Regels
Inhoudsopgave
1.
Inleidende regels 1
Artikel 1
Begrippen
1
Artikel 2
Wijze van meten 6
2.
Bestemmingsregels 7
Artikel 3
Groen
7
Artikel 4
Maatschappelijk 8
Artikel 5
Tuin
9
Artikel 6
Verkeer - Verblijfsgebied 10
Artikel 7
Water 11
Artikel 8
Wonen
12
Artikel 9
Gemengd - uit te werken 14
Artikel 10
Wonen - uit te werken 15
Artikel 11
Leiding
16
3.
Algemene regels 18
Artikel 12
Anti-dubbeltelregel 18
Artikel 13
Algemene bouwregels 19
Artikel 14
Algemene gebruiksregels 21
Artikel 15
Algemene ontheffingsregels 22
Artikel 16
Algemene procedureregels 24
Artikel 17
Overige regels 25
4.
Overgangs- en slotregels 26
Artikel 18
Overgangsrecht 26
Artikel 19
Slotregel
27
1.
Inleidende regels
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0595.OudeTolfaseIIIRB10-BP80;
1.2
plan:
het bestemmingsplan " Bestemmingsplan Breevaart, Oude Tol fase III"
van de gemeente Reeuwijk;
1.3
plankaart:
de analoge verbeelding van het GML-bestand NL.IMRO.0595.OudeTolfaseIIIRB10-BP80;
1.4
aan- of uitbouw:
een aan een (bedrijfs)woning gebouwd gebouw, dat in bouwkundig opzicht
ondergeschikt is aan de (bedrijfs)woning.
1.5
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het
bebouwen van deze gronden.
1.6
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7
aan-huis-gebonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in een (bedrijfs)woning wordt uitgeoefend,
waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat
een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in
overeenstemming is.
1.8
achtererf:
de gronden die behoren bij een (bedrijfs)woning en gelegen zijn achter de
achtergevel en tussen de zijgevellijnen.
1.9
antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennemast, de bedrading en de al
dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende
bevestigingsconstructie.
1.10
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.11
bebouwingspercentage:
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft
dat maximaal mag worden bebouwd.
1.12
bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken,
installeren of verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen
van diensten, waarbij detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig
onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter
plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in
rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.13
bestaand gebruik:
gebruik van gronden en bouwwerken die bestaan op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.14
bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen:
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het
tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig zijn, dan wel
tot stand kunnen komen krachtens een bouwvergunning.
1.15
bestaande bouwwerken:
bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
aanwezig of in uitvoering zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een
bouwvergunning.
1.16
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.17
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.18
bijgebouw:
een gebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde
bouwperceel gelegen (bedrijfs)woning (bijvoorbeeld garages, bergingen etc.).
1.19
bouwen:
het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten,
vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.20
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.21
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte
liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van kelderlagen,
onderbouw en kapverdiepingen.
1.22
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij
elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.23
bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.24
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.25
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal,
die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of
indirect steun vindt in of op de grond.
1.26
dakkapel:
een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en
de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is
gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.27
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling voor verkoop),
verkopen en leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen
die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de
uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.28
dienstverlening:
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen
van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek.
1.29
erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij
een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik
van dat gebouw.
1.30
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of
gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.31
hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of
afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan
te merken.
1.32
horecabedrijf:
een bedrijf gericht op één of meer van de navolgende activiteiten: het
verstrekken van al dan niet ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken; het
exploiteren van zaalaccommodatie; het verstrekken van nachtverblijf.
1.33 kap:
een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en
minder dan 65°.
1.34 kleinschalige
bedrijfsmatige activiteiten :
het in een (bedrijfs)woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen
van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het
Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt, waarbij de
(bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een
ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.35
nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes,
gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties,
gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse)
afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.36
opslag:
het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen
zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel
en/of activiteiten van administratieve aard.
1.37
overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten
hoogste één zijde een gesloten wand.
1.38
peil:
het peil:
a.
voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de
hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
b.
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte
maaiveld.
1.39
platte afdekking:
een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van
het grondvlak van het gebouw beslaat.
1.40
praktijkruimte:
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen
van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch,
medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen
gebied.
1.41
seksuele dienstverlening:
een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele
handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische vertoningen;
1.42
steiger:
constructie aan of loodrecht op een oever, die tot ligplaats dient voor één of
meerdere pleziervaartuigen.
1.43
straatmeubilair:
voorwerpen die in de openbare ruimte staan, zoals verkeerszuilen, lichtmasten,
bewegwijzeringen, afvalbakken, telefooncellen, brievenbussen, banken en daarmee
gelijk te stellen voorwerpen.
1.44
tuinmeubilair:
voorzieningen ten behoeve van particuliere tuinen in de vorm van meubilair,
verlichtingsvoorzieningen, parasols, speelhuisjes, zandbakken, schommels en
daarmee gelijk te stellen voorzieningen.
1.45
voorgevel:
de gevel van een (bedrijfs)woning die naar aard, functie, constructie dan wel
gelet op uitstraling en oriëntatie als belangrijkste beeldbepalende gevel kan
worden aangemerkt;
1.46
voorgevelrooilijn:
denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van een (bedrijfs)woning en
vanaf de hoeken van de (bedrijfs)woning evenwijdig aan de weg loopt.
1.47
woning in niet-gestapelde vorm:
een woning, welke een zelfstandig gebouw vormt en direct toegankelijk is vanaf
het aangrenzende maaiveld.
1.48
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één
afzonderlijk huishouden.
1.49
woonschip:
elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt
gebruikt als woning of als recreatieverblijf.
1.50
zijerf:
de gronden die behoren bij een (bedrijfs)woning en gelegen zijn tussen de
zijgevellijn en de aan die zijde van die (bedrijfs)woning gelegen erfgrens.
1.51
zijgevellijn:
denkbeeldige lijn die strak langs de zijgevel van een (bedrijfs)woning loopt
tot aan de erfgrens.
Artikel 2
Wijze van meten
2.1
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a.
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
b.
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeibord,
of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
c.
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels
(en/of het hart van de scheidsmuren)en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
d.
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk,
geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals
schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen
bouwonderdelen.
e.
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,
neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte
bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
f.
de oppervlakte van een overkapping:
tussen de buitenste verticale projecties van het dakvlak, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter
plaatse van het bouwwerk.
2.
Bestemmingsregels
Artikel
3
Groen
Bestemmingsomschrijving
3.1
De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
beplantingen, groenstroken, plantsoenen en bermen;
b.
bij deze functies behorende voorzieningen, zoals speelvoorzieningen,
voet- en fietspaden en andere verhardingen, nutsvoorzieningen en water.
Bouwregels
3.2
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden
gebouwd:
a.
gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
b.
bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
3.3 Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt:
a.
voor speelvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding
'speelvoorzieningen' dat de maximaal toelaatbare bouwhoogte 5 meter bedraagt;
b.
voor de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde: de maximaal toelaatbare
bouwhoogten zoals opgenomen in artikel 13 (Algemene bouwregels), lid 13.5.
Artikel 4
Maatschappelijk
Bestemmingsomschrijving
4.1
De voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a.
onderwijs, religieuze instellingen, gezondheidszorg, zorg en welzijn,
jeugd- en kinderopvang, jeugdwerk, verenigingsleven, sociaal-culturele
instellingen en openbare dienstverlening;
b.
wonen;
c.
bij deze functies behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen,
water, nutsvoorzieningen, toegangswegen en paden en parkeervoorzieningen.
Bouwregels
4.2
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden
gebouwd:
a.
gebouwen;
b.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.3
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
gebouwen
a.
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.
in het volledige bestemmingsvlak mag een (half)verdiepte
parkeervoorziening worden gebouwd;
c.
buiten het bouwvlak mogen uitsluitend fietsenstallingen en
materiaalbergingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
1.
de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt ten opzichte van de hoogte van
het aansluitende maaiveld (schoolplein);
2.
de totale oppervlakte maximaal 200 m² bedraagt.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde
d.
voor de bouw van keerwanden geldt dat hoogte maximaal 1,5 meter
bedraagt;
e.
voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximaal
toelaatbare bouwhoogten zoals is opgenomen in artikel 13 (Algemene bouwregels),
lid 13.5.
Specifieke gebruiksregels
4.4
Voor de gronden gelden de volgende regels:
a.
het is niet toegestaan om de begane grond te gebruiken voor wonen met
uitzondering van entrees en bergingen;
b.
het is niet toegestaan om de bouwlagen boven de eerste verdieping te
gebruiken voor maatschappelijke voorzieningen;
c.
het gebruik van schoolpleinen als speelvoorziening is toegestaan tijdens
reguliere schooltijden en tijdens de openingstijden van de in de MFA gevestigde
kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang.
Artikel 5
Tuin
Bestemmingsomschrijving
5.1
De voor "Tuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen
hoofdgebouwen;
b.
bij deze functies behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen,
water, nutsvoorzieningen, paden, terrassen, verhardingen, parkeren, bruggen en
landhoofden.
Bouwregels
5.2
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend
bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde worden gebouwd.
5.3
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximaal
toelaatbare bouwhoogten zoals opgenomen in artikel 13 (Algemene bouwregels),
lid 13.5.
Artikel
6
Verkeer - Verblijfsgebied
Bestemmingsomschrijving
6.1
De voor "Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a.
wegen, woonstraten en fiets- en voetpaden;
b.
bij deze functies behorende voorzieningen, zoals geluidswerende
voorzieningen, straatmeubilair, kunstobjecten, nutsvoorzieningen,
groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, water, parkeervoorzieningen, bruggen en
landhoofden.
Bouwregels
6.2
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend
bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
6.3
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximaal
toelaatbare bouwhoogten zoals opgenomen in Artikel 13 (Algemene bouwregels),
lid 13.5.
Artikel 7
Water
Bestemmingsomschrijving
7.1
De voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
de waterhuishouding, waaronder vaarwegen, waterlopen en waterberging;
b.
een jachthaven;
c.
bij deze functie behorende voorzieningen, zoals bruggen en landhoofden,
steigers, bermen, keermuren, oevers/oeverbeschoeiingen, rietkragen en taluds,
alsmede voor nutsvoorzieningen.
Bouwregels
7.2
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend
bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zoals duikers, bruggen,
steigers, keermuren, oeverbeschoeiingen en taluds worden gebouwd.
7.3
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
bruggen
a. de breedte van
bruggen mag maximaal 3 meter bedragen en ter plaatse van een landhoofd maximaal
6 meter;
bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
b.
voor de hoogte van steigers geldt dat deze niet meer bedraagt dan 1
meter boven het waterpeil;
c.
voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximaal
toelaatbare bouwhoogten zoals is opgenomen in Artikel 13 (Algemene bouwregels),
lid 13.5.
Specifieke gebruiksregels
7.4
Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van water - rietkraag"
dienen in totaal (beide aanduidingsvlakken) ten minste 9 eilanden te worden
aangelegd met dien verstande dat ieder eiland minimaal 15 meter lang en 1,25
meter breed is in de lengterichting van de Breevaart en dat de afstand tussen
een eiland en de kavelgrens maximaal 2 meter bedraagt.
Artikel 8
Wonen
Bestemmingsomschrijving
8.1
De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
woningen in niet-gestapelde vorm;
b.
aan-huis-gebonden beroep of kleinschalig bedrijf;
c.
tuinen en erven;
d.
bij deze functies behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen,
speelvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en
verhardingen.
Bouwregels
8.2
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden
gebouwd:
a.
hoofdgebouwen;
b.
garages en bergplaatsen;
c.
aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
d.
kelders;
e.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.3
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
hoofdgebouwen
a.
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.
bij vrijstaande woningen bedraagt de afstand van hoofdgebouwen tot de
zijdelingse perceelsgrens minimaal 3 meter;
c. bij geschakelde
vrijstaande en bij twee-aaneengebouwde woningen bedraagt de afstand van
hoofdgebouwen tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 3 meter;
d. op de gronden
achter de voorgevelrooilijn (uitgezonderd het hoofdgebouw) mag de gezamenlijke
oppervlakte van garages en bergplaatsen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen,
kelders en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 40% van het
oorspronkelijk bij de woning behorende zij- en achtererf bedragen tot een
maximum van 50 m²;
e.
op de onder d genoemde gronden dient tenminste 25 m² onbebouwd en
onoverdekt te blijven;
plaats van
erfbebouwing
f.
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van
tenminste 3 meter achter de voorgevel van de woning worden gebouwd;
g. woningen mogen
aan de achterzijde over een diepte van ten hoogste 3,5 meter achter de
achtergevel worden uitgebreid;
h. de breedte van
de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag op het zijerf van een woning ten
hoogste 4 meter bedragen;
i.
in afwijking van het onder h vermelde, mag een aan-, uitbouw of
(aangebouwd) bijgebouw een breedte van 40% van het zijerf hebben, indien het
bij een woning behorende zijerf een breedte heeft van meer dan 10 meter;
j.
de afstand tussen erfbebouwing en water dient tenminste 1 meter te
bedragen.
hoogte van
erfbebouwing
k.
voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen geldt een maximale goothoogte van
3,25 meter;
l.
op het achtererf is een kap op de erfbebouwing niet toegestaan, tenzij
deze op een bestaand bouwwerk aanwezig is.
bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
m.
voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximaal toelaatbare
bouwhoogten zoals is opgenomen in artikel 13 (Algemene bouwregels), lid 13.5.
Specifieke gebruiksregels
8.4
Het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan-huis-gebonden
beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan, voor
zover:
a.
het vloeroppervlak ten behoeve van kantoor- en praktijkruimten en
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 25% van het
vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van
60 m²;
b.
ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige
bedrijfsmatige activiteiten in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien,
conform de richtlijn van het CROW (ASVV);
c.
de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed
hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met
horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is
aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
8.5
Balkons en dakterrassen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan.
Artikel 9
Gemengd - uit te werken
Bestemmingsomschrijving
9.1
De voor "Gemengd - uit te werken" aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a.
bedrijfsactiviteiten als bedoeld in de categorieën 1 en 2 van de Staat
van bedrijfsactiviteiten;
b.
maatschappelijke activiteiten;
c.
cultuur en ontspanning;
d.
dienstverlening;
e.
tuinen en erven;
f.
bij deze functies behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen,
speelvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en
verhardingen.
Uitwerkingsregels
9.2
Burgemeester en wethouders werken de in lid 1 omschreven bestemming uit
met inachtneming van de aanduidingen op de plankaart en de volgende regels:
a.
de bebouwing mag uitsluitend worden gerealiseerd binnen het bouwvlak met
dien verstande dat de oppervlakte niet meer dan 250 m² mag bedragen;
b.
de bouwhoogte van bebouwing mag niet meer dan 10 meter bedragen;
c.
het oprichten van geluidgevoelige bestemmingen, is slechts toegestaan
indien de geluidsbelasting van de gevel als gevolg van het verkeer niet meer
bedraagt dan:
1. de
voorkeursgrenswaarde, dan wel;
2. de door
burgemeester en wethouders vastgestelde hogere grenswaarde.
Deze bepaling blijft buiten werking indien een dove gevel wordt gerealiseerd.
d.
ten behoeve van de te realiseren activiteiten dient in voldoende
parkeergelegenheid te worden voorzien, conform de richtlijn van het CROW (ASVV)
Bouwregels
9.3
Zolang en voor zover het uitwerkingsplan niet onherroepelijk is, is het
verboden te bouwen.
Ontheffing van de bouwregels
9.4
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in
artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te
verlenen van het bepaalde in lid 9.3 indien een bouwplan in overeenstemming is
met het ontwerp van een uitwerkingsplan.
Artikel 10
Wonen - uit te werken
Bestemmingsomschrijving
10.1 De
voor "Wonen - uit te werken" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
woningen in niet-gestapelde vorm;
b.
aan-huis-gebonden beroep of kleinschalig bedrijf;
c.
tuinen en erven;
d.
bij deze functies behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen,
speelvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en
verhardingen.
Uitwerkingsregels
10.2
Burgemeester en wethouders werken de in lid 10.1 omschreven bestemming
uit met inachtneming van de aanduidingen op de plankaart en de volgende
regels:
a.
voor zover een bouwvlak is aangegeven mogen woningen uitsluitend in het
bouwvlak worden gerealiseerd;
b.
voor zover is aangegeven mag het aantal woningen niet meer bedragen dan
is aangegeven;
c.
de goothoogte en bouwhoogte van woningen mag niet meer bedragen dan is
aangegeven;
d.
ter plaatse van de aanduiding 'water' dient minimaal 40% als water te
worden aangelegd, met dien verstande dat:
1.
het water een minimale breedte van 14 meter haaks op de Raadhuisweg
dient te hebben, zodat een zichtlijn kan worden gerealiseerd;
2.
ter plaatse waar de bestemming grenst aan de bestemming "Gemengd -
uit te werken" (Artikel 9), het water een minimale breedte van 12 meter
haaks op de Raadhuisweg dient te hebben, zodat een zichtlijn kan worden
gerealiseerd, waarbij de gronden die binnen de bestemming "Gemengd - uit
te werken", worden uitgewerkt ten behoeve van water, mogen worden meegerekend.
Bouwregels
10.3 Zolang
en voor zover het uitwerkingsplan niet onherroepelijk is, is het verboden te
bouwen.
Ontheffing van de bouwregels
10.4
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in
artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te
verlenen van het bepaalde in lid 10.3 indien een bouwplan in overeenstemming is
met het ontwerp van een uitwerkingsplan.
Artikel 11
Leiding
Bestemmingsomschrijving
11.1 De
voor "Leiding" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar
voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een aardgastransportleiding met
de daarbijbehorende veiligheidszone.
Bouwregels
11.2 Op
deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 11.1 genoemde bestemming
uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd tot een maximale
bouwhoogte van 3 meter.
11.3 Op
deze gronden mag ten behoeve van andere voor deze gronden geldende
bestemming(en), met inachtneming van de voor die betrokken bestemming(en)
geldende (bouw)voorschiften, uitsluitend worden gebouwd indien:
a. het bouwplan
betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande
bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet
wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
b.
overleg heeft plaatsgevonden met de leidingbeheerder.
11.4 Het
bepaalde in lid 11.3, sub a is niet van toepassing, indien het belang van de
leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad en mits de
bij die betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels in acht worden genomen.
Aanlegvergunning
11.5 Het
is niet toegestaan op of in de gronden met de in lid 11.1 genoemde bestemming
zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en
wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a.
afgraven en bodemverlagen;
b.
egaliseren, woelen en mengen van de bodem;
c.
aanbrengen van beplanting en houtgewassen;
d.
aanleggen of verharden van paden;
e.
aanbrengen van oppervlakteverharding;
f.
aanleggen, vergraven of verruimen van waterlopen;
g.
rooien van beplanting en houtgewassen;
h.
aanleggen damwand;
i.
aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de
bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband
houdende constructies, installaties of apparatuur.
11.6
Het verbod, zoals in lid 11.5 bedoeld, is niet van toepassing, indien de
werken en werkzaamheden:
a.
normaal onderhoud, beheer of gebruik overeenkomstig de bestemming
betreffen;
b.
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
c.
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het
bepaalde in lid 11.2 tot en met lid 11.4 in acht is genomen.
11.7
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 11.5 zijn slechts
toelaatbaar, indien het leidingbelang door de werken of werkzaamheden niet
onevenredig wordt geschaad.
3.
Algemene regels
Artikel 12
Anti-dubbeltelregel
12.1
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een
bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij
de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel
13
Algemene bouwregels
Hoogteaanduiding
gebouwen
13.1
Voor de maximaal toelaatbare hoogten van gebouwen dienen hetgeen in
hoofdstuk 2 van de regels is bepaald en de aangegeven hoogten in acht genomen
te worden.
13.2
De maximaal toelaatbare hoogten mogen worden overschreden door
antenne-installaties, schoorstenen, liftkokers, trappenhuizen en andere
ondergeschikte bouwdelen, tenzij in hoofdstuk 2 van de regels anders is
bepaald.
13.3
Voor zover in het bestemmingsplan geen bouwhoogten zijn aangegeven,
mogen de maximaal toelaatbare goot- en boeibordhoogten worden overschreden door
hellende dakvlakken, topgevels en dakkapellen.
13.4
Voor zover noch in het bestemmingsplan geen regels zijn opgenomen ten
aanzien van de afdekking van gebouwen, mogen de gebouwen zowel met een kap als
plat worden afgedekt. Voor zover een platte afdekking wordt toegepast, geeft de
maximaal toelaatbare goothoogte de maximaal toelaatbare hoogte van het boeibord
van het platte dak aan.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde
13.5 Tenzij
in het bestemmingsplan anders is bepaald, bedraagt de maximaal toelaatbare
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
a.
1 meter voor erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van het
hoofdgebouw;
b.
2 meter voor erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van het
hoofdgebouw, met dien verstande dat deze erfafscheidingen uitsluitend binnen de
bestemming "Wonen" mogen worden gebouwd;
c.
3 meter voor tuinmeubilair;
d.
3 meter voor schotelantenne-installaties, ongeacht of zij op of aan
bouwwerken worden gebouwd;
e.
5 meter voor antenne-installaties ten behoeve van mobiele
telecommunicatie, niet zijnde schotelantenne-installaties;
f.
3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Overschrijding bouwgrenzen
13.6 De
bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen binnen de bestemmingsgrenzen
in afwijking van het bestemmingsplan, uitsluitend worden overschreden door tot
gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen,
hellingbanen, funderingen, entreeportalen, afdaken, erkers, serres en andere
ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5
meter bedraagt.
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
13.7
De regels van stedenbouwkundige aard van hoofdstuk 2 paragraaf 5 van de
bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
a.
bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer en brandblusvoorzieningen;
b.
brandweeringang;
c.
bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d.
de ruimte tussen bouwwerken;
e.
parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
Artikel
14
Algemene gebruiksregels
14.1 Als
verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening
wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor
seksuele dienstverlening.
Artikel 15
Algemene ontheffingsregels
Afwijkende maten en overschrijding bouwgrenzen
15.1 Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd -tenzij op
grond van hoofdstuk 2 van de regels reeds ontheffing kan worden verleend- binnen de bestemmingsgrenzen ontheffing te
verlenen van de regels in het bestemmingsplan voor:
a.
afwijkingen van maten met ten hoogste 10%, met dien verstande dat deze
bepaling niet van toepassing is voor het vergroten van oppervlaktematen
(waaronder percentages);
b.
overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor
zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken
dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand
van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter
bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
Mantelzorg
15.2
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van
het gebruik van een woning, aan- of uitbouw of bijgebouw als tijdelijke
woonruimte bij een woning ten behoeve van mantelzorg met dien verstande dat:
a.
het maximaal aantal woningen op het bouwvlak niet mag toenemen;
b.
de toegestane maximale maten en afstanden van de woning, aan- en
uitbouwen en bijgebouwen niet mogen worden overschreden;
c.
de woning dient bij gebruik door twee huishoudens een duidelijke
uitstraling te hebben van één woning met eventueel bijgebouwen;
d.
er geen extra inritten of bruggen mogen worden aangelegd;
e.
de woning maximaal één toegang mag hebben;
f.
de zorgbehoefte moet zijn aangetoond via een indicatiebesluit of
verklaring van de GGD, met uitzondering van zorgbehoevenden ouder dan 75 jaar;
g.
bij beëindiging van de mantelzorg het gebruik van de woning, aan- of
uitbouw of bijgebouw als tijdelijke woonruimte wordt beëindigd.
Gastenverblijf
15.3 Burgemeester
en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van het gebruik van het
bestaande hoofdgebouw of de bestaande bijgebouwen als tijdelijke woonruimte bij
de woning ten behoeve van een gastenverblijf met dien verstande dat:
a.
het maximaal aantal woningen op het bouwvlak niet mag toenemen;
b.
de toegestane maximale maten en afstanden van de woning, aan- en
uitbouwen en bijgebouwen niet mogen worden overschreden;
c.
het oppervlakte van het bijgebouw dat wordt gebruikt als tijdelijke
woonruimte niet meer dan 80 m² mag bedragen;
d.
er mogen geen extra inritten of bruggen worden aangelegd;
e.
de woning maximaal één toegang mag hebben;
f.
de gebruiker dient een reëel hoofdverblijf elders te hebben;
g.
de woning dient bij gebruik door twee huishoudens een duidelijke
uitstraling te hebben van één woning met eventueel bijgebouwen.
15.4
Ontheffing als bedoeld in lid 15.1 tot en met 15.3 wordt niet verleend
indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de
bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en
bouwwerken.
Artikel 16
Algemene procedureregels
Procedure ontheffingsbevoegdheid
16.1
Bij het toepassen van ontheffingsbevoegdheden is de procedure van
Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing (uniforme
openbare voorbereidingsprocedure).
Procedure uitwerkingsbevoegdheid
16.2
Bij het toepassen van uitwerkingsbevoegdheden is de procedure van
artikel 3.9A van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.
Artikel 17
Overige regels
Werking wettelijke regels
17.1
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit bestemmingsplan
wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van
het bestemmingsplan.
4.
Overgangs- en slotregels
Artikel 18
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
18.1 Een
bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een
bouwvergunning, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag , mits deze afwijking
naar aard en omvang niet wordt vergroot:
a.
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b.
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden
vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan
binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
18.2
Eenmalig kan ontheffing worden verleend van lid 18.1 voor het vergroten
van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 18.1 met maximaal 10%.
18.3
Lid 18.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op
het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder
vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de
overgangsbepaling van dat plan.
Overgangsrecht gebruik
18.4 Het
gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden
voortgezet.
18.5
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld
in lid 18.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat
bestemmingsplan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar
aard en omvang wordt verkleind.
18.6
Indien het gebruik, bedoeld in lid 18.4, na de inwerkingtreding van het
bestemmingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het
verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
18.7 Lid
18.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het
voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van
dat bestemmingsplan.
Hardheidsclausule
18.8
Voor zover toepassing van lid 18.1 tot en met 18.7 leidt tot een
onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen
kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van
dat overgangsrecht ontheffing verlenen.
Artikel 19
Slotregel
19.1
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan
Breevaart, Oude Tol fase III.