direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden
Plan: Kerkweg 17, Reeuwijk-Dorp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1901.12Kerkweg17-BP80

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijven;
  • b. het beweiden door dieren, al dan niet in het kader van de agrarische bedrijfsvoering;
  • c. natuurbeheer;
  • d. het behoud van de landschappelijke waarden in de vorm van het kenmerkende verkavelingspatroon, het open weidegebied en de daarmee samenhangende natuurwaarden, zoals de aanwezigheid van weidevogels;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. extensief recreatief medegebruik;
  • f. water, waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. wegen en paden.

3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 2 m mag bedragen.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders voor:

  • a. het ontginnen of scheuren van graslanden van de bij het bedrijf behorende gronden;
  • b. het benutten van gronden ten behoeve van de teelt van ruwvoedergewassen;
  • c. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • e. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • f. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • g. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
  • h. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • i. het aanleggen van boomgaarden;
  • j. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • k. het beplanten van gronden met houtgewassen, ter plaatse van de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant.

3.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 3.3.1 van dit artikel vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden, die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.

3.3.3 Voorwaarden

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 3.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. het belang dat met de ingreep is gediend, aangetoond wordt;
  • b. daardoor de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • c. het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuishoudkundige doelstellingen gewaarborgd wordt;
  • d. daardoor de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

3.3.4 Advies
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen advies inwinnen bij een landschapsdeskundige ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.3.1;
  • b. burgemeester en wethouders kunnen bij de waterbeheerder advies inwinnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.3.1 sub a.

3.3.5 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van lid 3.3.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.