In deze regels wordt verstaan onder:
1.1
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het
GML-bestand NL.IMRO.0595.DeMiereakker10-BP40;
1.2
plan:
het bestemmingsplan "De Miereakker " van de gemeente Reeuwijk;
1.3
plankaart:
de analoge verbeelding van het GML-bestand NL.IMRO.0595.DeMiereakker10-BP40;
1.4
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het
bebouwen van deze gronden.
1.5
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aan-huis-gebonden
beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in een (bedrijfs)woning wordt uitgeoefend,
waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat
een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in
overeenstemming is.
1.7
afhaalservice:
detailhandelsvestiging waar in hoofdzaak kant-en-klare maaltijden en kleine
etenswaren, alsmede alcoholvrije drank en consumptie-ijs worden verkocht voor
directe consumptie elders dan ter plaatse.
1.8 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennemast, de bedrading en de al
dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende
bevestigingsconstructie.
1.9
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.10 bebouwingspercentage:
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft
dat maximaal mag worden bebouwd.
1.11 bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken,
installeren of verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen
van diensten, waarbij detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig
onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse
vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in
rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.12 bestaande
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen:
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het
tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig zijn, dan wel
tot stand kunnen komen krachtens een bouwvergunning.
1.13 bestaande
bouwwerken:
bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig
of in uitvoering zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een
bouwvergunning.
1.14 bestaand
gebruik:
gebruik van gronden en bouwwerken die bestaan op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.16 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.17 bouwen:
het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten,
vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.19 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte
liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van kelderlagen,
onderbouw en kapverdiepingen.
1.20 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij
elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.22 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.23 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal,
die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of
indirect steun vindt in of op de grond.
1.24 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling voor verkoop),
verkopen en leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen
die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de
uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
a. detailhandel
in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
b. detailhandel in
volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren,
caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks
samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen
en/of materialen;
c. tuincentra;
d. grootschalige
meubelbedrijven inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en
stoffering;
e. bouwmarkten.
1.26 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen
van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek.
1.27 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of
gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.28 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen
dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.29 horecabedrijf:
een bedrijf gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:
a. het
verstrekken van al dan niet ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;
b. het exploiteren
van zaalaccommodatie;
c. het
verstrekken van nachtverblijf.
1.30 kiosk:
een vrijstaand gebouw van beperkte omvang ten behoeve van detailhandel, horeca
of dienstverlening;
1.31 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes,
gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties,
gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse)
afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.32 opslag:
het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen
zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel
en/of activiteiten van administratieve aard.
1.33 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten
hoogste één zijde een gesloten wand.
a. voor
bouwwerken waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die
weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
b. in andere
gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.35 platte
afdekking:
een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van
het grondvlak van het gebouw beslaat.
1.36 praktijkruimte:
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen
van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch,
medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen
gebied.
1.37 Staat van
Horeca-activiteiten:
de bijlage Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.38 steiger:
constructie aan of loodrecht op een oever, die tot ligplaats dient voor één of
meerdere pleziervaartuigen.
1.39 straatmeubilair:
voorwerpen die in de openbare ruimte staan, zoals verkeerszuilen, lichtmasten,
bewegwijzeringen, afvalbakken, telefooncellen, brievenbussen, banken en daarmee
gelijk te stellen voorwerpen.
1.40 tuinmeubilair:
voorzieningen ten behoeve van particuliere tuinen in de vorm van meubilair,
verlichtingsvoorzieningen, parasols, speelhuisjes, zandbakken, schommels en
daarmee gelijk te stellen voorzieningen.
1.41 voorgevel:
de gevel van een (bedrijfs)woning die naar aard, functie, constructie dan wel
gelet op uitstraling en oriëntatie als belangrijkste beeldbepalende gevel kan
worden aangemerkt.
1.42 voorgevelrooilijn:
denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van een (bedrijfs)woning en
vanaf de hoeken van de (bedrijfs)woning evenwijdig aan de weg loopt.
1.43 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één
afzonderlijk huishouden.
1.44 woonschip:
elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt
gebruikt als woning of als recreatieverblijf.
2.1
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a. de
dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
b. de goothoogte
van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeibord,
of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
c. de inhoud
van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels
(en/of het hart van de scheidsmuren)en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
d. de bouwhoogte
van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk,
geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals
schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
e. de
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse
van het bouwwerk.
Artikel
3
Centrum
Bestemmingsomschrijving
a. detailhandel;
b. dienstverlening;
c. wonen;
d. horeca tot en
met horecacategorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten;
e. bij deze
functies behorende voorzieningen, zoals verhardingen, groenvoorzieningen,
water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
Bouwregels
3.2
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
a. gebouwen;
b. bouwwerken, geen
gebouwen zijnde.
3.3
Voor het bouwen gelden de aangegeven aanduidingen en de volgende regels:
gebouwen
b. in afwijking van
het bepaalde sub a mogen buiten het bouwvlak loopbruggen, balkons en luifels
worden gebouwd;
c. ter
plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - parkeerdek en bergingen'
mag de maximale bouwhoogte worden overschreden ten behoeve van:
1. bergingen,
pergola's en overkappingen met 3 meter;
2. galerijen
met bijbehorende balustrades tot een hoogte van 1 meter boven het vloerpeil van
de aangrenzende woningen;
3. balustrades
met 1 meter;
d. ter plaatse van
de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - kiosk' mag een kiosk worden
gebouwd.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde
e. voor
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximaal toelaatbare bouwhoogten
zoals is opgenomen in Artikel 7 (Algemene bouwregels), lid 7.4 en 7.5.
Specifieke gebruiksregels
3.4
Voor de gronden gelden de volgende regels:
a. het is niet
toegestaan om de begane grond te gebruiken voor wonen met uitzondering van
entrees en bergingen;
b. het is niet
toegestaan om de bouwlagen boven de begane grond te gebruiken voor detailhandel,
dienstverlening en/of horeca;
c. het
gebruik van gronden ten behoeve van detailhandel in volumineuze goederen is
niet toegestaan;
d. opslag van
goederen buiten het bouwvlak is niet toegestaan;
e. opslag van
consumentenvuurwerk is niet toegestaan.
Ontheffingen in verband met de Staat van Horeca-activiteiten
3.5
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het
bepaalde in lid 3.1:
a. om
horecabedrijven toe te laten in één horecacategorie hoger dan in lid 3.1 genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de
omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere maatgevende
milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de in lid 3.1 genoemde horecacategorieën van de Staat van Horeca-activiteiten;
b. om
horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn
genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de
omgeving geacht kan worden te behoren tot de in lid 3.1 genoemde
horecacategorieën van de Staat van Horeca-activiteiten.
Artikel 4
Verkeer - Verblijfsgebied
Bestemmingsomschrijving
4.1
De voor "Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a. wegen,
woonstraten en fiets- en voetpaden;
b. bij deze
functies behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen,
straatmeubilair, bruggen, kunstobjecten, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen,
speelvoorzieningen, water en parkeervoorzieningen.
Bouwregels
4.2
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken,
geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
4.3
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximaal
toelaatbare bouwhoogten zoals opgenomen in Artikel 7 (Algemene bouwregels), lid
7.4 en 7.5.
Artikel 5
Water
Bestemmingsomschrijving
5.1
De voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. de
waterhuishouding, waaronder vaarwegen, waterlopen en waterberging;
b. bij deze functie
behorende voorzieningen, zoals duikers, bruggen en landhoofden, steigers,
ligplaatsen, bermen, keermuren, oevers/oeverbeschoeiingen, rietkragen en
taluds.
Bouwregels
5.2
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend
bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zoals duikers, bruggen,
steigers, ligplaatsen, keermuren, oeverbeschoeiingen en taluds worden gebouwd.
5.3
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
bruggen
a. de breedte
van bruggen mag maximaal 3 meter bedragen en ter plaatse van een landhoofd
maximaal 6 meter;
steigers
b. de oppervlakte
van steigers mag ten hoogste 6 m² bedragen, met dien verstande dat de doorvaart
niet gehinderd wordt;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde
c. voor
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximaal toelaatbare bouwhoogten
zoals is opgenomen in Artikel 7 (Algemene bouwregels), lid 7.4 en 7.5.
Specifieke gebruiksregels
5.4
Het aanmeren van woonschepen is niet toegestaan.
6.1
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een
bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij
de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Hoogteaanduiding
gebouwen
7.1
Voor de maximaal toelaatbare hoogten van gebouwen dienen hetgeen in
hoofdstuk 2 van de regels is bepaald en de aangegeven hoogten in acht genomen
te worden.
7.2
De maximaal toelaatbare hoogten mogen met maximaal 1,5 meter worden
overschreden door antenne-installaties, schoorstenen, liftkokers, trappenhuizen
en andere ondergeschikte bouwdelen, tenzij in hoofdstuk 2 van de regels anders is bepaald.
7.3
Voor zover noch in het bestemmingsplan geen regels zijn opgenomen ten
aanzien van de afdekking van gebouwen, mogen de gebouwen zowel met een kap als
plat worden afgedekt. Voor zover een platte afdekking wordt toegepast, geeft de
maximaal toelaatbare goothoogte de maximaal toelaatbare hoogte van het boeibord
van het platte dak aan.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde
a. 1 meter voor
erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
b. 2 meter voor
erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
c. 3 meter voor
tuinmeubilair;
d. 3 meter voor
schotelantenne-installaties, ongeacht of zij op of aan bouwwerken worden
gebouwd;
e. 5 meter voor
antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie, niet zijnde
schotelantenne-installaties;
f. 3 meter voor
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Overschrijding bouwgrenzen
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
7.6
De regels van stedenbouwkundige aard van hoofdstuk 2 paragraaf 5 van de
bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
a. bereikbaarheid
van bouwwerken voor wegverkeer en brandblusvoorzieningen;
b. brandweeringang;
c. bereikbaarheid
van gebouwen voor gehandicapten;
d. de ruimte tussen
bouwwerken;
e. parkeergelegenheid
en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
Bestaande afstanden en andere maten
7.9
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid 7.7 en 7.8 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
Afwijkende maten en overschrijding bouwgrenzen
9.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd -tenzij op grond van hoofdstuk 2 van de regels reeds ontheffing
kan worden verleend- binnen de
bestemmingsgrenzen ontheffing te verlenen van de regels in het bestemmingsplan
voor:
a. afwijkingen
van maten met ten hoogste 10%, met dien verstande dat deze bepaling niet van
toepassing is voor het vergroten van oppervlaktematen (waaronder percentages);
b. overschrijding
van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is
voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks
noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de
overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
9.2
Ontheffing als bedoeld in lid 9.1 wordt niet verleend indien daardoor
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
10.1 Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te
wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover
zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of
bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de
werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer
dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden
vergroot.
Procedure ontheffingsbevoegdheid
11.1 Bij
het toepassen van ontheffingsbevoegdheden is de procedure van Afdeling 3.4 van
de Algemene wet bestuursrecht van toepassing (uniforme openbare
voorbereidingsprocedure).
Procedure wijzigingsbevoegdheid
11.2 Bij
het toepassen van wijzigingsbevoegdheden is de procedure van Afdeling 3.4 van
de Algemene wet bestuursrecht van toepassing (uniforme openbare
voorbereidingsprocedure).
Werking wettelijke regels
12.1 De
wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit bestemmingsplan wordt
verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het
bestemmingsplan.
Overgangsrecht bouwwerken
a. gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
b. na het teniet
gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits
de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag
waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.2 Eenmalig
kan ontheffing worden verleend van lid 13.1 voor het vergroten van de inhoud
van een bouwwerk als bedoeld in lid 13.1 met maximaal 10%.
13.3 Lid
13.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip
van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in
strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling
van dat plan.
Overgangsrecht gebruik
13.5 Het
is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat bestemmingsplan
strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang
wordt verkleind.
13.6 Indien
het gebruik, bedoeld in lid 13.4, na de inwerkingtreding van het
bestemmingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het
verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
13.7
Lid 13.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd
was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsregels van dat bestemmingsplan.
Hardheidsclausule
13.8 Voor
zover toepassing van lid 13.1 tot en met 13.7 leidt tot een onbillijkheid van
overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en
wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht
ontheffing verlenen.
14.1 Deze
regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan De Miereakker.