direct naar inhoud van Bijlage 6 Resultaten ecologisch onderzoek
Plan: Waarder
Status: concept
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0595.KernWaarder10-BP80

Bijlage 6 Resultaten ecologisch onderzoek

B6.1 Plangebied en voorgenomen ontwikkelingen

Huidige situatie

Het plangebied ligt ten zuiden van de A12 en ten noordoosten van de Reeuwijkse plassen. Het plangebied omvat alleen het bebouwde gebied van de kern.

Het onderzoeksgebied wordt gekenmerkt door de volgende landschapselementen:

  • bebouwing (huizen);
  • tuinen;
  • watergangen en sloten;
  • weg;
  • begraafplaats;
  • grasland en akker.

Door de ligging langs de A12 en door het gebruik van het plangebied, is reeds sprake van verstoring van mogelijk aanwezige natuurwaarden in het gebied door geluid.

Beoogde ontwikkelingen

Kleinschalige ontwikkelingen die binnen het plangebied mogelijk worden gemaakt door het bestemmingsplan, betreffen:

  • slopen bestaande bebouwing;
  • grondwerkzaamheden (voor bijvoorbeeld bouwrijp maken);
  • graven watergangen en waterpartijen;
  • dempen van watergangen en waterpartijen;
  • aanpassen van oevers;
  • bouwwerkzaamheden;
  • verwijderen en aanbrengen beplanting.

Toetsingskader

Beleid

De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, de PEHS.

Normstelling

Flora- en faunawet

Wat de soortenbescherming betreft is de Flora- en faunawet (Ffw) van belang. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen.

De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet.

Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en ruimtelijke inrichting en ontwikkeling);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

De Ffw is in zoverre voor de onderhavige ontwikkeling van belang, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van de ontwikkeling niet in de weg staat.

Natuurbeschermingswet 1998

Uit een oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998, die op 1 oktober 2005 in werking is getreden, van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  • a. door de minister van LNV aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • b. door de minister van LNV aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  • c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van LNV). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

B6.2 Huidige ecologische waarden

Gebiedsbescherming

Het plangebied is niet in nabijheid van een speciale beschermingszones inzake de Vogelrichtlijn of de Habitatrichtlijn gesitueerd. Het plangebied is op ten minste 2.500 m afstand gelegen van natuurgebieden, die in de PEHS zijn opgenomen, te weten het kerngebied ten oosten van de Reeuwijkse plassen. Bovendien sluit het plangebied aan op een provinciale ecologische verbindingszone, te weten nummer 22: Waarder-Huys te Linschoten (provincie Zuid-Holland, 1996 en 1997). Deze moerasverbinding is inmiddels deels gerealiseerd (langs de Oostkade van Waarder en de Achterwetering, deels in de planvormende fase (in noordelijke richting naar Waarder) en deels in studie (meest oostelijke deel) (provincie Zuid-Holland, 2002).

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld door middel van een locatiebezoek en aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en regionale verspreidingsgegevens van zoogdieren, amfibieën en reptielen.

Flora

Volgens het Natuurloket zijn er geen zwaar beschermde vaatplanten waargenomen. Naar aanleiding van het locatiebezoek zijn de volgende bevindingen gedaan.

Kromme Kamp

Op het middelste deel van het Kromme Kamp staan grauwe wilgen. Het overige deel van de locatie bestaat uit gras en sloten. Tussen het gras groeit kruipende boterbloem, akkerzuring en witte klaver. In de sloten ligt kroos en langs de sloten staan gele lissen. In de tuin van de boerderij staan vrij weinig planten, omdat het oppervlak grotendeels verhard is. Het grasveld is door intensief onderhoud soortenarm. Er staan enkele linden.

Boerderij

Rond de boerderij staan enkele oude knotwilgen, een groot deel van het erf is verhard.

Zorgcentrum

Rond het zorgcentrum zijn enkele groenvoorzieningen, waarin lage struiken als cotoneaster zijn aangeplant. Ook staan er coniferen en berken. In het binnengebied, bij de watergang, is een grasveld met Engels raaigras en witte klaver. In de watergang is alleen waterranonkel waargenomen. Nabij de watergang staan onder andere treurwilgen, gele lis, laurus, vlier, lijsterbes en esdoorn.

Bedrijventerrein

Het bedrijventerrein aan de A12 wordt gerealiseerd in het weidegebied, dat tot voorheen intensief gebruikt werd. Hier komen enkele soorten als Engels raaigras, gele lis, kruipende boterbloem en witte klaver voor.

Volkstuinen

In de volkstuinen zijn enkel aangeplante soorten waargenomen. Ter plaatse van enkele buiten gebruik zijnde tuintjes groeiden brandnetels en zuring.

Tuincentrum

Ter plaatse van het tuincentrum was een groot deel van het oppervlak verhard. De waargenomen planten zijn aangeplant.

Tennisclub

De tennisbanen hebben geen betekenis voor planten, deze zijn geheel verhard. Rondom de banen zijn veel struiken en bomen aanwezig. Hier staan grauwe wilg, esdoorn, vlier, wilgenroosje, rimpelroos, iepen en beuk. Het gras wordt regelmatig gemaaid, waardoor de soorten niet volledig tot ontwikkeling kunnen komen. Er zijn kruipende boterbloem en engels raaigras waargenomen. Langs de sloot staan gele lissen en riet.

Er zijn geen groeiplaatsen van beschermde vaatplanten waargenomen binnen het plangebied.

Vogels

Het Natuurloket geeft aan dat binnen het kilometerhok 116-452 (het plangebied maakt een groot deel uit van dit kilometerhok) broedvogels goed onderzocht zijn. De overige kilometerhokken zijn slecht onderzocht.

De verwachting is dat in en nabij de bebouwing huismus en spreeuw broeden. De weiden en akkers hebben een zeer geringe betekenis voor broedvogels, vanwege het intensieve beheer van het grasland en de verstoring vanuit de A12 en het bedrijventerrein. Mogelijk broeden soorten als wilde eend, kievit of scholekster hier. In de bosschages en het struweel komen koolmees, fitis, merel voor. Langs de watergangen zijn wilde eend, waterhoen en meerkoet te verwachten. Er is tijdens het locatiebezoek een blauwe reiger waargenomen die de sloot als foerageergebied gebruikte. De blauwe reiger broedt niet in het gebied.

Zoogdieren

Het Natuurloket geeft aan dat de zoogdieren binnen het plangebied redelijk onderzocht zijn. Het plangebied vormt naar verwachting het leefgebied van verschillende soorten zoogdieren zoals haas, mol, wezel, bunzing, egel, gewone bosspitsmuis, rosse woelmuis, veldmuis, bosmuis, meervleermuis, gewone dwergvleermuis, laatvlieger, watervleermuis, rosse vleermuis en ruige dwergvleermuis.

Alle genoemde vleermuizen vallen onder de zwaar beschermde soorten en kunnen mogelijk verblijfplaatsen hebben binnen de (oude) bomen en gebouwen in het plangebied.

Amfibieën en reptielen

Volgens het Natuurloket zijn amfibieën en reptielen niet onderzocht binnen het betreffende plangebied.

In de omgeving van het plangebied zijn gewone pad, rugstreeppad, groene kikker en bruine kikker waargenomen.

Er komen volgens de verspreidingsgegevens van RAVON (www.ravon.nl) geen reptielen voor in en nabij het plangebied. De oevers van een groot deel van de watergangen zijn vrij steil en beschoeid, zoals bij het zorgcentrum en een deel bij de volkstuinen, waardoor deze delen niet geschikt zijn voor amfibieën. De overige watergangen in het plangebied zijn wel geschikt voor amfibieën, mede doordat de oevers begroeid zijn. Mogelijk gebruiken gewone pad, groene kikker, bruine kikker en kleine watersalamander (delen van) het plangebied als voortplantingsgebied. In het plangebied zijn tevens voldoende winterverblijfplaatsen voor amfibieën aanwezig. Voor de rugstreeppad komen geen geschikte rust- en verplaatsen voor in het plangebied. Mogelijk kunnen rugstreeppadden die voorkomen nabij het plangebied wel aangetrokken worden door nieuwe graafwerkzaamheden binnen het plangebied en zich tijdelijk vestigen.

Vissen

Het Natuurloket geeft aan dat er geen onderzoek is gedaan naar vissen binnen de betreffende kilometerhokken. Gezien de aanwezige watergangen binnen het plangebied, is de kans dat kleine modderkruiper (tabel 2) hier voorkomt niet geheel uit te sluiten. Deze soort kan in elke sloot worden aangetroffen.

Insecten

Volgens het Natuurloket zijn er geen beschermde soorten sprinkhanen, libellen of vlinders waargenomen. Het plangebied is ongeschikt als biotoop voor beschermde insecten (vlinders, sprinkhanen en libellen). Groeiplaatsen van waardplanten ontbreken binnen het plangebied en daarmee geschikte plekken waar vlinders eieren op af kunnen zetten, ook ruigtes voor sprinkhanen en geschikt voortplantingswater voor libellen ontbreken.

In de onderstaande tabel staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen de locatie (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel B6.1 Beschermde soorten in het plangebied en het beschermingsregime

vrijstellingsregeling Ffw   ontheffingsregeling Ffw  
(tabel 1)   licht beschermde soort (tabel 2)   zwaar beschermde soort (tabel 3)  
haas, mol, wezel, bunzing, egel, gewone bosspitsmuis, rosse woelmuis, veldmuis en bosmuis

gewone pad, groene kikker, bruine kikker en kleine watersalamander  
alle vogels

kleine modderkruiper  
alle vleermuizen

rugstreeppad (bij grondwerkzaamheden)  

Toetsing

Gebiedsbescherming

Waarder grenst aan een provinciale ecologische verbindingszone. Omdat het bestemmingsplan consoliderend van aard is en daarmee alleen kleinschalige ontwikkelingen mogelijk maakt, is de verwachting dat dit geen nadelige effecten zal hebben op de nabijgelegen natuurgebieden die deel uitmaken van de PEHS.

Soortenbescherming

Ten aanzien van de Ffw geldt dat het bestemmingsplan verschillende activiteiten mogelijk maakt die zonder ontheffing strijdig met deze wet zijn (bijvoorbeeld het bouwen van aan- en bijgebouwen in gebouwen met vleermuisverblijfplaatsen). Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat dergelijke activiteiten mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Ffw nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.

Voor nieuwbouw of het aanpassen van gebouwen, ingrepen in de tuinen (verhardingen, bouw van schuurtjes etc.) of het kappen van bomen zal een ontheffing nodig zijn indien er vaste verblijfplaatsen of groeiplaatsen van licht of zwaar beschermde soorten aanwezig zijn (tabel 2 en 3) hetgeen aan de hand van voorafgaande inventarisatie moet worden vatgesteld. In het geval van zwaar beschermde soorten (tabel 3) geldt dan een relatief zware procedure waarbij eisen worden gesteld aan mitigatie en compensatie. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de gunstige staat van instandhouding van geen van de soorten in gevaar komen, te meer daar de meeste soorten regionaal en landelijk vrij algemeen zijn. De Ffw zal derhalve de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan.

Verder dienen mogelijke werkzaamheden buiten het broedseizoen (15 maart t/m 15 juli) plaats te vinden, zodat broedende vogels niet worden verstoord.

Conclusie

Ten aanzien van de te beschermen gebieden en soorten geldt dat de Natuurbeschermingswet en Ffw geen beletsel vormen voor uitvoering van het bestemmingsplan.