Regels

 

Inhoudsopgave

1.         Inleidende regels  1

Artikel 1               Begrippen  1

Artikel 2               Wijze van meten  8

2.         Bestemmingsregels  9

Artikel 3               Agrarisch  9

Artikel 4               Bedrijf 11

Artikel 5               Detailhandel 14

Artikel 6               Groen  16

Artikel 7               Horeca  17

Artikel 8               Kantoor 19

Artikel 9               Maatschappelijk  20

Artikel 10             Sport 22

Artikel 11             Tuin  23

Artikel 12             Verkeer 24

Artikel 13             Water 25

Artikel 14             Wonen  27

Artikel 15             Leiding  30

Artikel 16             Waterstaat – Waterkering  32

3.         Algemene regels  34

Artikel 17             Anti-dubbeltelregel 34

Artikel 18             Algemene bouwregels  35

Artikel 19             Algemene gebruiksregels  36

Artikel 20             Algemene afwijkingsregels  37

Artikel 21             Algemene wijzigingsregels  39

Artikel 22             Algemene procedureregels  40

Artikel 23             Overige regels  41

4.         Overgangs- en slotregels  42

Artikel 24             Overgangsrecht 42

Artikel 25             Slotregel 43

 

 

 


1.       Inleidende regels

Artikel 1     Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1       bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1901.ReeuwijkDorp-BP80.

1.2       plan:
het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Reeuwijk-Dorp" van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk.

1.3       plankaart:
de analoge verbeelding van het GML-bestand NL.IMRO.1901.ReeuwijkDorp-BP80.

1.4       aan- of uitbouw:
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een aan een (bedrijfs)woning gebouwd gebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan de (bedrijfs)woning.

1.5       aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6       aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7       aan-huis-gebonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in een (bedrijfs)woning wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.8       achtererfgebied:
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan
1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw.

1.9       agrarisch bedrijf:
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

a.   akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen bosbouw, sier- en fruitteelt;
b.   grondgebonden veehouderij: het houden van melkvee en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;
c.   intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (na-genoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
d.   glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
e.   sierteelt: de teelt van siergewassen al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
f.    intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
g.   boomkwekerij: een bedrijf gericht op het telen van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan.

1.10     ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.11     antennedrager:
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.12     antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.13     bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.14     bebouwingspercentage:
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.15     bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren of verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.16     bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.17     bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.18     Besluit omgevingsrecht (Bor):
Besluit van 25 maart 2010, houdende regels ter uitvoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Besluit omgevingsrecht), Staatsblad 2010, 143.

1.19     bestaand gebruik:
gebruik van gronden en bouwwerken die bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.20     bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen:
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig zijn, dan wel tot stand kunnen komen krachtens een omgevingsvergunning.

1.21     bestaande bouwwerken:
bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een omgevingsvergunning.

1.22     bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.

1.23     bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.24     bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.25     bijgebouw:
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (bedrijfs)woning (bijvoorbeeld garages, bergingen etc.).

1.26     bouwen:
het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.27     bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.

1.28     bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van kelderlagen, onderbouw- en kapverdiepingen.

1.29     bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.30     bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.

1.31     bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.32     bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.33     consumentenvuurwerk:
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.34     dakkapel:
een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.35     dakopbouw:
een constructie ter vergroting van een gebouw, boven de dakgoot, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) van het dak zijn geplaatst.

1.36     detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling voor verkoop), verkopen en leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.37     dienstverlening:
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek.

1.38     erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.39     gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.40     geluidshinderlijke inrichtingen:
bedrijven als bedoeld in Bijlage I, onderdeel D van het Bor.

1.41     hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.42     horecabedrijf:
een bedrijf gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:

a.   het verstrekken van al dan niet ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;
b.   het exploiteren van zaalaccommodatie;
c.   het verstrekken van nachtverblijf.

1.43     kantoor:
een verblijfsruimte die door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard, al dan niet met baliefunctie.

1.44     kap:
een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.

1.45     kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten :
het in een (bedrijfs)woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen vergunningplicht op grond van Bijlage I van het Bor geldt, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.46     landhoofd:
uitbouwsel van de oever, dat de overgang vormt van een grondlichaam naar een kunstwerk, zoals een brug.

1.47     ligplaats:
een gedeelte van water, bestemd en geschikt om door een (plezier)vaartuig te worden gebruikt.

1.48     mantelzorg:
noodzakelijke zorg voor een zieke of gehandicapte die in duur en in intensiteit een meer gebruikelijke gang van zaken overstijgt en niet in georganiseerd verband en niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt verleend.

1.49     nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.50     onderbouw:
een kelder of een souterrain.

1.51     openbaar toegankelijk gebied:
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.52     opslag:
het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.

1.53     overkapping:
een ander bouwwerk voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand.

1.54     peil:
het peil:

a.   voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
b.   in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
c.   ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kaasbewerking': indien het maaiveld aan de voor- en achterzijde van een gebouw niet even hoog ligt, wordt voor de bepaling van de goot- en bouwhoogte uitgegaan van het peil ter plaatse van de voorgevel, waarbij in voorkomende gevallen gemeten wordt vanaf de hoogte van het laadperron.

1.55     pleziervaartuig:
elk vaartuig dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor enige vorm van pleziervaart, waterrecreatie of watersport, met uitzondering van een surfplank.

1.56     praktijkruimte:
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.57     professioneel vuurwerk:
vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk.

1.58     risicovolle inrichting:
inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.59     Staat van Bedrijfsactiviteiten:
de bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.60     Staat van Horeca-activiteiten:
de bijlage Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.61     seksuele dienstverlening:
een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische vertoningen.

1.62     steiger:
constructie aan of loodrecht op een oever, die tot ligplaats dient voor één of meerdere pleziervaartuigen.

1.63     straatmeubilair:
voorwerpen die in de openbare ruimte staan, zoals verkeerszuilen, lichtmasten, bewegwijzeringen, afvalbakken, telefooncellen, brievenbussen, banken en daarmee gelijk te stellen voorwerpen.

1.64     tuinmeubilair:
voorzieningen ten behoeve van particuliere tuinen in de vorm van meubilair, verlichtingsvoorzieningen, parasols, speelhuisjes, zandbakken, schommels en daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

1.65     voorerfgebied:
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.66     voorgevel:
de gevel van een (bedrijfs)woning die naar aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling en oriëntatie als belangrijkste beeldbepalende gevel kan worden aangemerkt.

1.67     voorgevelrooilijn:
denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van een (bedrijfs)woning alsmede het verlengde daarvan en vanaf de hoeken van de (bedrijfs)woning evenwijdig aan de weg loopt.

1.68     woning in niet-gestapelde vorm:
een woning, welke een zelfstandig gebouw vormt en direct toegankelijk is vanaf het aangrenzende maaiveld.

1.69     woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.70     woongebouw:
een gebouw dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

1.71     woonschip:
elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning of als recreatieverblijf.

1.72     zijerf:
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van het hoofdgebouw of voor een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.73     zijgevellijn:
denkbeeldige lijn die strak langs de zijgevel van een (bedrijfs)woning loopt tot aan de erfgrens.

 

 

 

Artikel 2     Wijze van meten

2.1       Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

a.   de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
b.   de goothoogte van een bouwwerk:
1.   vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.   indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen of dakopbouwen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 70% van de gevelbreedte, wordt de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de dakkapel of dakopbouw als goothoogte aangemerkt.
c.   de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren)en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
d.   de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
e.   de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
f.    de oppervlakte van een overkapping:
tussen de buitenste verticale projecties van het dakvlak, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
g.   breedte van een aan- of uitbouw aan een woning:
de afstand tussen de gevelwand waaraan wordt gebouwd en de lijn die evenwijdig daaraan loopt, in welke lijn enig snijpunt valt van een of meer wanden van de aan of uitbouw.
h.   afstanden:
afstanden tussen bouwwerken, perceelsgrenzen en andere lijnen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
i.    bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de gezamenlijke oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige gebouwen.

 

 

 

2.       Bestemmingsregels

Artikel 3     Agrarisch

3.1       De voor "Agrarisch" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   het uitoefenen van een agrarisch bedrijf;
b.   het behoud, het beheer en de versterking van de aanwezige landschappelijke en natuurlijke waarden;
c.   bij deze functie behorende voorzieningen, zoals ontsluitingswegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water.

 

Bouwregels

3.2       Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

          gebouwen

a.   er mogen geen gebouwen worden gebouwd;

 

          andere bouwwerken

b.   de maximaal toelaatbare bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt 1 meter.

 

Specifieke gebruiksregels

3.3       Het gebruik van gronden voor de opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 meter is niet toegestaan.

 

3.4       In afwijking van het bepaalde in lid 3.1 is ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’ een parkeerplaats toegestaan.

 

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.5       Het is niet toegestaan op of in de gronden met de in lid 3.1 genoemde bestemming zonder omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a.   afgraven en bodemverlagen;
b.   egaliseren van de bodem;
c.   aanleggen van dijken, taluds of andere verhogingen en bodemverhogen;
d.   vergraven of ontgraven van al bestaande dijken of taluds;
e.   aanbrengen van beplanting en houtgewassen;
f.    aanleggen of verharden van paden;
g.   aanbrengen van oppervlakteverharding;
h.   aanleggen, vergraven of verruimen van waterlopen;
i.    dempen van waterlopen;
j.    vellen of rooien van beplanting en houtgewassen;
k.   aanleggen damwand;
l.    aanleggen harde oeverbescherming;
m.  aanleggen paardenbakken.

 

3.6       Het verbod als bedoeld in lid 3.5 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a.   normaal onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de bestemming betreffen;
b.   mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

 

3.7       De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.5 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de landschapskwaliteiten, als bedoeld in lid 3.1, sub b, niet onevenredig worden of zullen worden aangetast, dan wel de aantasting voldoende wordt gecompenseerd.

 

 

 

Artikel 4     Bedrijf

Bestemmingsomschrijving

4.1       De voor "Bedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   bedrijven voor zover deze behoren tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van bedrijven als bedoeld in inrichtingen als bedoeld in Bijlage I, onderdeel D van het Bor;
b.   kantoren;
c.   detailhandel;
d.   wonen;
e.   niet publieksgerichte aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
f.    nutsvoorzieningen;
g.   bij deze functies behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen, toegangswegen en paden, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

 

Bouwregels

4.2       Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

          gebouwen

a.   gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' uitsluitend nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd;
b.   de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag ten hoogste het met de maatvoeringaanduiding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel bedragen; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwperceel;
c.   de onderlinge afstand tussen gebouwen dient tenminste 5 meter te bedragen, tenzij die gebouwen aaneengesloten zijn gebouwd;
d.   ten behoeve van de activiteiten als bedoeld in lid 4.1, sub d is uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' (bw) ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;
e.   de inhoud van een bedrijfswoning inclusief erfbebouwing mag ten hoogste 650 m³ bedragen;
f.    in afwijking van de inhoud als bedoeld sub e, mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m²)' een bedrijfswoning met een maximum vloeroppervlak van 260 m² worden gerealiseerd;
g.   de hoogte van gebouwen mag ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven hoogte bedragen, met dien verstande dat indien geen hoogte is aangegeven, de hoogte van de bestaande bebouwing niet mag worden vergroot;

 

          andere bouwwerken

h.   de maximaal toelaatbare bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt 3 meter.

 

Specifieke gebruiksregels

4.3       Voor de gronden gelden de volgende regels:

a.   in afwijking van het bepaalde als bedoeld in lid 4.1, sub a is/zijn ter plaatse van de aanduiding:
1.   'specifieke vorm van bedrijf - kaasbewerking' tevens een kaasbewerkingsbedrijf toegestaan
2.   'specifieke vorm van bedrijf - kaasopslag' tevens een gekoelde kaasopslag toegestaan;
3.   'specifieke vorm van bedrijf - schoonmaakbedrijf' tevens een schoonmaakbedrijf toegestaan;
4.   'specifieke vorm van bedrijf - siersmederij' tevens een siersmederij toegestaan;
5.   'specifieke vorm van bedrijf - metaaloppervlaktebehandelingsbedrijf' tevens een metaaloppervlaktebehandelings-, staalstraal- en gritstraalbedrijf toegestaan;
6.   'specifieke vorm van bedrijf - slachterij' tevens een slachterij toegestaan;
7.   'bedrijf tot en met categorie 3.1' respectievelijk 'bedrijf tot en met categorie 3.2', bedrijven tot en met de desbetreffende categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan;
b.   kantoren als bedoeld in lid 4.1, sub b, zijn uitsluitend toegestaan als niet-zelfstandige kantoren, met dien verstande dat per bedrijf de oppervlakte van kantooractiviteiten niet meer mag bedragen 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak (bvo), met een maximum van 3.000 m² bvo per vestiging;
c.   uitoefening van detailhandel als bedoeld in lid 4.1, sub c is uitsluitend toegestaan voor zover dit een ondersteunend en ondergeschikt bestandsdeel vormt van de bedrijfsuitoefening en met dien verstande dat de oppervlakte van detailhandelsactiviteiten niet meer mag bedragen 125 m² bvo met een maximum van 25% van het bedrijfsvloeroppervlak per vestiging;
d.   ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' zijn uitsluitende nutsvoorzieningen toegestaan;
e.   opslag van goederen is toegestaan, mits:
1.   achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
2.   de hoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
f.    parkeren is uitsluitend op eigen terrein toegestaan;
g.   opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
h.   risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan.

 

4.4       Het gebruik van gedeelten van bedrijfswoningen ten behoeve van de uitoefening van niet-publieksgerichte aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan, voor zover:

a.   het vloeroppervlak niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 60 m²;
b.   degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de bewoner van de woning is;
c.   de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

 

Afwijking van de gebruiksregels

4.5       Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, afwijken van het bepaalde in lid 4.3, sub a:

a.   om bedrijven toe te laten in één bedrijfscategorie hoger dan in lid 4.3, sub a genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in lid 4.3, sub a genoemde bedrijfscategorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
b.   om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de in lid 4.3, sub a genoemde bedrijfscategorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande geluidshinderlijke en risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan.

 

4.6       Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van publieksgerichte aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, onder de voorwaarde dat in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt voorzien.

 

 

 

Artikel 5     Detailhandel

Bestemmingsomschrijving

5.1       De voor "Detailhandel" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   detailhandel;
b.   dienstverlening;
c.   wonen;
d.   niet publieksgerichte aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
e.   bij deze functies behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

 

Bouwregels

5.2       Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

          gebouwen

a.   gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.   ten behoeve van de activiteiten als bedoeld in lid 5.1, sub c is uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen' de bouw van woningen toegestaan;
c.   de hoogte van gebouwen mag ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven hoogte bedragen.

 

          andere bouwwerken

d.   de maximaal toelaatbare bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt:
1.   1 meter voor erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
2.   2 meter voor erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
3.   3 meter voor overige andere bouwwerken.

 

Specifieke gebruiksregels

5.3       Voor de gronden gelden de volgende regels:

a.   ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is het niet toegestaan om de begane grond te gebruiken voor wonen indien de verdiepingen in gebruik zijn voor detailhandel;
b.   opslag van goederen buiten het bouwvlak is niet toegestaan;
c.   opslag van goederen binnen het bouwvlak is toegestaan, mits:
1.   achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
2.   de hoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
d.   opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan.
e.   detailhandel in volumineuze goederen is niet toegestaan;
f.    het is verboden om bijgebouwen te gebruiken of te laten gebruiken als zelfstandige of als onafhankelijke woonruimte.

 

5.4       Het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van de uitoefening van niet-publieksgerichte aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan, voor zover:

a.   het vloeroppervlak niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 60 m²;
b.   degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de bewoner van de woning is;
c.   de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

 

 

 

Artikel 6     Groen

Bestemmingsomschrijving

6.1       De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   beplantingen, groenstroken, plantsoenen en bermen;
b.   bij deze functies behorende voorzieningen, zoals straatmeubilair, speelvoorzieningen, voet- en fietspaden en andere verhardingen, nutsvoorzieningen en water.

 

Bouwregels

6.2       Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

          gebouwen

a.   op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd;

 

          andere bouwwerken

b.   de maximaal toelaatbare bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt:
1.   12 meter voor straatmeubilair;
2.   3 meter voor overige andere bouwwerken.

 

 

 

Artikel 7     Horeca

Bestemmingsomschrijving

7.1       De voor "Horeca" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   horeca;
b.   wonen;
c.   niet publieksgerichte aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
d.   bij deze functies behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen, toegangswegen en paden, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

 

Bouwregels

7.2       Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

          gebouwen

a.   gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.   ten behoeve van de activiteiten als bedoeld in lid 7.1, sub b is uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:
1.   'wonen' de bouw van woningen toegestaan;
2.   'bedrijfswoning' (bw) ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;
c.   de inhoud van een bedrijfswoning inclusief erfbebouwing mag ten hoogste 650 m³ bedragen;
d.   de hoogte van gebouwen mag ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven hoogte bedragen.

 

          andere bouwwerken

e.   de maximaal toelaatbare bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt:
1.   1 meter voor erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
2.   2 meter voor erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
3.   3 meter voor overige andere bouwwerken.

 

Specifieke gebruiksregels

7.3       Voor de gronden gelden de volgende regels:

a.   ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 1' respectievelijk 'horeca tot en met horecacategorie 2' zijn horecabedrijven tot en met de desbetreffende categorie van de Staat van Horeca-activiteiten toegestaan;
b.   ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is het niet toegestaan om de begane grond te gebruiken voor wonen indien de verdiepingen in gebruik zijn voor horeca;
c.   opslag van goederen buiten het bouwvlak is niet toegestaan;
d.   opslag van goederen binnen het bouwvlak is toegestaan, mits:
1.   achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
2.   de hoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
e.   het is verboden om bijgebouwen te gebruiken of te laten gebruiken als zelfstandige of als onafhankelijke woonruimte.

 

7.4       Het gebruik van gedeelten van (bedrijfs)woningen ten behoeve van de uitoefening van niet-publieksgerichte aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan, voor zover:

a.   het vloeroppervlak niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 60 m²;
b.   degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de bewoner van de woning is;
c.   de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

 

 

 

Artikel 8     Kantoor

Bestemmingsomschrijving

8.1       De voor "Kantoor" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   kantoren;
b.   praktijkruimten;
c.   bij deze functies behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen, toegangswegen en paden, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

 

Bouwregels

8.2       Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

          gebouwen

a.   gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.   de hoogte van de bestaande bebouwing niet mag worden vergroot.

 

          andere bouwwerken

c.   de maximaal toelaatbare bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt:
1.   1 meter voor erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
2.   2 meter voor erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
3.   3 meter voor overige andere bouwwerken.

 

 

 

Artikel 9     Maatschappelijk

Bestemmingsomschrijving

9.1       De voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   onderwijs, religieuze instellingen, gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd- en kinderopvang, jeugdwerk, verenigingsleven, sociaal-culturele instellingen en openbare dienstverlening;
b.   wonen;
c.   niet publieksgerichte aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
d.   begraafplaatsen;
e.   kunstobjecten;
f.    bij deze functies behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen, toegangswegen en paden, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

 

Bouwregels

9.2       Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

          gebouwen

a.   gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.   in afwijking van het bepaalde sub a mag ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' buiten een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat maximaal 50 m² per begraafplaats mag worden gebouwd;
c.   ten behoeve van de activiteiten als bedoeld in lid 9.1, sub b is uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' (bw) ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;
d.   de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag ten hoogste het met de maatvoeringaanduiding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel bedragen; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwperceel;
e.   de hoogte van gebouwen mag ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven hoogte bedragen, met dien verstande dat indien geen hoogte is aangegeven, de hoogte van de bestaande bebouwing niet mag worden vergroot.

 

          andere bouwwerken

f.    de maximaal toelaatbare bouwhoogte van andere bouwwerken:
1.   bedraagt 1 meter voor erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
2.   bedraagt 2 meter voor erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
3.   bedraagt 3 meter voor overige andere bouwwerken;
4.   mag in afwijking van het bepaalde onder 3 voor kunstobjecten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kunstobject' 10 meter bedragen.

 

Specifieke gebruiksregels

9.3       Het gebruik van gedeelten van bedrijfswoningen ten behoeve van de uitoefening van niet-publieksgerichte aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan, voor zover:

a.   het vloeroppervlak niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 60 m²;
b.   degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de bewoner van de woning is;
c.   de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

 

Afwijking van de gebruiksregels

9.4       Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, afwijken van het bepaalde in lid 9.1 ten behoeve van publieksgerichte aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, onder de voorwaarde dat in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt voorzien.

 

 

 

Artikel 10  Sport

Bestemmingsomschrijving

10.1     De voor "Sport" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   sport en de daarbij horende (gebouwde) sportvoorzieningen, zoals kleedruimte, sanitaire voorzieningen en kantine;
b.   bij deze functies behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen, toegangswegen en paden en parkeervoorzieningen.

 

Bouwregels

10.2     Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

          gebouwen

a.   gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.   in afwijking van het bepaalde sub a zijn buiten het bouwvlak alleen ondergeschikte gebouwen toegestaan zoals dug-outs, met een maximale bouwhoogte van 3,5 meter en een maximum oppervlak van 15 m²;
c.   de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag ten hoogste het met de maatvoeringaanduiding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel bedragen; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwperceel;
d.   de oppervlakte van sportkantines bedraagt maximaal 200 m² b.v.o. per kantine;
e.   de hoogte van gebouwen mag ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven hoogte bedragen.

 

          andere bouwwerken

f.    de maximaal toelaatbare bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt:
1.   15 meter voor lichtmasten;
2.   10 meter voor ballenvangers;
3.   3 meter voor overige andere bouwwerken.

 

Nadere eisen

10.3     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken indien dit noodzakelijk is:

a.   ter bescherming van de beleving en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b.   ten behoeve van de bereikbaarheid van hulpdiensten;
c.   ter bevordering van de verkeersveiligheid.

 

 

 

Artikel 11  Tuin

Bestemmingsomschrijving

11.1     De voor "Tuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
b.   bij deze functies behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen, paden, terrassen, verhardingen, parkeren.

 

Bouwregels

11.2     Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

          gebouwen

a.   de bouw van gebouwen is niet toegestaan;

 

          andere bouwwerken

b.   de maximaal toelaatbare bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt:
1.   1 meter voor erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
2.   2 meter voor erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
3.   3 meter voor overige andere bouwwerken.

 

Nadere eisen

11.3     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van andere bouwwerken indien dit noodzakelijk is:

a.   ten behoeve van een samenhangend straatbeeld;
b.   ten  behoeve van een goede woonsituatie;
c.   ter bescherming van de beleving en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
d.   ter bevordering van de verkeersveiligheid.

 

 

 

Artikel 12  Verkeer

Bestemmingsomschrijving

12.1     De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   wegen, woonstraten en fiets- en voetpaden;
b.   bij deze functies behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, straatmeubilair, bruggen en landhoofden, kunstobjecten, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, water, parkeervoorzieningen.

 

Bouwregels

12.2     Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

          gebouwen

a.   de bouw van gebouwen is niet toegestaan;

 

          andere bouwwerken

b.   de maximaal toelaatbare bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt:
1.   12 meter voor straatmeubilair;
2.   3 meter voor overige andere bouwwerken.

 

 

 

Artikel 13  Water

Bestemmingsomschrijving

13.1     De voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   de waterhuishouding, waaronder vaarwegen, waterlopen en waterberging;
b.   bij deze functie behorende voorzieningen, zoals duikers, bruggen en landhoofden, steigers, ligplaatsen, bermen, keermuren, oevers/oeverbeschoeiingen, rietkragen en taluds, alsmede voor nutsvoorzieningen.

 

Bouwregels

13.2     Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

          gebouwen

a.   de bouw van gebouwen is niet toegestaan;

 

          andere bouwwerken

b.   de maximaal toelaatbare bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt:
1.   12 meter voor straatmeubilair;
2.   3 meter voor overige andere bouwwerken.

 

          bruggen

c.   per woning en per bedrijf is maximaal 1 brug toegestaan;
d.   de breedte van bruggen ten behoeve van percelen met de bestemmingen "Agrarisch" en "Bedrijf" en "Horeca" mag maximaal 4 meter bedragen en ter plaatse van een landhoofd maximaal 8 meter;
e.   de breedte van bruggen ten behoeve van percelen met de bestemming "Wonen" mag maximaal 3 meter bedragen en ter plaatse van een landhoofd maximaal 6 meter.

 

          steigers

f.    de oppervlakte van steigers mag ten hoogste:
1.   2,5 m² bedragen in watergangen met een breedte van tenminste 3 meter;
2.   5 m² bedragen in watergangen met een breedte van tenminste 10 meter
g.   voor de hoogte van steigers geldt dat deze niet meer bedraagt dan 1 meter boven het waterpeil;
h.   ter plaatse van de aanduiding 'steiger uitgesloten' is de bouw van steigers en vlonders niet toegestaan.

 

Nadere eisen

13.3     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken indien dit noodzakelijk is:

a.   ter bescherming van de beleving en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b.   ten behoeve van de bereikbaarheid van hulpdiensten;
c.   ter bevordering van de verkeersveiligheid;
d.   ten behoeve van de vrije doorvaartbreedte.

 

Specifieke gebruiksregels

13.4     Het aanmeren van woonschepen is niet toegestaan.

 

Wijzigingsbevoegdheid

13.5     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de het plan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 1' te wijzigen in de bestemmingen "Bedrijf", met dien verstande dat met het Hoogheemraadschap bindende afspraken zijn gemaakt over compensatie.

 

 

 

Artikel 14  Wonen

Bestemmingsomschrijving

14.1     De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   wonen;
b.   niet publieksgerichte aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
c.   tuinen en erven;
d.   bij deze functies behorende voorzieningen, zoals groen- en speelvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en verhardingen.

 

Bouwregels

14.2     Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

          hoofdgebouwen

a.   hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.   plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' is uitsluitend een vrijstaande woning toegestaan, met dien verstande dat de inhoud van de woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en vrijstaande bijgebouwen en overkappingen maximaal 650 m³ bedraagt;
c.   uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn woongebouwen toegestaan;
d.   de hoogte van gebouwen mag ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven hoogte bedragen, met dien verstande dat gebouwen òf plat òf met een kap dienen te worden afgedekt;
e.   het aantal woningen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan het bestaande aantal woningen, met dien verstande dat, voor zover is aangegeven, ter plaatse van de aanduiding 'aantal wooneenheden' het aantal woningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;
f.    balkons en dakterrassen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
g.   in afwijking van het bepaalde in lid 14.1 is ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' een geldautomaat toegestaan;
h.   in afwijking van het bepaalde in lid 14.1, is ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte' een praktijkruimte toegestaan, met dien verstande dat het oppervlak niet meer mag bedragen dan 150 m² b.v.o.

 

          erfbebouwing

i.    aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van tenminste 1 meter achter de voorgevel van de woning worden gebouwd;
j.    daar waar al op minder dan 1 meter afstand is gebouwd, mag in afwijking van hetgeen genoemd sub i in het verlengde van de aanwezige aan- of uitbouw of het bijgebouw worden gebouwd;
k.   woningen mogen aan de achterzijde over een diepte van ten hoogste 3,5 meter achter de achtergevel worden uitgebreid;
l.    de breedte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag op het zijerf van een woning ten hoogste 4 meter bedragen;
m.  in afwijking van het sub l vermelde, mag een aan-, uitbouw of (aangebouwd) bijgebouw een breedte van 40% van het zijerf hebben, indien het bij een woning behorende zijerf een breedte heeft van meer dan 10 meter;
n.   de afstand tussen erfbebouwing en water dient tenminste 1 meter te bedragen;
o.   in het achtererfgebied (uitgezonderd het hoofdgebouw) mag de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken ten hoogste 40% van het oorspronkelijk bij de woning behorende zij- en achtererf bedragen tot een maximum van 50 m², met dien verstande dat de bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet worden meegerekend;
p.   de sub o genoemde 50 m² mag vermeerderd worden met 10% van het oppervlak dat het betrokken erf groter is dan 125 m² tot een maximum van 80 m² met dien verstande dat van geen bouwwerk het grondoppervlak meer dan 50 m² mag bedragen;
q.   op de sub o genoemde gronden dient tenminste 25 m² onbebouwd en onoverdekt te blijven;
r.    voor aan- en uitbouwen geldt een maximale goothoogte van 3,25 meter;
s.   voor bijgebouwen (vrijstaand of aangebouwd) geldt een maximale goothoogte van 3 meter;
t.    ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn uitsluitend (gemeenschappelijke) bijgebouwen toegestaan en geldt een maximale goothoogte van 3 meter en bouwhoogte van 4,5 meter.

 

          andere bouwwerken

u.   de maximaal toelaatbare bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt:
1.   1 meter voor erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
2.   2 meter voor erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
3.   3 meter voor overige andere bouwwerken.

 

Nadere eisen

14.3     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van andere bouwwerken indien dit noodzakelijk is:

a.   ten behoeve van een samenhangend straatbeeld;
b.   ten  behoeve van een goede woonsituatie;
c.   ter bescherming van de beleving en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
d.   ter bevordering van de verkeersveiligheid.

 

Afwijking van de bouwregels

14.4     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de bouwregels ten behoeve van het realiseren van een paardenbak ten behoeve van hobbymatige paardenhouderij op het bouwperceel ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' onder de voorwaarde dat:

a.    maximaal 1 paardenbak is toegestaan;
b.    de paardenbak als volgt wordt gesitueerd:
1.    achter de hoofdgebouwen;
2.   tenminste 30 meter uit de rand van de weg;
3.   tenminste 1,5 meter uit de slootranden;
4.   maximaal 50 meter achter de bestaande bebouwing;
5.   minimaal 20 meter van woningen van derden;
c.   de omvang van de paardenbak niet meer bedraagt dan 20 meter bij 40 meter;
d.   de bouwhoogte van een hek rondom een paardenbak niet meer bedraagt dan 1,50 meter;
e.   indien de paardenbak vanaf de weg zichtbaar is, afschermende gebiedseigen beplanting wordt aangebracht, mits hierdoor geen doorbreking plaatsvindt van bestaande zichtlijnen op het open weidegebied;
f.    de paardenbak wordt voorzien van waterdoorlatend bodemmateriaal;
g.   er geen verlichting wordt gerealiseerd bij de paardenbak;
h.   er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en woonkwaliteit van aangrenzende en overige nabij gelegen gronden en de zich daarop bevindende  bouwwerken plaatsvindt.

 

Specifieke gebruiksregels

14.5     Het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van de uitoefening van niet-publieksgerichte aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan, voor zover:

a.   het vloeroppervlak niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 60 m2;
b.   degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de bewoner van de woning is;
c.   de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

 

Afwijking van de gebruiksregels

14.6     Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, afwijken van het bepaalde in lid 14.5 ten behoeve van publieksgerichte aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, onder de voorwaarde dat in de parkeerbehoefte op eigen terrein wordt voorzien.

 

 

 

Artikel 15  Leiding

Bestemmingsomschrijving

15.1     De voor "Leiding" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een rioolpersleiding met de daarbijbehorende veiligheidszone.

 

Bouwregels

15.2     Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 15.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd tot een maximale bouwhoogte van 3 meter.

 

15.3     Op deze gronden mag ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemming(en), met inachtneming van de voor die betrokken bestemming(en) geldende (bouw)voorschiften, uitsluitend worden gebouwd indien:

a.   het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
b.   overleg heeft plaatsgevonden met de leidingbeheerder.

 

15.4     Het bepaalde in lid 15.3, sub a is niet van toepassing, indien het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad en mits de bij die betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels in acht worden genomen.

 

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

15.5     Het is niet toegestaan op of in de gronden met de in lid 15.1 genoemde bestemming zonder omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a.   afgraven en bodemverlagen;
b.   egaliseren, woelen en mengen van de bodem;
c.   aanbrengen van beplanting en houtgewassen;
d.   aanleggen of verharden van paden;
e.   aanbrengen van oppervlakteverharding;
f.    aanleggen, vergraven of verruimen van waterlopen;
g.   rooien van beplanting en houtgewassen;
h.   aanleggen damwand;
i.    aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

15.6     Het verbod, zoals in lid 15.5 bedoeld, is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

a.   normaal onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de bestemming betreffen;
b.   mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
c.   noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 15.2 tot en met lid 15.4 in acht is genomen.

 

15.7     De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 15.5 zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang door de werken of werkzaamheden niet onevenredig wordt geschaad.

 

 

 

Artikel 16  Waterstaat – Waterkering

 

Bestemmingsomschrijving

16.1     De voor "Waterstaat – Waterkering" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

a.   instandhouding van waterkeringen en bijbehorende beschermingszone(s);
b.   bij deze functies behorende waterstaatkundige voorzieningen.

 

Bouwregels

16.2     Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 16.1 genoemde bestemming uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd tot een maximale bouwhoogte van 3 meter.

 

16.3     Op deze gronden mogen ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemming(en), met inachtneming van de voor die betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

Afwijking van de bouwregels

16.4     Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, afwijken van het bepaalde in lid 16.3 voor het bouwen van bouwwerken ten dienste van de aangegeven onderliggende bestemmingen op voorwaarde dat:

a.   het waterstaatkundige belang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
b.   de bij die betrokken bestemming(en) geldende (bouw)voorschiften in acht worden genomen.

 

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

16.5     Het is niet toegestaan op of in de gronden met de in lid 16.1 genoemde bestemming zonder omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a.   afgraven en bodemverlagen;
b.   egaliseren, woelen en mengen van de bodem;
c.   aanbrengen van beplanting en houtgewassen;
d.   aanleggen of verharden van paden;
e.   aanbrengen van oppervlakteverharding;
f.    aanleggen, vergraven of verruimen van waterlopen;
g.   rooien van beplanting en houtgewassen;
h.   aanleggen damwand;
i.    aanleggen van andere kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

16.6     Het verbod, zoals in lid 16.5 bedoeld, is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

a.   normaal onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de bestemming betreffen;
b.   mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
c.   noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 16.2 tot en met lid 16.3 in acht is genomen.

 

16.7     De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 16.5 zijn slechts toelaatbaar, indien het belang van de waterkering door de werken of werkzaamheden niet onevenredig wordt geschaad.

 

 

 

3.       Algemene regels

Artikel 17  Anti-dubbeltelregel

17.1     Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

 

Artikel 18  Algemene bouwregels

Overschrijding bouwgrenzen

18.1     De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen binnen de bestemmingsgrenzen in afwijking van hoofdstuk 2 van de regels en van de kaart, uitsluitend worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, entreeportalen, afdaken, erkers, serres en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt.

 

Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

18.2     De regels van stedenbouwkundige aard van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

a.   bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
b.   brandweeringang;
c.   bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d.   de ruimte tussen bouwwerken;
e.   parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

 

Bestaande afstanden en ander maten

18.3     Indien afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 van de regels is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

18.4     In die gevallen dat afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 van de regels is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

18.5     In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid 18.3 en 18.4 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

 

 

 

Artikel 19  Algemene gebruiksregels

19.1     Als verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksuele dienstverlening.

 

 

 

Artikel 20  Algemene afwijkingsregels

Afwijkende maten en overschrijding bouwgrenzen

20.1     Burgemeester en wethouders kunnen -tenzij op grond van hoofdstuk 2 van de regels reeds bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken‑ bij een omgevingsvergunning, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, afwijken van de regels in het bestemmingsplan voor:

a.   afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
b.   overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
c.   het bouwen van antenne-installaties tot een hoogte van 15 meter;
d.   het bouwen van overige andere bouwwerken tot een hoogte van 10 meter.

 

Mantelzorg

20.2     Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, afwijken om een woning, aan- of uitbouw of bijgebouw als tijdelijke woonruimte bij een woning ten behoeve van mantelzorg te gebruiken met dien verstande dat:

a.   het maximaal aantal woningen op het bouwvlak niet mag toenemen;
b.   de toegestane maximale maten en afstanden van de woning, aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet mogen worden overschreden;
c.   de woning dient bij gebruik door twee huishoudens een duidelijke uitstraling te hebben van één woning met eventueel bijgebouwen;
d.   er geen extra inritten of bruggen mogen worden aangelegd;
e.   de woning maximaal één toegang mag hebben;
f.    de zorgbehoefte moet zijn aangetoond via een indicatiebesluit of verklaring van de GGD, met uitzondering van zorgbehoevenden ouder dan 75 jaar;
g.   bij beëindiging van de mantelzorg het gebruik van de woning, aan- of uitbouw of bijgebouw als tijdelijke woonruimte wordt beëindigd.

 

Gastenverblijf

20.3     Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, afwijken van het gebruik van het bestaande hoofdgebouw of de bestaande bijgebouwen ten behoeve van een gastenverblijf met dien verstande dat:

a.   het maximaal aantal woningen op het bouwvlak niet mag toenemen;
b.   de toegestane maximale maten en afstanden van de woning, aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet mogen worden overschreden;
c.   het oppervlakte van het bijgebouw dat wordt gebruikt als gastenverblijf niet meer dan 80 m² mag bedragen;
d.   er mogen geen extra inritten of bruggen worden aangelegd;
e.   de woning maximaal één toegang mag hebben;
f.    de gebruiker dient een reëel hoofdverblijf elders te hebben;
g.   de woning dient bij gebruik door twee huishoudens een duidelijke uitstraling te hebben van één woning met eventueel bijgebouwen.

 

20.4     Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 20.1 tot en met 20.3 wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

 

 

Artikel 21  Algemene wijzigingsregels

21.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

 

21.2     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de het plan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 2' te wijzigen in de bestemmingen "Wonen", "Tuin", "Groen" en "Water" ten behoeve van de bouw van één woning, met dien verstande dat:

a.   de aangegeven maximale goothoogte en het maximum bebouwingspercentage bij de bouw van het hoofdgebouw niet mogen worden overschreden;
b.   uit milieukundig bodemonderzoek blijkt dat er geen belemmeringen zijn voor woningbouw;
c.   aangetoond is dat de bedrijfsvoering van de omliggende bedrijven niet wordt belemmerd;
d.   de voorgevel ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient te worden gebouwd.

 

 

 

Artikel 22  Algemene procedureregels

Procedures

22.1     Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van deze regels is de procedure van artikel 3.9A van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.

 

 

 

Artikel 23  Overige regels

Werking wettelijke regels

23.1     De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

 

Sloopvergunning cultuurhistorische waarden

23.2     Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (sloopvergunning) een gebouw, of een bouwwerk, geen gebouw zijnde geheel of gedeeltelijk te slopen.

 

23.3     Het in lid 23.2 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

a.   waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
b.   die het normale onderhoud betreffen;
c.   die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

23.4     De in lid 23.2 genoemde vergunning kan slechts worden verleend:

a.   indien de instandhouding van het gebouw geen bijdrage meer levert aan de cultuurhistorische waarde van het gebouw en de omgeving; en/of
b.   indien het gebouw niet meer beschikt over de eigenschappen die het gebouw de cultuurhistorische waarden heeft verschaft;
c.   indien het een deel van een gebouw betreft dat geen cultuurhistorische waarden heeft gehad.

 

23.5     Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een sloopvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in van de monumentencommissie omtrent de vraag of door het verlenen van de sloopvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het gebouw en de omgeving.

 

 

 

4.       Overgangs- en slotregels

Artikel 24  Overgangsrecht

Overgangsrecht bouwwerken

24.1     Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

a.   gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b.   na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

24.2     Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 24.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

24.3     Lid 24.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

Overgangsrecht gebruik

24.4     Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

24.5     Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 24.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat bestemmingsplan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

24.6     Indien het gebruik, bedoeld in lid 24.4, na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

24.7     Lid 24.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat bestemmingsplan.

 

Hardheidsclausule

24.8     Voor zover toepassing van lid 24.4 tot en met 24.7 leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht bij een omgevingsvergunning afwijken.

 

 

 

Artikel 25  Slotregel

25.1     Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Reeuwijk-Dorp.