmogelijkheid herbouw worden toegestaan. Dit betreft maatwerk en zal per situatie worden afgewogen.

1.5 Juridische planbeschrijving

Voor het opstellen van planherzieningen zijn geen verplichte standaarden vastgesteld. Uitgangspunt moet zijn dat voor eenieder duidelijk en inzichtelijk is welke onderdelen van het plan onderdeel uitmaken van de herziening. In de gekozen opzet:

  • is voor de onderliggende bestemmingsplannen in het artikel 'Water' een toevoeging gedaan aan de bouwregels. De minimale doorvaarthoogtes en -breedtes van te vervangen of nieuw te realiseren vaste bruggen zijn hierin opgenomen, inclusief een afwijkingsbevoegdheid. De minimale doorvaarthoogte is gemeten vanaf het plaatselijk geldende peil. De verbeelding is niet gewijzigd, afgezien het toevoegen van een aanduiding 'specifieke vorm van water - doorvaarthoogte' waarin de minimale doorvaarthoogte is vastgelegd voor een klein deel van de bestemming 'Water' uit het 'Bestemmingsplan Bedrijventerrein Zoutman'. Dit is gedaan om duidelijk te maken dat niet de gehele bestemming 'Water' uit dit plan wordt herzien.
  • bestaan de regels feitelijk uit het vastleggen van de naam van het bestemmingsplan en overgangsrecht (op basis van jurisprudentie moet aan elk bestemmingsplan, het overgangsrecht, zoals bepaald in het Bro, worden opgenomen).

Hoofdstuk 2 Uitvoerbaarheid

2.1 Beleid en sectorale onderzoeken

Voorliggend bestemmingsplan betreft een herziening van de vastgestelde plannen 'Reeuwijk Brug', 'Nieuw Westveen', 'De Miereakker' en 'De Venen Oost' voor de bestemming 'Water'. De paraplubestemmingsplannen 'Parapluplan Parkeren Bodegraven Reeuwijk', 'Parapluplan Cultuurhistorie Bodegraven-Reeuwijk' en 'Parapluplan Archeologie' worden verder niet gewijzigd en blijven gelden. De plannen 'Reeuwijk Brug', 'Nieuw Westveen', 'De Miereakker' en 'De Venen Oost' staan reeds toe dat er bruggen worden gebouwd. In dit paraplubestemmingsplan wordt een bepaling toegevoegd voor de doorvaarthoogte en -breedte voor te vervangen of nieuw te realiseren particuliere bruggen binnen de hiervoor genoemde bestemmingsplannen. Het toevoegen van deze bepaling is een geringe aanpassing. Het toetsen aan geldend beleid en omgevingsaspecten is daardoor niet nodig. Dit is immers bij de geldende bestemmingsplannen al gedaan.

2.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Gezien de beperkte impact van de wijziging in dit paraplubestemmingsplan en het eventuele positieve effect hiervan voor ketenpartners wordt het vooroverleg met de provincie en het Hoogheemraadschap gevoerd tegelijkertijd met het ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan voor zienswijzen.

Het ontwerpbestemmingsplan zal 6 weken ter inzage liggen. Hierbij wordt eenieder in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen.

2.3 Economische uitvoerbaarheid

In het kader van de Grondexploitatiewet is de gemeente verplicht kosten die ten behoeve van het bestemmingsplan worden gemaakt, te verhalen. De kosten bestaan in dit geval uit de organisatorische kosten om het plan op te stellen. Het plan kent geen uitvoerende component voor de gemeente, eventuele ontwikkelingen die op basis van dit plan worden uitgevoerd zijn voor kosten en risico van de betreffende initiatiefnemers.

Gezien het bovenstaande, is er geen noodzaak noch verplichting tot het opstellen van een exploitatieplan bij deze herziening.