In deze regels wordt verstaan onder:
1.1
plan:
het wijzigingsplan Hoogeind 13 Driebruggen met identificatienummer NL.IMRO.1901.14Hoogeind13-WP80 van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk;
1.2
wijzigingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels
en de daarbij behorende bijlagen;
1.3
bestemmingsplan Lange Ruige Weide:
het bestemmingsplan "Lange Ruige Weide"
vastgesteld door de gemeenteraad van Reeuwijk op 2 oktober 2006;
1.4
de analoge verbeelding:
de verbeelding bestaande uit het blad met het nummer NL.IMRO.1901.14Hoogeind13-WP80 bestaande uit één blad met bijbehorende verklaring,
waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven;
1.5
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur,
waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld
ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een
vlak betreft.
1.7
aan-huis-gebonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in een
(bedrijfs)woning wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende
mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling
heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.8
aan- of uitbouw:
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een
aan een (bedrijfs)woning gebouwd gebouw, dat in bouwkundig opzicht
ondergeschikt is aan de (bedrijfs)woning.
1.9
achtererfgebied:
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar
toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw.
1.10
antennedrager:
antennemast of andere constructie bedoeld voor
de bevestiging van een antenne.
1.11
antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een
antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten
opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.12
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen
gebouwen zijnde.
1.13
bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het
vervaardigen, bewerken, installeren of verhandelen van goederen dan wel op het
bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij detailhandel uitsluitend
plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van
verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen,
dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.14
bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en
aantallen:
afstands-, hoogte-, inhouds- en
oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het
wijziggsplan aanwezig zijn, dan wel tot stand kunnen komen krachtens een
omgevingsvergunning.
1.15
bestaande bouwwerken:
bouwwerken die op het tijdstip van
inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering zijn, dan wel
gebouwd kunnen worden krachtens een omgevingsvergunning.
1.16
bestaand gebruik:
gebruik van gronden en bouwwerken die bestaan
op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan.
1.18
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde
bestemming.
1.19
bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel
functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden,
daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk,
met een dak.
1.20 bijgebouw:
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een
gebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde
bouwperceel gelegen (bedrijfs)woning (bijvoorbeeld garages, bergingen etc.).
1.21
bouwen:
het plaatsen, geheel of gedeeltelijk
oprichten, vernieuwen of veranderen en vergroten van een bouwwerk, alsmede het
geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.23
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop
ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is
toegelaten.
1.25
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden
zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.26
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout,
steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de
grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.27
dakkapel:
een constructie ter vergroting van een gebouw,
welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze
constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in
het dakvlak is geplaatst.
1.28
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder
de uitstalling voor verkoop), verkopen en leveren van goederen, geen
motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik,
verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of
bedrijfsactiviteit.
1.29
dienstverlening:
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten
welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder
rechtstreeks contact met het publiek.
1.30
erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte
daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is
ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.
1.31
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen
toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte
vormt.
1.32
hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk
is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een
perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die
bestemming het belangrijkst is.
1.33 kap:
een constructie van één of meer dakvlakken met
een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.
1.34 kleinschalige
bedrijfsmatige activiteiten :
het in een (bedrijfs)woning door de bewoner op
bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen
vergunningplicht op grond van Bijlage I van het Bor geldt, waarbij de
(bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een
ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.35
nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare
nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers,
bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten
behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.36
openbaar toegankelijk gebied:
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid,
onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen,
openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk
is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van
percelen door langzaam verkeer.
a. voor
bouwwerken waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die
weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
b. in andere
gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.38
praktijkruimte:
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient
voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch,
kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar
aard gelijk te stellen gebied.
1.39
seksuele dienstverlening:
een bedrijfsmatige activiteit gericht op
het verrichten van seksuele handelingen en/of het verrichten van
erotisch/pornografische vertoningen.
1.40
tuinmeubilair:
voorzieningen ten behoeve van particuliere
tuinen in de vorm van meubilair, verlichtingsvoorzieningen, parasols,
speelhuisjes, zandbakken, schommels en daarmee gelijk te stellen voorzieningen.
1.41
voorgevel:
de gevel van een (bedrijfs)woning die naar
aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling en oriëntatie als
belangrijkste beeldbepalende gevel kan worden aangemerkt.
1.42
voorgevelrooilijn:
denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel
van een (bedrijfs)woning alsmede het verlengde daarvan en vanaf de hoeken van
de (bedrijfs)woning evenwijdig aan de weg loopt.
1.43
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld
voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.44
woning in niet-gestapelde vorm:
een woning, welke een zelfstandig gebouw vormt
en direct toegankelijk is vanaf het aangrenzende maaiveld.
1.45
zijerf:
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en
gelegen zijn aan de zijkant(en) van het hoofdgebouw of voor een denkbeeldige
lijn in het verlengde daarvan en grenzen aan het openbaar toegankelijk gebied.
2.1
Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a. de
dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
b. de
goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeibord,
of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
c. de
inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels
(en/of het hart van de scheidsmuren)en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
d. de
bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk,
geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals
schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
e. de
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,
neer-waarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte
bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
f. de
oppervlakte van een overkapping:
tussen de buitenste verticale projecties van het dakvlak, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter
plaatse van het bouwwerk.
Artikel 3 Agrarisch
De voor "Agrarisch" aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a. het
uitoefenen van grondgebonden veehouderij;
b. bij deze
functie behorende voorzieningen, zoals ontsluitingswegen, nutsvoorzieningen,
groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.
3.2.1 Algemene
bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming
uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
3.2.2 Bouwwerken,
geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden
de maximaal toelaatbare bouwhoogten zoals opgenomen in Artikel 7 (Algemene bouwregels), lid 7.2.
Artikel 4 Water
4.1
Bestemmingsomschrijving
De voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd
voor wateraanvoer en -afvoer en waterberging en oevers
4.2
Bouwregels
4.2.1 Algemene
bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming
uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
4.2.2 Bouwwerken,
geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden
de maximaal toelaatbare bouwhoogten zoals opgenomen in Artikel 7 (Algemene bouwregels), lid 7.2.
Artikel 5 Wonen
De voor "Wonen" aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a. woningen
in niet -gestapelde vorm;
b. aan-huis-gebonden
beroep of kleinschalig bedrijf;
c. tuinen en
erven.
d. water en
waterhuishoudkundige voorzieningen;
e. bij deze
functies behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, speelvoorzieningen,
nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en verhardingen.
5.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming
uitsluitend worden gebouwd:
a. hoofdgebouwen;
b. garages en
bergplaatsen;
c. aan- en
uitbouwen en bijgebouwen;
d. kelders;
e. bouwwerken,
geen gebouwen zijnde.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen
gelden de volgende regels:
a. hoofdgebouwen
mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat de
omgevingsvergunning voor de woning die het verst van het Hoogeind is gesitueerd,
pas kan worden verleend indien vaststaat dat de voormalige erfbebouwing met
uitzondering de voormalige hooiberg is gesloopt;
1. het gebouw
ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarde' niet op deze oppervlakte
in mindering wordt gebracht;
2. bij de
woning die het verst van het Hoogeind is gesitueerd tevens aan- en uitbouwen
voor de voorgevelrooilijn mogen worden gebouwd;
d. op de
onder c genoemde gronden dient tenminste 25 m² onbebouwd en onoverdekt te
blijven;
e. de
goothoogte en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan is aangegeven;
f. hoofdgebouwen
dienen te worden afgedekt met een kap.
Voor het bouwen van aan- en
uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen geldt onverminderd het bepaalde in lid
5.2.2, sub b en de volgende regels:
c. de onder b genoemde 50 m² mag vermeerderd worden met 10% van het oppervlak dat het betrokken
erf groter is dan 125 m² tot een maximum van 80 m² met dien verstande dat van geen bouwwerk het grondoppervlak meer dan 50 m² mag bedragen;
d. op de
onder b genoemde gronden dient tenminste 25 m² onbebouwd en onoverdekt te blijven;
e. woningen
mogen aan de achterzijde over een diepte van ten hoogste 3,5 meter achter de
achtergevel worden uitgebreid;
g. in
afwijking van het onder f vermelde, mag een aan-, uitbouw of (aangebouwd) bijgebouw
een breedte van 40% van het zijerf hebben, indien het bij een woning behorende
zijerf een breedte heeft van meer dan 10 meter;
h. voor aan-
en uitbouwen geldt een maximale goothoogte van 3,25 meter;
i. voor
bijgebouwen (vrijstaand of aangebouwd) geldt een maximale goothoogte van 3
meter;
j. de
afstand tussen erfbebouwing en water dient tenminste 1 meter te bedragen.
k. voor aan-
en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen geldt een maximale goothoogte van
3,25 meter.
5.2.4 Bouwwerken,
geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden
de maximaal toelaatbare bouwhoogten zoals opgenomen in Artikel 7 (Algemene bouwregels), lid 7.2.
5.3
Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Aan-huis-gebonden
beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
Het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van
aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is
toegestaan, voor zover:
a. het
vloeroppervlak ten behoeve van kantoor- en praktijkruimten en kleinschalige bedrijfsmatige
activiteiten niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning,
inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 80 m²;
b. ten
behoeve van de kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, conform de richtlijn van het
CROW (ASVV);
c. de
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale
afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en/of detailhandel,
uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de
betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
Grond die eenmaal in aanmerking is
genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of
alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen
buiten beschouwing.
7.1
Hoofdgebouwen
De maximaal toelaatbare hoogten mogen worden overschreden
door antenne-installaties, schoorstenen, liftkokers, trappenhuizen en andere
ondergeschikte bouwdelen, tenzij in hoofdstuk 2 van de regels anders is
bepaald.
Tenzij in het uitwerkingsplan anders is bepaald, bedraagt de
maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
a. 1 meter
voor erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
b. 2 meter
voor erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw, met dien
verstande dat deze erfafscheidingen uitsluitend binnen de bestemming "Wonen"
mogen worden gebouwd;
c. 3 meter
voor tuinmeubilair;
d. 3 meter
voor schotelantenne-installaties, ongeacht of zij op of aan bouwwerken worden
gebouwd;
e. 5 meter
voor antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie, niet zijnde
schotelantenne-installaties;
f. 3
meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.3
Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen binnen
de bestemmingsgrenzen in afwijking van het wijzigingsplan, uitsluitend worden
overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen),
galerijen, hellingbanen, funderingen, entreeportalen, afdaken, erkers, serres
en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet
meer dan 1,5 meter bedraagt.
7.4
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard van hoofdstuk 2
paragraaf 5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover
het betreft:
a. de ruimte
tussen bouwwerken;
b. parkeergelegenheid
en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
8.1
Strijdig gebruik
Als verboden gebruik als
bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken
voor seksuele dienstverlening.
Burgemeester en wethouders kunnen tenzij op grond van
hoofdstuk 2 van de regels reeds bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken
bij een omgevingsvergunning, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1,
sub c van de Wet ruimtelijke ordening, afwijken van de regels in het wijzigingsplan
voor:
a. overschrijding
van − voor bouwen geldende − afstands- en hoogtematen met ten
hoogste 15%;
b. de bouw
van andere bouwwerken die ten behoeve van nutsvoorzieningen dan wel voor
waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk zijn, mits voorzieningen
van geringe horizontale of verticale afmetingen zijn.
9.2
Mantelzorg
Burgemeester en wethouders kunnen bij een
omgevingsvergunning, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van
de Wet ruimtelijke ordening, afwijken om een woning, aan- of uitbouw of
bijgebouw als tijdelijke woonruimte bij een woning ten behoeve van mantelzorg
te gebruiken met dien verstande dat:
a. het
maximaal aantal woningen op het bouwvlak niet mag toenemen;
b. de
toegestane maximale maten en afstanden van de woning, aan- en uitbouwen en
bijgebouwen niet mogen worden overschreden;
c. de woning
dient bij gebruik door twee huishoudens een duidelijke uitstraling te hebben
van één woning met eventueel bijgebouwen;
d. er geen
extra inritten of bruggen mogen worden aangelegd;
e. de woning
maximaal één toegang mag hebben;
f. de
zorgbehoefte moet zijn aangetoond via een indicatiebesluit of verklaring van de
GGD, met uitzondering van zorgbehoevenden ouder dan 75 jaar;
g. bij
beëindiging van de mantelzorg het gebruik van de woning, aan- of uitbouw of bijgebouw
als tijdelijke woonruimte wordt beëindigd.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een
omgevingsvergunning, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van
de Wet ruimtelijke ordening, afwijken van het gebruik van het bestaande
hoofdgebouw of de bestaande bijgebouwen ten behoeve van een gastenverblijf met
dien verstande dat:
a. het
maximaal aantal woningen op het bouwvlak niet mag toenemen;
b. de
toegestane maximale maten en afstanden van de woning, aan- en uitbouwen en
bijgebouwen niet mogen worden overschreden;
c. het
oppervlakte van het bijgebouw dat wordt gebruikt als tijdelijke woonruimte niet
meer dan 80 m² mag bedragen;
d. er mogen
geen extra inritten of bruggen worden aangelegd;
e. de woning
maximaal één toegang mag hebben;
f. de
gebruiker dient een reëel hoofdverblijf elders te hebben;
g. de woning
dient bij gebruik door twee huishoudens een duidelijke uitstraling te hebben
van één woning met eventueel bijgebouwen.
9.4
Voorwaarden
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.1 tot en met 9.3 wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt
gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van
aangrenzende gronden en bouwwerken.
10.1 Andere
wettelijke regelingen
Waar in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke
regelingen, wordt geduid op de wettelijke regelingen, zoals die luidden op het
moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan.
1. gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
2. na het
teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd,
mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen
twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
b. Het
bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 11.1, sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in
lid 11.1, sub a met maximaal 10%.
c. Lid 11.1, sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning
en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling
van dat plan.
b. Het is
verboden het met het wijzigingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 11.2, sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig
gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c. Indien het
gebruik, bedoeld in 11.2, sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een
periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna
te hervatten of te laten hervatten.
d. Lid 11.2, sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het
voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van
dat plan.
Deze regels worden aangehaald als: "Regels
van het Wijzigingsplan Hoogeind 13 Driebruggen".