direct naar inhoud van Regels
Plan: Uitwerkingsplan Bedrijventerrein Bodegraven Oost
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1901.15Bedrterbodoost-UP80

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het Uitwerkingsplan Bedrijventerrein Bodegraven Oost met identificatienummer NL.IMRO.1901.15Bedrterbodoost-UP80 van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk;

1.2 uitwerkingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage.

Artikel 2 Van toepassing verklaring

Ten aanzien van dit plan geldt dat, tenzij in dit plan anders is geregeld, het ter zake gestelde in de regels van toepassing is, zoals weergegeven in het bestemmingsplan 'Bodegraven-Oost', vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk bij besluit van 16 maart 2011 en vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1901.BodegravenOost10-BP80.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven tot en met categorie 3.2 van de in bijlage 1 van het bestemmingsplan 'Bodegraven-Oost' opgenomen 'Staat van bedrijfsactiviteiten';
  • b. bedrijven tot en met milieucategorie 4.1 van de in bijlage 1 van het bestemmingsplan 'Bodegraven-Oost' opgenomen 'Staat van bedrijfsactiviteiten' uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1';
  • c. bedrijfsgebonden kantoren, waarbij de bruto vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 50% van de bruto vloeroppervlakte van het bedrijf;
  • d. verkeers- en verblijfsdoeleinden;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. beeldende kunstwerken;
  • i. waterlopen, waterbergingen en voorzieningen voor de waterhuishouding,

met de daarbij behorende:

  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende gebouwen worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 80%;
  • c. de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 16 m;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - accentpunt' mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan 18 m;
  • e. ruimte voor wachten, laden en lossen en parkeren wordt gerealiseerd op eigen terrein;
  • f. ondergronds bouwen is toegestaan.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 10 m.

3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend het gebruik of laten gebruiken van de gronden:

  • a. voor bewoning van bedrijfsruimten;
  • b. voor detailhandel (tevens internetwinkels);
  • c. in strijd met het bepaalde in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • d. voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • e. voor zelfstandige kantoren;
  • f. voor erotisch getinte bedrijven c.q. inrichtingen.

3.3.2 Besluit externe veiligheid inrichtingen

De vestiging van bedrijven die vallen onder het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' en waarbij de plaatsgebonden risicocontour 10-6 buiten de perceelsgrens valt, met uitzondering van de percelen met de bestemmingen 'Groen' en 'Water', is niet toegestaan.

3.3.3 Veiligheidszone - leiding

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' is de vestiging van zeer kwetsbare groepen niet toegestaan, tenzij:

  • a. voorzien wordt in voldoende bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen voor de brandweer;
  • b. voorzien wordt in verschillende aanrijroutes;
  • c. voorzien wordt in voldoende mogelijkheden voor ontvluchting van objecten;
  • d. voorzien wordt in een goede ontvluchting door optimale inrichting/ontsluiting van de openbare ruimte;
  • e. voorzien wordt in bouwkundige maatregelen om de mogelijkheid tot 'schuilen' en daarmee de zelfredzaamheid te verbeteren;
  • f. voorzien wordt in een ontruimingsplan waarbij rekening wordt gehouden met een incident bij de gasleiding.

3.3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 onder a en b en 3.3.1 onder c en bedrijvigheid worden toestaan die:

  • a. niet voorkomt op de Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits de bedrijvigheid naar aard en invloed op de omgeving, geacht kan worden te behoren tot de in lid 3.1 onder a en b genoemde bedrijfscategorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. één bedrijfscategorie hoger zijn dan toegestaan, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in lid 3.1 onder a en b genoemde bedrijfscategorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 5 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijking middels een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 6 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het Uitwerkingsplan Bedrijventerrein Bodegraven Oost.