In deze regels wordt verstaan onder:
1.1
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in
het GML-bestand NL.IMRO.1901.Oukoopsedijk19OU10-BP80;
1.2
plan:
het bestemmingsplan "Oukoopsedijk 19" van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk;
1.3
plankaart:
de analoge verbeelding van het GML-bestand NL.IMRO.1901.Oukoopsedijk19OU10-BP80;
1.4
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid,
waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik
en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aan-huis-gebonden
beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in een (bedrijfs)woning wordt uitgeoefend,
waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat
een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming
is.
1.7
aan- of uitbouw:
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een aan een (bedrijfs)woning
gebouwd gebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan de
(bedrijfs)woning.
1.8
achtererfgebied:
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde
zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw.
1.9
antennedrager:
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.10 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al
dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij
behorende bevestigingsconstructie.
1.11 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.12 bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken,
installeren of verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen
van diensten, waarbij detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig
onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter
plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in
rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.13 Besluit
omgevingsrecht (Bor):
Besluit van 25 maart 2010, houdende regels ter uitvoering van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht (Besluit omgevingsrecht), Staatsblad 2010, 143.
1.14 bestaande
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen:
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het
tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig zijn, dan wel
tot stand kunnen komen krachtens een omgevingsvergunning.
1.15 bestaande
bouwwerken:
bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
aanwezig of in uitvoering zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een omgevingsvergunning.
1.16 bestaand
gebruik:
gebruik van gronden en bouwwerken die bestaan op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.18 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.19 bijbehorend
bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde
perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de
grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.20 bijgebouw:
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw, dat in bouwkundig
opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen
(bedrijfs)woning (bijvoorbeeld garages, bergingen etc.).
1.21 bouwen:
het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten,
vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.23 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige,
bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.25 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge
de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.26 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander
materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij
direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.27 dakkapel:
een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot
en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is
gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.28 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling voor
verkoop), verkopen en leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan
personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan
in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.29 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het
verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het
publiek.
1.30 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen
bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het
gebruik van dat gebouw.
1.31 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of
gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.32 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking
van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer
gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst
is.
1.33
kap:
een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30°
en minder dan 65°.
1.34
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten :
het in een (bedrijfs)woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze
uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen vergunningplicht op grond van
Bijlage I van het Bor geldt, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate
haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de
woonfunctie in overeenstemming is.
1.35 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes,
gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties,
gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse)
afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.37 opslag:
het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en
stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking,
handel en/of activiteiten van administratieve aard.
a. voor
bouwwerken waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die
weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
b. in andere
gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.39 platte
afdekking:
een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde
van het grondvlak van het gebouw beslaat.
1.40 praktijkruimte:
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig
verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig,
juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk
te stellen gebied.
1.42 tuinmeubilair:
voorzieningen ten behoeve van particuliere tuinen in de vorm van meubilair,
verlichtingsvoorzieningen, parasols, speelhuisjes, zandbakken, schommels en
daarmee gelijk te stellen voorzieningen.
1.44 voorgevelrooilijn:
denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van een (bedrijfs)woning alsmede
het verlengde daarvan en vanaf de hoeken van de (bedrijfs)woning evenwijdig aan
de weg loopt.
1.45 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één
afzonderlijk huishouden.
1.46 woning
in niet-gestapelde vorm:
een woning, welke een zelfstandig gebouw vormt en direct toegankelijk is
vanaf het aangrenzende maaiveld.
1.47 zijerf:
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de
zijkant(en) van het hoofdgebouw of voor een denkbeeldige lijn in het verlengde
daarvan en grenzen aan het openbaar toegankelijk gebied.
1.48 zijgevellijn:
denkbeeldige lijn die strak langs de zijgevel van een (bedrijfs)woning
loopt tot aan de erfgrens.
2.1
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a. de
dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
b. de goothoogte
van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het
boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
c. de
inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels
(en/of het hart van de scheidsmuren)en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
d. de bouwhoogte
van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk,
geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals
schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
e. de
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,
neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte
bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Artikel 3 Agrarisch
Bestemmingsomschrijving
a. het
uitoefenen van een agrarisch bedrijf;
b. het behoud, het
beheer en de versterking van de aanwezige landschappelijke en natuurlijke
waarden;
c. water en
waterhuishoudkundige voorzieningen;
d. bij deze functie
behorende voorzieningen, zoals ontsluitingswegen, nutsvoorzieningen,
groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
Bouwregels
3.2
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken,
geen gebouwen zijnde worden gebouwd:
Omgevingsvergunning voor
het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4
Het is niet toegestaan op of in de gronden met de in lid 3.1 genoemde bestemming zonder omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de
volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. afgraven
en bodemverlagen;
b. egaliseren van
de bodem;
c. aanleggen
van dijken, taluds of andere verhogingen en bodemverhogen;
d. vergraven of
ontgraven van al bestaande dijken of taluds;
e. aanbrengen
van beplanting en houtgewassen;
f. aanleggen
of verharden van paden;
g. aanbrengen van
oppervlakteverharding;
h. aanleggen,
vergraven of verruimen van waterlopen;
i. dempen
van waterlopen;
j. vellen
of rooien van beplanting en houtgewassen;
k. aanleggen
damwand;
l. aanleggen
harde oeverbescherming;
m. aanleggen
paardenbakken.
3.5
Het verbod als bedoeld in lid 3.4 is niet van toepassing op werken of
werkzaamheden die:
a. normaal
onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de bestemming betreffen;
b. mogen worden
uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
3.6
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.4 zijn slechts
toelaatbaar, indien daardoor de landschapskwaliteiten niet onevenredig worden
of zullen worden aangetast, dan wel de aantasting voldoende wordt
gecompenseerd.
Artikel 4
Wonen
Bestemmingsomschrijving
a. woningen
in niet-gestapelde vorm;
b. aan-huis-gebonden
beroep of kleinschalig bedrijf;
c. tuinen en
erven;
d. water en
waterhuishoudkundige voorzieningen;
e. bij deze
functies behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, speelvoorzieningen,
nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en verhardingen.
Bouwregels
4.2
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden
gebouwd:
b. garages en
bergplaatsen;
c. aan- en
uitbouwen en bijgebouwen;
d. kelders;
e. bouwwerken,
geen gebouwen zijnde.
hoofdgebouwen
maximaal toelaatbaar oppervlak erfbebouwing
Voor de bij een woning behorende erfbebouwing
geldt onverminderd het bepaalde sub a en b dat:
d. de onder c genoemde 50 m² mag vermeerderd worden met 10% van het oppervlak dat het betrokken
erf groter is dan 125 m² tot een maximum van 80 m² met dien verstande dat van geen bouwwerk het grondoppervlak meer dan 50 m² mag bedragen;
e. op de
onder c genoemde gronden dient tenminste 25 m² onbebouwd en onoverdekt te blijven;
plaats van erfbebouwing.
g. daar waar al op
minder dan 1 meter afstand is gebouwd, mag in afwijking van hetgeen genoemd
onder f in het verlengde van de aanwezige aan- of uitbouw of het bijgebouw
worden gebouwd;
i. de
breedte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag op het zijerf van een woning
ten hoogste 4 meter bedragen;
j. in
afwijking van het onder h vermelde, mag een aan-, uitbouw of (aangebouwd) bijgebouw
een breedte van 40% van het zijerf hebben, indien het bij een woning behorende
zijerf een breedte heeft van meer dan 10 meter;
k. de afstand
tussen erfbebouwing en water dient tenminste 1 meter te bedragen.
hoogte van erfbebouwing
l. voor
aan- en uitbouwen geldt een maximale goothoogte van 3,25 meter;
m. op het achtererf is
een kap op de erfbebouwing niet toegestaan;
n. voor
bijgebouwen (vrijstaand of aangebouwd) geldt een maximale goothoogte van 3 meter.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde
o. voor bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, gelden de maximaal toelaatbare bouwhoogten zoals is
opgenomen in artikel 6 (Algemene bouwregels), lid 6.5.
Afwijken van de bouwregels
4.4
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning, op grond
van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening,
afwijken van het bepaalde in lid 4.3, onder b ten behoeve van een inhoud van
een woning inclusief erfbebouwing tot ten hoogste 1.000 m³ onder de voorwaarde dat:
a. per 0,65 m³ extra inhoud, 1 m² voormalige agrarische opstallen dan wel 5 m² kassen wordt gesloopt;
b. voldaan wordt aan
de uitgangspunten voor het slopen als bedoeld in artikel 2, lid 2, onder a, sub
i, v en vi van de "Verordening Ruimte" van de Provincie Zuid-Holland.
Specifieke gebruiksregels
4.5
Het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan-huis-gebonden
beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan, voor
zover:
a. het
vloeroppervlak ten behoeve van kantoor- en praktijkruimten en kleinschalige bedrijfsmatige
activiteiten niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning,
inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 80 m²;
b. ten behoeve van
de kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, conform de richtlijn van het
CROW (ASVV);
c. de
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale
afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en/of detailhandel,
uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de
betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
5.1
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een
bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij
de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Hoogteaanduiding
gebouwen
6.1
Voor de maximaal toelaatbare hoogten van gebouwen dienen hetgeen in
hoofdstuk 2 van de regels is bepaald en de aangegeven hoogten in acht genomen
te worden.
6.2
De maximaal toelaatbare hoogten mogen worden overschreden door
antenne-installaties, schoorstenen, liftkokers, trappenhuizen en andere
ondergeschikte bouwdelen, tenzij in hoofdstuk 2 van de regels anders is
bepaald.
6.3
Voor zover in het bestemmingsplan geen nokhoogten zijn aangegeven, mogen
de maximaal toelaatbare goot- en boeibordhoogten worden overschreden door
hellende dakvlakken, topgevels en dakkapellen.
6.4
Voor zover noch in het bestemmingsplan geen regels zijn opgenomen ten
aanzien van de afdekking van gebouwen, mogen de gebouwen zowel met een kap als
plat worden afgedekt. Voor zover een platte afdekking wordt toegepast, geeft de
maximaal toelaatbare goothoogte de maximaal toelaatbare hoogte van het boeibord
van het platte dak aan.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde
a. 1 meter voor erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
b. 2 meter voor erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
c. 3 meter voor tuinmeubilair;
d. 3 meter voor schotelantenne-installaties, ongeacht of zij op of aan bouwwerken worden gebouwd;
e. 5 meter voor antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie, niet zijnde schotelantenne-installaties;
f. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Overschrijding bouwgrenzen
6.6
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen binnen de
bestemmingsgrenzen in afwijking van het bestemmingsplan, uitsluitend worden
overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen),
galerijen, hellingbanen, funderingen, entreeportalen, afdaken, erkers, serres
en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet
meer dan 1,5 meter bedraagt.
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
6.7
De regels van stedenbouwkundige aard van hoofdstuk 2 paragraaf 5 van de
bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
a. bereikbaarheid
van bouwwerken voor wegverkeer en brandblusvoorzieningen;
b. brandweeringang;
c. bereikbaarheid
van gebouwen voor gehandicapten;
d. de ruimte tussen
bouwwerken;
e. parkeergelegenheid
en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
Bestaande afstanden en andere maten
6.10 In
het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid 6.8 en 6.9 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
Afwijkende maten en overschrijding bouwgrenzen
8.1 Burgemeester
en wethouders kunnen -tenzij op grond
van hoofdstuk 2 van de regels reeds bij omgevingsvergunning kan worden
afgeweken‑ bij een omgevingsvergunning, op grond van het bepaalde in
artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, afwijken van de
regels in het bestemmingsplan voor:
a. afwijkingen
van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
b. overschrijding
van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is
voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks
noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de
overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
Mantelzorg
8.2
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning, op grond
van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening,
afwijken om een woning, aan- of uitbouw of bijgebouw als tijdelijke woonruimte
bij een woning ten behoeve van mantelzorg te gebruiken met dien verstande dat:
a. het
maximaal aantal woningen op het bouwvlak niet mag toenemen;
b. de toegestane
maximale maten en afstanden van de woning, aan- en uitbouwen en bijgebouwen
niet mogen worden overschreden;
c. de woning
dient bij gebruik door twee huishoudens een duidelijke uitstraling te hebben
van één woning met eventueel bijgebouwen;
d. er geen extra
inritten of bruggen mogen worden aangelegd;
e. de woning
maximaal één toegang mag hebben;
f. de
zorgbehoefte moet zijn aangetoond via een indicatiebesluit of verklaring van de
GGD, met uitzondering van zorgbehoevenden ouder dan 75 jaar;
g. bij beëindiging
van de mantelzorg het gebruik van de woning, aan- of uitbouw of bijgebouw als
tijdelijke woonruimte wordt beëindigd.
Gastenverblijf
a. het
maximaal aantal woningen op het bouwvlak niet mag toenemen;
b. de toegestane
maximale maten en afstanden van de woning, aan- en uitbouwen en bijgebouwen
niet mogen worden overschreden;
c. het
oppervlakte van het bijgebouw dat wordt gebruikt als tijdelijke woonruimte niet
meer dan 80 m² mag bedragen;
d. er mogen geen
extra inritten of bruggen worden aangelegd;
e. de woning
maximaal één toegang mag hebben;
f. de
gebruiker dient een reëel hoofdverblijf elders te hebben;
g. de woning dient
bij gebruik door twee huishoudens een duidelijke uitstraling te hebben van één
woning met eventueel bijgebouwen.
8.4
Een omgevingsvergunning als bedoeld in als bedoeld in lid 8.1 tot en met 8.3 wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt
gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende
gronden en bouwwerken.
Werking wettelijke regels
9.1
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit bestemmingsplan
wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van
het bestemmingsplan.
Overgangsrecht bouwwerken
a. gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
b. na het
teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd,
mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen
twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
10.2 Burgemeester
en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 10.1 een omgevingsvergunning
verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het
eerste lid met maximaal 10%.
10.3 Lid
10.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip
van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in
strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling
van dat plan.
Overgangsrecht gebruik
10.5 Het
is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 10.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat bestemmingsplan
strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang
wordt verkleind.
10.6 Indien
het gebruik, bedoeld in lid 10.4, na de inwerkingtreding van het
bestemmingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het
verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
10.7
Lid 10.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd
was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsregels van dat bestemmingsplan.
Hardheidsclausule
10.8 Voor
zover toepassing van lid 10.4 tot en met 10.7 leidt tot een onbillijkheid van
overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kan het bevoegd gezag
ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht bij een
omgevingsvergunning afwijken.
11.1 Deze
regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Oukoopsedijk 19.