Regels

 

Inhoudsopgave

1.         Inleidende regels  1

Artikel 1               Begrippen  1

Artikel 2               Wijze van meten  7

2.         Bestemmingsregels  8

Artikel 3               Groen  8

Artikel 4               Tuin  9

Artikel 5               Verkeer 10

Artikel 6               Water 11

Artikel 7               Wonen  12

3.         Algemene regels  15

Artikel 8               Anti-dubbeltelregel 15

Artikel 9               Algemene bouwregels  16

Artikel 10             Algemene gebruiksregels  17

Artikel 11             Algemene afwijkingsregels  18

Artikel 12             Algemene wijzigingsregels  20

Artikel 13             Overige regels  21

4.         Overgangs- en slotregels  22

Artikel 14             Overgangsrecht 22

Artikel 15             Slotregel 23

 

 

 

1.      Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1       bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1901.12CityLife-BP80.

1.2       plan:
het bestemmingsplan "Bestemmingsplan City-Life" van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk.

1.3       plankaart:
de analoge verbeelding van het GML-bestand NL.IMRO.1901.12CityLife-BP80.

1.4       aan- of uitbouw:
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een aan een (bedrijfs)woning gebouwd gebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan de (bedrijfs)woning.

1.5       aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6       aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7       aan-huis-gebonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in een (bedrijfs)woning wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.8       achtererfgebied:
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan
1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw.

1.9       ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.10     antennedrager:
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.11     antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.12     bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.13     bebouwingspercentage:
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.14     bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.15     Besluit omgevingsrecht (Bor):
Besluit van 25 maart 2010, houdende regels ter uitvoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Besluit omgevingsrecht), Staatsblad 2010, 143.

1.16     bestaand gebruik:
gebruik van gronden en bouwwerken die bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.17     bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen:
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig zijn, dan wel tot stand kunnen komen krachtens een omgevingsvergunning.

1.18     bestaande bouwwerken:
bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een omgevingsvergunning.

1.19     bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.

1.20     bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.21     bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.22     bijgebouw:
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (bedrijfs)woning (bijvoorbeeld garages, bergingen etc.).

1.23     bouwen:
het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.24     bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.

1.25     bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van kelderlagen, onderbouw- en kapverdiepingen.

1.26     bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.27     bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.

1.28     bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.29     bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.30     dakkapel:
een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.31     dakopbouw:
een constructie ter vergroting van een gebouw, boven de dakgoot, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) van het dak zijn geplaatst.

1.32     detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling voor verkoop), verkopen en leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.33     erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.34     gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.35     hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.36     horecabedrijf:
een bedrijf gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:

a.   het verstrekken van al dan niet ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;
b.   het exploiteren van zaalaccommodatie;
c.   het verstrekken van nachtverblijf.

1.37     kap:
een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.

1.38     kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten :
het in een (bedrijfs)woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen vergunningplicht op grond van Bijlage I van het Bor geldt, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.39     landhoofd:
uitbouwsel van de oever, dat de overgang vormt van een grondlichaam naar een kunstwerk, zoals een brug.

1.40     ligplaats:
een gedeelte van water, bestemd en geschikt om door een (plezier)vaartuig te worden gebruikt.

1.41     mantelzorg:
noodzakelijke zorg voor een zieke of gehandicapte die in duur en in intensiteit een meer gebruikelijke gang van zaken overstijgt en niet in georganiseerd verband en niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt verleend.

1.42     nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.43     onderbouw:
een kelder of een souterrain.

1.44     onzelfstandige woonruimte:
woonruimte welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een persoon of huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

1.45     openbaar toegankelijk gebied:
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.46     opslag:
het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.

1.47     overkapping:
een ander bouwwerk voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand.

1.48     peil:
het peil:

a.   voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
b.   in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.49     permanent geluiddichte gevel:
een gevelconstructie zonder te openen delen en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB;

1.50     pleziervaartuig:
elk vaartuig dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor enige vorm van pleziervaart, waterrecreatie of watersport, met uitzondering van een surfplank.

1.51     praktijkruimte:
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.52     seksuele dienstverlening:
een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische vertoningen.

1.53     steiger:
constructie aan of loodrecht op een oever, die tot ligplaats dient voor één of meerdere pleziervaartuigen.

1.54     straatmeubilair:
voorwerpen die in de openbare ruimte staan, zoals verkeerszuilen, lichtmasten, bewegwijzeringen, afvalbakken, telefooncellen, brievenbussen, banken en daarmee gelijk te stellen voorwerpen.

1.55     tuinmeubilair:
voorzieningen ten behoeve van particuliere tuinen in de vorm van meubilair, verlichtingsvoorzieningen, parasols, speelhuisjes, zandbakken, schommels en daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

1.56     voorerfgebied:
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.57     voorgevel:
de gevel van een (bedrijfs)woning die naar aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling en oriëntatie als belangrijkste beeldbepalende gevel kan worden aangemerkt.

1.58     voorgevelrooilijn:
denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van een (bedrijfs)woning loopt alsmede het verlengde daarvan en vanaf de hoeken van de (bedrijfs)woning evenwijdig aan de weg loopt.

1.59     woning in niet-gestapelde vorm:
een woning, welke een zelfstandig gebouw vormt en direct toegankelijk is vanaf het aangrenzende maaiveld.

1.60     woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.61     woonschip:
elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning of als recreatieverblijf.

1.62     zijerf:
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van het hoofdgebouw of voor een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.63     zijgevellijn:
denkbeeldige lijn die strak langs de zijgevel van een (bedrijfs)woning loopt tot aan de erfgrens.

 

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

2.1       Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

a.   de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
b.   de goothoogte van een bouwwerk:
1.   vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.   indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen of dakopbouwen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 70% van de gevelbreedte, wordt de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de dakkapel of dakopbouw als goothoogte aangemerkt.
c.   de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren)en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
d.   de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
e.   de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
f.    de oppervlakte van een overkapping:
tussen de buitenste verticale projecties van het dakvlak, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
g.   breedte van een aan- of uitbouw aan een woning:
de afstand tussen de gevelwand waaraan wordt gebouwd en de lijn die evenwijdig daaraan loopt, in welke lijn enig snijpunt valt van een of meer wanden van de aan of uitbouw.
h.   afstanden:
afstanden tussen bouwwerken, perceelsgrenzen en andere lijnen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
i.    bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de gezamenlijke oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige gebouwen.

 

 

 

2.      Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

Bestemmingsomschrijving

3.1       De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   beplantingen, groenstroken, plantsoenen en bermen;
b.   bij deze functies behorende voorzieningen, zoals straatmeubilair, speelvoorzieningen, voet- en fietspaden en andere verhardingen, nutsvoorzieningen en water.

 

Bouwregels

3.2       Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

          gebouwen

a.   op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd;

 

          andere bouwwerken

b.   de maximaal toelaatbare bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt:
1.   6 meter voor straatmeubilair;
2.   3 meter voor overige andere bouwwerken.

 

 

 

Artikel 4 Tuin

Bestemmingsomschrijving

4.1       De voor "Tuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
b.   bij deze functies behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen, paden, terrassen, verhardingen, parkeren.

 

Bouwregels

4.2       Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

          gebouwen

a.   de bouw van gebouwen is niet toegestaan;

 

          andere bouwwerken

b.   de maximaal toelaatbare bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt:
1.   1 meter voor erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
2.   2 meter voor erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
3.   3 meter voor overige andere bouwwerken, met dien verstande dat er geen lantaarnpalen en/of andere bouwwerken ten behoeve van verlichting mogen worden gebouwd.

 

Nadere eisen

4.3       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van andere bouwwerken indien dit noodzakelijk is:

a.   ten behoeve van een samenhangend straatbeeld;
b.   ten  behoeve van een goede woonsituatie;
c.   ter bescherming van de beleving en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
d.   ter bevordering van de verkeersveiligheid.

 

 

 

Artikel 5 Verkeer

Bestemmingsomschrijving

5.1       De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   wegen, woonstraten en fiets- en voetpaden;
b.   bij deze functies behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, straatmeubilair, bruggen en landhoofden, kunstobjecten, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, water, parkeervoorzieningen.

 

Bouwregels

5.2       Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

          gebouwen

a.   de bouw van gebouwen is niet toegestaan;

 

          andere bouwwerken

b.   de maximaal toelaatbare bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt:
1.   6 meter voor straatmeubilair;
2.   3 meter voor overige andere bouwwerken.

 

 

 

Artikel 6 Water

Bestemmingsomschrijving

6.1       De voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   de waterhuishouding, waaronder vaarwegen, waterlopen en waterberging;
b.   bij deze functie behorende voorzieningen, zoals duikers, bruggen en landhoofden, steigers, ligplaatsen, bermen, keermuren, oevers/oeverbeschoeiingen, rietkragen en taluds, alsmede voor nutsvoorzieningen.

 

Bouwregels

6.2       Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

          gebouwen

a.   de bouw van gebouwen is niet toegestaan;

 

          andere bouwwerken

b.   de maximaal toelaatbare bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt 3 meter;

 

          steigers

c.   de oppervlakte van steigers mag ten hoogste:
1.   2,5 m² bedragen in watergangen met een breedte van tenminste 3 meter;
2.   5 m² bedragen in watergangen met een breedte van tenminste 10 meter
d.   voor de hoogte van steigers geldt dat deze niet meer bedraagt dan 1 meter boven het waterpeil;

 

Nadere eisen

6.3       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van andere bouwwerken indien dit noodzakelijk is:

a.   ter bescherming van de beleving en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b.   ten behoeve van de bereikbaarheid van hulpdiensten;
c.   ter bevordering van de verkeersveiligheid;
d.   ten behoeve van de vrije doorvaartbreedte.

 

Specifieke gebruiksregels

6.4       Het aanmeren van woonschepen is niet toegestaan.

 

 

 

Artikel 7 Wonen

Bestemmingsomschrijving

7.1       De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   wonen;
b.   niet publieksgerichte aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
c.   tuinen en erven;
d.   bij deze functies behorende voorzieningen, zoals groen- en speelvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en verhardingen.

 

Bouwregels

7.2       Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

          hoofdgebouwen

a.   er mogen uitsluitend vrijstaande en/of twee-aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
b.   hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat de geluidsbelasting op de gevels als gevolg van het verkeer niet meer bedraagt dan:
1.   de voorkeursgrenswaarde van 48 dB; of
2.   de door burgemeester en wethouders verleende hogere waarde,
tenzij een permanent geluiddichte gevel wordt gerealiseerd;
c.   de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter, met dien verstande dat bij twee-aaneengebouwde woningen aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd;
d.   de hoogte van gebouwen mag ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven hoogte bedragen, met dien verstande dat gebouwen met een kap dienen te worden afgedekt;
e.   het aantal woningen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan met een maatvoeringaanduiding is aangegeven;
f.    balkons en dakterrassen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan.

 

          erfbebouwing

g.   aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van tenminste 1 meter achter de voorgevel van de woning worden gebouwd;
h.   woningen mogen aan de achterzijde over een diepte van ten hoogste 2 meter achter de achtergevel worden uitgebreid;
i.    de breedte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag op het zijerf van een woning ten hoogste 6,5 meter bedragen;
j.    in afwijking van het sub i vermelde, mag een aan-, uitbouw of (aangebouwd) bijgebouw een breedte van 40% van het zijerf hebben, indien het bij een woning behorende zijerf een breedte heeft van meer dan 10 meter;
k.   de afstand tussen erfbebouwing en water dient tenminste 1 meter te bedragen;
l.    in het achtererfgebied (uitgezonderd het hoofdgebouw) mag de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken ten hoogste 40% van het oorspronkelijk bij de woning behorende zij- en achtererf bedragen tot een maximum van 50 m²;
m.  de sub l genoemde 50 m² mag vermeerderd worden met 10% van het oppervlak dat het betrokken erf groter is dan 125 m² tot een maximum van 80 m² met dien verstande dat van geen bouwwerk het grondoppervlak meer dan 50 m² mag bedragen;
n.   op de sub l genoemde gronden dient tenminste 25 m² onbebouwd en onoverdekt te blijven;
o.   voor aan- en uitbouwen geldt een maximale goothoogte van 3,25 meter en een maximale bouwhoogte van 6 meter;
p.   voor bijgebouwen (vrijstaand of aangebouwd) geldt een maximale goothoogte van 3 meter en een maximale bouwhoogte van 4,5 meter;
q.   in afwijking van het bepaalde onder l en p mag ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' een bijgebouw worden gebouwd met een maximale goothoogte van 3,25 meter en een maximale bouwhoogte van 8 meter.

 

          andere bouwwerken

r.    de maximaal toelaatbare bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt:
1.   1 meter voor erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
2.   2 meter voor erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
3.   3 meter voor overige andere bouwwerken.

 

Nadere eisen

7.3       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van andere bouwwerken indien dit noodzakelijk is:

a.   ten behoeve van een samenhangend straatbeeld;
b.   ten  behoeve van een goede woonsituatie;
c.   ter bescherming van de beleving en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
d.   ter bevordering van de verkeersveiligheid.

 

Specifieke gebruiksregels

7.4       Het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van de uitoefening van niet-publieksgerichte aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan, voor zover:

a.   het vloeroppervlak niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 60 m2;
b.   degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de bewoner van de woning is;
c.   de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

 

7.5       Als verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:

a.   het gebruik van gronden en bouwwerken voor onzelfstandige woonruimte;
b.   het gebruik van het gebouw ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' als zelfstandige woonruimte.

 

Afwijking van de gebruiksregels

7.6       Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, afwijken van het bepaalde in lid 7.4 ten behoeve van publieksgerichte aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, onder de voorwaarde dat in de parkeerbehoefte op eigen terrein wordt voorzien.

 

 

 

3.      Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

8.1       Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

 

Artikel 9 Algemene bouwregels

Overschrijding bouwgrenzen

9.1       De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen binnen de bestemmingsgrenzen in afwijking van hoofdstuk 2 van de regels en van de kaart, uitsluitend worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, entreeportalen, afdaken, erkers, serres en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt.

 

Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

9.2       De regels van stedenbouwkundige aard van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

a.   de ruimte tussen bouwwerken;
b.   parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

 

Bestaande afstanden en ander maten

9.3       Indien afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 van de regels is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

9.4       In die gevallen dat afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 van de regels is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

9.5       In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid 9.3 en 9.4 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

 

 

 

Artikel 10         Algemene gebruiksregels

10.1     Als verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksuele dienstverlening.

 

 

 

Artikel 11         Algemene afwijkingsregels

Afwijkende maten en overschrijding bouwgrenzen

11.1     Burgemeester en wethouders kunnen -tenzij op grond van hoofdstuk 2 van de regels reeds bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken‑ bij een omgevingsvergunning, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, afwijken van de regels in het bestemmingsplan voor:

a.   afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
b.   overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
c.   het bouwen van overige andere bouwwerken tot een hoogte van 10 meter.

 

Mantelzorg

11.2     Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, afwijken om een woning, aan- of uitbouw of bijgebouw als tijdelijke woonruimte bij een woning ten behoeve van mantelzorg te gebruiken met dien verstande dat:

a.   het maximaal aantal woningen op het bouwvlak niet mag toenemen;
b.   de toegestane maximale maten en afstanden van de woning, aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet mogen worden overschreden;
c.   de woning dient bij gebruik door twee huishoudens een duidelijke uitstraling te hebben van één woning met eventueel bijgebouwen;
d.   er geen extra inritten of bruggen mogen worden aangelegd;
e.   de woning maximaal één toegang mag hebben;
f.    de zorgbehoefte moet zijn aangetoond via een indicatiebesluit of verklaring van de GGD, met uitzondering van zorgbehoevenden ouder dan 75 jaar;
g.   bij beëindiging van de mantelzorg het gebruik van de woning, aan- of uitbouw of bijgebouw als tijdelijke woonruimte wordt beëindigd.

 

Gastenverblijf

11.3     Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, afwijken van het gebruik van het bestaande hoofdgebouw of de bestaande bijgebouwen ten behoeve van een gastenverblijf met dien verstande dat:

a.   het maximaal aantal woningen op het bouwvlak niet mag toenemen;
b.   de toegestane maximale maten en afstanden van de woning, aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet mogen worden overschreden;
c.   het oppervlakte van het bijgebouw dat wordt gebruikt als tijdelijke woonruimte niet meer dan 80 m² mag bedragen;
d.   er mogen geen extra inritten of bruggen worden aangelegd;
e.   de woning maximaal één toegang mag hebben;
f.    de gebruiker dient een reëel hoofdverblijf elders te hebben;
g.   de woning dient bij gebruik door twee huishoudens een duidelijke uitstraling te hebben van één woning met eventueel bijgebouwen.

 

11.4     Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 11.1 tot en met 11.3 wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

 

 

Artikel 12         Algemene wijzigingsregels

12.1     Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

 

 

 

Artikel 13         Overige regels

Werking wettelijke regels

13.1     De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

 

 

 

4.      Overgangs- en slotregels

Artikel 14         Overgangsrecht

Overgangsrecht bouwwerken

14.1     Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

a.   gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b.   na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

14.2     Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 14.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

14.3     Lid 14.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

Overgangsrecht gebruik

14.4     Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

14.5     Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 14.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat bestemmingsplan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.6     Indien het gebruik, bedoeld in lid 14.4, na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

14.7     Lid 14.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat bestemmingsplan.

 

Hardheidsclausule

14.8     Voor zover toepassing van lid 14.4 tot en met 14.7 leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht bij een omgevingsvergunning afwijken.

 

 

 

Artikel 15         Slotregel

15.1     Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan City-Life.