direct naar inhoud van Artikel 10 Algemene aanduidingsregels
Plan: Hoek Oud-Bodegraafseweg - Overtocht
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1901.11OudBDGweg4KOMeo-BP81

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Molenbiotoop
10.1.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduidingen;

  • 'vrijwaringszone - molenbiotoop 12,6 m';
  • 'vrijwaringszone - molenbiotoop 14,5 m';

gelden ter bescherming en instandhouding van de belangen van de bestaande molen als werktuig en beeldbepalend element en ter behoud, beheer en bescherming van de cultuurhistorische waarden van de molen de hiernavolgende bepalingen.

10.1.2 Bouwen

Op de in 10.1 bedoelde gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming. Bouwen ten behoeve van de bestemming is uitsluitend toegestaan in één van de volgende gevallen:

  • a. bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. het bouwen van gebouwen met een maximale goot- en bouwhoogte, zoals ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 12,6 m' een maximale bouwhoogte geldt van 12,6 m;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 14,5 m' een maximale bouwhoogte geldt van 14,5 m;
  • c. het herbouwen van bestaande gebouwen met de bestaande situering, nokrichting en kapvorm, waarbij de bestaande goot- en bouwhoogte en bebouwde oppervlakte als maximum geldt.
10.1.3 Omgevingsvergunning voor afwijken bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.1.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemmingen toe te staan, mits de hierdoor hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en het toekomstige functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering, de waarde van de molen als landschapselement en de cultuurhistorische waarde, niet onevenredig in gevaar kan worden gebracht.

10.1.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • 1. het ophogen van gronden, voorzover dit gepaard gaat met bouwen;
  • 2. het planten van bomen, hoog opgaande heesters en andere hoog opgaande begroeiing.
b Uitzonderingen

Het onder 10.1.4 onder a vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  • 1. binnen het kader van het op de bestemming van die gronden gerichte normale onderhoud en beheer, dan wel die welke voortvloeien uit het normale gebruik;
  • 2. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning danwel omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden is verleend;
  • 3. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren.
c Verlening omgevingsvergunning

De onder 10.1.4 onder a bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering, de waarde van de molen als landschapselement en de cultuurhistorische waarde, niet onevenredig in gevaar kan worden gebracht. Hiertoe wordt advies ingewonnen bij een terzake deskundige.