direct naar inhoud van Artikel 3 Gemengd - 4
Plan: Hoek Oud-Bodegraafseweg - Overtocht
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1901.11OudBDGweg4KOMeo-BP81

Artikel 3 Gemengd - 4

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd - 4 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlening;
  • b. detailhandel;
  • c. bedrijven;
  • d. wonen;
  • e. het behoud, beheer en herstel van de cultuurhistorische en monumentale waarden van gebouwen, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';

één en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, erven, groen, parkeervoorzieningen, paden e.d. en overeenkomstig de in 3.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

3.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1:

a Ondersteunende horeca

Horeca is toegestaan voorzover dit ondersteunend is aan de hoofdfunctie en ten dienste staat van de hoofdfunctie.

b Detailhandel

Detailhandel is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel'.

c Bedrijven

Naast de andere genoemde functies zijn binnen deze bestemming uitsluitend de volgende bedrijven toegestaan:

  • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1' is uitsluitend een bakkerij toegestaan.
d Begane grond

De functies anders dan wonen, zijn uitsluitend toegestaan op de begane grond.

e Wonen

Het aantal woningen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan het bestaande aantal woningen.

f Ondergronds/ kelder

Ondergronds (de kelder) zijn uitsluitend ondersteunende functies toegestaan, zoals opslag, toilet en garderobe.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming.

3.2.2 Gebouwen

Hoofdgebouwen dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' met deze aanduiding is aangegeven;
  • c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' met deze aanduiding is aangegeven;
  • d. de hoofdgebouwen dienen te zijn afgedekt met een kap met een helling van minimaal 30° en maximaal 65°.
3.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor de aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', met dien verstande dat de bestaande gebouwen daarbuiten worden geacht aan het plan te voldoen;
  • b. de goothoogte van aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m dan wel 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning of het woongebouw;
  • c. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
3.2.4 Hekwerk dakterras

Het plaatsen van hekwerken op een aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw is toegestaan, indien en voorzover het hekwerk als een afscheiding geldt voor een dakterras en indien het hekwerk niet hoger is dan 1,2 m.

3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aan de volgende bepalingen te voldoen:

  • a. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer bedragen dan 2 m en daarbuiten niet meer dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van terrasafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
3.2.6 Bebouwde oppervlakte
  • a. De bebouwde oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag per bouwperceel niet meer bedragen dan opgenomen in onderstaande tabel, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer dan 50% mag worden bebouwd:
Oppervlakte aanduiding 'bijgebouwen'   Maximale oppervlakte aan- en uitbouwen of bijgebouwen  
< 200 m2   60 m2  
200-500 m2   90 m2  
=/> 500 m2   120 m2  
3.2.7 Afwijkingenregeling

In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd krachtens een bouwvergunning danwel omgevingsvergunning, het volgende: indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Omgevingsvergunning goot- en/of bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 teneinde een grotere goothoogte en/of bouwhoogte toe te staan, mits:

  • a. de op grond van 3.2.2 toegestane goot- en/of bouwhoogte met niet meer dan 3 m wordt verhoogd;
  • b. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • c. het behoud van de stedenbouwkundige karakteristiek van de desbetreffende straat wordt in acht genomen, waarbij de afwisseling in goot- en bouwhoogtes als een kwaliteit wordt beschouwd.
3.3.2 Omgevingsvergunning bouwhoogte terreinafscheidingen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.5 onder a teneinde voor erf- en terreinafscheidingen buiten de aanduiding 'bouwvlak' en buiten de aanduiding 'bijgebouwen' een bouwhoogte toe te staan van maximaal 2 m, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. uit veiligheidsoverwegingen en/of beveiligingsoogpunt is de verhoging noodzakelijk;
  • b. tenminste het deel van de erf-/ terreinafscheiding tussen 1 m en 2 m hoogte dient een open constructie te zijn;
  • c. het uitzicht wordt niet dusdanig belemmerd dat daardoor de verkeersveiligheid in gevaar wordt gebracht;
  • d. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. bedrijfsmatige buitenpandige opslag;
  • b. kamerverhuur en logies.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Wijzigingsbevoegdheid horeca

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ingevolge artikel 3.6 lid 1 sub a Wet ruimtelijke ordening, de aanduidingen 'horeca', 'horeca van categorie 2b' of 'horeca van categorie 3' op te nemen teneinde horecabedrijven toe te staan uit horecacategorie 1 en 2a, danwel 2b of 3, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. voor horecabedrijven uit horecacategorie 1 of 2a wordt de aanduiding 'horeca' opgenomen.
  • b. voor horecabedrijven uit horecacategorie 2b of 3 wordt de aanduiding 'horeca van categorie 2b' of 'horeca van categorie 3' opgenomen.
  • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • d. het horecabedrijf mag geen onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige opbouw vormen;
  • e. in de onmiddellijke omgeving zal moeten worden voorzien in voldoende parkeervoorzieningen.
3.5.2 Wijzigingsbevoegdheid kamerverhuur en logies

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ingevolge artikel 3.6 lid 1 sub a Wet ruimtelijke ordening, de aanduiding 'kamerverhuur' op te nemen teneinde kamerverhuur en/of logies op de verdieping(en) toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. per kamerbewoner is ten minste 12 m2 gebruiksvloeroppervlakte kamerverhuur/logies;
  • b. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • c. in de onmiddellijke omgeving zal moeten worden voorzien in voldoende parkeervoorzieningen.
3.5.3 Wijzigingsbevoegdheid extra woning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ingevolge artikel 3.6 lid 1 sub a Wet ruimtelijke ordening, binnen de bestaande bouwmogelijkheden van een bouwperceel maximaal één extra woning toe te staan ten opzichte van het bepaalde in 3.1.2 onder e, mits voldaan wordt aan het volgende:

  • a. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • b. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen is niet hoger dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een reeds verkregen hogere grenswaarde ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
  • c. er dient te worden voldaan aan de wetgeving op het gebied van externe veiligheid;
  • d. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • e. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.