direct naar inhoud van Regels
Plan: De Steupel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1901.13DeSteupel-BP80

Regels

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

plan

het bestemmingsplan De Steupel van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk.

bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand

NL.IMRO.1901.13DeSteupel-BP80 met de bijbehorende regels.

Verdere begrippen in alfabetische volgorde:

aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een (bedrijfs)woning wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

aan- of uitbouw

een aan een (bedrijfs)woning gebouwd gebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan de (bedrijfs)woning.

bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig zijn, dan wel tot stand kunnen komen krachtens een bouwvergunning.

bestaand gebruik

gebruik van gronden en bouwwerken die bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

bijgebouw

een gebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (bedrijfs)woning (bijvoorbeeld garages, bergingen etc.).

bouwen

het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van kelderlagen, onderbouw en kapverdiepingen.

bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

gevellijn

een geometrisch bepaalde lijn en het verlengde daarvan, die bij het bouwen niet mag worden overschreden;

hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

landschapsdeskundige

een deskundige op het terrein van ecologie, natuur en landschap.

natuurvriendelijke oever

een oever waarbij de overgang van land naar water geleidelijk verloopt en waarin een diverse oever- en watervegetatie groeit of kan gaan groeien, of een oever in een plassengebied of vaart waarbij de overgang tussen land en water met natuurlijke materialen wordt  aangelegd en waarin diverse oever- en watervegetatie groeit of kan gaan groeien,.

natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en/of fauna.

nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, IBA's (Individuele Behandelingsinstallaties voor Afvalwater) en apparatuur voor telecommunicatie.

overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand.

pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

perceel

de bij een hoofdgebouw behorende gronden bestemd voor Wonen en Tuin.

peil

het peil:

  • a. voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
steiger

constructie aan of loodrecht op een oever, die tot ligplaats dient voor een pleziervaartuig.

straatmeubilair

voorwerpen die in de openbare ruimte staan, zoals verkeerszuilen, lichtmasten, bewegwijzeringen, afvalbakken, telefooncellen, brievenbussen, banken en daarmee gelijk te stellen voorwerpen.

voorgevel

de gevel van een (bedrijfs)woning die naar aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling en oriëntatie als belangrijkste beeldbepalende gevel kan worden aangemerkt.

voorgevelrooilijn

een lijn, welke zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de voorgevels van de hoofdgebouwen en een zo gelijkmatig mogelijk beloop overeenkomstig de richting van de weg heeft.

woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel; indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen of dakopbouwen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 70% van de gevelbreedte, wordt de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de dakkapel of dakopbouw als goothoogte aangemerkt.

bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

breedte van een aan- of uitbouw aan een woning

de afstand tussen de gevelwand waaraan wordt gebouwd en de lijn die evenwijdig daaraan loopt, in welke lijn enig snijpunt valt van een of meer wanden van de aan of uitbouw.

afstanden

afstanden tussen bouwwerken, perceelsgrenzen en andere lijnen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

bebouwd oppervlak van een bouwperceel

de gezamenlijke oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige gebouwen.

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1

De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor de ontwikkeling, instandhouding en herstel van ecologische, landschappelijke en natuurlijke waarden, nutsvoorzieningen, en het behoud van rietkragen.

3.1.2

Ter plaatse van de aanduiding "ontsluiting" zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een perceelsontsluiting ten behoeve van woonkavels, met bijbehorende voorzieningen, waaronder bruggen, duikers en landhoofden, mits deze geen afbreuk doet aan de aanwezige natuurwaarde.

3.1.3

Ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein" zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor openbare parkeerplaatsen ten behoeve van woonkavels mits deze geen afbreuk doet aan de aanwezige natuurwaarde.

3.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, noodzakelijk voor de bestemming worden gebouwd tot een hoogte van maximaal 1 m met dien verstande, dat de hoogte van lichtmasten ten hoogste 6 meter bedraagt

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1

Het is verboden ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 3.1 de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders:

  • a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • b. het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  • c. het vellen of rooien van bomen en andere houtopstanden;
  • d. het aanleggen of (half)verharden van wegen en of rijwielpaden en het aanbrengen van andere oppervlakte(half)verhardingen buiten de aanduidingen “ontsluiting” en “parkeerterrein”;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het verwijderen van vegetatie, waaronder rietkragen;
  • g. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
  • h. het plaatsen van beschoeiingen.
3.3.2

Het bepaalde in lid 3.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. in uitvoering waren ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. nodig zijn voor de realisering van de bestemming en in opdracht van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk worden uitgevoerd.
3.3.3

Een vergunning als bedoeld in lid 3.3.1 wordt uitsluitend verleend indien is gebleken dat de genoemde werken of werkzaamheden als bedoeld in 3.3.1 dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een onevenredige afbreuk van de ecologische, natuurlijke en landschappelijke waarden.

3.3.4

Burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 3.3.1 advies in bij een landschapsdeskundige.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Op de in 3.1 bestemde gronden is het gebruik van verlichting niet toegestaan m.u.v. openbare verlichting d.m.v. lichtmasten met een maximale lichtsterkte van 4 Lux.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. bij deze functies behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, water, duikers, nutsvoorzieningen, paden, terrassen, plankieren/vlonders, steigers, landhoofden, bruggen, halfverhardingen en parkeren;
4.1.2

Ter plaatse van de aanduiding "ontsluiting" zijn de in lid 4.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een perceelsontsluiting ten behoeve van de woonkavels alsmede ten behoeve van een ontsluiting van de gronden met de bestemmingen Natuur en Water.

4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

4.2.1 Gebouwen

Binnen de bestemming geen gebouwen mogen worden gebouwd.

4.2.2 Andere bouwwerken

De maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt:

  • a. 1 m voor erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
  • b. 2 m voor erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
  • c. 3 m voor overige bouwwerken.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Op de in 4.1 bestemde gronden is het gebruik van verlichting slechts toegestaan indien de verlichting geen hogere lichtsterkte heeft dan 1 Lux.

Artikel 5 Tuin - Erf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin - Erf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. erven met bijbehorende gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. wegen en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. tuinen en water.
5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 60 m2;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,5 m;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal 3 m.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen volgens bestaand profiel;
  • b. natuurwaarden, rietkragen;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;
  • g. straatmeubilair;
  • h. nutsvoorzieningen;
6.2 Bouwregels

Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

6.2.1 Gebouwen

Binnen de bestemming geen gebouwen mogen worden gebouwd;

6.2.2 Andere bouwwerken

de maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt:

  • a. 6 m voor straatmeubilair;
  • b. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Op de in 6.1 bestemde gronden is uitsluitend het gebruik van verlichting toegestaan met een maximale lichtsterkte van 4 Lux.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de waterhuishouding, waaronder vaarwegen, waterlopen en waterberging;
  • b. bij deze functie behorende voorzieningen, zoals duikers, landhoofden, nutsvoorzieningen, steigers, ligplaatsen, bermen, keermuren, oevers/oeverbeschoeiingen, rietkragen en taluds;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'brug' tevens voor een dam of een brug.
7.2 Bouwregels

Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

7.2.1 Gebouwen

binnen de bestemming geen gebouwen mogen worden gebouwd;

7.2.2 Bruggen

bruggen uitsluitend mogen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'brug' tot een hoogte van 3 m;

7.2.3 Steigers

steigers zijn toegestaan op gronden die grenzen aan de bestemming Tuin en/of de bestemming Wonen, mits:

  • a. het maximum oppervlak per steiger ten hoogste 6 m² bedraagt;
  • b. ten hoogste 1 steiger bij een woning wordt gerealiseerd;
  • c. de ruimte tussen de onderkant van de draagbalken en het hoogwaterpeil ten minste 30 cm bedraagt;
  • d. de doorvaarbaarheid van de watergang is gegarandeerd. Hiervan is sprake indien de breedte van de watergang voor vrije doorvaart ten minste 2,50 meter bedraagt.

7.2.4 Overige bouwwerken

De maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt:

  • a. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1

Het aanmeren van woonschepen is niet toegestaan.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Verbod

Het is verboden ter plaatse van de gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders:

  • a. het aanleggen of aanbrengen van beschoeiingen;
  • b. het ophogen van gronden en of verharden van gronden;
  • c. het verwijderen van vegetatie, waaronder rietkragen;
  • d. het graven of dempen van waterpartijen en het afdammen van waterpartijen;
  • e. boringen te verrichten, seismisch of ander bodemonderzoek te doen;
  • f. het wijzigen van het waterpeil.

7.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 7.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemmingen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • d. in opdracht van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk worden uitgevoerd voor de realisatie van het plan.

7.4.3 Toelaatbaarheid

Een vergunning als bedoeld in lid 7.4.1 wordt uitsluitend verleend indien is gebleken dat de genoemde werken of werkzaamheden als bedoeld in 7.4.1 geen belemmering vormen voor het onderhoud aan de watergangen en indien is gebleken dat de genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een onevenredige afbreuk van de ecologische, natuurlijke en landschappelijke waarden en het waterstaatsbelang niet onevenredig wordt geschaad.

7.4.4 Advies

Alvorens te beslissen omtrent het verlenen van een vergunning als bedoeld in lid 7.4.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de waterbeheerder en bij een landschapsdeskundige.

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen vrijstaand;
  • b. aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • c. tuinen en erven;
  • d. bij deze functies behorende voorzieningen, zoals groen- en speelvoorzieningen, water, duikers, nutsvoorzieningen, paden, terrassen, plankieren/vlonders, steigers, landhoofden, bruggen, halfverhardingen en parkeren;
8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

8.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd met dien verstande, dat:
    • 1. er maximaal 1 hoofdgebouw per bouwvlak mag worden gebouwd;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding “gevellijn” de voorgevel van het hoofdgebouw evenwijdig aan de gevellijn moet worden gebouwd;
    • 3. het hoofdgebouw moet worden afgedekt met een kap met een dakhelling tussen de 40 en 65 graden;
    • 4. het bebouwde oppervlakte, inclusief aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, ten hoogste mag bedragen:
      • bij een perceeloppervlakte tot 1.000 m2: ten hoogste 120 m2;
      • bij een perceeloppervlakte van ten minste 1.000 m2 tot 1.100 m2: ten hoogste 130 m2;
      • bij een perceeloppervlakte van ten minste 1.100 m2 tot 1.200 m2: ten hoogste 140 m2;
      • bij een perceeloppervlakte van ten minste 1.200 m2: ten hoogste 150 m2;
  • b. ter plaatse van de aanduiding “maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)” de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer mag bedragen dan aangegeven;
  • c. balkons en dakterrassen uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak.

8.2.2 Erfbebouwing
  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van tenminste 1 m achter de voorgevel van de woning worden gebouwd;
  • b. de breedte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag op het zijerf van een woning ten hoogste 4 m bedragen;
  • c. de afstand tussen erfbebouwing en water dient tenminste 1 m te bedragen;
  • d. voor aan- en uitbouwen geldt een maximale goothoogte van 3.25 m en een maximale bouwhoogte van 5 m;
  • e. voor bijgebouwen (vrijstaand of aangebouwd) geldt een maximale goothoogte van 3 m en een maximale bouwhoogte van 5 m;

8.2.3 Andere bouwwerken
  • a. de maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt:
    • 1. 1 m voor erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
    • 2. 2 m voor erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
    • 3. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Kappen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 8.2.1 onder a voor het toepassen van een andere kaphelling, mits hierdoor de stedenbouwkundige situering en de bezonning, privacy en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen niet onevenredig wordt aangetast;

8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1

Het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van de uitoefening van niet publieksgerichte aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan, voor zover:

  • a. het vloeroppervlak niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 60 m2;
  • b. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de bewoner van de woning is;
  • c. in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
  • d. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.4.1 ten behoeve van publieksgerichte aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, onder de voorwaarde dat:

  • a. het vloeroppervlak niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 60 m2;
  • b. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de bewoner van de woning is;
  • c. in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
  • d. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

Artikel 9 Waarde - Natuurvriendelijke oever

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Natuurvriendelijke oever bestemde gronden zijn naast de andere daar geldende bestemmingen primair bestemd voor het behoud, versterking en ontwikkeling van natuurvriendelijke oevers;

9.2 Bouwregels

Binnen de bestemming mag niet gebouwd worden.

9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1

Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet in combinatie met het bepaalde in artikel 14, eerste lid, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 van dit artikel voor de bouw van bouwwerken als genoemd in de andere op deze gronden geldende bestemmingen, mits de betreffende bouwwerken geen belemmering vormen voor het onderhoud aan de watergangen en indien is gebleken dat de genoemde bouwwerken dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze bouwwerken niet zullen leiden tot een onevenredige afbreuk van de ecologische, natuurlijke en landschappelijke waarden. Van een onevenredige afbreuk is in ieder geval geen sprake indien door het bouwen van bouwwerken de natuurvriendelijke oevers per perceel, gelezen in samenhang met de regeling onder lid 4, op maximaal 4 plaatsen wordt onderbroken door bouwwerken of werken over ten hoogste 1/4 van de totale lengte van de oever per perceel.

9.3.2

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het overschrijden van het maximum aantal onderbrekingen van de natuurvriendelijke oever per perceel en/of overschrijden van de in 9.3.1 genoemde maximale lengte van de onderbrekingen van de natuurvriendelijke oever per perceel indien is gebleken dat de genoemde bouwwerken dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze bouwwerken niet zullen leiden tot een onevenredige afbreuk van de ecologische, natuurlijke en landschappelijke waarden.

9.3.3

Burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 9.3.2 advies in bij de een landschapsdeskundige.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (aanlegvergunning)

9.4.1 Verbod

Het is verboden ter plaatse van de gronden, genoemd in lid 1 de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders:

  • e. het aanleggen of aanbrengen van beschoeiingen;
  • f. het ophogen van gronden en of verharden van gronden;
  • g. het verwijderen van vegetatie, waaronder rietkragen;
  • h. het graven of dempen van waterpartijen en het afdammen van waterpartijen;
  • i. boringen te verrichten, seismisch of ander bodemonderzoek te doen;
  • j. het wijzigen van het waterpeil.

9.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 9.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemmingen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • d. in opdracht van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk worden uitgevoerd voor de realisatie van het plan.

9.4.3 Toelaatbaarheid

Een vergunning als bedoeld in lid 9.4.1 wordt uitsluitend verleend indien is gebleken dat de genoemde werken of werkzaamheden als bedoeld in 9.4.1 dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een onevenredige afbreuk van de ecologische, natuurlijke en landschappelijke waarden. Van een onevenredige afbreuk is in ieder geval geen sprake indien door de activiteit de natuurvriendelijke oevers (per perceel, gelezen in samenhang met de regeling onder 9.3, op maximaal 4 plaatsen wordt onderbroken door bouwwerken of werken over ten hoogste 1/4 van de totale lengte van de oever per perceel.

9.4.4 Afwijking aanlegvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.4.3 voor het overschrijden het maximum aantal onderbrekingen van de natuurvriendelijke oever per perceel en/of overschrijden van de in 9.4.3 genoemde maximale lengte van de onderbrekingen van de natuurvriendelijke oever per perceel, indien is gebleken dat de genoemde werken dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken niet zullen leiden tot een onevenredige afbreuk van de ecologische, natuurlijke en landschappelijke waarden.

9.4.5 Advies

Burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 9.4.4 advies in bij een landschapsdeskundige.

9.4.6 Voorwaarden

Burgemeester en wethouders kunnen de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden onder beperkingen verlenen en kunnen voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden die zien op het behoud van de natuurvriendelijke oevers in het plangebied.

Artikel 10 Waarde - Natuurvriendelijke oever 1

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Natuurvriendelijke oever 1 bestemde gronden zijn naast de andere daar geldende bestemmingen primair bestemd voor het behoud, versterking en ontwikkeling van natuurvriendelijke oevers;

10.2 Bouwregels

Binnen de bestemming mag niet gebouwd worden.

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (aanlegvergunning)
10.3.1 Verbod

Het is verboden ter plaatse van de gronden, genoemd in lid 10.1 de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders:

  • a. het aanleggen of aanbrengen van beschoeiingen;
  • b. het ophogen van gronden en of verharden van gronden;
  • c. het verwijderen van vegetatie, waaronder rietkragen;
  • d. het graven of dempen van waterpartijen en het afdammen van waterpartijen;
  • e. boringen te verrichten, seismisch of ander bodemonderzoek te doen;
  • f. het wijzigen van het waterpeil.

10.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 10.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemmingen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • d. in opdracht van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk worden uitgevoerd voor de realisatie van het plan.

10.3.3 Toelaatbaarheid

Een vergunning als bedoeld in lid 10.3.1 wordt uitsluitend verleend indien is gebleken dat de genoemde werken of werkzaamheden als bedoeld in 10.3.1 dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een onevenredige afbreuk van de ecologische, natuurlijke en landschappelijke waarden.

10.3.4 Advies

Burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 10.3.3 advies in bij een landschapsdeskundige.

10.3.5 Voorwaarden

Burgemeester en wethouders kunnen de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden onder beperkingen verlenen en kunnen voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden die zien op het behoud van de natuurvriendelijke oevers in het plangebied.

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene bouwregels

12.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen binnen de bestemmingsgrenzen in afwijking van hoofdstuk 2 van de regels en van de kaart, uitsluitend worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, entreeportalen, afdaken, erkers, serres en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.

12.2 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  • a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
  • b. brandweeringang;
  • c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. de ruimte tussen bouwwerken;
  • e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

Het is verboden, overeenkomstig het bepaalde in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met een bestemmingsplan.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

14.1 Afwijken t.b.v. botenhuis

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de artikelen 4, 7en 8 voor het bouwen van een botenhuis met dien verstande, dat:

  • a. de bouwhoogte maximaal 3 m mag bedragen;
  • b. het bebouwd oppervlak maximaal 25 m2 mag bedragen;
  • c. er een minimale vrije doorvaart van 2,5 meter behouden blijft
  • d. het botenhuis geen belemmering vormt voor het onderhoud aan de watergangen en het botenhuis, dan wel de directe of indirecte gevolgen van dit bouwwerk, niet zal leiden tot een onevenredige afbreuk van de ecologische, natuurlijke en landschappelijke waarden. Hiertoe wordt vooraf door burgemeester en wethouders advies ingewonnen bij de waterbeheerder en een landschapsdeskundige.
14.2 Afwijkende maten en overschrijding bouwgrenzen
14.2.1

Burgemeester en wethouders kunnen - tenzij op grond van hoofdstuk 2 van de regels reeds kan worden afgeweken - bij een omgevingsvergunning af wijken ten behoeve van:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. het bouwen van antenne-installaties tot een hoogte van 15 m;
  • d. het bouwen van overige andere bouwwerken tot een hoogte van 10 m;
14.2.2

met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

14.3 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het gebruik van een woning, aan- of uitbouw of bijgebouw als tijdelijke woonruimte bij een woning ten behoeve van mantelzorg met dien verstande dat:

  • a. het maximaal aantal woningen op het bouwvlak niet mag toenemen;
  • b. de toegestane maximale maten en afstanden van de woning, aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet mogen worden overschreden;
  • c. de woning dient bij gebruik door twee huishoudens een duidelijke uitstraling te hebben van één woning met eventueel bijgebouwen;
  • d. er geen extra inritten of bruggen mogen worden aangelegd;
  • e. de woning maximaal één toegang mag hebben;
  • f. de zorgbehoefte moet zijn aangetoond via een indicatiebesluit of verklaring van de GGD, met uitzondering van zorgbehoevenden ouder dan 75 jaar;
  • g. bij beëindiging van de mantelzorg het gebruik van de woning, aan- of uitbouw of bijgebouw als tijdelijke woonruimte wordt beëindigd.

Artikel 15 Algemene wijzigingsregels

15.1

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

Artikel 16 Overige regels

16.1 Werking wettelijke regels

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken
17.1.1

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
17.1.2

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 17.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 17.1.1 met maximaal 10%.

17.1.3

Lid 17.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

17.2 Overgangsrecht gebruik
17.2.1

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

17.2.2

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 17.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

17.2.3

Indien het gebruik, bedoeld in lid 17.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

17.2.4

Lid 17.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan De Steupel.