Regels
Inhoudsopgave
1. Inleidende regels
Artikel 1 Begripsbepalingen 3
Artikel 2 Wijze van meten 7
2. Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch 8
Artikel 4 Natuur 10
Artikel 5 Waterstaat-Waterkering (dubbelbestemming) 12
3. Algemene regels
Artikel 6 Antidubbeltelbepaling 14
Artikel 7 Algemene bouwregels 15
Artikel 8 Algemene gebruiksregels 17
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels 18
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels 19
Artikel 11 Algemene procedureregels 20
4. Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht 21
Artikel 13 Slotregel 22
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.2 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.3 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een (bedrijfs)woning wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.4 aan- of uitbouw
een aan een (bedrijfs)woning gebouwd gebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan de (bedrijfs)woning.
1.5 achtererf
de gronden die behoren bij een (bedrijfs)woning en gelegen zijn achter de achtergevel en tussen de zijgevellijnen.
1.6 agrarisch bedrijf
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen bosbouw, sier- en fruitteelt;
b. grondgebonden veehouderij: het houden van melkvee en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;
c. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
d. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
e. sierteelt: de teelt van siergewassen al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
f. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
g. boomkwekerij: een bedrijf gericht op het telen van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan.
1.7 bedrijfswoning/dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.8 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig zijn, dan wel tot stand kunnen komen krachtens een bouwvergunning.
1.9 bestaande bouwwerken
bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een bouwvergunning.
1.10 bestaand gebruik
gebruik van gronden en bouwwerken die bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.11 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.12 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1901.11Weijland16-BP80 met de bijbehorende regels.
1.13 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.14 bijgebouw
een gebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (bedrijfs)woning (bijvoorbeeld garages, bergingen etc.).
1.15 bouwen
het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.16 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.17 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van kelderlagen, onderbouw en kapverdiepingen.
1.18 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.19 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.20 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.21 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.22 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.23 dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, boven de dakgoot, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) van het dak zijn geplaatst.
1.24 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.
1.25 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.26 gevellijn
de op de plankaart als zodanig aangegeven lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd, die niet door bedrijfswoningen mag worden overschreden, behoudens de bestaande bedrijfswoning.
1.27 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.
1.29 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een (bedrijfs)woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen vergunningplicht op grond van Bijlage I van het Bor geldt, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.30 opslag
het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.
1.31 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand.
1.32 plan
het bestemmingsplan Weijland 16 van de gemeente Bodegraven.
1.33 peil
het peil:
a. voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.34 seksuele dienstverlening:
een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische vertoningen;
1.35 tuinmeubilair:
voorzieningen ten behoeve van particuliere tuinen in de vorm van meubilair, verlichtingsvoorzieningen, parasols, speelhuisjes, zandbakken, schommels en daarmee gelijk te stellen voorzieningen.
1.36 verkoop eigen producten
het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren bij wijze van neventak van een agrarisch bedrijf, voor zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf zijn geteeld en hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf zijn verwerkt of bewerkt.
1.37 voorgevel
de gevel van een (bedrijfs)woning die naar aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling en oriëntatie als belangrijkste beeldbepalende gevel kan worden aangemerkt.
1.38 voorgevelrooilijn
een lijn, welke zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de voorgevels van de hoofdgebouwen en een zo gelijkmatig mogelijk beloop overeenkomstig de richting van de weg heeft.
1.39 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.3 de (bouw)hoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de breedte van een aan- of uitbouw aan een woning
de afstand tussen de gevelwand waaraan wordt gebouwd en de lijn die evenwijdig daaraan loopt, in welke lijn enig snijpunt valt van een of meer wanden van de aan of uitbouw;
2.7 afstanden
afstanden tussen bouwwerken, perceelsgrenzen en andere lijnen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Agrarisch” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a het uitoefenen van een agrarisch bedrijf en verkopen van eigen producten;
b het behoud, het beheer en de versterking van de aanwezige landschappelijke en natuurlijke waarden;
c bij deze functie behorende voorzieningen, zoals ontsluitingswegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
a. gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. bedrijfswoningen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bw’ worden opgericht;
c. de maatvoering van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde dient te voldoen aan de eisen die in de navolgende tabel zijn gesteld:
|
max. aantal (per bouwvlak) |
max. inhoud
|
max. goot-hoogte |
max. bouw-hoogte |
Bedrijfswoningen (inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen |
één, tenzij anders op de verbeelding aangegeven |
650 m3, of zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan |
3,5 m |
8,5 m |
Overige gebouwen en overkappingen |
|
|
4,5 m |
10 m |
silo’s |
|
|
|
10 m |
terreinafscheidingen op bouwvlakken |
|
|
|
2m |
terreinafscheidingen buiten bouwvlakken |
|
|
|
1 m |
Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde |
|
|
|
3 m |
(open) toegangshekken buiten bouwvlakken |
1 per perceel |
|
|
2 m |
3.3 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van gedeelten van bedrijfswoningen ten behoeve van de uitoefening van niet-publieksgerichte aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan, voor zover:
a het vloeroppervlak niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 60 m2;
b degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de bewoner van de woning is;
c in de parkeerbehoefte op eigen terrein wordt voorzien;
d de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
4.2 Bouwregels
Op de gronden met de aanduiding ‘landschapswaarden’ mag niet worden gebouwd.
4.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden
1. reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
2. worden aangelegd of uitgevoerd binnen bouwvlakken;
3. ten behoeve van de realisering van bestemmingen en bouwmogelijkheden op grond van planwijziging of afwijking;
4. inhouden het aanbrengen van opgaande beplantingen, voorzover dit plaatsvindt in de bestaande wegbermen;
5. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
1. het belang dat met de ingreep is gediend;
2. de belangen van landschap, natuur- en cultuurhistorie;
3. het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuishoudkundige doelstellingen.
1. aan de landschapsdeskundige omtrent de vraag of in voldoende mate is aangetoond dat de betrokken waarden niet onevenredig worden geschaad;
2. uitsluitend ingeval van werken en werkzaamheden ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering: de agrarisch deskundige omtrent de vraag of het voorgenomen werk daadwerkelijk noodzakelijk is voor het betreffende agrarisch bedrijf.
Tabel 1 omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
Werken of werkzaamheden |
bestemming Natuur met de aanduiding landschapswaarden |
a. dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater
|
* |
b. scheuren van grasland ten behoeve van ruwvoederteelt: - op minder dan 20% van de bij het agrarisch bedrijf behorende gronden; - op meer dan 20% van de bij het agrarisch bedrijf behorende gronden.
|
●
● |
c. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, bij wijze van woelen, mengen, diepploegen, egaliseren of afgraven dan wel ten behoeve van ontginnen of draineren
|
* |
d. aanbrengen opgaande beplantingen
|
* |
e. aanleg van ruiterpaden en verharde wandel- en fietspaden
|
* |
f. aanleg van kavelpaden
|
● |
g. aanleg overige verhardingen
|
● |
h. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur
|
* |
i. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur
|
* |
● hoe dan ook (op bepaalde locaties) verboden
* vereiste van aanlegvergunning; voor uitzonderingen hierop en toelaatbaarheid zie sub b, c en d
Artikel 5 Waterstaat-Waterkering (dubbelbestemming)
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
5.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2 voor het bouwen van bouwwerken die op grond van het elders in deze regels bepaalde zijn toegestaan, mits dit niet strijdig is met de belangen van de waterkering, in welk kader de waterbeheerder gehoord wordt.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden
1. het aanleggen van wegen, voet- en fietspaden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
2. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodem verlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
4. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
5. diepploegen;
6. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
7. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
1. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
3. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
4. in voorbereiding zijn en bekend bij burgemeester en wethouders en de waterbeheerder.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 6 Antidubbeltelbepaling
Gronden die eens in aanmerking zijn gekomen bij de verlening van een omgevingsvergunning blijven bij de beoordeling van latere aanvragen om een dergelijke vergunning –indien hiervoor de oorspronkelijke vergunning niet verleend zou kunnen zijn- buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
7.1 Hoogteaanduiding gebouwen
7.2 Hoogteaanduiding bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Tenzij in het bestemmingsplan anders is bepaald, bedraagt de maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
7.3 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen binnen de bestemmingsgrenzen in afwijking van hoofdstuk 2 van de regels en van de verbeelding (plankaart), uitsluitend worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, entreeportalen, afdaken, erkers, serres en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.
7.4 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard van hoofdstuk 2 paragraaf 5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
7.5 Bestaande afstanden en andere maten
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
Als verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksuele dienstverlening.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
9.1 Afwijkende maten en overschrijding bouwgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen −tenzij op grond van hoofdstuk 2 van de regels
reeds bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken- bij een omgevingsvergunning,
op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, afwijken van de regels in het bestemmingsplan voor:
9.2 Uitzondering
Een omgevingsvergunning wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van een enigszins andere situering en/of begrenzing van bouwpercelen, dan wel bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en bouwvlakken en/of aanduidingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;
Artikel 11 Algemene procedureregels
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van dit bestemmingsplan (op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening), is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
12.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van lid 12.1 en lid 12.2 leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.
Artikel 13 Slotregel
Dit bestemmingsplan kan worden aangehaald onder de titel ‘Bestemmingsplan Weijland 16 in Nieuwerbrug’ van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk
Deze regels worden aangehaald als: ‘Regels van het bestemmingsplan Weijland 16 in Nieuwerbrug ‘.
Alsdus vastgesteld door de gemeenteraad van Bodegraven-Reeuwijk op: