1.1 plan
het bestemmingsplan
“Kaagjesland 53” met identificatienummer NL.IMRO.1901.Kaagjesland53en78A-BP80 van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk.
1.2
bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde
planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch
bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge
dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het
bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een
aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 afhankelijke
woonruimte
een bijgebouw dat
qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte
van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.6 archeologisch
onderzoek
onderzoek verricht
door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning
beschikt.
1.7 archeologische
waarde
de aan een gebied toegekende
waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude
tijden.
1.8 bebouwing
een of meer
gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.9 bed & breakfast
een kleinschalige,
aan de woonfunctie ondergeschikte, verblijfsvoorziening, gericht op het
aanbieden van logies en ontbijt. Onder een bed & breakfast
voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het
verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of
permanente kamerverhuur.
1.10 bedrijf
een onderneming
gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen,
verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.
1.11
bedrijfswoning
een woning in of
bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door
(het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is,
vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.12
bedrijfsgebonden kantoor
een kantoor dat
behoort ten dienste staat van het op dezelfde locatie gevestigd bedrijf.
1.13 bestaand
ten aanzien van
bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het moment van inwerkingtreding
van het plan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip
verleende vergunning;
ten aanzien van
gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het
moment van inwerkingtreding van het plan;
1.14
bestemmingsgrens
de grens van een
bestemmingsvlak.
1.15
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald
vlak met eenzelfde bestemming.
1.16 Bevi-inrichting
bedrijf zoals
bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.17 bevoegd gezag
bevoegd gezag
zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.18 bouwen
plaatsen, geheel
of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een
bouwwerk.
1.19 bouwgrens
de grens van een
bouwvlak.
1.20 bouwperceel
een aaneengesloten
stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten.
1.21
bouwperceelgrens
een grens van een
bouwperceel.
1.22 bouwvlak
een geometrisch
bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.23 bouwwerk
elke constructie
van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of
indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of
op de grond.
1.24 bijbehorend
bouwwerk
uitbreiding van
een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend
hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde
verbonden bouwwerk met een dak.
1.25
consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is
bestemd voor particulier gebruik.
1.26
cultuurhistorische waarde
de aan een
bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan
door het gebruik in de loop van de geschiedenis van het bouwwerk of dat gebied.
1.27 detailhandel
het bedrijfsmatig
te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en
leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik,
verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
1.28 erf- en
terreinafscheiding
een bouwwerk dat
dient ter afscheiding van het erf of een terrein.
1.29 gebouw
elk bouwwerk, dat
een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt.
1.30 hoofdgebouw
een gebouw, dat op
een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het
belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.31 kantoor
voorziening
gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel,
architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied,
waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te
woord wordt gestaan en geholpen.
1.32 kap
de volledige of
nagenoeg volledige afdekking van een gebouw met een dakhelling van ten minste
15° en ten hoogste 75°;
1.33 kleinschalig
beroep- en bedrijf-aan-huis
activiteiten die in
een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor
zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit
algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de
woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke
uitstraling die daarbij past.
1.34 mantelzorg
het bieden van
zorg aan eenieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische
en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.35 nadere eis
een nadere eis
zoals bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.36 natuurwaarde
de aan een gebied
toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische,
bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge
samenhang.
1.37 NEN
door de Stichting
Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het
moment van vaststelling van het plan.
1.38
ondergeschikte detailhandel
detailhandel als
activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend
opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de volgens het bestemmingsplan
toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte
bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de functie waaraan zij wordt
toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel
als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;
1.39 overkapping
een bouwwerk, geen
gebouw zijnde, voorzien van een dak.
1.40 peil
- voor gebouwen die onmiddellijk aan
de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- in andere gevallen en voor
bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het
aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van
dit plan.
1.41 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van
Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.42 voorgevel
de naar de weg of
naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw
betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevels, de gevel die door de
ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel
moet worden aangemerkt.
1.43
voorgevelrooilijn
de lijn in het
verlengde van de voorgevel.
1.44 woning
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd
is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
1.45 Wgh-inrichting
bedrijven, zoals
bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke
mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.46 zeer
kwetsbare groepen
Personen die door
geestelijke of lichamelijke beperkingen of door zeer jonge leeftijd of door
opsluiting voor langere tijd, niet in staat zijn om zich zelfstandig binnen
korte tijd in veiligheid te brengen of bescherming te zoeken voor een dreigend
gevaar door het vrijkomen van een gevaarlijke stof.
1.47 zelfstandige
kantoorruimte
een kantoor dat op
zichzelf het bedrijf vormt.
Bij de toepassing van
deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen
bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden
daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van
een bouwwerk
vanaf het peil tot
aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde,
met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen,
antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 breedte,
lengte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen
getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de
scheidingsmuren.
2.4 goothoogte van
een bouwwerk
vanaf het peil tot
aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee
gelijk te stellen constructiedeel. Indien zich op enige zijde van een gebouw
één of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meet bedraagt
dan 50% van de gevelbreedte van de betreffende gevel, wordt de goothoogte,
druiplijnhoogte of boeiboordhoogte van de dakkapel als goothoogte aangemerkt.
2.5 inhoud van een bouwwerk
tussen de
bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het
hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken, dakkapellen en
dakopbouwen.
2.6 inhoud van een overkapping, carport of daarmee gelijk te
stellen gebouw of bouwwerk
vanaf peil tot aan
de buitenzijde van het dak en tussen de buitenwerkse
maten van de draagconstructie.
2.7 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het peil tot
het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2.8 oppervlakte
van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de
scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het
afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9
vloeroppervlakte
de
gebruiksoppervlakte volgens NEN2580 (Nederlandse Norm voor ruimtelijke data).
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen
gronden zijn bestemd voor :
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van
bedrijf – autohandel en –reparatiebedrijf: een autohandel en
reparatiebedrijf in categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt
motorbrandstoffen zonder LPG': een verkooppunt motorbrandstoffen zonder
LPG in categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
bedrijfswoningen en de daarbij
behorende voorzieningen, met dien verstande dat het aantal woningen per
bouwvlak ten hoogste het aantal ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal
wooneenheden' mag bedragen, indien het aantal van '0' is aangeduid, is geen
bedrijfswoning toegestaan;
bij de bestemming behorende
voorzieningen zoals groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, dammen en
bruggen ontsluitingswegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, water en
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen
ten behoeve van het bergen van water.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag uitsluitend ten
dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn
uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
- in afwijking van het gestelde onder b zijn erf- en
terreinafscheidingen tevens buiten het bouwvlak toegestaan;
- per bouwvlak mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve
van één bedrijf worden gebouwd;
- ten aanzien van de bouw van bedrijfswoningen geldt het
volgende:
- het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak mag ten
hoogste het aantal ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal
wooneenheden' bedragen, indien het aantal van '0' is aangeduid, is geen
bedrijfswoning toegestaan;
- binnen een afstand van 5 m tot de rand van de openbare
weg en binnen een afstand van 5 m tot de zijdelingse erfgrens mogen geen
gebouwen niet worden gebouwd, met uitzondering van bestaande gebouwen ;
- ten behoeve van zwembaden, tennisbanen en
paardenbakken gelden de volgende regels:
- zwembaden, tennisbanen en paardenbakken zijn uitsluitend
binnen de bouwvlakken toegestaan;
- per bouwvlak is ten hoogste één zwembad, één
tennisbaan of één paardenbak toegestaan;
- de oppervlakte van het zwembad, de tennisbaan en de
paardenbak bedraagt maximaal 400 m2;
- het zwembad, de tennisbaan of de paardenbak dient
achter de bedrijfswoning gerealiseerd te worden;
- het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden
aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 25 m wordt
aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen
van derden;
- lichtmasten zijn niet toegestaan;
- voor het bouwen geldt voorts het volgende:
|
Maximale bouwhoogte
|
Erf-
en terrein – afscheidingen
Binnen
het bouwvlak
Buiten
het bouwvlak
|
2
meter
1
meter
|
Overige
bouwwerken, niet zijnde gebouwen en erf- of terreinafscheidingen
|
3
meter
|
h. ten aanzien van de
toegestane oppervlakte van bedrijfsgebouwen geldt dat de op het moment van
vaststelling van het bestemmingsplan aanwezige oppervlakte met maximaal 10% mag
worden vergroot;
i. ten aanzien van de
toegestane goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen (exclusief bedrijfswoning
en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken) geldt het volgende:
Adres
|
Aanduiding
|
Maximale goothoogte
|
Maximale bouwhoogte
|
Kaagjesland
78A
|
Specifieke vorm van bedrijf - Autohandel en
–reparatiebedrijf
|
B(sb-au)
|
3,50
m.
|
7
m.
|
Kaagjesland
78A
|
Verkoop motorbrandstoffen zonder LPG
|
B (vm)
|
3,50
m.
|
7
m.
|
- in afwijking van het
bepaalde onder l mag, indien de bestaande goot- en/of bouwhoogte van een
bedrijfsgebouw hoger is dan de toegestane bouw- of goothoogte, de
bestaande goot- en bouwhoogte voor dat betreffende gebouw worden
aangehouden, mits de oppervlakte van dat betreffende gebouw niet toeneemt.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik
gelden de volgende regels:
- Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is
niet toegestaan;
- Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- buitenopslag van goederen met een totale stapelhoogte
van meer dan 4 m is niet toegestaan;
- zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan; per
bedrijf is een bedrijfsgebonden kantoor toegestaan met een
vloeroppervlakte dat niet meer bedraagt dan 50% van de
bedrijfsvloeroppervlakte , met dien verstande dat deze vloeroppervlakte
nooit meer bedraagt dan 200 m² per bedrijf ;
- uitsluitend ondergeschikte detailhandel behorende bij
de bedrijfsactiviteiten is toegestaan;
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een
omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1, ten behoeve van
het toestaan van:
- bedrijven in categorie 1 en 2 van de Staat van
Bedrijfsactiviteiten;
- bedrijven in categorie 3.1 van de Staat van
Bedrijfsactiviteiten, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en
invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere
verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot categorie 1 en 2 van
de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- bedrijven die niet in de Staat van
Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar
aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot categorie
1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
met inachtneming van het volgende:
- bij de beoordeling van de aard en invloed van de
milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende
milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken:
geluid, geurproductie, stofuitworp, gevaar, de verontreiniging van lucht
en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het
bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende
werking;
- het bedrijf dient milieuhygiënisch
inpasbaar te zijn; er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan voor
omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de
bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en
ontwikkelingsmogelijkheden);
- als gevolg van de toepassing van de bevoegdheid mag het
woon- en leefklimaat ter plaatse van omliggende woningen niet onevenredig
worden aangetast
- het bedrijf mag de bestaande landschappelijke en
cultuurhistorische waarden en natuurwaarden in de directe omgeving niet
onevenredig aantasten;
- de verkeersaantrekkende
werking van het bedrijf dient passend te zijn bij de ter plaatse feitelijk
aanwezige ontsluitingssituatie.
3.5 Wijzigingsbevoegdheden
3.5.1 Ruimte voor ruimteregeling
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
om met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de bestemming
‘Bedrijf’ te wijzigen ten behoeve van de bouw van één of meerdere woningen in
ruil voor de sanering van alle op het bouwvlak aanwezige voormalige met
inachtneming van het volgende:
- alle aanwezige (voormalige) bedrijfsbebouwing (met
uitzondering van de bestaande woning) dient te worden gesloopt.
- voor de sloop of sanering op één of meerdere percelen
van iedere 1.000 m² gebouwen (boven peil), mag één compensatiewoning
worden gebouwd;
- de te slopen gebouwen of kassen of de te saneren
sierteeltpercelen dienen legaal aanwezig te zijn en dienen opgericht c.q.
aangelegd te zijn voor de peildatum van 1 januari 2015.
- de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse dient duurzaam
verbeterd te worden;
- de nieuwe woningen zijn uitsluitend toegestaan ter
plaatse van een reeds aanwezig bouwvlak;
- de nieuwe woningen dienen voorzien te worden van een
goede landschappelijke inpassing;
- de nieuwe woningen dienen milieuhygiënisch
inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande
burgerwoningen, andere gevoelige objecten en (agrarische) bedrijven
optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de
uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
- de regels van de bestemming 'Wonen' zijn van
overeenkomstige toepassing.
3.5.2 Vervolgfuncties
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd om met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke
ordening de bestemming ‘bedrijf’ te wijzigen ten behoeve van een vervolgfunctie
met inachtneming van het volgende:
- wijziging is slechts toegestaan
voor de navolgende vervolgfuncties:
- wonen;
- paardenfokkerij/paardenhouderij;
- dagrecreatie inclusief
kleinschalige horecagelegenheid in categorie 1a van de Staat van
horeca-activiteiten;
- horecagelegenheid in de vorm van
horecabedrijven in categorie 1a en 1b van de Staat van
horeca-activiteiten;
- kampeerboerderij;
- sociale functie (zoals
resocialisatie, therapie, kinderopvang, zorgboerderij);
- aangetoond dient te worden dat agrarisch
hergebruik redelijkerwijs niet mogelijk is;
- er dient sprake te zijn van een
algehele bedrijfsbeëindiging van het ter plaatse gevestigde agrarisch
bedrijf;
- de vervolgfunctie is uitsluitend
toegestaan binnen het geldende bouwvlak en op de gronden die zijn gelegen
tussen het bouwvlak en de dichtstbijzijnde weg aan de zijde van de
voorgevel van het hoofdgebouw;
- de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen
onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande (agrarische) bedrijven
optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de
uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
- de vervolgfunctie mag de bestaande
landschappelijke en cultuurhistorische waarden en natuurwaarden in de
directe omgeving niet onevenredig aantasten;
- het aantal woningen mag als gevolg
van de functiewijziging niet toenemen;
- de verkeersaantrekkende
werking van de vervolgfunctie dient passend te zijn bij de ter plaatse
feitelijk aanwezige ontsluitingssituatie;
de parkeerbehoefte van de vervolgfunctie dient op eigen terrein of in de
directe omgeving te worden opgevangen, waarbij conform de op dat moment
van toepassing zijnde beleidsregels wordt bepaald of is voorzien in
voldoende parkeergelegenheid;
- buitenopslag en de stalling van
voertuigen en machines in de buitenlucht is niet toegestaan;
- als gevolg van de toepassing van de
bevoegdheid mag het woon- en leefklimaat ter plaatse van omliggende
woningen niet onevenredig worden aangetast;
- ten behoeve van vervolgfunctie
gelden de volgende bouwregels:
- vervolgfuncties maken gebruik van
de legaal aanwezige bebouwing waarbij herbouw van deze aanwezige
bebouwing niet is toegestaan;
- de oppervlakte, goothoogte en
bouwhoogte van de legaal aanwezige bebouwing mag niet worden vergroot;
- de bebouwing die niet noodzakelijk
is voor de vervolgfunctie (overtollige bebouwing) dient te worden
gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is;
- indien vrijkomende
bedrijfsgebouwen niet geschikt zijn voor de vervolgfunctie, kan aanspraak
gemaakt worden op de saneringsregeling waarbij de huidige bebouwing
gesloopt wordt waarna 50% van het voormalige bebouwingsoppervlak met een
maximum van 500 m² teruggebouwd mag worden;
- in geval van wijziging naar een paardenhouderij/manege geldt in aanvulling op het
voorgaande het volgende:
- middels een advies van een
agrarische deskundige dient te worden aangetoond dat sprake is van een
volwaardige bedrijfsvoering;
- de functiewijziging mag geen
significant negatieve gevolgen hebben voor de realisatie van
instandhoudingsdoeleinden van Natura 2000-gebieden zoals vastgelegd per
aanwijzingsbesluit voor het betreffende Natura 2000-gebied, waarbij
voorafgaand aan de wijziging schriftelijk advies is ingewonnen bij het
bevoegde gezag voor de uitvoering van de Natuurbeschermingswet 1998.
- in geval van wijziging naar wonen
geldt in aanvulling en in afwijking van het voorgaande het volgende:
- de wijziging voorziet alleen in
het bewonen van de voormalige bedrijfswoning, het toestaan van bewoning
in de voormalige bedrijfsgebouwen is niet toegestaan;
- de huidige bebouwing wordt
gesloopt waarna 50% van het voormalige bebouwingsoppervlak met een
maximum van 250 m² teruggebouwd mag worden;
- de regels van de bestemming
'Wonen' zijn van overeenkomstige toepassing.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden
zijn bestemd voor:
- het wonen;
- kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis, voor
zover:
- het vloeroppervlak ten behoeve van kantoor- en
praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet
groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief
aangebouwde bijbehorende bouwwerken met een maximum van 80 m²;
- de parkeerbehoefte van de functie dient op eigen
terrein of in de directe omgeving wordt opgevangen, waarbij conform de op
dat moment van toepassing zijnde beleidsregels wordt bepaald of is
voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen
nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet
gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop
die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige
bedrijfsmatige activiteiten;
- de activiteit geen onevenredige afbreuk doet aan het
woon- en leefmilieu in de omgeving;
- degene die de activiteiten verricht tevens de
gebruiker van de eigenlijke woning is.
- bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals
tennisbanen, terrassen, zwembaden, nutsvoorzieningen,
parkeervoorzieningen, tuinen, water en toegangswegen.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag uitsluitend ten
dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn
uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
- in afwijking van het bepaalde onder c zijn erf- en
terreinafscheidingen tevens buiten het bouwvlak toegestaan;
- ten aanzien van de bouw van woningen geldt het
volgende:
- het aantal woningen per bouwvlak mag ten hoogste het
aantal ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'
bedragen, indien het aantal van '0' is aangeduid, is geen bedrijfswoning
toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is binnen het
betreffende bouwvlak een woning toegestaan;
- bij herbouw van een woning dient de woning op de
plaats van de fundamenten van de bestaande woning te worden teruggebouwd;
- ten aanzien van de inhoud van woningen en
bijbehorende bouwwerken geldt het volgende:
- de inhoud van een woning
inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken te allen tijde 650 m3 mag
bedragen, waarbij de inhoud van eventuele vrijstaande bijbehorende
bouwwerken niet wordt betrokken;
- indien de bestaande woning
een inhoud heeft van meer dan 650 m3 mag de inhoud van de inhoud van de
woning inclusief aangebouwde en vrijstaande bijbehorende bouwwerken
maximaal 750 m3 bedragen;
- indien de bestaande woning en de
aangebouwde en bijbehorende bouwwerken een inhoud hebben van meer dan
750 m3, geldt deze bestaande inhoud deze bestaande inhoud als
maximum voor de woning en de aangebouwde en bijbehorende bouwwerken;
- ten behoeve van zwembaden, tennisbanen en
paardenbakken de volgende regels gelden:
- zwembaden, tennisbanen en paardenbakken zijn
uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
- per bouwvlak is ten hoogste één zwembad, één
tennisbaan of één paardenbak toegestaan;
- de afmeting van het zwembad, de tennisbaan of de
paardenbak bedraagt maximaal 400 m2;
- het zwembad, de tennisbaan of de paardenbak dient achter
de woning gerealiseerd te worden;
- het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden
aangetast, waarbij in ieder geval een afstand van minimaal 25 m wordt
aangehouden ten opzichte van (bedrijfs)woningen
van derden;
- lichtmasten zijn niet toegestaan;
- binnen een afstand van 5 m tot de rand van de openbare
weg en binnen een afstand van 5 m tot de zijdelingse erfgrens mogen geen
gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van reeds bestaande gebouwen ;
- voorts geldt het volgende:
|
Maximale
oppervlak
|
Maximale
goothoogte
|
Maximale
bouwhoogte
|
Woningen (inclusief bijbehorende bouwwerken)
|
|
3,5 m.
|
10 m.
|
Vrijstaande bijbehorende bouwwerken, 75 m2, met inachtneming van
het bepaalde in artikel 4.2, sub c onder 4
|
75 m2
|
3 m.
|
5 m.
|
Erf- en terreinafscheidingen
-
binnen het bouwvlak
-
buiten het bouwvlak
|
|
|
2 m.
1 m.
|
Overige bouwwerken, niet zijnde gebouwen en erf- en
terreinafscheidingen
|
|
|
3 m.
|
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Herbouw van woningen buiten bestaande fundamenten
Het bevoegd gezag kan bij een
omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.2 onder a ten
behoeve van de herbouw van woningen op een andere plaats dan de plaats van de
fundamenten van de bestaande woning met inachtneming van het volgende:
- de herbouw vindt
plaats binnen hetzelfde bouwvlak;
- de nieuwe
situering dient milieuhygiënisch inpasbaar te
zijn; er mogen geen milieutechnische beperkingen voor omliggende,
bestaande (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande
bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
- ter plaatse van de
nieuwe woning dient sprake te zijn van een aanvaardbaar woon en
leefklimaat;
- de herbouw is
stedenbouwkundig aanvaardbaar;
- door de herbouw
wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Bed and breakfast
Het bevoegd gezag kan bij een
omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het gebruik tot
het toestaan van een bed and breakfast, met
inachtneming van het volgende:
- de bed and breakfast is uitsluitend toegestaan in de woning en
aangebouwde bijbehorende bouwwerken, de bed and breakfast
is derhalve niet toestaan in een vrijstaand bijbehorende bouwwerk;
- het gebruik ten
behoeve van de bed and breakfast gekoppeld en
ondergeschikt moet zijn aan de woonfunctie ter plaatse;
- het vloeroppervlak
van de bed and breakfast en van eventuele
kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis als bedoeld in artikel 4.1
mag in totaal niet groter zijn dan 25% van het vloeroppervlak van de
woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken met een maximum van
80 m²;
- er mag
tegelijkertijd aan niet meer dan vier personen in maximaal 4 kamers bed
and breakfast worden geboden;
- de bed and breakfastvoorziening mag door de bouwkundige opzet,
indeling en maatvoering niet kunnen functioneren als een zelfstandige
woning; dit betekent in ieder geval dat een aparte kookgelegenheid bij de
voorziening is niet toegestaan;
de parkeerbehoefte van de functie dient op eigen terrein of in de directe
omgeving te worden opgevangen, waarbij conform de op dat moment van
toepassing zijnde beleidsregels wordt bepaald of is voorzien in voldoende
parkeergelegenheid;
- als gevolg van de
bed and breakfast mogen geen onevenredige
nadelige gevolgen ontstaan voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en
de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie – 1’
aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende
bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van
archeologische waarden (historische dorpskernen en bewoningslinten met een
verspreide bebouwing en de bufferzone rondom AMK-terreinen).
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd
en gelden de volgende regels:
- op deze gronden
mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3
m;
- ten behoeve van de
andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming
van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels –
uitsluitend worden gebouwd, indien:
- de aanvrager van
de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd
waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel
van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- de betrokken archeologische
waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden
geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de
omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te
verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de
bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de
bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- het bepaalde in
dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan
betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of
bouwwerken:
- vervanging,
vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de
oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid
en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- een bouwwerk met
een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
- een bouwwerk dat
zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm en zonder
heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
5.3 Omgevingsvergunning voor
het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Uitvoeringsverbod zonder
omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden
met de bestemming ‘Waarde – Archeologie – 1’ zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende
werkzaamheden uit te voeren:
- het uitvoeren van
grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 40 cm, waartoe worden
gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen,
ophogen en aanleggen van drainage;
- het uitvoeren van
heiwerkzaamheden of het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
- het verlagen of
verhogen van het waterpeil;
- het aanleggen of
rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van
ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband
houdende constructies, installaties of apparatuur.
5.3.2 Uitzondering op het
uitvoeringsverbod
Het verbod van lid 5.3.1 is niet
van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
- noodzakelijk zijn
voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 5.2 onder b in acht is
genomen;
- een oppervlakte
beslaan van ten hoogste 100 m²;
- reeds in
uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
- ten dienste van archeologisch
onderzoek worden uitgevoerd.
5.3.3 Voorwaarden voor een
omgevingsvergunning
De werken en
werkzaamheden, zoals in lid 5.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de
aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden
aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken
locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en
werkzaamheden toelaatbaar, indien:
- de
aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en
werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde
van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in
voldoende mate is vastgesteld;
- de
betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de
activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen
door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en
werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het
behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen
dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische
deskundige.
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat – Waterkering’
aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende
bestemming(en) – mede bestemd voor de waterkering alsmede bij deze de
waterkering behorende voorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd
en gelden de volgende regels:
- op deze gronden
mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van
ten hoogste 3 m;
- ten behoeve van de
andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming
van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels -
uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij
de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid
en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een
omgevingsvergunning afwijken van lid 6.2 onder b, indien de bij de betrokken
bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de
leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad en
voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning schriftelijk advies bij
de betreffende beheerder van de waterkering is ingewonnen.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen
bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in gronden
met de bestemming ‘Waterstaat – Waterkering’ zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning de volgende werken, geen gebouw zijnde, aan te leggen of de
volgende werkzaamheden uit te voeren:
- het aanleggen van
wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het aanbrengen van
diepwortelende beplantingen en bomen;
- het aanleggen van
andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is
- aangegeven, en het
aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of
apparatuur;
- het indrijven van
voorwerpen in de bodem;
- het uitvoeren van
grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen,
diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
- het aanleggen,
vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
6.4.2
Uitzondering op het uitvoeringsverbod
Het verbod van lid 6.4.1 is niet
van toepassing op werken of werkzaamheden die:
- noodzakelijk zijn
voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 6.3 in acht is genomen;
- normaal onderhoud
en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
- reeds in
uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
6.4.3 Voorwaarden voor een
omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals
in lid 6.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor
niet onevenredig wordt geschaad en voorafgaand aan de verlening van de
omgevingsvergunning schriftelijk advies bij de betreffende beheerder van de
waterkering is ingewonnen.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Grond die eenmaal in aanmerking is
genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of
alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen
buiten beschouwing.
8.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde
bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen
en regels worden overschreden door:
- tot gebouwen
behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen,
balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten
hoogste 2,5 m bedraagt;
- andere
ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste
1,5 m bedraagt.
8.2 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen en gelden de
volgende regels:
- het oppervlak aan
ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het aanwezige oppervlak
aan bouwwerken boven peil;
- de ondergrondse
bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3 m onder peil.
9.1 Parkeren
9.1.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren
Het planologisch
toegelaten gebruik van gronden, zoals na oprichting van een gebouw en bij
verandering van functie of uitbreiding van bestaand gebruik, is slechts
toegestaan als voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid en laad- en
losvoorzieningen en in stand wordt gehouden. Bij een aanvraag
omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag pas een omgevingsvergunning verlenen
voor de activiteiten bouwen en/of het gebruiken van gronden en/of de activiteit
handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening als er sprake is van
voldoende parkeergelegenheid en voldoende laad- en losvoorzieningen. Er is
sprake van voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen, indien:
- voldaan wordt aan de door het
bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren
en laden en lossen, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de
aanvraag omgevingsvergunning;
- voldaan wordt aan de verdere eisen die
zijn neergelegd in de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels
met betrekking tot het parkeren en laden en lossen, zoals die gelden op
het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning.
9.1.2 Nadere eis
Het bevoegd gezag
kan nadere eisen stellen ten aanzien van het bepaalde in 9.1..1, indien dit
noodzakelijk is om een goede verkeersstructuur en/of bereikbaarheid voor een
bouwwerk, perceel, straat (of deel daarvan) dan wel een andere ruimtelijke
functionele structuur te waarborgen.
9.2 Bewoning vrijstaande
bijbehorende bouwwerk
Het is niet toegestaan om
vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij woningen te gebruiken voor bewoning.
10.1 Maten en bouwgrenzen
Het bevoegd gezag kan – tenzij op
grond van Hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning
afwijken van de regels voor:
- afwijkingen van
maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- overschrijding van
bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover:
- zulks noodzakelijk
is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
- de
overschrijdingen niet meer dan 3 meter bedragen en het bouwvlak met ten
hoogste 10% worden vergroot.
- de
omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend indien:
- de afwijking van
maten en/of de overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde
bestemmingsgrenzen, noodzakelijk is omwille van bouwtechnische of
bedrijfstechnische redenen en;
- met de afwijking
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming
gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
10.2 Bouwen op kortere afstand van erfgrens
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning
afwijken van het bepaalde in Hoofdstuk 2 voor het toestaan van bebouwing op een
kortere afstand van de zijdelingse perceelsgrenzen, met inachtneming van het
volgende:
- de ter plaatse
voorkomende landschappelijke waarden worden als gevolg van de afwijking
landschappelijke inpassing niet onevenredig aangetast;
- het bevoegd gezag
kan voorwaarden verbinden aan de afwijking van het bestemmingsplan ten
aanzien van het treffen van maatregelen ten behoeve van de
landschappelijke inpassing van bebouwing.
10.3 Mantelzorg
Het bevoegd gezag kan bij een
omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in Hoofdstuk 2 voor het toestaan
dat een (vrijstaand) bijbehorend bouwwerk behorende bij een woning wordt
gebruikt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
- een dergelijke
bewoning noodzakelijk is vanuit oogpunt van mantelzorg;
- het aantal
woningen op het bouwvlak niet mag toenemen;
- er geen
onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen
waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
- de toegestane
maximale maten en afstanden van de woning en bijgebouwen mogen niet worden
overschreden;
- de woning mag
maximaal een toegang hebben en er mogen geen extra inritten of bruggen
worden aangelegd;
- de zorgbehoefte
moet zijn aangetoond via een indicatiebesluit of verklaring van de GGD,
- met uitzondering
van zorgbehoevenden ouder dan 75 jaar;
- bij beëindiging
van de mantelzorg wordt het gebruik van de woning of bijgebouw als
tijdelijke woonruimte beëindigd.
11.1 Overschrijding
bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd om met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening wijzigingen
aan te brengen in plaats, richting en of afmetingen van bestemmingsgrenzen:
- ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan,
mits:
- de afwijkingen ten hoogste 3 meter bedraagt;
- als gevolg van de afwijkingen de omvang van het
bestemmingsvlak met ten hoogte 10% wordt vergroot en;
- geen belangen van derden worden geschaad;
- ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden in
het plan.
Bij het toepassen van een in dit
plan opgenomen wijzigingsbevoegd ex artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening is Afdeling
3.4 (Uniforme openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet
bestuursrecht van toepassing.
12.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in
de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van
vaststelling van het plan.
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
13.1.1 Algemeen
Een bouwwerk dat
op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in
uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens
een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits
deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd
of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een
calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van
de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de
dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.1.2 Omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag
kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 13.1.1 een omgevingsvergunning
verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in
13.1.1 met maximaal 10%.
13.1.3 Uitzondering
Het bepaalde in
13.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning
en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de
overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt
het overgangsrecht als volgt:
- het gebruik van grond en
bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- het is verboden het met het
bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te
veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig
gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang
wordt verkleind;
- indien het gebruik, bedoeld
in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan
voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden
dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- het bepaalde onder a is niet van
toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het
voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan.
13.2.1 Algemeen
Het gebruik van
grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
13.2.2 Strijdig gebruik
Het is verboden
het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 13.4.1, te veranderen
of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door
deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
13.2.3 Onderbroken gebruik
Indien het
gebruik, bedoeld in 13.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan
voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik
daarna te hervatten of te laten hervatten.
13.2.4 Strijd met voorheen geldend bestemmingsplan
Het bepaalde in
13.4.2 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het
voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen
van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden
aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Kaagjesland 53 en 78A'.