direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Hogebrug 1e herziening 2014
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1901.14Hogebrug1eherz-BP81

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 1 december 2008 is door de gemeenteraad van de toenmalige gemeente Reeuwijk het bestemmingsplan Hogebrug vastgesteld. Tegen het bestemmingsplan is beroep ingediend. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 20 november 2011 uitspraak gedaan in deze beroepszaken. Voor zover de beroepen gericht zijn op het gebruik van de gronden Hogebrug 14 en het gebruik van agrarische gronden ten behoeve van een schapenstal, heeft de Afdeling de reclamanten in het gelijk gesteld en goedkeuring onthouden aan de betreffende plandelen. Deze plandelen worden in deze herziening gerepareerd.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt ten zuidoosten van de Reeuwijkse Plassen en ten noorden van de spoorlijn Gouda-Utrecht. Het betreft twee locaties in het buurtschap Hoge Brug gelegen in de voormalige gemeente Reeuwijk;

  • 1. Hogebrug 14;
  • 2. Hogebrug 2 e.o.

In figuur 1.1 is het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.14Hogebrug1eherz-BP81_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Het vigerende bestemmingsplan verschilt voor beide locaties. Voor het agrarisch perceel is het bestemmingsplan Hogebrug (1980) vigerend (vastgesteld op 29 mei 1980, gedeeltelijk goedgekeurd op 18 oktober 1980).

Voor een groot deel van het perceel Hogebrug 14 geldt geen enkel bestemmingsplan. Aan alle voorgaande plannen is goedkeuring onthouden. De achterste bedrijfshal op dit perceel is opgenomen in het bestemmingsplan Hogebrug, eerste herziening (1987). De hal heeft de bestemming B II s, die inhoudt dat bedrijven in categorie 1 en 2 en tevens een spuiterij zijn toegestaan.

De reden voor planherziening is dat de Raad van State aan deze onderdelen van het bestemmingsplan Hoge Brug (vastgesteld 1 december 2008, goedgekeurd 7 juli 2009) goedkeuring heeft onthouden. De Raad van State heeft op 30 november 2011 uitspraak gedaan over de twee beroepsschriften en de raad van de gemeente Reeuwijk opgedragen voor de twee betreffende locaties een nieuw bestemmingsplan vast te stellen.

1.4 Planvorm

Voor de betreffende onderdelen is een bestemmingsplan opgesteld. Voor zover niet kan worden verwezen naar onderzoeken uit het oorspronkelijke bestemmingsplan Hoge Brug, is specifiek onderzoek gedaan.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Bestaande situatie

Plangebied 1 betreft een niet-agrarisch bedrijf op Hogebrug 14. Ter plaatse is sprake van een buurtschapje met veel niet-agrarische bebouwing en enkele grote bestemmingsvlakken voor niet-agrarische bedrijven. Het pand op Hogebrug 14 is in gebruik voor opslag. Ook de verleende milieuvergunning gaat uit van opslag. In het bestemmingsplan Hogebrug, dat in 2008 is vastgesteld, had dit perceel een bedrijfsbestemming met subbestemming 'Productie van meubels', de aanduiding 'zonder woning' en een bebouwingspercentage van 100%. De voorste loods heeft dezelfde bestemming, aangevuld met de aanduiding 'afwijkende hoogte'. Door het geven van de subbestemming beoogde de gemeente bedrijfsactiviteiten tot categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toe te laten.

Aan de bestemming is goedkeuring onthouden, omdat onvoldoende duidelijk is of een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor omliggende woningen kan worden gewaarborgd.

Plangebied 2 heeft betrekking op het weidegebied ten westen van Hogebrug 2. Het is een weidegebied binnen de bebouwing van het buurtschap Hoge Brug. Het weiland is aan de noord-, west- en oostzijde omsloten door bebouwing en beplanting. Aan de zuidzijde is het weiland begrensd door de spoordijk. In het bestemmingsplan Hogebrug 2008 was dit gebied bestemd als 'Agrarisch gebied' met de aanduiding 'zonder gebouwen'.

Aan een deel van deze bestemming is goedkeuring onthouden. Op het deel was in het destijds vigerende bestemmingsplan een bouwmogelijkheid opgenomen voor een agrarisch hulp- en nevenbedrijf, waarmee de mogelijkheid bestond er een schapenschuur te bouwen. De locatie die de gemeente gereserveerd had voor de schapenschuur, te weten het bouwvlak van Hogebrug 2, is niet geschikt, omdat de gronden te laag liggen en te drassig zijn. De gronden in de noordwesthoek zijn wel geschikt, omdat de grond gedeeltelijk verhard is, de hoogte van de gronden goed is en de locatie toegankelijk is. De gemeente heeft in het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan in 2008 niet onderzocht of de bouw van een veldschuur op de genoemde locatie de openheid van het landschap aantast.

2.2 Visie op gewenste ontwikkeling

Met betrekking tot plangebied 1, Hogebrug 14, is opnieuw naar de situatie ter plaatse gekeken. Planologisch sluit het gebied aan bij het bestemmingsplan Lange Ruige Weide, waarvan het beleid gericht is op behoud en ontwikkeling van de kwaliteiten van het buitengebied. Ontwikkelingsmogelijkheden worden geboden aan agrarische activiteiten (binnen randvoorwaarden). Daarnaast is het beleid gericht op behoud en herstel van natuur- en landschapswaarden die kenmerkend zijn voor het veenweidegebied. Ook komen er in Lange Ruige Weide functies voor die niet in overeenstemming zijn met de koers voor het gebied. Deze functies blijven gehandhaafd, voor zover ze legaal tot stand zijn gekomen. Het betreft onder meer burgerwoningen en niet-agrarische bedrijven. Ontwikkelingsruimte krijgen dergelijke functies niet. In Hogebrug is sprake van een vergelijkbare situatie. De burgerwoningen en niet-agrarische bedrijven passen niet in het beleid voor het gebied, maar zijn er in het verleden wel gevestigd. Dit geldt ook voor Hogebrug 14, met dat verschil dat voor dit adres de situatie nooit planologisch is vastgelegd (met uitzondering van de achterste bedrijfshal, zie ook paragraaf 1.3). Om die reden heeft de Raad van State geoordeeld dat er voor dit adres een planologische afweging moet worden gemaakt.

Op 9 oktober 2013 heeft de gemeenteraad de structuurvisie 'Vitaliteit in het Reeuwijkse land' vastgesteld voor het grondgebied van de voormalige gemeente Reeuwijk. De structuurvisie geldt voor de periode 2013-2020. Het Reeuwijkse Land is een gebied met een landelijke uitstraling. De gemeente beschikt door haar centrale ligging in het Groene Hart over enkele bijzondere kwaliteiten die vergeleken met andere delen van Nederland vrij uniek of zeldzaam zijn. Daarbij gaat het om kenmerken en kwaliteiten de karakteristieke die aan het agrarische cultuurlandschap zijn verbonden zoals het Plassengebied, de opstrekkende kavelstructuren van het veenweidelandschap, het open karakter van het polderlandschap met zijn bijzondere fraaie vergezichten en het eeuwenoude gebruik door de melkveehouderij. Het Reeuwijkse Land moet uitgaan van haar eigen kwaliteiten en daardoor haar verschillen benadrukken en versterken.

Een van de kernambities uit de structuurvisie, in relatie tot Hogebrug, is een vitale economie. De gemeente erkent de bijzondere plaats van bedrijven in het 'buitengebied' en de betekenis van deze bedrijven voor de kleine kernen. Voor de vitaliteit van deze lokale bedrijven is ruimte voor uitbreiding mogelijk, mits binnen ruimtelijk en maatschappelijke grenzen. In het geval van het plangebied Hogebrug 14-20 is uitbreiding, in de vorm van het toestaan van een hogere bedrijfscategorie, niet mogelijk. Ruimtelijk is uitbreiding niet aanvaardbaar vanwege de ligging van milieuhinder gevoelige functies, in dit geval woningen, in de directe nabijheid.

Planologisch past het niet-agrarische bedrijf op deze locatie niet in het beleid van de gemeente of de provincie. Op deze plaats zou geen nieuw niet-agrarisch bedrijf worden toegelaten. Er is echter sprake van een bestaand niet-agrarisch bedrijf met bestaande rechten. De gemeente heeft daarom naar een oplossing gezocht die zoveel mogelijk recht doet aan enerzijds het ingezette beleid, anderzijds de vergunde situatie en tegelijkertijd reëel en uitvoerbaar is.

Uitgangspunten bij de bestemmingslegging zijn:

  • zoveel mogelijk beperken van de milieuhinder;
  • recht doen aan de verleende bouw- en milieuvergunning;
  • rekening houden met de bestaande fysieke situatie.

De uitgangspunten leiden tot een algemene bedrijfsbestemming behorende tot deels categorie 1 en deels categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Ter plaatse van de gronden waar, gelet op de afstand tot naastgelegen woningen, categorie 1 toelaatbaar is, wordt tevens opslag uit categorie 2 toegelaten. Paragraaf 4.2.2 gaat uitgebreider in op de gekozen milieuzonering en de toelaatbare activiteiten. Via afwijking kunnen ook bedrijfsactiviteiten uit 1 categorie hoger worden toegestaan, mits is aangetoond dat deze naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de rechtstreeks toegestane categorieën.

Met betrekking tot plangebied 2, het weiland ten westen van Hogebrug 2, is de landschappelijke situatie opnieuw beoordeeld. Hogebrug ligt weliswaar in het open veenweidegebied van Lange Ruige Weide, de openheid van het betreffende plangebied, ingesloten tussen de bebouwing van Hogebrug, is betrekkelijk.

Ten noorden van het weiland staan 3 woningen en een houten loods van het ter plaatse aanwezige bedrijf. Ten oosten van het weiland is de bebouwing van Hogebrug 2, een tuin met bijgebouwen en singelbeplanting, aanwezig. In het zuiden wordt het weiland begrensd door een verhoogd gelegen spoordijk. In het westen is verspreid liggende bebouwing aanwezig, afgewisseld met beplanting. Het oppervlak van het weiland beslaat in totaal ongeveer 1 ha. De conclusie is gerechtvaardigd dat er voor het genoemde weiland geen sprake is van landschappelijke openheid, zoals die in het veenweidegebied van Lange Ruige Weide kan worden ervaren.

Gezien de rechten uit het voorgaande bestemmingsplan (bestemming Agrarische doeleinden met subbestemming 'hulp- en nevenbedrijf') en de herbeoordeling van de landschappelijke situatie, is de gemeente van mening dat een beperkte bebouwingsmogelijkheid voor een schapenstal op de genoemde locatie toelaatbaar is. Wel stelt de gemeente een aantal voorwaarden met betrekking tot omvang en uitvoering van de te bouwen schapenstal. Zo is evenwijdige plaatsing van gebouwen op de verkavelingsrichting kenmerkend voor het gebied. Dat betekent eveneens dat het gebouw een minimale lengte-breedteverhouding van 2:1 dient te hebben en dat de nokrichting loodrecht op de weg moet worden gepositioneerd. De veldschuur dient uit een bouwlaag met een kap te bestaan. Vanuit overwegingen van ecologie dient de bebouwing op minimaal 5 m uit de insteek van sloten te worden gebouwd en bedraagt het maximale oppervlak van de veld schuur 50 m². Voor de goot- en bouwhoogte gelden maxima van 3, respectievelijk 5 m. Het gebouw mag worden gebruikt voor hobbymatig agrarisch gebruik. Dit gebruik past binnen het gemengde karakter van het omliggende gebied.

Hoofdstuk 3 Juridische planbeschrijving

3.1 Algemeen

De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar moeten zijn en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.

Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de regels zijn eventuele aanlegregels, uitwerkingsregels, nadere eisen, afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen.

3.2 Inleidende regels

Conform de SVBP bevatten de inleidende regels artikelen met de begripsbepalingen en de wijze van meten. Alleen die begrippen zijn opgenomen die in relatie met de overige regels relevant zijn.

3.3 Bestemmingsregels

Ter plaatse van de bestemming Agrarisch wordt hobbymatig agrarisch gebruik mogelijk gemaakt. Het bestemmingsvlak is tevens bouwvlak. In de bouwregels is aangegeven dat alleen een veldschuur mag worden gebouwd. Om de bouwmogelijkheid landschappelijk in te passen, zijn oppervlak en lengte-breedteverhouding nader bepaald.

Ter plaatse van de bestemming Bedrijf is de maximaal toelaatbare milieucategorie op de plankaart vastgelegd. Ter plaatse van de aanduiding 'opslag' is tevens opslag uit categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan, conform de melding in het kader van de Wet milieubeheer. Via binnenplanse afwijking kunnen bedrijven uit een hogere milieucategorie worden toegestaan (waar bij recht categorie 1 is toegestaan maximaal categorie 2 en waar bij recht categorie 2 is toegestaan maximaal categorie 3.1). Voorwaarde is dat de bedrijven naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kunnen worden te behoren tot de rechtstreeks toegelaten categorieën. Van belang bij toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid is wel dat wordt getoetst op een afstand die overeenkomt met de richtafstand voor de maximaal toelaatbare categorie (dus geen toetsing ter plaatse van de naastgelegen woningen). Hiervoor is gericht onderzoek nodig ten aanzien van de milieuaspecten met een grotere richtafstand dan de rechtstreeks toegelaten categorie. Daarnaast kunnen via binnenplanse afwijking bedrijven worden toegestaan die niet zijn opgenomen in de Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten. Ook hier geldt als voorwaarde dat de bedrijven naar aard en invloed op de omgeving geacht kunnen worden te behoren tot de rechtstreeks toegelaten categorieën.

De bedrijfsbestemming kent een deel met een afwijkende hoogte. Dit is met een maatvoeringaanduiding op de verbeelding weergegeven. Voor de gehele bestemming geldt een bebouwingspercentage van 100%.

3.4 Algemene regels

In de algemene regels zijn aanvullende regels opgenomen met betrekking tot het bouwen. Daarnaast bevat dit hoofdstuk algemene gebruiksregels, wijzigingsregels en afwijkingsregels.

3.5 Overgangsrecht en slotregels

In artikel 3.2.1 Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Ook is een strafbepaling opgenomen voor overtreding van de gebruiksbepalingen.

Hoofdstuk 4 Toetsing sectorale aspecten

4.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen dienen getoetst te worden aan alle relevante sectorale aspecten. Voor de locatie Hogebrug 14 is planologisch gezien sprake van een nieuwe situatie. Voor zover relevant zal toetsing aan de milieuaspecten bodem, water, ecologie, archeologie, verkeer, wegverkeerslawaai, industrielawaai, bedrijven en milieuhinder en luchtkwaliteit plaatsvinden.

In de situatie van de agrarische bestemming, waar de Raad van State goedkeuring aan heeft onthouden, wordt een nieuwe bouwmogelijkheid gecreëerd. Toetsing aan sectorale aspecten is daarmee aan de orde. De ontwikkeling is dermate kleinschalig dat toetsing niet voor alle aspecten relevant is. Per aspect wordt dit in beeld gebracht.

4.2 Sectorale aspecten

4.2.1 Bodem en water

Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een project rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat, indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Onderzoek en conclusie

Met betrekking tot Hogebrug 14 vindt planologisch een nieuwe situatie plaats, maar feitelijk is sprake van een loods waar momenteel opslag in plaatsvindt. In de toekomst neemt de milieubelasting niet toe. Het bedrijf dient te voldoen aan de eisen uit het Activiteitenbesluit. Daarin zijn voorwaarden opgenomen om negatieve effecten op de bodemkwaliteit als gevolg van de bedrijfsactiviteiten te voorkomen. Nader bodemonderzoek is in het kader van het bestemmingsplan niet noodzakelijk.

De andere ontwikkeling bestaat uit de realisatie van een veldschuur op grasland. Er vindt hierbij functieverandering plaats. De beoogde veldschuur is echter niet gevoelig voor eventuele bodemverontreiniging omdat hier niet voor langere tijd personen zullen verblijven. Daarnaast blijkt uit het Bodemloket (www.bodemloket.nl) dat ter plaatse van het plangebied geen historische activiteiten bekend zijn die mogelijk hebben geleid tot bodemverontreiniging. De bodemkwaliteit levert hierdoor geen belemmering op voor de beoogde ontwikkeling. Nader bodemonderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

Er wordt geconcludeerd dat het aspect bodem de uitvoering van het project niet in de weg staat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.14Hogebrug1eherz-BP81_0002.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1901.14Hogebrug1eherz-BP81_0003.png"

Bodemkwaliteit in het plangebied (www.bodemloket.nl)

Water

Waterkwantiteit

Op grond van artikel 3.7 van de Keur is het verboden zonder vergunning hemelwater afkomstig van nieuw verhard oppervlak versneld tot afvoer te laten komen en te lozen. Bij een toename in verhard oppervlak dient deze toename gecompenseerd te worden door de aanleg van functioneel open water. De compensatie-eis van het Hoogheemraadschap is dat 15% van de toename in verharding gecompenseerd dient te worden. Doel van het beleid is om effecten van nieuw stedelijke uitbreidingen te neutraliseren.

Om te voorkomen dat individuele bewoners voor kleine voorzieningen moeten compenseren, is een ondergrens ingesteld. De minimale oppervlakte, waarvoor de beleidsregel geldt, bedraagt binnen de bebouwde kom 500 m² nieuw verhard oppervlak waarvan het hemelwater direct of indirect op het oppervlaktewater wordt geloosd en buiten de bebouwde kom 1.000 m² nieuw verhard oppervlak (Besluit algemene regels Keur HDSR 2009, algemene regel 14).

Op Hogebrug 14 wordt geen nieuw verhard oppervlak gerealiseerd. Er is daarom geen sprake van compensatie van verhard oppervlak.

De andere beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van een veldschuur van 50 m². In de huidige situatie bestaat de locatie uit grasland. Er vindt hierdoor een toename in verharding plaats. Deze toename is vele malen kleiner dan de ondergrens die door het Hoogheemraadschap is gesteld. Voor de beoogde ontwikkeling is compensatie van de toename in verharding dan ook niet noodzakelijk.

4.2.2 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen belastende en gevoelige functies met betrekking tot milieu mee te nemen, kan in bestemmingsplannen gebruik worden gemaakt van milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009), waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Daarbij zijn richtafstanden opgenomen, rekening houdend met milieuaspecten als geur-, stof- en geluidshinder. De richtafstanden gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. Uit jurisprudentie en de genoemde VNG-publicatie blijkt dat in het geval van een gemengd gebied verkleinde richtafstanden gelden.

Onderzoek en conclusie

Het gebied rondom Hogebrug 14 kan worden aangemerkt als gemengd gebied. Er is hier immers sprake van niet-agrarische bedrijvigheid (zoals trappenfabriek Vios/Van den Hondel met omvangrijke bedrijfslocaties aan het Hoogeind en de Hogebrug en een zand- en grindhandel), agrarische bedrijvigheid, de spoorlijn Woeren-Gouda en de spoorbrug over de dubbele Wiericke en wonen op korte afstand van elkaar. In een gemengd gebied kunnen de richtafstanden uit de VNG-publicatie met een afstandsstap worden verkleind. Dit betekent dat bedrijfsactiviteiten uit categorie 1 direct naast woningen toelaatbaar zijn en bedrijfsactiviteiten uit categorie 2 op minimaal 10 m afstand van woningen. Deze algemene toelaatbaarheid is opgenomen op de verbeelding.

Op het perceel Hogebrug 14 vindt opslag plaats. Hiervoor is in 2011 een melding in het kader van het Activiteitenbesluit gedaan. De opslagactiviteiten vallen in categorie 2 (SBI-code 519 (1993)). Het bestemmingsplan legt de feitelijke situatie vast. Ter plaatse van het deel van het perceel met een algemene toelaatbaarheid van categorie 1 wordt tevens opslag uit categorie 2 toegestaan. De bestaande opslagactiviteiten zijn daarmee toegestaan op het hele bedrijfsperceel. Andere activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze vallen binnen de algemene toelaatbaarheid.

Met de milieuzonering en de wijze waarop deze in het bestemmingsplan is vastgelegd, worden de bestaande activiteiten positief bestemd en wordt voorkomen dat er onaanvaardbare milieuhinder ter plaatse van omliggende woningen ontstaat als gevolg van de uitvoering van het bestemmingsplan.

4.2.3 Ecologie

Om te bezien of het bestemmen van de bestaande loods op Hogebrug 14 en de bouw van de veldschuur uitvoerbaar zijn met betrekking tot ecologische aspecten, wordt getoetst aan beschermde gebieden en soorten.

Beschermde gebieden

De locaties liggen weliswaar op korte afstand van de Ecologische Hoofdstructuur (circa 60 m) en Natura 2000 (circa 400 m), maar de ingrepen zijn dermate kleinschalig van aard, of er is zelfs geen sprake van een ingreep, dat er, ook gezien de tussenliggende weg met bebouwing, geen sprake zal zijn van nadelige effecten op deze beschermde gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1901.14Hogebrug1eherz-BP81_0004.png"

Figuur 4.1 Beschermde gebieden

Beschermde soorten

Op Hogebrug 14 is geen sprake van ingrepen die mogelijk effect hebben op beschermde soorten.

Op het grasland ter plaatse, waar de veldschuur wordt gerealiseerd, zijn waarschijnlijk beschermde soorten aanwezig als mol en veldmuis, maar voor deze soorten geldt een vrijstelling van de relevante bepalingen van de Flora- en faunawet. Broedende weidevogels zijn op dit perceel uitgesloten vanwege de vele nabijgelegen verstoringsbronnen. Zwaar beschermde soorten zijn mogelijk aanwezig in de aangrenzende sloten (bijvoorbeeld kleine modderkruiper). Zolang met het nieuwe gebouw een afstand van minimaal 5 m tot de insteek van deze sloot wordt bewaard, zal er geen sprake zijn van negatieve effecten op zwaar beschermde soorten. De Flora- en faunawet staat de uitvoering van het bestemmingsplan dan niet in de weg.

4.2.4 Archeologie

Op Hogebrug 14 is reeds een gebouw aanwezig. Er vindt geen nieuwe bodemverstoring plaats. De bouw van de veldschuur betreft een geplande bodemverstoring van minder dan 100 m² en vindt niet plaats binnen een archeologisch monumententerrein of een historisch stads- of dorpsgezicht. Daardoor geldt er geen onderzoeksverplichting.

4.2.5 Overige aspecten

Met betrekking tot verkeer, verkeerslawaai en luchtkwaliteit geldt dat de ontwikkeling dermate kleinschalig is dat onderzoek naar deze aspecten niet relevant is.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan betreft een reparatieplan met beperkte ruimtelijke ontwikkelingen. Er is geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening. Dat betekent dat er geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het ontwerpbestemmingsplan is op 21 mei 2013 aangeboden aan de provincie Zuid-Holland. Er is geen voorontwerp opgesteld omdat het een reparatie betreft van een conserverend bestemmingsplan van beperkte omvang en voor een reeds  ontwikkeld gebied. De provincie heeft laten weten dat er geen provinciale belangen in het geding zijn.

Zienswijzen

In de periode van 6 februari tot en met 19 maart 2014 heeft het ontwerpbestemmingsplan 'Hogebrug, 1e herziening' voor een ieder ter inzage gelegen. Dit is gedaan op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening en afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht. De stukken waren raadpleegbaar in het gemeentehuis, op de gemeentelijke website en de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Gedurende deze periode kon een ieder een zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan kenbaar maken. De ontvangen zienswijzen zijn in de 'Nota van beantwoording zienswijzen', zoals opgenomen in bijlage 2, voorzien van antwoord. Naar aanleiding van deze zienswijzen is het bestemmingsplan op een aantal punten gewijzigd en aangevuld. Naast de wijzigingen op basis van de zienswijzen zijn ook enkele ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. In de 'Nota van wijzigingen' (bijlage 3) is een overzicht opgenomen van de wijzigingen op basis van de zienswijzen en de ambtshalve wijzigingen.